Dit is alles de bittere vrucht van menschenmacht.
Zij brachten enkel de macht van dood en verderf.
De macht in banden van menschen is gevaarlijk.
Zij versterken alleen maar de macht van den dood.
Er is maar Eén bij wien macht veilig is.
Dat is Jezus Christus de Gekruisigde en Verrezene.
Hij heeft aan den dood de macht ontnomen.
Daarom kan Hij ook alleen troosten, als wij aan een
graf staan.
Wie vrij wil zijn van menschelijke machtswaanzin,
verlost van de duistere macht van den dood, moet Jezus
Christus belijden. Hij en Hij alleen is overwinnaar op
alle fronten.
In onzen nood van zonde en dood kan alleen het
Paasch-evangelie redden.
Zoo ongeveer sprak ik en daarop bad ik het „Onze
Vader".
Ondertusschen was de Hauptman gearriveerd.
De kist werd neergelaten door enkele kameraden.
Het houten kruis met den naam er op werd in den
grond gezet.
De Hauptman trad naar voren en hield een korte
toespraak.
■-'Hij herinnerde aan het ongeval.
Het was dezen kameraad niet vergund de „schone
Heimat" terug te zien, waarnaar zij allen zoo verlangden.
Hij moest hier liggen in vreemde aarde.
De toespraak was somber en zonder evangelie
uitzicht.
Ik herinner mij de woorden „Misschien heb jij het
beter dan wij."
Daarna weerklonk het commando zingen het lied
van den goeden kameraad
Na den zang wierp de Hauptman driemaal een
kluitje aarde op de kist. Dit werd door de officieren
en andere manschappen nagevolgd.
Daarmede was de plechtigheid ten einde.
De trieste rest van de eens zoo glorieuze Wehrmacht
marcheerde weg, begeleid door onze gewapende jongens.
Overwonnenen en overwinnaars
De macht van het Derde Rijk gebroken door de
geallieerden. Maar in het aangezicht van den dood
komt alles vlak bij elkaarSchurk en heilige, over
wonnenen en overwinnaars.
Het Evangelie is supra-„zedelijk" en supra-nationaal.
In het aangezicht van den dood triumpheert alleen
Jezus Christus. Hij heeft den dood de macht ontnomen,
radicaler dan Montgomery aan Hitier.
Zoo kan Hij gevangenen vrijheid geven, ook Duitsche
krijgsgevangenen.
Dit geve God in Zijn Genade.
M. N.J.H.
TEST UW BIJBELKENNIS
Antwoorden No. 46, Vrijdag 24 Mei.
Ie. De vijgeboom (Gen. 3 7).
2e. De wonderboom (Jona 4 6).
3e. De olijf- en vijgeboom (Richt. 9 7-15).
4e. In de toppen der moerbeziënboomen (2 Sam. 5 i23).
5e. Onder een jeneverboom (1 Kon. 19 4).
Nieuwe vragen
le. Welk féést van zeven dagen volgde op Pascha?
2e. Wat was het sabbatjaar
3e. Wat gebeurde er op het jubeljaar
4e. Welk wonder van Jezus bracht ernstige financieele
schade
5e. Wat was Jezus eerste bevel in verband met de
zending
ZENDING
Een eisch van recht door H. van deh Brink
Een bizonder mooi boekje dat voor velen, die mee
willen spreken over de verhouding Indonesië-Nederland,
een baken in zee kan zijn, is het bovengenoemde
werkje. Er zijn den laatsten tijd over dit onderwerp
heel wat werkjes verschenen. Ik noem maar„De
Zending en het Indonesisch Nationalisme" door Dr. J.
A. Verdoorn. Voorts„Het ontstaan der Republiek
Indonesia" door Mr. T. M. A. van Löben Seis. Voorts
„Indonesië", „Eerst weten, dan oordeelen" door W.
Middendorp e.a.
Echter geen enkel boekje heeft me zoo getroffen als
dit van Ds. van den Brink met een voorwoord van
Prof. Dr. J. H. Bavinck en met instemming van bijna
alle missionaire dienaren des Woords. De Zendings
directeur van Oegstgeest, Dr. K. J. Brouwer, heeft alle
predikanten in de Nederl. Hervormde kerk een exem
plaar toegezonden. Een kort resumee van de hoofd
gedachten van dit werkje voeg ik ter oriëntatie hierbij.
