ZEEUVSCHE t KERKBODE
UITGAVE VAM DE
DER GEREFORMEERDE
ir* i
4
J m
„EEtl DAG in UVE ÏOORHOVED IS 1 .j..'.'JSi E. ül B
PA RTICU LIERE
K ER KEU i n
5 Y n O DE
Z EELA MD
BETER. DAM PUlZettD BLDER.S"
No. 51 VRIJDAG 28 JUNI 1946 1ste jaargang
Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Ds JOH. BOOIJ. Ds W. M. ;LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds J. A. TIEMENS
Drukkerij LITTOOIJ OLTHfFF, Middelburg
Abonnementsprijs pér halfjaar, bij vooruitbetaling f 2,50. Afzonderlijke nummers 10 ct. Advertentiën 20 ct. per regel
Berichten, opgaven predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Middelburg, Spanjaardstraat 47, telefoon 2438. Giro 42280
GEESTESLEIDING
Want .zoo velen als er door den
Geest Gods geleid worden, die
zijn kinderen- Gods. Rom. 8 14.
Wie wil 'niet gaarne weten, of hij een kind
Gods is Want, is dat zoo, dan is hij ook een
mede-erfgenaam van Christus en toekomstig
hemelbewoner. Of wij kinderen Gods zijn,
daarvan hangt voor ons alles af. Deze vraag
ontvangt een antwoord, mits zij uit oprechte
belangstelling' gedaan wordt. In Rom. 8 wordt
wordt u op verschillende plaatsen een ant
woord gegeven, zoo ook hier. Alwie, zoo
welen er door den Geest Gods geleid worden,
die zijn kinderen 'Gods. Zonder eenige uit
zondering, doch ook die alleen
Wij zijn kinderen Gods krachtens ons ge
leid worden door den Geest Gods. Wat ver
staan wij nu hieronder? Beteekent dit geleid
worden door den Geest, een ontvangen van
buitengewone dingen,,zoodat, die deze dingen
niet ontvangen, buiten den hemel blijven
£r, zijp er,, die^dit meenèn. Bijzpndere stem-
"men, bijzoncfere ingevingèhThijzonaereorider-
vindingen, plotselinge, heftige beweringen in
het gemoedslevenhieraan is dan de leiding
Gods op te merken en die dit alles onder
vinden, mogen zich dit kindschap Gods wel
toeëigenen. Hoe meer van die ervaringen,
hoe zekerder van dit heerlijke kindschap
En velen zijn dan jaloersch op hen, die van
deze' dingen spreken kunnen en men hoopt
ook nog zoo iets buitengewoons te beleven.
Doch die dit meent, die zoo spreekt of denkt,
is de plank ver mis. Deze verklaart zulk een
woord naar eigen willekeur. Hier staat aan
het begin nog een woordje „want", dus vs. 14
moet verbonden worden met vs. 13. Het geeft
de reden aan, van wat in ons vers staat.
„Die naar het vleesch leeft, zal sterven,
maar wie door den Geest de werkingen des
lichaams doodt, die zal leven, want .zoo-
velenWat wil dit nu zeggen?
Wij weten, dat de eerste mensch in geeste
lijke gemeenschap met God stond. Hij leefde
geestelijk, geschapen toch naar Gods Beeld.
Door de zonde werd die gemeenschap ver
broken. Zoo werd de mensch vleeschelijk in
zijn geest. Dood in zonden en misdaden.
Erger kon het niet. Doch, wat gebeurt er nu,
wil de apostel zeggen?
De Geest Gods maakt ons weer levend in
Jezus Christus. Zoo worden wij weer kinderen
Gods.
In tegenstelling met het vleeschelijk leven,
komt er weer oprecht geestelijk leven.
Gods Geest neemt weer op Zich de leiding
van onzen geest. Hij neemt weer de leiding
van ons leven. Hij leidt en bestuurt ons.- En
ditdoor dien Geest Gods geleid te worden,
daarin ligt het onbedriegelijk kenteeken van
kind Gods te zijn.
Het buitengewone, dat vooral opgemerkt
werd in de eeuw der apostelen, is dus niet
het kenmerkende van deze Geestesleiding.
