Dubieuze posten ZEEUWSE KERKBODE vierde jaargang No. 2 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 9 juli 1948 Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Abonnementsprijs2,50 per RedacteurenDs P+ de Bruyn, Ds D. J, Couvée, Ds S. Greviöng, Drs C» Stam, Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling)beurten, tot; Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers Advertentiën 20 cent per regel Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg DE JONGEN DIE JA ZEI. We hebben ons #de laatste maal bezig gehouden v met de jongen die „nee" zei, en om in evenwicht te blijven moeten we nu z'n broer die „ja" zei ook eens goed in de ogen kijken. De gelijkenis luidt „En gaande tot de tweede, zeide desgelijks. Ën deze antwoordde en zeide.: ik ga, heer, en hij ging niet." U weet, in één gezin zijn meestal geen twee kin deren aan elkaar gelijk. Het ene kind is stroef en stug, en het andere is meegaand en heeft 'n plooibaar karakter. Dat komt ook hier uit. De tweede zoon lijkt wel haast een modèlkind. Een jongen uit duizend. Een vriendelijke, beleefde knaap, die op 't eerste gezicht een bijzonder prettige indruk maakt. Op het eerste bevel van z'n vader springt hij terstond in de houding en zegtik ga, heer. Geen weigering, zelfs geen enkele bedenking. Geen schoor- a voetende, maar gewillige gehoorzaamheidik ga, heer In de oorspronkelijke tekst valt alle nadruk op dat „ik" en dat wórdt al een beetje bedenkelijk. Er staat in 't Grieks Ik, ja heer, ik ga Daar klinkt zoiets in door als zoals mijn broer ben ik (gelukkig niet. Op mij kunt u rekenen, vader, maak u daar maar geen zorgen over. En hier ben ik uw onderdanige dienaar En hij ging niet Hier dus geen „nee" zéggen en „ja" doen, maar „ja" zéggen en „nee" doen. 't Is geen brutale dienst weigeraar, maareen vrome mooiprater. Het komt niet tot daden, maar 't blijft enkel bij woorden. Er zijn onder degenen die dit lezen stellig velen,-die ernstige bezwaren hebben tegen het toneel. Zij ver foeien heel' dat toneelspel uit het diepst van hun hart, en zien de verwereldlijking der kerk voor een niet gering deel in het meedoen aan dit ongeoorloofd be drijf. Ik kan daar goed inkomen. Maar weet u wel, dat er bijna nergens zoveel toneel gespeeld wordt als... in de kerk? Misschien doen we er zelf wel aan mee. U moet mij goed begrijpen, ik bedoel niet dat Schouwburgtoneel, maar dat gecamou fleerde toneelspel, dat zo angstig veel voorkomt onder ons. U weet weleen toneelspeler doet zich anders voor dan hij werkelijk is. Hij speelt- een rol. 't Lijkt wel precies echt, maar 't is .niet echt. Nu, deze jongen uit de gelijkenis is een volleerd toneelspeler. En allen die op hem gelijken. Die alleen maar doen alsof. Die een rol spelen, en dikwijls heel goed spelen. Maar 't is niet echt. Ze nemen de schijn aan van echte ge hoorzaamheid en gewilligheid, maar het wezen ont breekt er aan. Ze zijn zelfs helemaal niet van plan, om te doen, wat ze zeggen. Ze komen wel regelmatig in de kerk, en zeggen „amen" en knikken „ja" tegen God, maar in de week is daar niets van te merken. Men noemt zulke lieden ook wel eens „Zondags christenen". Weet u, waar zij dikwijls aan doen denken In Versailles, niet ver van Parijs, heeft men prach tige parken, en in die parken bevinden zicl\ niet minder prachtige fonteinen. Wie daar op een zomerse Zondag een bezoek brengt, kan zien hoe die fonteinen in de vorm van zeenimfen machtige waterstralen de lucht inspuiten, en als de zon daarin schijnt, levert dat een weelde van kleuren op. Maar komt u in datzelfde park op een gewone dag in de week, dan merkt u niets van al die schoonheid, er is geen enkele fontein, die wat doet, ze liggen allemaal droog. Nu, zo zijn de Zondagschristenen precies. Er is een enorm verschil, of u ze op een Zondag ziet, of dat u ze waarneemt op een dag in de week. In hun werk zijn ze heel anders dan in de kerk. Zo'n type was nu deze knaap ook: „Ik ga, heer... en hij ging niet Hebt u in de eerste zoon de tollenaar ontdekt, het valt niet moeilijk in deze tweede zoon het beeld van de Farizeër te ontwaren. Dat is ie ten voeten uit. Die zeiden ook ik ga heen Ze waren