iemand, die zijn Zondag doorbrengt met visschen. Wij citeeren ter kennismaking een gedeelte. Het begin „MevrouwIk zal U het antwoord niet schuldig blijven. Het was Zondag de eerste dag van het nieuwe vischseizoen en ik heb gesnoekt. Mag ik U dat met een paar woorden verduidelijken Ergens in de buurt van Aalsmeer, waar kan ik niet zeggen, tenzij entre nous, ligt een vischwatertje. Watertje is weinig gezegd. Het zijn reuze plassen, mevrouw, waar de moffen indertijd niet overheen durfden, zoo groot. Je gaat er heen op de fiets, met laarzen aan en in je oliegoed. Dan moet je, als je er komt, een vlon dertje over en dan ben je bij den boer, die je voor een riks permissie geeft om er te visschen. Hij schept je wat levende vischjes in een vuile emmer zelf is hij ook niet al te schoon zet je af in een boot, die niet heelemaal dicht is en dan moet je je maar redden. Voor een extra vijf pop roeit een boerenjongen je den heelen dag rond. Met wat voor doel zal U dadelijk wel blijken. MevrouwWat er dan met zoo'n vischje uit dien emmer gebeurt, dat zal ik U besparen. Kort en goed hem ondergaat hetzelfde lot als dat gespuis van boven. Met veel haken en oogen zit hij vast aan je lange lijn en dan begint de Zondag, waar U naar vroeg." Aan het slot ontvangt Mevrouw Romein, die voor de radio een paar keer vroeg „Wat doe jij met je Zondag?" een uitnoodiging om eens mee te gaan. De open brief eindigt„Ik weet zeker, dat Uw radio- speeches er nog meer door zoüden gaan tintelen." Het is zonder meer duidelijk, dat deze briefschrijver gespeend is van elk besef aangaande de heiliging van den Dag des Heeren. Naast de rubriek „In en om de Kerk", een kolom, waarin de heerlijkheid bezongen wordt van den Zondag door te brengen met visschen. Dat is dan nu terwille van het Koninkrijk Gods zoo vurig begeerde doorbraak van de antithese. Hier hebben we dan de heerlijke ruimte voor de zuurdeesem van het Evangelie. Volgens Ds. Buskes en Ds. Ruitenberg moesten natuurlijk alle predikanten zich aansluiten bij de Partij van den Arbeid. Dan zou het zuurdeesem van het Evan gelie nog krachtiger gaan werken. En deze krant „Het Vrije Volk", moest het blad zijn voor onze gezinnen. Hier zouden wij toch eigenlijk onze kinderen bij moeten laten opgroeien. Dan zouden ze van jongsaf de zuur- deesemmethode leeren. Zullen we het zoo niet moeten doen En toch neen, duizendmaal neen Dit nummer, dat mij toevallig in handen kwam. bewijst het wel zeer duidelijk. Voor een waarlijk christelijke opvoeding moet de zuurdeesem-methode noodlottig zijn. Wat moeten onze kinderen hiermede beginnen Een rubriekje „In en om de Kerk" en daarnaast een kolom, waarin gespot wordt en gebroken met elk besef dat de Zondag geheiligd moet worden en dat God ons dan roept niet om te gaan „Snoeken", maar om Zijn Woord der Verzoening te hooren in Jezus Christus Moeten wij onze kinderen deze geestelijke spijze voorzetten Hoever zijn we hier verwijderd van het antwoord, dat de catechismus geeft op de vraag „Wat doe jij met je Zondag?" Hier gaapt de antithese, die men hardnekkig dood verklaart. Hier krijgt de apostolische vraag weer gelding Wat deel heeft de geloovige met denongeloovige (2 Cor. 6 15). Als Ds. Ruitenberg waarlijk de boodschap van de Kerk wil laten hooren in de rubriek „In en om de Kerk", laat hij dan zijn stukje over orden en retraites op schorten en met al de bewogenheid zijner ziel den open briefschrijver vermanen