de gereformeerde opvatting, welke het Verbond als genadeverbond wil handhaven. Bij de opvatting, welke Ds. Meester blijkbaar verdedigt van het Verbond, moet hij komen óf tot een uitwendig verbond óf tot den afval der heiligen. Immers, indien het Verbond voor allen, d.w.z. voor geloovigen en ongeloovigen dezelfde positie schept, dan moet dat Verbond uitwendig zijn en geen Verbond der genade en der Verzoening óf men moet consequent leeren, dat er een afval' der heiligen is. Beide opvattingen zijn in strijd met de H.S., welke noch den afval der heiligen leert, noch dat de kinderen des vleesches en de kinderen der belofte eenzelfde positie innemen." Zoo was dus het verband, waarin de nu gewraakte stellingen ac voorkwamen. Uit het bovenstaande blijkt dus overtuigend le. dat niet Dr. Hommes deze stellingen heeft opge steld en zonder meer heeft afgewezen, maar dat ze van de hand van Ds. Meester zijn. die er de opmerking aan toevoegde, dat ze door de Synode van 1943 pertinent zijn afgewezen als niet gereformeerd. 2e. dat ik mij niet bezig gehouden heb met de vraag of deze stellingen in abstracto bij een goede interpretatie nog als gereformeerd door den beugel kunnen ik zou er nimmer mee willen opereeren, daar ze zonder nadere interpretatie ons volkomen in den mist laten maar ze genomen en beoordeeld heb naar de klaarblijkelijke interpretatie van het Verbond, als de positie waarin alle gedoopten zonder onderscheid verkeeren. En zoo be doeld en verklaard, zijn deze stellingen ac beslist ongereformeerd en heeft de Synode van 1943 ze terecht afgewezen. De „Vrijgemaakte" pers was duidelijk geweest, indien ze opgenomen had de hoofdstelling van Ds. Meester Het Verbond, de positie, waarin alle gedoopten zonder onderscheid verkeeren en in verband daarmede de stellingen ac en mijn critiek. Daar gaat het ten diepste over. De rest is minder dan oud roest. Nu laat men de kern weg, neemt een knipsel, sticht verwarring en viert kleine triumphen van vernuft. In zijn brochure „In Christus geheiligd" merkt Ds. J. A. Schep zeer juist op, wanneer men luistert naar wat de Schrift zegt over de Verbondsbelofte, „daar kan men zich alleen maar verbazen over den euvelen moed der „vrijgemaakte" broeders, om de verbondsbelofte in vollen zin te laten gelden voor alle kinderen der ge loovigen. Hier is de verlating van het gereformeerde, van het Schriftuurlijke standpunt. Onze „vrijgemaakte" broeders moesten ophouden tegen God te' strijden, die in Zijn Woord duidelijk genoeg spreekt op dit punt." (pg. 17). Dit woord van Ds. Schep is ons uit het hart gegrepen en Ds. van Hulsteyn deed beter zijn knipsels, die in den mist voeren, weg te laten en de Reformatie moest zoo iets niet in haar circulatie-rubriek opnemen. Maar beide deden beter met zich te werpen op het kernprobleem wat n.l. naar de Schrift het Verbond der genade en der Verzoening is. Daarover spreke men duidelijke taal, welke geen glibberige of rekbare interpretatie noodig heeft. M. N.J.H. DE BIOSCOOP ALS MONSTERKAPEL DER MASSA EN HAARD VAN ZEDELIJKE VERWORDING Het vraagstuk der bioscoop is een beangstigend probleem. De Christelijke Film Actie worstelt er mee. Gelukkig, want tot nu toe hebben wij slechts negatief gestaan. Heel die wondere techniek van de film, vrijwel overgelaten aan de wereld zooals ze reilt en zeilt, dat is aan een wereld buiten Jezus Christus en Zijn Genade. En zoo is de film geworden in de hand van allerlei exploitanten een zwoele vergaarbak en uitstalkast van roes, opwinding en prikkelen, van hartstochten, van spel met eerbaarheid en zede. Een permanente bedreiging en ondermijning van de heilige wet Gods. Gevolg is geweest dat de afstand tusschen Evangeliebelijders en Filmwereld steeds