UITGAVE VAM DE DER GEREFORMEERDE PARTICULIERE K ERK EM I M 5YMODE Z E E L A M D f„ Een DAÖ 111 UVE VOORHO VEli IS ZEEUWSCHE KERKBODE J' "1 sr^ No. 39 VRIJDAG 5 APRIL 1946 1ste jaargang Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Ds JOH. BOOIJ, Ds W. M. LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds J. A. TIEMENS Drukkerij LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg Abonnementsprijsper halfjaar bij vooruitbetaling f 2,50. Afzonderlijke nummers 10 ct. Advertentiën 20 ct. per regel Berichten, opgaven predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Middelburg, Spanjaardstraat 47. Telefoon 2438. Giro 42280 ZELFHANDHAVING ZELFVEROORDEELING. Toen gaf hij Hem dan over, opdat Hij gekruisigd zou worden. Joh. 19 16a. Waarom heeftPilatus Jezus ter dood veroor deeld De vraag is pijnlijk, omdat het antwoord pijn lijk is. Het antwoord is voor ons nienschen ontstel lend. Het is vernietigend voor alle optimisme aan gaande de edele en goede natuur van den mcnsch. Op den lijdensweg van Jezus wordt alle huma nisme ontmaskerd in zijn leugenachtigheid. Van wat lieflijk is en welluidt blijft niets over. De mensch is in al zijn strevingen en overleg gingen één rauwe dissonant van zelfzucht. Zelfhandhaving is bij allen rondom Golgotha het duistere motief van hun optreden. Zoo is het met Judas, met Kajafas, Herodes. Zoo is het met Pilatus. Waarom veroordeelde deze rechter Jezus Omdat hij Hem schuldig oordeelde Neen, zijn eigen bekentenis zegt het tegendeel: „Ik vind geen schuld in Hem" (Joh. 18:38b). Wat bracht dan deze rechter tot zijn rechtver- krachtend oordeel Waarom, schond en bezoedelde deze man dan zijn hooge ambt Het Evangelie legt bloot, wat Pilatus en wat ieder mensch tot zonde drijftde donkere drift tot zelfhandhaving. Wij zondaren speculeeren daarop en voeden dat bij elkander. Dat hebben de Joden zeer uitgerekend ook bij Pilatus gedaan„Indien gij dezen loslaat, zoo zijt gij des Keizers vriend niet" (Joh. 19: 12b). Dit woord, deze bedreiging heeft het gedaan, heeft Pilatus gedreven tot onrecht. Dit woord maakte van deze Rechter een rechtsverkrachter. Waarom veroordeelde Pilatus den Heere Jezus? Niet omdat hij Hem schuldig wist. Niet omdat hij het gaarne wilde. Hij veroordeelde Hem, omdat hij zich zelf ten koste van alles wilde handhaven. Niet recht en gerechtigheid woog hem het zwaarst. Vriendschap van den Keizer was hem het al lerhoogste goed. Dat bracht Pilatus tot zijn zonde. Dat maakte het rechthuis tot een huis van on recht. Het is in één woord de wil tot zelfhandhaving. Hier ligt Pilatus' zelfveroordeeling. En ook de onze, want dat is bij alle zonde het donkere motiefde wil tot zelfhandhaving. Dat is ook bij alle misdaad der dictatuur het diepste motief. Heel het afschuwelijke proces van Neurenberg kan in één woord worden samengevatzelfhand having. Dat is de onzalige fontein van alle misdaden der laatste jaren. Zalig de mensch, die zich zelf en anderen zoo ziet en ontleedt. Heusch, Pilatus was geen doortrapte schurk. Hij was een beschaafd, cultureel humanistisch wezen. Zooals wij ons allemaal oppoetsen. En toch deze misdaad, deze zonde. Dit is onze leegte temidden van onze vermeen de armoede. Dit is ook onze ondergang. Er is in deze nood maar één uitweg. De kreet tot Hem, die Onze zelfhandhaving naar het kruis dreef,,Kurie Eleison", Heer Ont ferm U onzer. Gekruisigde