Het karakteristieke van ,dezp werking moet
dus niet gezocht worden in; het bekwamen
van Zijn instrumenten, maar in het leiden der
geloovigen, wie ze ook mogen zijn. Hij leidt
hen. Dat „geleid worden dpor den Geest",
kenteeken van het kindschap Gods, is dus
hetzelfde als het „wandelen paar den Geest",
dat weer lijnrecht staat tegenover het „wan
delen naar het vleesch".
Onze kantteekenaars drukken het dan ook
zoo uitdit geleid worden door den Geest
Gods „verlicht ons verstand pn bestuurt onzen
wil en onze genegenheden; om te doen al
wat Gade behaagt".
Dat geleid worden (eigenlijk het in actie
gezet of gedreven worden) is dusdat wij
weer geestelijk gaan onderscheiden, weer
geestelijk gaan willen en begeeren. Ja zóó,
dat ons leven naar God uitgaat en verlangt
Zijn wil te volbrengen. De Geest begeert nu
tegen ons vleesch. Er komt weer lust en liefde
om naar Gods wil 'te handelen. Het kind
Gods wordt van zijn geloof uit de vruchten
verzpkerd.- Niet/ dat hij 'w-^et de volmaakt
heid'' bereikt te hebben, o neen, want hij
struikelt dagelijks in vele dingen, doch hij
jaagt er naar. De door Gods Geest geleide
mensch heeft een ernstig voornemen bij den
Heere te blijven. Hij wil voor Hem leven, in
Zijn geboden wandelen.
Die Geest bindt hem ook aan het Woord,
want Hij heeft het alles uit Christus genomen.
Zoo is er een band aan Zijn Kerk, een band
ook aan zijn medegeloovigen in Christus.
Het is de oprechte en innige bede van dit
door Gods Geest geleide kind des Heeren
ach, dat mijn wegen gericht werden om Uw
inzettingen te bewaren
Zalig, wie deze bede tot de zijne maakt
Hij heeft hierin het rijke getuigenis, dat hij
uit den Geest geboren en daarom een kind
Gods is.
Ja, kan hij dan met den apostel zeggen
ik ben met Christus gekruist en ik leef, en
wat ik nu in het vleesch leef, dat leef ik door
het geloof des Zoons van God, Die mij lief
gehad heeft en Zichzelven voor mij heeft
overgegeven.
Domburg. J. E. VISSER.
EEN BEDE OM CORRECTIE
Voor enkele weken circuleerde een klein fragmentje
van een artikel van mijn hand uit de Zeeuwsche Kerk
bode van 19 April '46, door de pers der „Vrijgemaakte"
Kerken naar art. 31 K.O.
Ds. van Hulsteyn heeft dat fragmentje in circulatie
gebracht en van een zeer korte nabetrachting voorzien,
welke de duidelijke bedoeling heeft om toch de leer-
beslissingen onzer Synodes van .1942-1946 vooral suspect
te maken en nog eens een extra motie van wantrouwen
in te dienen tegen de „z.g. vervangingsformule" met
haar bedenkelijke strekking Zoo verscheen begrijpe
lijkerwijze het stukje van Ds. van Hulsteyn ook in de
„Reformatie" van 8 Juni '46.
Van verschillende zijden werd mij het knipsel toe
gezonden met opmerkingen en vragen. Daaruit bleek
mij, dat het knipsel er wonderlijk wel in geslaagd is om
den gedachtendraad van vele eenvoudigen door te
knippen en zoo verwarring té stichten.
Aan verwarring, die bovendien bedoeld is om wan
trouwen tegen de Synode te zaaien, hebben wij waarlijk
geen behoefte.
Daarom, ter afweer van ait kwaad en wegneming
van misverstanden, zien wij ons genoodzaakt dit knipsel
even in zijn oorspronkelijk verband te zetten.
Dan kan ieder zien hoe het oorspronkelijk patroon
er uit zag.
Het is wel moeizaam en verdrietig, maar het moet
toch geschieden. Het liefst zouden we er over zwijgen,
maar dat kan nu eenmaal niet. Zwijgen zou weer
uitgelegd worden als verlegenheid of capitulatie voor
het zware offensief. Het gevolg zou zijn nog meer ver
warring en wantrouwen.