en oproepen tot bekeering om den Dag des Heeren niet langer met „snoeken" te schenden, maar te zoeken de dingen die boven zijn, waar Jezus Christus is. Zal daarvoor ruimte zijn in „Het Vrije Volk" Wij vreezen, dat de Redaciie dat niet zou tolereeren. Immers, dan zou de kloof tusschen geloof en ongeloof in de kolommen van „Het Vrije Volk" openbaar worden en daar de antithese gepredikt worden. En dat wil men tot geen prijs, want dan zou de broederschap weer uiteenvallen. En zoo blijft er dan niets -anders over dan deze risisoeen krant waarin" geloof en ongeloof op zijn mooist gelijk kansspel hebben om zich te uiten en uit te leven. De een in een rubriek „In en om de Kerk" om een paar regels te schrijven over „omgang met God". De ander om te beschrijven hoe heerlijk men voor een paar rijksdaalders een heelen. Zondag kan visschen. In een Amerikaansch blad stond onlangs de zeer ernstige vraag Sunday Lord's Day or Funday ZondagDag van den Heere Jezus Christus of Pretdag Inderdaad, daartusschen moet men kiezen en kiezen de menschen ook steeds meer. Alleen in „Het Vrije Volk", daar kan men beide kiezen en in zijn kolommen beide verheerlijken. De Kerk heeft een hoekje. De Kerk die den Zondag moet verdedigen tegen ontheiliging. Maar de kolommen staan ook open voor wie enthou siast uitroepen dat een mensch voor een paar centen ziels en zielsgelukkig kan zijn met snoeken op Zondag. Arme zuurdeesem van het Evangelie, dat in een en hetzelfde nummer, in een kolom er naast, direct zoo geneutraliseerd wordt. Arme zuurdeesem, weerloos verzwolgen in den cock tail van allerlei ongeloovige en wereldsche mengsels. Deze zuurdeesem methode consequent toegepast, be- teekent een prijsgeven van onszelf, van onze kinderen, van ons huisgezin, van ons christelijk leven aan de besmetting der wereld. Bij besmettelijke ziekten verlangt de Staat zeer terecht afzondering en quarantaine. Zouden we dan in den strijd der geesten, waar de infectie en besmetting veel gevaarlijker is, de risico aanvaarden om dag in dag uit, gemengd bad te nemen „Het Vrije Volk", dat zijn kolommen openstelt voor dezen open briefschrijver, geeft zelf het antwoord. Een christen hoort wel thuis in een partij, waar men openlijk aantast, wat hem heilig is en moet zijnDe Dag des Heeren. Daaraan verandert ook geen meditatie van Ds. Ruitenberg over orden en retraites in het Protestantisme. Er is een onverzoenlijke tegenstelling tusschen wie leven uit Jezus Christus en wie Hem verwerpen. Kort saamgevatEr is en blijft de antithese. M. N.J.H. DE GLORIEUZE BONDSDAG VAN ONZE MEISJES IN AMSTERDAM De Bondsdag van onze meisjes behoort weer tot het verleden, maar hij zal niet licht vergeten worden door wie er tegenwoordig is geweest De toogdag van onze meisjes is een triumphtocht geweest. Wat een prachtig gezicht, bezield en ver heffend, al die duizenden meisjes, zingend en getooid met oranje en vlaggen, door de straten van Amsterdam te zien trekken. Uit alle oorden en streken van ons vrij en verloste Vaderland samengestroomd naar de hoofdstad des lands. Niet minder dan 14.000 meisjes en dat voor het eerst na de bange jaren van ^terreur, waarin de vijand niets onbeproefd gelaten heeft om dit mooie en beloftenrijk jeugdwerk stuk te maken Geen wonder, dat er een golvend heerlijk enthou siasme was. Blijdschap en dankbaarheid vervulden de harten. Ontroerend was het om voor het eerst weer op zulk een toogdag te hooren het