DE BIJBELDAG TE ANTWERPEN, EEN DAG VAN BLIJDSCHAP EN GEMEENSCHAP De groote Bijbeldag op den 2den Paaschdag te Antwerpen gehouden, behoort weer tot het verleden. Hij zal niet licht vergeten worden door wie hem heeft bijgewoond. Het comité, dat dezen propagandadag voor het Evangelie van Jezus Christus heeft voorbereid, kan met dankbaarheid terugzien op al de inspanning en moeite, welke het zich heeft getroost. Men denke daarover niet licht. Dr. Winter van Antwerpen licht in de Kruisbanier van 27 April even een tip van den sluier op over den veelomvattenden voorarbeid, die gedaan moest worden, opdat deze dag, naar den mensch gesproken, zou kunnen slagen. We lezen in zijn nabetrachting op den Bijbeldag „Tegen de 2000 aanplakbiljetten, 125.000 uitnoodigingen huis aan huis verspreid, annonces in de bladen, op Paaschzondag tien-minuten-toespraak voor de radio door onzen voorzitter, duizenden persoonlijke uitnoodi gingen over de post, spandoeken en al wat er nog verder gedaan is Voorwaar geen kleinigheid. Weken van voorarbeid en organisatie zijn er aan voorafgegaan. Er is gewerkt, gezwoegd, gedraafd door jong en oud. Prachtig en juist gezien was ook het actief inschakelen van vele jongens en meisjes, die wij met een verrukkelijke spon taniteit bezig zagen om mee te werken tot het welslagen en een vlot verloop van het programma. De Bijbeldag is een dag van triumph geweest. Het was een verkwikking de Christuskerk in de Bexstraat dien tweeden Paaschdagmorgen te zien vol- stroomen. Uit alle hoeken en deelen van Vlaanderenland waren de menschen opgekomen om samen in gebed, in woord en zang belijdenis te doen van Jezus Christus, ge storven voor onze zonden en opgewekt tot onze recht- vaardigmaking. De menschen, die de Christuskerk vullen, stammen uit allerlei kerken, groepen en kringen. Het is waarlijk niet gemakkelijk om ze alle op te sommen. Darbisten, Methodisten, Hervormden, Gereformeerden, enz. De gedachte aan deze verdeeldheid en gescheidenheid van het toch al zoo zwakke Protestantsch-smaldeel in het zoo oppermachtig Roomsche België, doet even smartelijk aan. Ik doorleefde en doorvoelde deze verbrokkeling en versplintering van de erfenis der Reformatie-vaderen als een nood, als een brok schuld op dat moment. Ver duistering van inzicht in Gods Woord, liefdeloosheid van het hart, eigenwilligheid, individualisme en nog vele andere factoren hebben tot deze „verdeeling" der vader lijke erfenis meegewerkt. Daar komt dan nog vleesch en wereld bij en hier mag dan ook wel uit de diepte geroepen „Ai, help ons dan en maak ons vrij." Maar deze nabetrachting willen wij niet zetten in den toon van zuchten en klagen. Er is reden om God te roemen, die ons blijdschap gaf. GEEN CONFECTIE-EENHEID OF NOODVEREAND, MAAR GELOOFSGEMEENSCHAP. De Bijbeldag was niet bedoeld om een confectie- eenheid te makën. De deelnemers werden daar niet voor een dag in eenzelfde uniform gestoken voor de parade tegenover Rome. Men beoogde ook niet een soort noodverband te leggen om de vele scheuren en barsten. Ieder bleef, wat hij was.. De voorzitter, de heer W. Molenaar uit Antwerpen, heeft in zijn openingswoord het duidelijk gezegd, dat de Bijbeldag een getuigenis wilde zijn van de eenheid in Jezus Christus, die er is ondanks alle verdeeldheid. En dat was ook het verkwikkende. We hebben daar gevoeld, dat men samen één kan zijn, ook al is men het in alles niet eens. Op den Bijbeldag was er de eenheid van allen, die de verzoening der zonden zoeken in het bloed van Christus. Daarvan heeft de Bijbeldag onvergetelijk getuigenis