Eerst spreekt Ds. van den Brink over het begrip kolo
niale verhouding en laat zien, dat dit tot aan het eind
van de 19e eeuw een uitgesproken explotatiepolitiek
is geweest. In 1901 werd in de Troonrede zeer nadruk
kelijk gesproken van een zedelijke roeping, die wij
tegenover Indonesië hebben, maar Ds. van den Brink
toont aan, dat die z.g. koloniale verhouding dezelfde is
gebleven. Dat we telkens wel beloften deden, maar
die feitelijk niet nakwamen. Verwachtingen zijn gewekt
ook inzake het daadwerkelijk deelnemen in de land-
regeering, maar ze zijn niet ingelost. Daardoor is een
wantrouwen gewekt in Indonesië.
Nimmer, zegt hij, heeft de Nederlandsche regéering
den weg naar het hart van het Indonesische volk ge
vonden, omdat zichtbaar en tastbaar slechts de kolo
niale verhouding haar verbond met de volken in Indo
nesië. Ontstellend is wat Ds. van den Brink mededeelt
over de z.g. RubberrestrictieDoor den inheemschen
rubberboer werd in 2 V2 jaar rond f 85.000.000 betaald
aan belasting, waar niets tegenover stond bij den wes-
terschen ondernemer. Terwijl er voor rond f 700.000.000
van Indië naar Nederland vloeide, heerschte er onder
de Indonesische bevolking nog steeds armoede loonen
van 2¥2 cent per dag ontving de massa en arbeidsters
bij het Boschwezen in het Buitenzorgsche, dus in Gou
vernementsdienst 6 .cent per dag. Met tal van docu
menten staaft Ds. van den Brink zijn beweringen. Voor
gezondheidszorg werd op Java het volgende gedaan
1 arts op 54.000 inwoners. Buiten Java 1 op 58.000
inwoners.
Dan bespreekt Ds. van den Brink de rassenkwestie.
Het Westersch superioriteitsgevoel tegenover de bruinen,
„de zwarten", die velen met „donderen" aan het werk
willen houden. Dat blank voorgaat en dat bij zwem
baden bordjes staan: „Verboden voor Inlanders".
Voorts behandelt hij de gezagskwestie in de ver
houding Nederland-Indonesië en beziet die historisch tot
1942 en daarna. Hij toont aan dat de continuiteit van
het Nederlandsch gezag in Indonesië voor ons Neder
landers vanzelfsprekend is geweest, maar voor de Indo
nesiërs niet vanzelfsprekend, omdat men vreesde voor
een terugkeer van een gezag dat de koloniale ver
houding zou herstellen, hetgeen verscherpt werd door
dat de geallieerden tot herstel van de orde Japansche
troepen, en Britsch Indische soldaten inschakelden. Voorts
wijst hij zeer duidelijk aan dat de revolutie in Indië
principieel anders ligt dan de Fransche revolutie.
De Fransche revolutie proclameerde„ni Dieu, ni
maitre", zij ondergroef alle gezag als zoodanig, ook
met haar afkondiging van de rechten van den mensch
en met haar eeredienst van de rede. Maar in Indië
wordt niet het gezag als zoodanig verworpen, maar
gaat de kwestie over de vraag Wie het gezag zullen
uitoefenen. Daarom doet men beter de revolutie daar
te vergelijken met den Amerikaanschen vrijheidsoorlog
of den Belgischen opstand van 1830. Hij ziet de uit
werking van het beginselprogramma van de A.R. partij,
„Ned. gedachten" van 20 April 1946 kortzichtig
en onverantwoord en deinst niet terug voor deze uit
spraak „Wij kunnen niet anders, of wij moeten een
dergelijke leiding «op dit punt disqualificeeren als o.i.
in strijd met de meest principieele beginselen van het
Evangelie."
Opmerkelijk is tevens, dat de christelijke kerken en
ook de Roomsche zich geheel scharen aan de zijde
van de Republiek. Ds. B. Probowinóto, een man van
het Zendingsterrein van de Gereformeerde kerken
schrijft„Wij Indonesische christenen, streven inder
daad naar en strijden voor de vrijheid van Indonesië,
omdat wij van meenng zijn, dat ook voor Hen Christen
vrijheid een kostbaar bezit is. Niemand, en zeker niet
de christen, zal ontkennen dat het streven naar vrijheid
voor land en volk rechtvaardig is. Dit is dan ook het
geen thans den grondslag vormt van het politieke stand
punt van den Indonesischen Christen. Ik weet, dat veel
critiek te recht en ten onrechte, bestaat ten aanzien
van de wijze waarop de Indonesiërs hun politiek ver
dedigen. Als Christen ben ik bereid gegronde critiek
te aanvaarden. Toch is dit voor ons, Indonesische
Christenen, geen reden om ons van ons volk af te
scheiden, want hoe dan ook, God heeft ons naarvleesch
en bloed (als christen) één doen zijn met ons volk,
verbonden door hetzelfde lof. Iedere poging van den
Christen om zich van zijn volk los te maken, is naar
onze meening ongehoorzaamheid aan de roepstem Gods,
dat ieder mensch zijn gansche leven de verantwóórde
lijkheid draagt voor zijn volk. Hij zal zich dan ook
nooit van hen mogen afwenden. Dit is dan ook het
beginsel waaraan de Indonesische christen zich in den
politieken maalstroom van thans vasthoudt."