vroom met de mond. Maar hun daden waren er niet mee in overeenstem ming. Ik mag niet zeggen, dat de Farizeërs niets deden. Integendeel, ze deden ontzaglijk veel. Ze vastten tweemaal per week. Ze deden lange gebeden op de hoeken der straten. Ze gaven de tienden van alles, zelfs van de geringste moeskruiden. Ze waren in al deze dingen meer dan secuur. Maar al deze vrome daden waren volkomen waarde loos om twee redenen. In de eerste plaats werkten ze daarmee om in de termen van de gelijkenis te spreken niet in de wijngaard des Heren, maar in hun eigen wijngaard. Het ging er hun helemaal niet om, om God groot te maken, zoals Jezus ergens zegt laat de mensen uw goede werken zien, opdat zij de Vader in de hemelen verheerlijken maar 't was hun er alleen om te doen, zichzelf te verheeilijken, en van de mensen gezien te worden. Het Farizeïsme is zelf cultuur. De tweede fout van de Farizeërs was, dat ze werkten als knechten, en niet als zonen. De aanspraak van deze tweede zoon tot z'n vader is veelzeggend en typerend ik ga, heer Nietik ga, vader Maar ik ga,„ heer De Farizeërs kenden in hun godsdienst slechts de heer-knecht-verhouding. Heèl hun vroomheid ging op in wettische, knechtelijke gehoorzaamheid. Zij „ver vulden" echt hun godsdienstp/z'c/tfen. Van een dienen mets blijdschap, een liefdedienst, die nooit heeft ver droten, was eenvoudig geen sprake. Voor hen sprak alleen het strakke moeten, niet het heerlijke mogen. Zij vervulden hun opdracht, maar zagen het niét als een privilege. Kortom, de kinderlijke gehoorzaamheid was hun een volkomen vreemd begrip. En dit is het nu juist wat de Here vraagt. Het luistert in de dienst des Heren bijzonder nauw. De Heere vraagt geen gehoorzaamheid zonder meer. Maar Hij vraagt gehoorzaamheid met een accent, het accent der liefde. Dit is het grote verschil tuss&ï onze hemelse Koning en een aards dictator. Een dictator is tevreden, meer dan tevreden met de strakke gehoorzaamheid. Als zijn onderdanen maar buigen en beven. Al vloeken ze hem in hun hart, dat deert hem niet. Hij vindt z'n glorie in het „Befehl ist Befehl Maar God de Here vraagt een betere, een nieuwe gehoorzaamheid, een hart en een volk, dat zeer ge willig is op de dag van Zijn heirkracht, waarbij het hart zich met de daden paart, een hart dat de koning niet vloekt, maar zegent. De gehoorzaamheid is identiek met liefde. In ons Doopsformulier worden gehoorzaamheid en liefde ook als volkomen gelijkwaardige grootheden naast elkaar geplaatstwij worden vermaand en ver plicht toj: een nieuwe gehoorzaamheid, namelijk, dat wij die 'God (Vader, Zoon en Heilige Geest) aan hangen, betrouwen en liefhebben Van die liefde weet de Farizeër niets. Hij heeft slechts zichzelf lief. Hij doet een heleboel dingen, maar laat na het zwaarste der wetde liefde Ik ga heer En hij ging niet Niemand zal wel durven beweren, dat dit type van de tweede zoon geheel is uitgestorven. Zou de Here nü niet meer behoeven te klagen dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij Zou heden ten dage de stem van Ezechiël kunnen zwijgen, door wiens mond de Here verweetzij horen naar uw woorden, maar zij doen ze niet Als het met woorden alleen te doen was, dan was er destijds geen godsdienstiger en geen volmaakter stad ter wereld dan Jeruzalem. God vraagt geen beleefde groet. Hij is niet tevreden met een complimenteus gebaar. Hij vraagt heel gewoon en heel nuchter werk heden in Mijn wijngaard. En dat dan als kind We moeten dat heel dicht op ons laten aankomen. Toen wij belijdenis deden van ons geloof, hebben wij beloofd in Zijn wijngaard te zullen werken. Met ons „ja" hebben we gezegd ik ga, heer Maar als 't er op aankomt, hebben we er geen tijd voor, of we hebben er geen zin in. We laten dat arbeiden in Gods Koninkrijk rustig aan anderen over. We hebben er allerlei verontschuldigingen voor en hij ging niet Wij hebben bij de doop van onze kinderen beloofd, dat V/ff hen zouden onderwijzen in de vreze des Heren. En we vonden die belofte alleen „echt" als de moeder er ook bij was. Dat was veel plechtiger, en dat moest de ernst dier belofte nog wat accentueren. Wat is er van terecht gekomen We interesseren