mooie bondslied „Daar klinkt een lied vol levensdrang, 't Zwelt aan uit duizend monden Onze meisjes hebben genoten en de ouderen, die getuige waren, niet minder. Hulde aan het organisatietalent en aan de vele commissies van voorbereiding, die het gepresteerd hebben, dat deze grandiose toogdag zoo vlot en schit terend verliep Machtig was de aanblik der duizenden in de groote Apollohal. Daarnaast waren vele andere zalen en kerk gebouwen vol. Een heele rij van sprekers hebben het woord gevoerd. Daar is God gedankt voor Zijn trouw. Daar is gebeden om bewaring van dit heerlijke en vrije jeugdwerk in diepe erkentelijkheid en afhankelijkheid. Ontroerend klonk de bede O, God, die droeg ons voorgeslacht, In nacht en stormgebruis, Bewijs ook ons Uw trouw en macht, Wees eeuwig ons tehuis De Ballade van Pinksteren, door Karei van Dorp gedicht, was van een verheffenden inhoud. Kunst en religie reikten elkaar hier de hand. Beide geworteld in de gedachten der H. Schrift. Wij kunnen niet anders dan met groote dankbaarheid aan dezen Bondsdag terugdenken. God zij geloofd Hij legt nog om ons en onze jeugd den bewarenden band van Zijn Woord. En één ding hebben we diep gevoeld op dezen dag God geeft nog genade midden in de ontbinding en de verwording van het moderne leven, dat aan God en Zijn dienst ontzinkt. Zoo lang er nog in ons volk duizenden jonge christen meisjes zijn, wier ideaal is onder alle falen en struikelen den Heiland Jezus Christus te volgen, zoo lang mogen wij nog hoop hebben. De stroom van het moderne leven is van het Kruis af. Wij zien het voor oo'gen, met heel de ontreddering en nasleep van moreele ellende daaruit voortvloeiend. Maar Gode zij dank, er zijn in dien donkeren spring vloed ook nog machtige stuwdammen van christelijk leven en christelijke actie. Een dezer stuwdammen is ook onze Meisjesbond. God zegene onze meisjes in- haar jeugdwerk en geve' ook voor de toekomst nog vele zulke toogdagen. Wij hebben het diep gevoeld in Amsterdam. Dit hier in de hoofdstad is iets anders, iets beter dan jeugdstorm onder staatscommando. Hier was de geestdrift en vrijheidsdrang van wie zich gebonden weten aan Jezus Christus en Dien ge kruisigd. En deze kan niet gedood en niet gemuilkorfd worden. Dat hebben we gevoeld in Amsterdam. De Bondsdag was de Victory-Day van de kracht van het Evangelie in leven en streven onzer meisjes. Dat maakte den dag stralend en onvergetelijk. Ouders, zendt Uw opgroeiende meisjes naar deze jeugdorganisatie Doe ze meeleven, meegenieten. Laat ze rijp worden in de gemeenschap met andere meisjes, die jagen naar het ideaal der christenvrouw M. N.J.H. NOG EENS DE ARME DOMINEE Naar aanleiding van het Amerikaansch commentaar op den dominee, door ons in het nummer van 7 Juni '46 geplaatst, zond br. J. Padmos van Duivendijke ons een gedicht, dat jaren geleden in de Heraut heeft gestaan en dat vrijwel in strekking overeenkomt met wat het Amerikaansche blad nu opmerkte. Alleen timbre en toon verraden, dat het gedicht uit vroeger dagen stamt. Ten bewijze dat de dominee steeds een onuitputte lijke bron van conversatie blijft, geven we het door. Al klinkt het nu wat oud-modieus, er zitten toch aardige noten in. Br. P. geeft als nabetrachting niet onaardig een regel van Vader Cats Gewis, het zijn maar slechte zaken Een ieder naar den zin te maken. M. N.J.H. HET WONDERE AMBT Het waardig ambt van dominee Valt ongetwijfeld lang niet mee. Wat