grooter werd. En dit heeft weer met zich gebracht een toe nemende machteloosheid der christelijke wereld tegen over de film, pijnlijk gemis aan alle deskundigheid. Daarom is het een gelukkige zaak, dat de C.F.A. ons christelijk volk wakker roept. Onze positie wordt immers gaandeweg meer onhoud baar. Enkel theoretische negatie en tegelijk een steeds toenemend clandestien en openlijk gebruik en bezoek van de film. De C.F.A. heeft in Den Haag een oriënteeringsdag gehouden, waarop Ds. S. J. Popma en Prof. Kraemer gesproken hebben. Beide sprekers wezen op het schrik barende gevaar van de gangbare film. De doorsnee film verwringt de realiteit van het leven, vervlakt en stompt af. Dit is fataal voor de rijpere jeugd. Prof. Kraemer noemde de film de monsterkapel van den modernen mensch, waar hij zijn rantsoen gestandaar diseerde Hollywood-cultuur gretig verorbert. De huidige bioscoopatmospheer is voor onze samen leving in vele opzichten een pest, welke is af te bidden. De filmwereld is een haard van zedelijke verwording, waar trouw, reinheid, wederzijdsch respect van man en vrdiiw verschroeien. Met afkeuring kunnen en mogen we niet volstaan. Wat we noodig hebben, aldus Ds. Popma, dat is een film, die de boodschap van het Evangelie brengt en wel waarachtig en bewogen als het leven zelf. Ds. Popma ging diep op het probleem in en hij noemde dat het probleem van den christelijken filmkunstenaar. Inderdaad, dat vraagstuk hebben we onder de oogen te zien. Het is ontzettend moeilijk, maar willen we op dit terrein niet in halfheid en slaperige middelmatigheid blijven steken, dan moeten we daarmede worstelen. Wij zijn dankbaar dat Ds. Popma dit vraagstuk zoo eerlijk en principieel heeft aangesneden. Evenals in de politiek en de wetenschap, is ook hier in de film de oplossing, dat er bittere ernst gemaakt wordt met de belijdenis, dat we iets anders willen weten, dan Jezus Christus en dien gekruisigd. Voor het heil van onze jeugd, voor het heil van de massa, die verdwaasd verder doolt, moeten alle christenen hier samenwerken, de gelederen sluiten. Er moet een halt toegeroepen worden aan de huidige film, die een schier onbedwingbaar kwaad is en een wereld van ongerechtigheid. Wij mogen hier niet langer lijdelijk toezien. Dit besef dringt door, verontrust steeds meer de consciëntie, dank zij de Christelijke Film Actie. Wat wij noodig hebben, dat is een film, verlost van geweld en heerschappij des duivels en in dienst van Jezus Christus Dit is een zware strijd in een tijd, waarin de breede stroom van het leven aan het Kruis voorbijgaat. Moge God ons helpen en sterken tot dezen strijd. Er staat veel op het spel voor land en volk M. N.J.H. HOOGESCHOOL VAN MISDAAD Hoe schrikbarend het bederf is van de huidige cinema's, waarvoor de massa zich verdringt in dichte rijen, daarvan geeft de Kruisbanier van Zaterdag 22 Juni een ontstellend bewijs. We lezen daar juist een staaltje van Hollywood-cultuur en verheffing van het zedelijke leven door de film. De Kruisbanier geeft het volgend résumée van de „cultuur" der bioscoop Een professor van de Universiteit te Praag heeft een statistiek opgesteld van wat in een jaar in de ver schillende landen van Europa in de Cinema is te zien geweest. Het is onststellend 310 moorden of moordaanslagen104 gewapende diefstallen 74 chantagegevallen 43 brandstichtingen 14 oplichtingen 181 gevallen van valsch getuigen 110 gevallen van ernstige vernieling 165 gevallen van gewone diefstallen405 gevallen van echtbreuk 109 gevallen van indringing van een derde in een huwelijk25 gevallen van kindermishandeling. De conclusie van den Hoogleeraar is, dat onze tijd decadent is, èn in verstandelijk, èn in zedelijk èn in lichamelijk opzicht, en dat