UITGAVE VAN DE
DER GEREFORMEERDE
PA RTICU LIERE
KERKEN IN
5YNODE
Z EELA ND
ONVERHINDERD.
ZEEUWSCHE t KERKBODE
j
f 99 EErj DAG in ÜVE VOORHOVEN IS
WVx*"
BETER. DAH PUIZEflD HPEltS"
No. 45 VRIJDAG 17 MEI 1946 1ste jaargang
Hoofdredacteur Dr N. J. HOMMES. RedacteurenDs JOH. BOOIJ, Ds W. M. LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds J. A. TIEMENS
Drukkerij LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg
Abonnementsprijsper halfjaar bij vooruitbetaling f '2,50. Afzonderlijke nummers 10 ct. Aclvertentiën 20 ct. per regel
Berichten, opgaven predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan de drukkers Littg'pij Olthoff, Middelburg, Spanjaardstraat 47. Telefoon 2438. Giro 42280
(Hand. 28 31b).
Het zou bij den lezer wellicht eenig bezwaar
kunnen ontmoeten dit eene woord als tekst
voor een meditatie te aanvaarden. Toch ge-
looven we dat het van het hoogste beiang
is om op dit laatste woord van Hand. eens
bijzondere nadruk te leggen. We kunnen
niet anders dan gelooven dat Lucas dit woord
met opzet neergeschreven heeft aan het einde,
van zijn boek. Handelingen wordt wel ge
noemd het verhaal ven de overwinningstocht
van het evangelie. Het boek beschrijft ons
de gang van het evangelie van Jeruzalem
naar Rome. En in die beschrijving laat Lucas,
we moeten eigenlijk zeggen God Zelf, ons
zien hoe de opdracht vaft den Heiland wordt
vervuld. Over de heele wereld wordt het
evangelie gepredikt. Rome was toentertijd
het kloppend hart der wereld. Ge kunt zeg
gen als het evangelie Rome heeft bereikt
dan heeft het de heele wereld bereikt. Wij,
die nu leven zien daarin vandaag ook nog
profetie. Zooals het evangelie in Rome kwam
zoo komt het, zoo zal het komen overal.
Tot aan de einden der aarde. En de gang
van het evangelie is onverhinderd, zonder
eenige belemmering. Zoo was het toen het
kwam van Jeruzalem naar Rome zoo is het
nu nog Wanneer ge. het alleen van de
buitenkant beziet dan zoudt ge zeggen dat
er geen enkel ding in de wereld is dat meer
belemmeringen op zijn weg ontmoet dan de
evangelieprediking. Het boek Hand. kan U
daarvoor als bewijs dienen. Ik noem slechts
de haat der Joden, hun felle Tegenstand. Het
schijnt soms alsof het evangelie door die
muur niet kan doorbreken. Maar ziet de
muren vallen. Elke vijandelijke stelling wordt
genomen. Paulus komt in Rome. Niets
kan hem tegenhouden.
En nu komt de vraag tot ons of wij ook
leven in de blijde zekerheid dat het koninkrijk
Gods onverhinderd komt. Of wij onze roe
ping als Christenen vervullen in dit blijde
geloof. Het schijnt vandaag alsof de belem
meringen nog meerdere zijn als in de dagen
van Paulus. Van binnen in ons kerkelijk
leven scheuring en verdeeldheid, van buiten
groei van de machten van ongeloof en revo
lutie. We zijn daar op ons christelijk eiland
Walcheren vaak nog weinig van doordrongen.
Hier gaan 's Zondags nog duizenden naar
de kerk. Maar vraag niet hoe het is in onze
groote steden, vraag niet hoe het is in Duitsch-
land en in Rusland en ook in Engeland en
Amerika. Het schijnt alsof we met de pre
diking van het evangelie staan voor een ver
loren zaak Ds Popma is nu in Batavia
aangekomen, maar er is nog geen kijk op
dat hij door kan naar het eigen zendings
terrein. Mej. Baarbé die haar wonderlijk ge
zegend werk deed onder de Javaansche en
Chineesche vrouwen en meisjes, zit gedwongen
in een kamp. Ze wilde wel naar het geliefde
Magelang, maar evenals Paulus gevangen zat
in Caesarea, zit deze predikster van het evan
gelie gevangen in het kamp Tjihapit.