dominee ook zegt of doet, Hoe hij ook preekt, 't is zelden goed. Neemt hij al A voortdurend in, B doet hij 't niet vaak naar den zin. Is hij wat levendig van aard, Dan wordt hij als „nerveus" verklaard, Doch is hij rustig, nimmer boos, Dan heet het: „hij is levenloos!" Indien zijn haar is peper-zout, Dan vindt men dominee te oud. Is hij een jong, dus jeugdig man, „Ervaring" die ontbreekt hem dan. Werpt hij van 't oude iets omver, Dan is hij revolutionair Heeft hij integendeel 't oude lief, Dan heeft hij geen „initiatief". Hij preekt „vervelend", wanneer bleek Dat hij niet houdt uit hoofd zijn preek. Preekt hij uit 't hoofd, als hij dat kan, Dan is 't een oppervlakkig man Maakt hij bij 't preeken veel gebaar, Dan is hij een acteur, zoo waar. Doch houdt hij d'armen strak aan 't lijf, Dan is hij droog en saai en stijf „Hij schreeuwt" zegt men, als hij preekt luid. Is 't zacht, ,,'t komt er eentonig uit Is hij veel thuis, werkt aan zijn preek, Geeft hij om huisbezoek geen steek, Doch gaat hij dikwijls op bezoek, Hij staat, als „drijver" dan te boek! Bezoekt hij veel den armen man, „Een socialisi" noemt men hem dan Wendt tot den rijkdom hij zijn schreê; Is hij een geldzak dominee Men merkt dus wel't valt lang niet mee, Het wondere ambt van dominee TEST UW BIJBELKENNIS Antwoorden no. 49, Vrijdag 14 Juni: le. De hebzucht van Achan (Joz. 7 10-18). 2e. Het huis van Obed-Edom (1 Kron. 1314). 3e. De drie vrienden van Job. 4e. Schedelplaats. 5e. De neef van Paulus. Nieuwe vragen le. Wiens hoofd werd in een tempel opgehangen en in welken tempel 2e. Waar leert de Bijbel of Jezus al of niet doopte 3e. Bij welke drie gelegenheden wordt uitdrukkelijk gezegd, dat Jezus heeft geweend 4e. - Wat was zilver waard tijdens de regeering van Salomo 5e. Waar worden predikers vermaand om niet on verstaanbaar boven de hoofden der gemeente te prediken EEN INGEZONDEN Br. C. Antheunisse, Res. 2e Luit., die een tijdlang met onze jongens in Indië is geweest en nu is gerepa trieerd, verzocht mij plaatsruimte voor een stukje „ervaring en beleving in Indië". Gaarne voldoe ik aan het verzoek van dezen broeder, die tijdens de Duitsche terreur in de illegaliteit als een goed soldaat gestreden heeft. Zijn hart klopt warm voor onze jongens in Indië en uit zijn „Ingezonden" blijkt wel dat onze jongens daar allerminst op een gezellige excursie zijn. Hun leven daar is vol moeite en gevaren. Zij hebben onze voorbede zeer noodig. IETS OVER ONZE JONGENS EN MANNEN VAN II-14-R.I. IN INDIE Van verschillende zijden is mij gevraagd, hoe of het gaat met onze jongens en mannen van II-14-R.I. in Indië. Nu zal ik trachten in 't algemeen iets te zeggen over hen. Nog altijd is de geest goed te noemen, vooral als men bedenkt, met welke Psychische moeilijkheden zij te kampen hebben. Altijd trof mij weer de trouw van het meerendeel der christenbelijders van dit bataljon, en „als het moest" kon men op hen rekenen. Voor mij staan, militair gesproken, verschillende raadsels, ik wil daar niet te veel van zeggen. Dit weet ik wel, dat deze jongens verdienen de beste wapens en de beste uitrusting. Maar dit wordt hen maar al te veel onthouden. Oorzaken Kan de Ned. regeering daarom niet krachtig optreden Of hebben we een man als Colijn noodig, die niet zou wijken, maar eerst gezag zou planten. Vraagt U mijn oordeel, dan zeg ik dit, eerst gezag

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1946 | | pagina 2