UITGAVE VAM DE DER GEREFORMEERDE PA RTICU HERE k e r k e n I n 5 Y n0 DE Z EELATID E E ri D AQ Itl ÜVE VOORHOVEN IS wtx-" EP. DAH PUIt EflD t LDE fcS" No. 40 VRIJDAG 12 APRIL 1946 1ste jaargang HoofdredacteurDr N. J. HOMMES. Redacteuren: Ds JOH. BOOIJ, Ds W. .M. LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds J. A. TIEMENS Drukkerij LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg Abonnementsprijsper halfjaar bij vooruitbetaling f 2,50. Afzonderlijke nummers 10 ct. Advertentiën 20 ct. per regel Berichten, opgaven predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Middelburg, Spanjaardstraat 47. Telefoon 2438. Giro 42280 EEN GEKRUISTE KONING En daar was geschrevenJezus de Nazarener, de Koning der Joden. Joh. 19: 19. Wij hebben een gekruisten Koning. Het staat geschreven. Er valt niets, aan te veranderen. Wij kunnen er niet omheen. Feiten laten zich niet loochenen. Wij moeten ook dit feit in 't gelaat zien. Verstaan wij het? Doorleven wij, wat het ons zegt? De taal van het Kruis is verpletterend en tegelijk verlossend. Elk onderdeel, elk frag ment van het lijdensverhaal is verpletterend en verlossend. Wij zien rond het Kruis het diepst de af metingen van menschelijke zonde, het diepst de afmetingen van Christus' Lijden, het diepst de afmetingen van Gods Raad en Welbe hagen. Ook in dit fragment van het Opschrift over den gekruisten Koning. De afmetingen van menschelijke zonde. Pilatus schreef dit opschrift. Hij heeft daarmede de Joden nog eens getrapt en pijn'gedaan. Diep plant hij het rnes van sarcasme in het vleesch der Joden. Pilatus legt al zijn innerlijke woede over het afgeperste vonnis in dit opschrift neer. Hij neemt wraak op de nederlaag, geleden tegenover de Jóden. Hier .is de diepe afmeting der zonde. Jezus speelbal voor menschelijk sarcasme. Maar hier is ook de diepe afmeting van Christus' Lijden. De Joden hebben de pijn gevoeld van dit Opschrift en wilden het wijzigen. Maar nie mand heeft er zoo onder geleden als Jezus. Hij verstond èn de miskenning van Pilatus èn die van de Joden. Hij was slechts- een speelbal van men schelijk sarcasme en haat. In drie talen heeft men Hem gehoond als gekruiste Koning. Hij is gehoond in de taal van de religie, van de beschaving, van recht en macht. Gehoond door Jeruzalem, Athene, Rome. Maar boven menschelijk sarcasme en woede staat God. Hij handhaaft ook wat geschreven staat. God handhaaft Jezus als de gekruiste Koning, maar ook als de gekruiste Koning. Ja, de Kerk heeft een gekruisten Koning. En zij verkondigt dat nog heden aan heel de wereld. In de taal der religie, in de taal der be schaving, in de taal van de macht. De Gekruiste Jezus moet Koning zijn in Jeruzalem, in Athene, in Rome. Voor Hem moet alle knie zich buigen. In deze onderworpenheid is de ware vrij heid, hetgeen wij weten en vergeten. Wij moeten ieder jaar naar Golgotha, Opdat wij, Heer, Uw offer niet vergeten, Wij zijn gewend het veel te goed te weten Dat wij het Leven hebben uit gena. M. N.J.H. DE JEHOVA-GETUIGEN Het rumoer dat deze secte ïn onze dagen maakt, vooral in bepaalde centra van het land, doet velen vragen, wat er toch aan de hand is met deze nieuw lichters. In „Het Schild" van- April 1946 vinden we van de hand van Dr. Th. Piket, S.J. een pikant en raak artikel, dat kort en scherp de lengte, breedte en diepte van de wijsheid der Jehova-Getuigen belicht. Wie het gelezen heeft, zal waarlijk geen behoefte gevoelen om zich met deze diepzinnigheden nader bezig te houden. De