Heiland, verslind onze zelfhand having door Uw Zelf sof ferande. M. N. J. H. HET GEVAL CAND. H. J. SCHILDER In den strijd, die in onze kerken de laatste jaren is gevoerd en welke helaas een scheuring bracht, heeft de zaak van Cand. H. J. Schilder, n.l. diens wering uit het ambt in 1944, een groote en helaas ook droeve rol gespeeld. Van bezwaarde en „vrijgemaakte" zijde heeft men ach en wee geroepen. Deze wering uit het ambt van den toenmaligen Cand. H. J. Schilder was toch wel het 'onomstootelijke feit, wat er achter al de beslissingen en uitspraken van onze Gen. Synodes SneekUtrecht (19391942 en Utrecht (1943'45) stak. Hier werden dan de ware bedoelingen der Synode ontmaskerdNu was er geen bedekking en geen camouflage meer mo gelijk. De Synode van de Geref. Kerken eischte van iederen Dienaar des Woords te gelooven en te leeren, dat het Sacrament aanwezig geloof of genade verzegelt. Nu was dan toch duidelijk bewezen hoezeer de Geref. Kerken het spoor bijs- 'ter waren, want zij hadden Cand. H. J. Schilder geweerd uit het ambt, omdat hij dat niet kon gelooven en aannemen. Nu was dan toch de teerling geworpen. Nu mocht er niet langer geaarzeld. Er moest alarm geblazen wordeli. De kerken moesten zich „vrij maken" van het „Synodale juk". Men heeft amok gemaakt tegen de Synode en onwetenden zijn slachtoffer geworden. De zaak van Cand. H. J. Schilder is van de zijde der „Vrijgemaakten" onophoudelijk naar voren gebracht, om niet te zeggen, uitgespeeld. Gevolg is geweest, dat deze zaak als een rook gordijn in onze kerken hing, waardoor menigeen dreigde te verdolen in de vrijgemaakte linies. Daarom is het goed geweest van de buitenge wone Synode van 1946 om heel deze geruchtma kende affaire zeer grondig te onderzoeken, opdat nu eens definitief zou worden uitgemaakt, hoe de zaak van Cand. H. J. Schilder stond en of de aan klacht tegen de Synode van Utrecht 1043'45 op waarheid berustte. Wij, die van nabij dit onderzoek hebben mee gemaakt, kunnen wel zeggen, dat de buitenge wone Synode via haar kerkrechtelijke commissie, als met een valkenoog de geheele procedure van Cand. Schilder is nagegaan. Het resultaat van haar onderzoek heeft zij neergelegd in de 15de conslusie van het kerkrechtelijk rapport. Deze conclusie luidt: De Synode spreekt uit in het bijzonder ten aan zien van de zaak van Cand. H. J. Schilder: a. dat uit de officieele beslissingen van de Syno de, waarvan hem ook mededeeling is gedaan, duidelijk gebleken is, dat hij om geen enkele andere reden van het ambt van Dienaar des Woords geweerd is, dan omdat hij bezwaar had tegen de uitspraken van 1942, bepaald tegen de daarin voorkomende aanhaling uit de verklaring van 1905, en omdat hij niet beloofd heeft, niets te zullen leeren, dat met genoemde leeruitspraken in strijd is; b. het te betreuren, dat de Synode van Utrecht (1943'45) er niet voldoende tegen gewaakt heeft, dat in een der rapporten, die volgens besluit van 1 Aug. 1944 aan Cand. Schilder toegezonden zijn, de onjuiste voorstelling is ingeslopen, als zou zijn wering uit het ambt berust hebben op den grond, dat hij niet wilde aannemen dat door het sacrament aanwezig geloof wordt verzegeld. Uit deze conclusies, dié op een zeer serieus onderzoek van de geheele zaak gebaseerd zijn, blijkt wel, hoe geheel ten onrechte het rumoer en het offensief tegen de Synode van Utrecht (1943 ^45) is geopend. Cand. Schilder is alleen geweerd om zijn be zwaar tegen de verklaring van 1905 en zijn weige ren te beloven niets te leeren in strijd daarmede. Dat zijn de feiten. En wat deze buitengewone Synode onder punt b van conclusie 15 heeft uitgesproken, had voor Cand. Schilder nimmer reden behoeven te zijn om een exegese van zijn wering uit het ambt te ge ven, als hij gedaan heeft. Indien hij zelf werkelijk slachtoffer is geweest van de onjuiste voorstelling, als zou zijn wering uit het ambt mede hebben berust op den grond dat hij verzegeling van aanwezig geloof door het sacrament verwierp, dan had hij daartegen bij de Synode kunnen en moeten protes'teeren. Dat heeft hij nagelaten! Hoe men de zaak ook wendt of keert, het on derzoek heeft aangetoond, dat heel het rumoer rondom de zaak van Cand. H. J. Schilder den toets der critiek niet kan verdragen. De waarheid is deze, dat men het geval Cand. Schilder uitgebuit heeft om de kerken tegen haar Synode in 't geweer te roepen. Het zoo opgeblazen geval Cand. Schilder is gebleken een legende te zijn. De Synode van Utrecht '46 heeft aan deze legendevorming een duidelijk halt toegeroepen. Wie de waarheid liefheeft, moet daarvoor dank baar zijn. M. N. J. H. EEN GETUIGENIS OVER EENHEID IN CHRISTUS VAN DEN VROEGEREN OOSTENRIJKSCHEN BONDSKANSELIER. In „Kirchenzeitung", een Roomsch Kerkblad, in Zwitserland, van 17 en 24 Januari '46, schrijft de vroegere Oostenrijksche Bondskanselier Kurt von Schuschnigg over zijn ervaringen in het concentratie kamp. Hij handelt daarin ook op zeer interessante wijze over het samenleven met Protestantsche lotge noten. Sprekend over de anti-kerkelijke houding van Hitier zegt hij o.a. ook dit „Alles wat hier gezegd is, geldt zoowel voor het Roomsche als ook voor het Protestantsche belijden. Vaststaat, dat geloovige menschen, als het om de laatste dingen gaat, bij alle handhaving van hun eigen belijden en bij volle wederzijdsch respect en begrip, elkander steeds vinden en in het diepst van hun be staan verbonden zijn. Ook dit is een der positieve ervaringen uit het concentratiekamp en waard dat ze niet vergeten wordt." Dit getuigenis van Schuschnigg over een diepere eenheid van alle Christgeloovigen midden in alle ver deeldheid is inderdaad een onaantastbare waarheid en werkelijkheid. Deze eenheid is er ook ondanks de diepe kloof tusschen Rome en Reformatie. Omgekeerd vinden de ongeloovige menschen elkan der ook telkens weer ondanks alles wat hen scheidt en verdeelt, in het gezamelijk afwijzen en verwerpen van het positieve Evangelie. Dit is de wet der antithese, die ondanks alle ca mouflage en ontkenning, steeds van kracht blijft en zich gelden laat. In de vorige eeuw wist Kuyper dat en daarom zocht hij en verdedigde hij de coalitie. In de laatste en hoogste dingen gaat het altijd weer om de vraag voor of tegen den Christus. Het is mode geworden om Dr Kuyper te smaden en te verwerpen als „uitvinder" van deze antithese. Velen in ons land doen aan dit oppervlakkig spel mede. Helaas ook vele Christenen met als eenig resultaat toenemende beginselloosheid, waarbij alleen de Partij van den Arbeid wel vaart. Wil men het niet van Dr Kuyper aannemen, men aanvaarde het dan uit den mond van Von Schuschnigg. Het gaat tenslotte in het leven, ook in de sociale

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1946 | | pagina 1