de menschen blijkbaar be hoefte hebben aan de grofste middelen om zich ie vermaken. De film is een pracht uitvinding, maar het gebruik dat men er van maakt in de Cinema is zoo, dat wij zonder meer kunnen zeggen „De Cinema is een hooge- school voor de misdaad, en de 'professoren dier school zijn de filmsterren. Het is geen wonder, dat een filmkeurder als de R.K. -pater Morlion bijna altijd moet vermelden „ongeschikt" of „met voorbehoud1". Zijn werk lijkt ons dan ook wel een onbegonnen werk Daarom niet naar de Cinema Liever dan, zooals de Katholieke Filmliga, de films te verdeelen in allerlei gevaarlijkheidscategorieën, raden wij categorieke onthouding aan Inderdaad, tegenóver deze uitstalkast van corruptie, zedeloosheid en .tuchteloosheid past maar één houding radicale onthouding. Maar daarom ook te meer de roeping tot positieven opbouw. De eenige redding is de film niet langer op Holly wood, maar op Golgotha M. N.J.H. TEST UW BIJBELKENNIS Antwoorden no. 50, Vrijdag 21 Juni le. Het hoofd van Saul in het huis van Dag on. 2e. In Joh. 4 2. 3e. Aan het graf van Lazarus (Joh. 11 33) over Jeruzalem (Luc. 1941) en in Gethsemane (Hebr 5 7). 4e. Niets (1 Kon. 10:21). 5e. 1 Cor. 14:9. Nieuwe vragen le. Waar wordt gezegd dat God alleen de zonden kan vergeven 2e. Welke profeet, zijnde een „teeken" voor Israël, mocht niet weenen om zijn vrouw, van hem genomen 3e. Welke koning gaf aan een anderen koning 20 steden in Galilea 4e. Wie werden bij hun pogen om booze geesten te bedwingen, zelf door een boozen geest aan gevallen 5e. Waar en wat spreekt de Heere over het nemen van woeker onder Israël? WILLIAM CAREY, IN HET BIZONDER ZIJN ZENDINGSBEGINSELEN Voor eenigen tijd ben ik begonnen met de vertaling van dit werk op verzoek van sommige broeders. Nu stop ik er mede en wel om de volgende reden le. omdat het jaren zou duren, voordat we klaar zouden zijn met de vertaling. Telkens kan maar een klein gedeelte geplaatst worden en ook gezien den ge ringen omvang van de kerkbode. 2e. omdat de stof, vooral als het over de principia gaat, den doorsnee lezer niet interesseert. 3e. omdat mij persoonlijk den tijd ontbreekt dit werk te vertalen. Wanneer iemand de vertaling op zich wil nemen, dan zal hij velen in zendingskringen in ons land daarmede een dienst bewijzen. 4e. omdat ik meen, dat in de gegeven situatie er zeer veel zendingsproblemen zijn, die van grooter actueel belang zijn en die meer vragen om belichting dan de zendingsprincipia van William Carey. Wel hoop ik aan te toonen, dat deze man eeuwen vooruit heeft gezien en ook in de huidige situatie en inzake de verhouding Oost-West eën duidelijk geluid heeft doen hooren. GROOTE ZENDINGSVERGADERING IN UTRECHT In aansluiting aan het rapport, dat ik van den Zendingstoogdag van Breda gaf, kan ik u thans iets mededeelen van een zeer belangrijke vergadering, die gehouden is te Utrecht op Dinsdag 4 Juni, waar aan wezig waren Generale Zendingsdeputaten, de Commissie van Wederopbouw en Vertegenwoordigers van zendende kerken. Ds. Verkuyl heeft op die vergadering een rapport gegeven van zijn bevindingen in Indonesië. Nu is het niet mijn bedoeling een breed verslag van deze ver gadering te geven, zooals van de vergadering in Breda. Wel wil ik enkele punten aanstippen. KLEEDINGNOOD onder de Javaansche Christenen. Zooals bekend heeft het Zendingscentrum onlangs een kleedinginzameling georganiseerd voor onze Europeesche broeders en zusters en van het Zendingscentrum uit zijn reeds 140 kisten met goederen verzonden. Men denke zich even in, wat dat beteekent Veel goederen zijn ook gegeven aan de hier in. het land terugkeerende zendelingen en zendingsarbeiders en arbeidsters. Heel groot is de dank van al deze