er ons. hevig voor, of ze op school goede vorderingen maken, en een behoorlijke positie krijgen in de maatschappij. Dat ze daarvoor het cate- chisatiewerk en het verenigingswerk laten liggen, nu ja we zouden 't graag anders willen, maar het kan nu eenmaal niet anders en je kunt geen ijzer met handen breken En zo cultiveren we onze eigen wijngaard, en laten de wijngaard des Heren woest. We zeiden in de kerk bij de doopbelofte ik ga, heer. En we gaan niet In tijden van moeite en druk hebben we soms gezien hoe het toch eigenlijk helemaal mis ging in ons leven. We beloofden het zou anders worden, als de Here uitkomst gaf. We deden dure geloften Geloften die nóg steeds moeten betaald. Ik ga heer En hij ging niet Goed bezien staan we toch niet zo 'héél ver van deze jongen afH. V. NA MIDDELBURG OOK ROTTERDAM EN UTRECHT. Het was al enige tijd bekend, dat de kerken van Rotterdam en Utrecht inlichtingen hadden gevraagd aan het bureau van de Zuiderzending over de werk wijze van een eigen regionaal centrum. Ben ik wel ingelicht, dan is door deze kerken thans besloten tot de stichting van 'n eigen zendingsbureau naar het model dat wij in Zeeland, Noord Brabant en Limburg al enige tijd kennen. Dit bericht verheugt me buiten gewoon. Ging het om de eer, dan zouden we in Mid delburg in verzoeking komen, een beetje ijdel te wor den. Maar daar gaat het helemaal niet om. Wat ons in de eerste plaats interesseren moet is de vraag, of het werk der zending, ook organisatorisch, wat het „thuisfront" betreft, in de rechte banen geleid wordt, en het is mijn overtuiging, dat de meest juiste weg die der decentralisatie is. Hoe meer de kerken zelf in eigen ressort actief worden, des te meer zal de zendingsliefde worden geïntensiveerd, en daarmee wordt een alles overkoepelend orgaan dat steeds hulp middel is, overbodig. Het wil mij voorkomen, dat het zendingscentrum deze ontwikkeling der dingen met blijdschap zal begroeten, omdat wij er steeds onze eer in hebben te zoeken, onszelf overbodig te maken. Zo is dat b.v. ook in Indië het geval (waarom wordt er toch altijd weer in onze kringen van Indonesië gesprokenhet gebruik van deze naam is een mis kenning der historie). Het schoonste ogenblik voor de zending zal zijn het moment, dat zij in Indië over bodig is geworden. Of dit moment nu reeds aange broken is, waag ik zeer te betwijfelen en het wil mij voorkomen, dat Eindhoven hierover op z'n zachtst gesproken, zeer voorbarige woorden gezegd heeft. Maar dit doet aan de zaak zelf niets afwij moeten daar overbodig worden. Zo gaat het ook met het werk van Me predikant. Er kunnen zich gevallen voordoen in z'n wijk, dat zijn aanwezigheid, raad, advies en toezicht onophoudelijk nodig is. Maar zodra de scheve verhoudingen weer rechtgetrokken zijn, en alles weer in goede banen verloopt, trekt hij zich terug. Wie ook dan nog een soort voogdij wil blijven uitoefenen, geeft blijk zeer weinig inzicht -te hebben in z'n eigen lijke taak. Mutatis mutandis staat het zo ook met het „thuis front" der zending. Ik hoop van harte, dat ook nu in Rotterdam en Utrecht de plaatselijke activiteit zal toe nemen. Dit moet het zendingswerk ongemeen ten goede komen, en meer nog dan wij (geloven wij) zal het zendingscentrum juichen, als het kan worden op geheven, onder dankzegging voor de vele en gewich tige diensten, aan de kerken bewezen. H. V. KNIPSELS MET AANTEKENINGEN De Ned. Herv. classis Middelburg heeft een „bood schap" doen uitgaan, een „oproep tot verdraagzaam heid", die aldus aanvangt „De Classicale Vergadering van Middelburg con stateert met droefheid en bezorgdheid, dat politieke tegenstellingen een belemmering dreigen te vormen voor de openbaring van de eenheid van de Gemeen te van Christus. Het komt voor, dat ambtsdragers in hun dienst worden gewantrouwd, alleen omdat zij tot een bepaalde politieke partij behoren. Anderen stellen in hun prediking of in hun persoonlijke hou ding zó nadrukkelijk een bepaalde politieke keuze als de enig juiste consequentie van het Evangelie voor, dat de Gemeente er door in verwarring wordt gebracht."

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1948 | | pagina 1