Tenslotte behandelt Ds. van den Brink de Neder
landsche voorstellen om uit de impasse te geraken.
Ds. van den Brink eindigt zijn boekje met de
woorden „Het zal mij dankbaar stemmen als de be
studeering van dit boekje ons als Christen en Neder
lander er van overtuigt, dat in den roep om liquidatie
van de koloniale verhouding, d.w.z. dat in de vraag
om NU daadwerkelijk te mogen beschikken over eigen
lot, Indonesië tot Nederland komt met een eisch van
recht."
Wij zijn heel dankbaar dat dit boekje geschreven is.
Al zouden we sommige dingen anders gezegd hebben,
met de groote lijn zijn we het geheel eens. En wie dit
boekje leest, zal zich alleen maar de oogen uitwrijven
en zeggendat hadden we eerder moeten weten. Zelf
heb ik telkens weer bij verschillende gelegenheden
gezegd, dat we NU oogsten wat we eerder gezaaid
hebben. Dat de Zending een rijke toekomst tegemoet
gaat, als Indië haar recht verkrijgt. Wie iets weet van
de- Zendingsgeschiedenis ik denk aan de politiek
van de Oost-Indische Compagnie en wie weet hoe
schandelijk wij als kerken Indië verwaarloosd hebben,
en welk een schuld wij dus gemaakt hebben, zal van
harte instemmen met dit werkje. Eén ding mis ik iets
van ons groot tekort aan Zendingsactiviteit in den
Archipel. We hebben veel, heel veel goed te maken
in Indonesië.
A. H. OUSSOREN.
ONS GEREFORMEERD JEUGDWERK
lil.
De vorige week door mij gestelde vraag, door velen
direct met een sterke ontkenning beantwoord, wordt
door vele andere juist zeer bevestigend en met een
positief ja beantwoord.
Een krachtig pleidooi voor een door den Bond voor
Geref. Jeugdorg. geleide ontspanning, naast het prin
cipieele werk, is op de laatste Bondsvergadering ge
leverd door den bekenden Ds. J. Overduin van Arnhem.
Hij kon daarbij wijzen op het Arhemsche voorbeeld.
Daar is men in Juli 1945 al direct begonnen met een
eigen Gereform. padvindersbeweging. Hij acht de al-
gemeene en zelfs de z.g. christelijke padvindersbewe
ging, vanwege het ingedrongen humanisme, niet zonder
gevaren voor de Geref. jeugd. Daarom wil hij in de
ontspanning ook een eigen richting zoeken.
Bovendien wil hij hiermee een bijdrage leveren tot
bevordering van de geestelijke vorming. Zonder een
verklaring van de besturen der principieele organisaties
of van den wijkpredikant, waaruit blijkt, dat zij trouwe
bezoekers van déze vereenigingen en der catechisaties
zijn, kunnen zij bij de Gereformeerde padvindersbewe
ging niet terecht.
De ouderbesturen der knapen- en meisjesclubs moeten
worden aangevuld met speciale commissies ter behar
tiging van deze belangen.
Op deze wijze, zoo verklaarde spr. behouden wij
den greep op onze eigen jeugd. In Arnhem werden
reeds gunstige resultaten bereikt met deze nieuwe aan
vulling op het werk der principieele organisaties. Resul
taten, die mooier zijn dan in den bloeitijd voor den
oorlog.
Dit pleidooi, geleverd door een man als Ds. Over
duin, maakte wel indruk, voor velen klonken deze ge
luiden nog zeer vreemd in de ooren. Op zijn verzoek,
gedaan namens het Gereformeerd Centraal Jeugdver
band te Arnhem, om een commissie te benoemen, die
deze zaak nader zal onderzoeken en eventueel met voor
stellen zal komen om dit landelijk t'e organiseeren, werd
zonder tegenspraak, staande de vergadering, gevolg
gegeven. En deze commissie zou reeds haar eerste ver
gadering hebben gehouden, als er geen onoverkomelijke
practische hindernissen waren geweest. Naar mijn
meening zal deze commissie met spoed werken en velen
zien reeds belangstellend uit naar de resultaten der
saamsprekingen.