gerepatrieerden. Nu echter geldt het niet Europeesche christenen, maar Javaansche leden van onze jonge kerken, die daar midden in een Mohammedaansche wereld leven. Wier leiders-goeroes en panditas het zoo buitengewoon moeilijk hebben, dat ze naast hun ambtelijk werk, ook ander werk moeten gaan zoeken om zoodoende te blijven leven. Die geen kleeren meer hebben om aan te trekken. Die van elkander de kleeren ruilen om nog eens naar de kerk te kunnen gaan. En Javanen zijn geen „wilden", maar hoogstaande cultureele menschen, die zonder kleeding zich niet willen vertoonen. Het is al voorgekomen, dat een echtpaar zich van het leven benam, omdat ze geen kleeren meer hadden. In dezen geweldigen nood nu, doen de Generale Zendingsdeputaten en de Commissie van Wederopbouw een beroep op allen, die nog iets kunnen doen. Katoenen kleeding hebben ze noodig. Oud, afgedragen, wat het ook is, het doet er niet aan toe. Alles is welkom. Hier kunnen we toonen, dat we christen zijn willen met de daad. Dat de Pinkstergeest in ons werkt. Dat de be lijdenis van de gemeenschap der heiligen maar geen holle frase is, maar gemeend. Sommige jonge menschen kwamen al spontaan naar me toe en vroegen waar en hoe ze konden helpen. Iedere kerk organiseere zelf door op een bepaalden dag, b.v. Zaterdagmiddags, op een bepaalde plaats een inzameling te houden. Daarna wordt het opgestuurd naar het. Zendingscentrum Baarn met het opschriftKleeding voor Javaansche christenen. Laat dit nu eens een machtige demonstratie worden van liefde tot de naasten op Java, aan welk eiland we zoo heel veel ie danken hebben. OPLEIDINGSSCHOOL VAN DE INDONESISCHE KERKEN IN BATAVIA EN MAKASSAR. Stond in het verslag van den Zendingstoogdag van Breda, dat een opleidingsschool noodzakelijk was, nu weten we, dat de Javaansche kerken, die reeds een eenheid geworden zijn, zelve tot zulk een opleidings school besloten hebben en curatoren benoemd hebben. In Batavia zal een soort theologische hoogeschool worden geopend in October van dit jaar en in Makassar zal een school worden geopend voor hulpkrachten. Hoe de grondslag van deze school zal zijn en hoe het leerplan er uit zal zien, is een kwestie, die niet aan ons ligt. Hoogstens kunnen we adviezen geven. Want men versta wel, dat de verhouding niet meer zoo is als vroeger, dat wij hier besluiten en het op Java wel zal worden uitgevoerd. Die tijd is voorbij We willen dat ook niet meer. Onze zendingsbeginselen zijn er altijd op gericht geweest om de jonge kerken tot zelf standigheid op te voeden en wel' zoo spoedig mogelijk. Dat heeft ook de groote Paulus van de moderne zending, zooals William Carey dikwijls genoemd wordt, altijd voorgestaan. Trouwens, dit heeft hij ook in practijk gebracht. We zullen natuurlijk gaarne onze adviezen geven, indien dit gewenscht wordt, ook coöpereeren indien dit gevraagd wordt. Daartoe hebben we ons dan ook beraden op de laatste vergadering. Maar men versta wel, dat definitief de verhouding anders geworden is. En we juichen dit toe. Wanneer onze kinderen groot geworden zijn, dan moge een moeder willen" blijven" „moederen", en rechtgeaarde kinderen zullen telkens om haar advies en hulp vragen, maar naar recht kan de moeder haar meerderjarig kind niet meer dè wet voorschrijven. Zoo is het met onze kerken in Indonesië. HET WOORD INDONESIË. Mij is gevraagd, wat dat woord eigenlijk wil zeggen. Het bestaat uit twee gedeelten, Indië en Nesos. Het laatste beteekent eiland. Dus het eilanden-Indië in onder scheiding van Engelsch-Indië, dat ook wel eens India genoemd wordt. Dus om verwarring te voorkomen spreken we van Indonesië. Politiek zit er niet achter. A. H. OUSSOREN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1946 | | pagina 2