Roomsche geleerde Dr. Piket geeft ons het volgende cronische verslag van oorsprong en arbeid der Jehova- Getuigen OP DEN UITKIJK. DE GETUIGEN VAN JEHOVA EN ERNSTIGE BIJBELVORSCHERS. Voor mij op m'n bureau lig' een brief, geschreven door een rustige, gelijkmatige hand. De afzender bedankt een familielid voor een verjaardagsgeschenk en gaat dan aldus voort„Maar wij willen hieraan de vraag toevoegen, of u dit in het vervolg wilt nalaten. De eenige reden hiervoor kunt u in Gods woord, den Bijbel vinden. Wanneer u zich de moeite zoudt willen geven, dan kunt u in Jeremia 20 14 en 18 lezen, dat Jeremia, èen profeet Gods, zijn geboortedag vervloekt. Verder zoudt u in Hosea 2 10 en Amos 8 10 en 5:21 kunnen lezen, dat God de wereldsche feesten smaadt en dat Hij deze in rouw zal veranderen. In I Joh. 5 3 staat geschreven, dat wij Gods geboden moeten onderhoudennergens in de IT. Schrift wordt aangegeven, dat'wij verjaardagen en andere feesten zullen of moeten vieren. Dat de wereld hierover in onwetendheid is, is een gebrek aan bijbelkennis. Dit bewijst Hosea 4:6. En in Mattheus 24 kunt u lezen, dat deze wereld (met haar feesten) spoedig vernietigd zal worden, waarna Gods Koninkrijk op aarde zal worden opgericht. Om bovengenoemde redenen vieren wij geen verjaardagen of andere feestdagen meer". Ik behoef den lezer wel niet te vertellen, dat hier een „getuige van Jehova" aan het woord was, die op deze wijze den Bijbel mishandelde In denzelfden trant zou ik ook zoo kunnen redeneerennergens in de Schrift wordt aangegeven dat ik „meat and vegetables" moet eten, dus sta ik mijn portie maar aan de hondjes af De „getuigen van Jehova" zijn zeer anti-katholiek, maar ze zijn nog veel meer anti-protestantsch, omdat ze in alle naaktheid, rauwheid en erbarmelijkheid toonen, waartoe het Protestantisme met zijn theorie van het vrije onderzoek leidt. Zou het wellicht mede hierom zijn, dat er tegenwoordig onder de protestanten, met name onder de Ned. Hervormden, een strooming is om den Bijbel te onderwerpen aan het gezag der Kerk? Zoo schrijft ds. K. H. Kroon in een der eerste nummers van 't nieuwe weekblad „In de Waagschaal", op de be kende vage protestantsche manier: „De meening, dat de Bijbel niet een eigen, doch een allemansuitlegging en begrijpelijkheid behoort te hebben, of door vertaling en verkondiging moet ontvangen, verraadt een grondige verwereldlijking en vervlakking van het christelijk besefDat de Bijbel in zooverre een algemeen menschelijk bezit geworden is, dat hij uit de handen der hiërarchie in die van „iedereen" is overgegaan, is een niet te ontkennen en ook niet eens uitsluitend te betreuren feit. Maar wel bitter te betreuren is, dat wij nog altijd zouden denken, dat de menschen daar waarlijk mee gebaat zijn Ds. Kroon zegt vervolgens dat er een gemeente moet wezen, waarin ieder weet„verantwoordelijk te zijn voor de lezing en uitlegging van den Bijbel overeen komstig de bedoeling van den Geest des Bijbels Een gemeenteJa, maar welke gemeente Daar komt het juist op aan Ds. Kroon zal erg veel moeite hebben te bewijzen, dat die gemeente, die Kerk, waarin ieder zich met zijn Bijbellezen-veilig en ten volle ver antwoord weet, de Ned. Hervormde Keik is want die dankt haar ontstaan zelf aan het vrije onderzoek. Verder waar vind ik in de Ned. Hervormde Kerk de eenheid en de apostolische erfopvolging, die Christus als kenmerken van zijn ware Kerk gegeven heeft Om nog maar te zwijgen van de rots van Petrus, waarop de ware Kerk met haar