afgelegd. En deze centrale boodschap moet weer aan Vlaanderen, aan België ge bracht worden. Dat kan alleen als de Bijbel weer heerschappij krijgt. Daarom stond den geheelen dag de macht van het Woord Gods in het centrum, dat immers getuigt van verzoening en genade. Daarin waren allen één. Het was ons een verkwikking. Er waren verschillende sprekers, ook uit Nederland. Wij noemen Ds. Boeke, Secretaris Binnenland van het Nederlandsch Bijbelgenootschap, Ds. van Krimpen, Evan gelisatiepredikant van de Geref. Kerk te Rotterdam en de heer J. Kits van de „Open Air Mission". Dit medeleven en medegetuigen van Nederland met Vlaanderen heeft stellig onze broeders en zusters in het Zuiden goed gedaan. Hoevelen toch van hen strijden en lijden vaak op eenzame posten in kleine verbanden voor de zaak van Jezus Christus. En hoe moeilijk is deze strijd vaak onder Rome Dan kan het hart hun keren naar medeleven Het Evangelie in Vlaanderen heeft recht op ons gebed en onze gaven. En Gode zij dank, al is de schare getuigen nog klein, het Evangelie leeft ook in Vlaanderen. De klokken van den Bijbel, ze worden weer geluid in Vlaanderen, Vlaanderen, België moet weer veroverd voor koning Jezus. Daarvan is gesproken, daarvoor is gebeden, daar van is gezongen. Prachtig waren ook de koren, die hun liederen met gloed en bezieling zongen. Indruk wekkend als de zang was ook het machtig orgelspel. Het Evangelie des Kruises voerde ook in de toon kunst zijn triumphen. IN HET RUBENSPALEIS. Hoogtepunt en onvergetelijk moment van den Bijbel dag is geweest de avondbijeenkomst in het groote Rubenspaleis. Dit is een massaal gebouw, dat ten volle den naam paleis waardig is. Het kan ver over de 3000 personen bevatten. De bezoekers baden des avonds in een zee van licht en spiegels. Het Rubenspaleis bevindt zich in een der drukste centra van Antwerpen, waar het leven golft en bruist, waar ook de wild onstuimige plezier- driften zich uitleven met al de duisternis en nasleep van ellende daaraan verbonden. Daar hingen de span doeken met kapitale opschriften, die de menschen op riepen om de avondsamenkomst in het Rubenspaleis te bezoeken. Het wonder is geschied. De kapitale ruimte van dit machtige paleis stroomde vol menschen. Er was onder de broeders aarzeling, zorg, onzekerheid, wat het dien avond zou worden. Zouden er menschen komen Was het niet een al te vermetele onderneming geweest om zulk een paleis als het Rubenspaleis af te huren Hoe is alle aarzeling en zorg beschaamd. De groote ruimten stroomden vol menschen, die maar eens kwamen kijken en hooren wat er te doen zou zijn. Op het podium stond weer een koor van zangers en zangeressen opgesteld. Daar is gezongen dien avond én door het koor én door de volle zaal met enkele duizenden van genade en verzoening. De tekst der liederen was ieder uitgereikt. Wij zongen daar de bekende liederen ,,'k Heb geloofd en daarom zing ik" en het vurige lied „Rijst op, rijst op voor Jezus, gij helden van het Kruis". Korte toespraken wisselden koorzang en gemeen schappelijke zang af. Hoe is er geluisterdGeen enkele wanklank werd er gehoord. Warm en gloedvol werd er getuigd van de verlossende macht van den gekruisigden en verrezen Heiland. Zoo als het Rubens paleis straalde met zijn honderden electrische lampen, zoo straalde nog veel heerlijker dien avond het Evan gelie zijn lichtstralen uit over de donkerheid en de verwarring van ons zondige menschen. Het was weldadig en koesterend. Ja, dit was het hoogtepunt. Hier scheen het licht in de duisternis. Broeders in Vlaanderen, wij danken