In den reeds meer genoemden Bond is er sinds de
oprichting in 1912 een geleidelijke groei en ontwikke
ling geweest, ook in de richting van de ontspanning.
Deze Bond had kort voor den oorlog de beschikking over
twee uitstekend ingerichte kampeergelegenheden voor
de jongens en meisjes. De uitgave van een practischen
leidraad voor de ontspanning ging grif van de hand.
De vorming der leiders en leidsters stond volledig in
het middelpunt der belangstelling en zou zeker algemeen
tot uitvoering zijn gebracht als de oorlog niet tusschen-
beide was gekomen. De gewestelijke organisatie was
tot rijke ontplooiing gekomen. Daar zat een gezonde
groei in.
En nu wordt de afgebroken draad weer opgevat.
In Zeeland is bijna het oude peil weer bereikt. Dank
zij het initiatief van Ds. Kraan, die thans helaas voor
Zeeland verloren is, is er een uitnemend geleide Jeugd
leiderscursus, die reeds een jaar draait. Op de e.v.
provinciale vergadering zal een der leiders van dezen
cursus, de heer van Donk te Goes, refereeren. Deze
vergadering is uitgeschreven op 1 Juni a.s., nam. te
kwart over 2, in de consistorie der Geref. Kerk te Goes.
Wij verwachten daar veel leiders en leidsters uit de
geheele provincie. En niet minder de ouderbesturen.
En al de cursisten van dezen Jeugdleiderscursus. Want
deze toekomstige jeugdleiders en leidsters moeten zoo
spoedig mogelijk ingeschakeld worden in ons werk.
De opgedane theoretische kennis moet practisch toege
past worden. De heer van Donk is een goed spreker
en knap docent en zal de „behandeling der gewijde
geschiedenis op onzejeugdclubs" inleiden.
De gedachte dat wij er zijn, als zoo ongeveer alle
Gereformeerde jongens en meisjes eenmaal per week
ter vergadering komen, voor het onderwijs uit Schrift en
historie, is naar mijn stellige overtuiging niet juist. Alles
wat dienen kan om deze jeugd te binden, tot een een
heid te maken, om ze sterk te maken ook in de aan
raking met de wereld, om ze te leiden ook in de ont
spanning en het gezelligheidsleven, moeten wij ter hand
nemen. Wij zoeken daarin een eigen richting en moeten
daarin ook nog veel van elkander leeren.
In Zeeland bestaat de gewestelijke organisatie van
leiders en leidsters ruim 20 jaar. Het telkens herhaald
wederkeerig contact op die vergaderingen en de diverse
besprekingen over tal van onderwerpen, hebben velen
kracht en moed gegeven om wekelijks zich te scharen
in een club jonge menschen. In den dienst vergrijsde
leiders en leidsters doen het werk nog steeds opgewekt
en met liefde. Thans hebben we een aanvoer van
nieuwe, enthousiaste, jonge krachten te wachten. Deze
komen in een tijd, waarin we ons met volledig behoud
van het oude, oriënteeren op uitbreiding en vernieuwing.
Ze zijn welkom. En gezamenlijk trekken we voort.
Rekening houdend met plaatselijke omstandigheden, met
de onderscheidene behoeften en verschillen tusschen
stad en platteland.
Ruimte latend voor eenige nuanceering, maar vast
in 't oog houdend het groote doel, de vooropleiding van
de jonge recrüten in de Militia Christi.
DE BRUIN.
Dr. Mr. Willem van den Berghstichting
Noordwijk
Deze inrichting, waar ongeveer 800 zwakzinnige
kinderen worden verpleegd en opgevoed in den zin
der Christelijke Barmhartigheid, heeft gedurende den
oorlog zijn gebouwen bijna 3 jaar moeten verlaten,
doch is in Augustus van het vorige jaar weer terug
gekeerd. Er zijn daarna zeer veel nieuwe patiëntjes
opgenomen, ook uit Zeeland, en nog dagelijks komen
aanvragen binnen. Echter, we kunnen er geen meer
aannemen als we niet meer aanbod van zusters krijgen.
Meisjes, vanaf 17jaar, die van aanpakken houden.