Ge denkt ook aan Uw eigen leven, ge
strijdt tegen de zonde maar het schijnt soms
zoo uitzichtloos, telkens is daar weer de
nederlaag. Daar schijnen op geen enkele weg
zooveel belemmeringen als op de weg van
het evangelie.
En toch Lucas zegt het met blijdschap aan
het einde van zijn boek Het evangelie van
den Heere Jezns Christus komt onverhinderd.
De kerk van Christus zal eenmaal in haar
volheid zijn vergaderd, uit alle geslachten en
volkeren Geen oorlog of revolutie kan één
schaap van Jezus kudde zóó hinderen dat het
niet eenmaal thuiskomt. En de kerk zal een
maal zonder vlek of rjmpel, zonder verscheurd
heid en zonde staan rond den troon van God
en het Lam. Ook geen enisle Javaan noch
Chinees zal achterblijven. En wat mezelf
betreft mag ik gelooven dat God aan mij,
zelfs tegen mijzelf in, Zijn werk onverhinderd
zal voleindigen.
Ge voelt dit is geen menschenwerk, maar
het is God Die het doet, door Jezus Christus
onzen Heere. Leeren wij het nu reeds elke
dag Hem te danken voor den rijkdom van
deze genade. Dan zullen wij in zijne kracht
ieder op onze eigen plaats ingeschakeld staan
als zondige maar toch ook willige instru
menten die God gebruikt voor de ongehinderde
komst van zijn Rijk.
V. J. C. S.
AFSCHEID Ds. A. SCHEELE
A.s. Zondag hoopt Ds. Scheele te Kapelle-Biezelinge
zijn afscheidspredicatie te houden na 42 dienstjaren,
welke hij alle in de Provincie doorbracht, waarin hij
geboren en getogen is.
Ik noemde naar gewoonte zijn woon- en standplaats,
maar had haar even goed kunnen weglaten.
Iedereen hier in Zeeland kent Ds. Scheele, ieder
meelevende weet, waar hij Ds. Scheele kan vinden.
Van den beroemden Boerhave uit Leidén leerden wij
op school het verhaal, dat hij zóó bekend was, dat een
brief met adresBoerhave zonder meer, goed over
kwam.
Zoo geloof ik stellig, dat hier in Zeeland een brief
met adres Ds. A. Scheele, zijn bestemming best zou
vinden.
De figuur van Ds. Scheele is geheel samengegroeid
met Zeeland en wel zelden zal een predikant zijn ge
boortegrond zoo trouw zijn gebleven als Ds. Scheelé.
Stammend uit een bekende Zeeuwsche familie en
zelve door en door typisch Zeeuwsche figuur, is hij zijn
ambtelijke loopbaan in Zeeland begonnen 17 April 1904
te Veère en gaat die nu a.s. Zondag 19 Mei beëindigen
te Kapelle-Biezelinge.
Met hem gaat een typische figuur uit ons kerkelijk
leven heen hier in Zeeland. Ja, een stuk traditie, waar
aan wij even moeten gewennen.
Schrijver dezes is nu zeven jaar in Zeeland, maar
hij kan zich geen belangrijke kerkelijke vergadering
herinneren, waar Ds. Scheele niet aanwezig was.
Overal zagen wij de breede gestalte in stemmige
kleedij met den breedgeranden zwarten hoed.
Zoo kennen we hem allen. Zoo zien we hem voor
ons. Zoo zullen we hem straks missen op onze kerke-
lijkasvergaderingen. Ja, missen zullen we hem, zoo. zei
een collega onlangs tegen mij. Inderdaad zullen wij
hem missen.
Het zal voor de classis Goes eerst vreemd zijn te
vergaderen zonder Ds. Scheele. Een Part. Synode zonder
Ds. Scheele is ook een vreemd iets. Jarenlang verscheen
Rij daar en meer dan eens zond Zeeland hem naar de
Generale Synode.
Hij was daar niet een man van vele woorden, maar
de zaak onzer Geref. Kerken, die Ds. Scheele lief heeft,
was bij hem veilig. Ds. Scheele heeft in de kerkelijke
crisis achter ons niet één oogenblik geaarzeld. Hij door
zag heel goed het gevaar, dat ons bedreigde en rustig
zonder veel woorden heeft hij het pand der Vaderen
verdedigd, alleen al door zijn stabiele houding.