U voor dezen Kruistocht van het Evangelie. God zegene Uw arbeid en Hij plante mede door Uw werk het Kruis van Christus weder in Uw schoone Vlaanderen. M. N.J.H. VAN EN OVER ONZE „JONGENS" Verschillende keeren al is mij gevraagd om eens iets over mijn werk te vertellen. Het moet er dan nu maar van komen. Ik zal U niet vermoeien met uitvoerige verslagen en lange reisbeschrijvingen, doch hier en daar een greep doen uit mijn belevenissen. Het is nu bijna vier maanden geleden sinds ik Nederland verliet. Mijn werk is intusschen in vollen gang. Ik begin dus maar wat te schrijven over vandaag aan den dag, daar koppelen zich dan vanzelf herinneringen aan vergleden dagen aan vast. We varen op het oogenblik op een van de booten van de K.P.M., ergens in het Noordelijk deel van onzen archipel. Het is avondbijna negen uur, Menado- neesche tijd, acht uur verschil met Holland, hebben ze voor mij uitgerekend. We zitten gezellig in de ruime conversatiekamer voor de officieren. Sommigen zitten te schrijven aan vrouw- of meisje-lief, anderen zijn aan het bridgen met enkele van hun jongens. De verhouding van de officieren en hun manschappen is uitstekend. Na den dienst wordt het niet zoo nauw genomen met afstand en grenzen. Ook speelt een soldaat op de pianonieuwe deuntjes en versjes uit de oude doos. „Grootvaders klok", „You are my sunshine", „Op de groote stille heide", „Sarina". Het schept een huiselijke sfeer. Ik zit rustig in een hoekje te genieten en uit te rusten. Mijn gedachten gaan naar huis, naar vrouw en kroost. Zij zullen vanmiddag mijn telegram gisteren verzonden wel ontvangen hebbenik voel me rijk en gelukkig. Al weken lang heb ik eiken avond over Gods zegeningen mogen spreken bij de „dagsluiting". Begonnen met de roeping van Abraham ben ik nu bijna aan het einde van de geschiedenis van Jozef gekomen. Vanavond ging het over Grootvader Jacob, die vóór zijn sterven zijn kinderen zegent. Eerst Jozef met zijn zonen. Hier blinkt ons Gods vaderlijke goedheid tegen, ook Zijn wijze beschikking. Ephraïm wordt vóór Manasse gesteld, maar beiden worden geadopteerd, tot kinderen aangenomen, opgenomen in het geslacht dat gezegend zal worden en tot een zegen gesteld voor alle geslachten der aarde. Jozef, hoe hoog ook geklommen in eer, rijk dom en macht, heeft dezen blijvenden goddelijken zegen vóór alles begeerd en er met groote ontroering voor gedankt. We weten dat er Vaders en Moeders zijn, die dag aan dag voor ons bidden, omdat zij sterk begeeren dat wij gezegende kinderen van den hemel- schen Vader mogen blijven. Bidden we daar ook zelf voortdurend om, terwille van den Zaligmaker, Gods kinderen te mogen zijn, dragende Zijn Vaderlijken zegen en zoo voor onze omgeving en ons geslacht tot zegen. Begeleid door een koffer-orgeltje ergens in een kam pong in Malakka opgescharreld hebben we gezongen Dankt, dankt nu allen God, met blijde feestgezangen. Van Hem is 't heug'lijk lot, het heil dat wij ontvangen. Hij ziet in Christus ons altijd genadig aan En heeft ons dag aan dag met goedheid overlaan. Toen hebben wij den Goddelijken zegen ontvangen „De Heere zegene en behoede U Hiermede was de „dagsluiting" weer officieel be ëindigd. Maar nog volgden spontaan enkele christelijke liederen èn tenslotte twee coupletten van ons Volkslied. Zoo stonden we op het sloependek, om ons de wijde zee, boven ons de prachtige sterrenhemel, nog hoogerhet Vaderhuis. Weer wisten we ons gelukkig, gezegend, welgelukzalig. ZIEKENBEZOEK OP MALAKKA. Dat is zoo eenvoudig niet. We zitten in een tenten kamp niet ver van Chaah, een