Het knipsel uit de Reformatie is naar inhoud en na
betrachting als volgt
NIET GEREFORMEERD Ds. v. Hulsteyn schrijft
in de Kerkbode van Amsterdam.
„In de Zeeuwsche Kerkbode van de Synodaal ge
bonden Kerken van 19 April j.l. drukt Dr. N. J. Hommes,
van Middelburg, lid der laatst gehouden appèl-synode
zijner kerken, de volgende stellingen van bezwaarde,
intusschen vrijgemaakte, zijde af
a. dat al de kinderen der geloovigen heilig zijn
(1 Kor. 7 14) of in Christus geheiligd zijn (1 Kor.
1:2);
b. dat aan al die kinderen de heilsbelofte van dat
verbond werkelijk toekomt (Hand. .2 39)
c. dat dus voor al die kinderen de doopsbediening
is., beteekening en verzegeling aan hen van het
verbond der genade (of de heilsbelofte).
Vervolgens verklaart Dr. Hommes dat hetgeen in
deze stelling is uitgedrukt „niet gereformeerd" is, ja,
„beslist ongereformeerd".
Wie durft nog te zeggen, dat hij niet weet, waar hij
met de leerbeslissingen der Synoden 19421946 aan toe
is Wie is nog onzeker over de strekking der z.g.
vervangingsformule
Bezien we nu eens deze dingen in het oorpronkelijk
verband, waaruit ze gerukt zijn en mishandeld.
De zaak is deze. In de Zeeuwsche Kerkbode van
19 April, plaatste Ds. Meester van Brouwershaven, die
met onze Kerken gebroken heeft, een „Ingezonden"
onder den titel„Veronderstelde wedergeboorte als
grond voor den Doop".
Daarin viel hij de leerbeslissingen onzer Synode aan.
Daarin lezen wé o.a. deze zinsnede „Het verbond is
dus volgens de Synode heel wat anders dan de positie,
waarin alle gedoopten zonder onderscheid verkeeren."
In dit artikel somt Ds. Meester de hierboven onder
ac afgedrukte stellingen op en daar van zegt Ds.
Meester tot tweemaal toe, dat onze Synode ze als onge
reformeerd heeft afgewezen.
Er staat in het artikel woordelijk„Ik wijs ook op
de stellingen, welke door de Synode van 1943 pertinent
zijn afgewezen als niet gereformeerd."
Zoo worden ze door Ds. Meester ingeluid en na ze
afgedrukt te hebben, herhaalt hij nog eens de bewering
„Dit zijn stellingen van hen wier gevoelen door de
Synode als ongereformeerd is afgewezen."
Het eerste wat we dus kunnen en moeten recht zetten
in het knipselwerk van Ds. van Hulsteyn, door de Refor
matie van 8 Juni gepropageerd, is, dat niet Dr. Hommes,
maar Ds. Meester de eerste auteur van deze stellingen,
is en dat hij heeft geschreven, dat ze door de Synode
van 1943 pertinent als niet gereformeerd zijn afgewezen.
Op Ds. Meester's „Ingezonden" gaf ik „Eenige nood
zakelijke Opmerkingen" en daarin kwam ik ook te
spreken over deze door Ds. Meester geponeerde stel
lingen. Ik schreef toen woordelijk aldus, wat jammer
genoeg door Ds van Hulsteyn is weggelaten:
„Ds. Meester geeft aan het slot nog enkele stellingen
weer, door de Synode als ongereformeerd afgewezen.
(Dan volgen de stellingen ac).
Hij beklaagt zich daarover. Naar mijn gevoelens
ten onrechte, want dit is ook niet gereformeerd en meer
dan ik in woorden uiten kan, doet het mij leed te moeten
verklaren, dat dit beslist ongereformeerd is.
Inderdaad is het verbond heel wat anders dan de
positie, waarin alle gedoopten zonder onderscheid ver-
keeren. Dit is blijkens het „ingezonden" de opvatting
van Ds. Meester. Hij komt daarmede in strijd met heel