Het is ons een behoefte nu Ds. Scheele, dien wij
hebben mogen leeren kennen en waardeeren, van ons
heengaat, te gedenken in de eervolle plaats, die hij
zooveel jaren in zijn geliefd Zeeland heeft mogen in
nemen onder ons.
De oude garde gaat heen. Binnen enkele weken
hoopt Ds. Hey (27 Mei) zijn 40-jarig ambtsjubileum te
gedenken. Ook deze Dienaar des Woords zal weldra
afscheid nemen. Met Ds. Scheele heeft hij vele jaren
een vooraanstaande plaats ingenomen.
Wij bidden Ds. Scheele een rijken levensavond toe
hier in Zeeland. Hij gaat den grond, waar hij het levens
licht aanschouwde, niet verlaten. Hij wil er ook rusten
van zijn arbeid. Wij gunnen het hem van harte.
Het is een otium cum dignitate, een waardige rust
en welverdiend. Moge hij met zijn echtgenoote er nog
vele jaren van genieten.
Trouw, traditie, stabiliteit, daarmede moge ik ken
merken wat Ds. Scheele ons in herinnering meegeeft
van zijn arbeid onder ons. Moge deze erfenis door ons
jongeren bewaard worden, nu de bezetting van het
kerkelijk orkest in Zeeland zich snel en radicaal wijzigt.
M. N.J.H.
VAN EN OVER „ONZE JONGENS"
(2).
NOG EENS ZIEKENBEZOEK OP MALAKKA. (III).
Daar stormen we weer met onze fifteen hundred
weight langs den wég. Je houdt je hart soms vast.
We zijn op weg naar het „Indian General Hospital"
in de stad"^Malakka. De kampongs vliegen ons voorbij.
De menschen staan vriendelijk te kijken. Onze jongens
hebben al lang vriendschap met de bevolking gesloten.
Ze gaan bij de inlanders op visite en organiseeren
voetbalwedstrijden met hen. De kinderen steken hun
duim in de hoogte en schreeuwen ons lachend wat na.
Ja, ze hebben de Hollanders nogal hoog op. We komen
in het ziekenhuis. Een magistraal gebouw. Alles keurig
in orde. De jongens prijzen de uitstekende verzorging.
Eén van onze beide doktoren is ook meegekomen. Ik
informeer nog even bij hem naar den toestand der
patiënten. Ik krijg den indruk, dat hij over één wat
geheimzinnig doet. Het maakt me even een beetje
kriegel. Fiat, we zullen zelf wel zien. Ik dwaal langs
de bedden. De meesten Zijn Engelschen. „Daar ligt ook
een Franschman", wijst mij één van onze jongens. Ik
sta bij zijn bed en weet niet zoo gauw, wat ik zeggen
moet. Steeds komen er Engelsche woorden voor in mijn
gedachten. We hebben zooveel Engelsch gesproken de
laatste maanden. Maar elk Fransch woord moet ik
a.h.w. uit mijn teenen trekken. Ik vraag, waar hij van
daan komt. Dan stokt het gesprek wéér. Hij ziet er
ellendig uit, en hoest formidabel. „Hebt U nog ouders
en krijgt U er post van?" Ja. Dan vraag ik hem, of
hij een Christen is. Ja, en er zijn Fransche zusters in
het hospitaal. Hij is dus Katholiek. Had ik nu maar
een Fransche bijbel bij me. Dan zie ik, dat onze dokter
klaar is met dien jongen, waarover hij een beetje ge
heimzinnig deed. Blindedarmontsteking vertelt deze mij.
't Was op het nippertje, maar nu gaat het best. Ik
laat hem maar rustig praten. Hij is Katholiek. Maar ik
neem vanmiddag ook het werk van onzen Aalmoezenier
waar. Ik .hoor, dat het met den stoelgang nog niet in
orde is. Dat staat me niet aan. Maar ik laat natuurlijk
niets blijken. Hij ziet er trouwens gezond en frisch uit.
We spreken over onzen Hemelschen Vader, Die altijd
voor ons zorgen wil en tot Wien wij altijd bidden mogen.
Intusschen moet ik telkens aan den uitgeteerden Fransch-