kleine kampong, bijna 300 km. ten Noorden van Singapore. Ik krijg een tip, dat een van mijn ouderlingen ziek geworden is, met het verzoek hem eens even op te zoeken. Hevige maagpijn. Dat komt meer voor. Er worden soms geweldige hoe veelheden fruit verslonden bananen, annanas, papaja's (zooiets als oude meloenen). Ik sta op het punt om met mijn catechisatie te beginnen. Ik heb er vanavond twee, dat wordt dus minstens kwart voor tien. Ik spreek dus afmisschien vanavond nog even, in elk geval morgen ochtend. Als om tien uur de jongens vertrekken, komt een van de officieren de tent binnen. Hij wil me graag even spreken over een van zijn manschappen, die groote moeilijkheden heeft thuis. Oneenigheid met zijn vrouw, zij wil geen brief meer van hem ontvangen. Maar ze hebben twee kleine kinderen waar hij dol op is en ook van zijn vrouw houdt hij nog steeds. De luitenant, die me dit verhaal doet, is zelf niet godsdienstig. Wel waardeert hij de christelijke moraalhij heeft ook een warm hart voor zijn mannen, dus roept hij mijn hulp in. We praten samen een gat in den nacht. Als ik 's morgens wakker word, hoor ik, dat mijn ouderling naar het ziekenhuis in Singapore is gebracht, 's nachts om twee uur. Ik ben woedend. Waarom mij niet even gewaar schuwd. Onze tenten staan hoogstens 150 meter van elkaar. De dokter biedt zijn verontschuldigingen aan. Niet zoo gauw aan gedacht. Hij is een van mijn beste vrienden en het spijt hem zelf ook genoeg. Dan zakt mijn booze bui. De bataljonscommandant belooft mij dat ik, zoodra er een wagen rijdt, mee kan naar Singa pore. Maar een paar dagen later gaan we verhuizen, nog een 80 km. verder in Noordelijke richting. De dokter heeft me verteld, dat mijn ouderling zeer waarschijnlijk een spoedoperatie zal moeten ondergaan. Hij heeft een vrouw en kinderen in Holland. Ik zit te springen om hem te zien. Eindelijk gaan we. Even naar het hospitaal op ziekenbezoek. Er zijn daar nog meer patiënten van ons. We rijden 350 km., ongeveer Maastricht-Groningen. Als we in het ziekenhuis komen, vernemen we dat mijn ouderling juist den vorigen dag ontslagen is en wij hem misschien nog in het Wilhelmina-kamp kunnen vinden. Maar het blijkt dat hij al vertrokken is naar ons kamp. Wij zijn dus langs elkaar heengereisd en ik tref hem twee dagen later in ons eigen hospitaaltje. Nee, het is zoo eenvoudig nog niet dat ziekenbezoek in Malakka. Op den terugweg was de wagen afgeladen vol. We reden als gewoonlijk in een fifteen hundred weight, een open vrachtwagen. In' het midden hoogopgestapeld, een groot aantal kleine kistjes, zoomaar los op elkaar. Bij elke bocht moesten we er onze body tegen aanzetten om een débacle te voorkomen. Toen begon het te regenen. Een echt Oostersche bui. Het water plensde uit de lucht. We doken weg onder onze grondzeil-cape, waterdicht. Niettemin waren we doornat toen we einde lijk in den avond thuis kwamen. Maar wat slaap je dan verrukkelijk, zelfs op een houten tafel. Temeer, als je eerst nog twee brieven gevonden en verslonden hebt van vrouw en kroost. Er is ook weer een episteltje van den kleinen Jan bij. Moeder moet altijd schrijven wat al die haaltjes en streepjes beteekenen. Deze keer staat er„De soldaten zijn lief en Pappa moet gauw terugkomen. Pappa moet eerst nog wat in een winkel koopen en ook een aapje meebrengen voor Jan." Ja, mijn klein aapje, de soldaten zijn lief en het herderlijk werk onder hen is verrassend mooi. H. FRANSEN, Veldprediker. Staf IV. Reg. Stoottroepen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1946 | | pagina 2