waren Bijbeluitleg moet gefun deerd zijn Men zal toch niet het molshoopje wat de huidige Synode aan het construeeren is, daarvoor willen doen doorgaan Om nu op de „getuigen van Jehova" terug te komen, het is niet de moeite waard daarover voor verstandige en fatsoenlijke menschen lang uit te weiden. Doch er zijn tegenwoordig dienaangaande vele vragen, dus kan 't misschien zijn nut hebben er tenminste iets van te zeggen. De „getuigen van Jehova" noemden zich vroeger „de ernstige Bijbelonderzoekers" Hoe ernstig ze dat doen, heeft de lezer hierboven al gemerkt. Hebben ze zelf het risquanie en provocante van dien naam inge zien In elk gevalna den oorlog waarin ze veel van de duitschers te lijden hadden tooiden ze zich in Nederland me"', den "naam van „Getuigen van Jehova", ofschoon dit een naam is die verdacht sterk herinnert aan een afsplitsing der duitsche „Ernstige Bijbelonder zoekers", welke zich reeds in 1919 „Engelen van Jehova" noemde De „ernstige Bijbelonderzoekers" of „getuigen van Jehova" zijn oorspronkelijk een amerikaansche secte, ge sticht door een jongen man, een koopmanCharles Taze Russell in 1852 geboren te Pittsburg in Pennsyl vania. In 1872 vormt hij met enkele gelijkgezinde vrienden een kring tot dieper onderzoek van den Bijbel. Spoedig kwam Russell tot-de ontdekking dat vóór hem nog niemand den Bijbel goed begrepen hadOp de eerste plaats werd 't hem naar hij meende door Gods Geest geleid duidelijk, dat de Schrift met alle klemhet bestaan van de hel loochende 1 Voor waar een vreugdevolle ontdekking en een veelbelovend begin Verder diepte hij uit den Bijbel (Openb. 20) op zijn theorie van het duizendjarig Rijk, de spil waarom alles bij hem draait. (Vandaar dat de „getuigen van Jehova" een chiliastische secte zijnvan het grieksche woord „chilioi" dat „duizend" beteekent). Deze theorie of liever phantasie houdt het volgende, in. Bij den dood verzinkt elke menschenziel in een toestand van onbe wustheid, waaruit ze gewekt wordt tijdens het „duizend jarig rijk", om dan, als ze den proeftijd van dit aardsche leven niet goed doorstaan heeft, nogmaals gelouterd te worden. Deze tweede beproeving en loutering is Reel wat lichter dan de eerste, hier op aarde, want in het „duizendjarig rijk" is de duivel aan banden gelegd. Zoo komt de ziel dan zeer gemakkelijk in den hemel. De zeer weinige zielen die ook deze tweede beproeving niet goed doorstaan, zullen gestraft worden met den tweeden dood, dat is de volledige vernietiging Nogmaalsheelemaal niet zoo onplezierig voor ver stokte zondaars Dit „duizendjarig rijk" zou volgens de voorspellingen van Russell beginnen in het jaar 1914. „Welnu", zeggen de „getuigen van Jehova", „dat is prachtig uitgekomen, want toen begon de wereldoorlog met zijn beproevingen en verschrikkingen!" Alleen... men moet ons nog duidelijk maken dat thans de macht van den duivel meer aan banden gelegd is dan vroeger 1 Voegen we aan al dezen nonsens nog toe, dat Russell's aanhangers ook ontkennen dat God een zuivere geest isGod is volgens hen een mengsel van geest en stof. Zij loochenen insgelijks de Drievuldigheid, loochenen dus ook de ware Godheid van Christus en van den H. Geest En wanneer we verder nog eens herinneren aan hun koekebakkers-exegese van jan en alleman, dan zal ieder weldenkend mensch het ermee eens zijn, dat de bekende Dr. Algermissen in zijn handboek over de godsdienstige stroomingen aangaande de „getuigen van

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1946 | | pagina 1