ZEEUWSCHE t KERKBODE
UITGAVE VAM DE
DER Q E R EFOR MEERDE
PARTICULIERE 5YMODE
KERKEM IM ZEELAMD
ju-.'ïJfcil-6
„EEr| D sa in UVE VOOR
No. 36 VRIJDAG 15 MAART 1946 1ste jaargang
Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Ds JOTI. BOOIJ, Ds W. M. LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds J. A. TIEMENS
Drukkerij LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg
Abonnementsprijsper halfjaar bij vooruitbetaling f 2,50. Afzonderlijke nummers 10 ct. Advertenticn 20 ct. per regel
Berichten, opgaven predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan de drukkers Littöpij Olthoff, Middelburg, Spanjaardstraat 47. Telefoon 2438. Giro 42280
U ALLEEN, U LOVEN WIJ
Met dit Psalmvers, dat staande werd gezongen
en onder diepe ontroering, is de vorige week
Vrijdag 8 Maart 1946, tegen half één op den
middag, de buitengewone Synode der Geref. Ker
ken te Utrecht gesloten.
Zij kwam samen 22 Januari en sindsdien heeft
zij vier weken vergaderd. Het was een plechtig
en ontroerend moment, toen de Voorzitter, Ds
N. Duursema, zijn slotwoord sprak en Gode dank
bracht voor wat deze Synode na moeizame en
zware arbeid, had mogen bereiken. Welk een
verschil tusschen 22 Januari, toen zij begon en
8 Maart, toen zij eindigde
Wij gevoelden allen iets van wat het Psalm
woord zegt
Het is een wonder in onz' oogen
Wij zien het, maar doorgronden het niet.
Diep werd op het moment van scheiden door
leefd, dat de Heere het wonderlijk wel gemaakt
had.
De zware last, die ons bij den aanvang drukte,
was van ons gevallen. Besluiten van groote his
torische beteekenis waren genomen met een ster
ke broederlijke eensgezindheid.
Er was in ons zingen iets van bevrijding en
verruimd ademhalen. Wij wisten het reeds tij
dens de zittingen der Synode, wat we aan het
slot ontroerd doorleefden, dat we elkander ge
vonden hadden, dat onze kerken sterker dan ooit
aan elkander verbonden waren.
Deze Synode zal van groote historische be
teekenis zijn voor onze kerken.
Over al haar veelvuldigen arbeid kunnen we
nu niet spreken. We noemen hier slechts de dog
matische beslissing inzake Verbond en Doop.
6 Maart 1946, des namiddags om 5 uur, was
het historische oogenblik, dat onze kerken de
leeruitspraak van 1905 vervingen door die van
1946.
In diepe overtuiging en vast vertrouwen, dat
hierdoor het heil en de vrede der kerken onder
Gods Gunste, zal worden bevorderd, werd dit
besluit genomen.
De waarheid van Schrift en Belijdenis is on
verkort gehandhaafd. Wat minder duidelijk was
en voor velen bron en aanleiding was van voort
durend misverstand, is vervangen en omgezet in
een nieuw belijden.
Er is veel gebeden en geworsteld om zoo ver
te komen, maar God heeft ruimte gegeven en
dies zijn wij verblijd.
Diep uit aller hart welde het lied op
U alleen, U loven wij
Moge het zijn en blijven Soli Deo Gloria.
M. N. J. H.
DE NIEUWE LEERUITSPRAAK VAN 1946.
Wij laten de nieuwe leeruitspraak aangaande
Genadeverbond en Doop hier nu volgen zonder
commentaar. Gebiede de Heere Zijn Zegen over
haar duidelijke en schriftuurlijke taal
Op grond van de Heilige Schrift en van de
Belijdenis der Kerk spreekt de Synode uit
1. In het verbond der genade behaagt het
den Heere, den in Adam gevallen mensch uit zijn
ellende te verlossen en wederom in zijn gemeen
schap op te nemen (a).
Daartoe heeft Hij ons aller ongerechtigheid
doen aanloopen op den Middelaar Jezus Christus
(b), die door zijn dood en bloedstorting het
nieuwe en eeuwige testament, het verbond der
genade en der verzoening besloten heeft (c).
Door den Heiligen Geest maakt de Heere dit
door Christus verworven heil den zijnen deelach
tig, in welke genade, hun eenmaal gegeven, Hij
hen barmhartig bevestigt en ten einde toe krach
tig bewaart (d).
(a) Gen. 315. (b) Jes. 536. (c) Avond-
maalsform. (d) D.L.V.3.
2. In dit verbond komt de Heere tot ons met
de belofte des heils, en op grond daarvan met
den eisch tot geloof en bekeering.
Deze beide, belofte en eisch, zijn op zulk een
wijze aan elkander verbonden (a), dat de men-
schelijke verantwoordelijkheid ten volle wordt
gehandhaafd en nochtans de Heere in zijn ver
bond niet afhankelijk is van het doen des men-
schen. In de belofte immers betuigt Hij niet al
leen, dat een iegelijk die in den Zoon gelooft het
eeuwige leven heeft (b), maar zegt Hij ook den
Heiligen Geest toe, die het geloof werkt, waar
door Hij ons Christus en al zijn weldaden deel
achtig maakt (c).
Dienovereenkomstig werkt Hij in zijn uitver
korenen hetgeen Hij van allen eischt (d), vervul
lende aan hen al de beloften des verbonds, reke
nende niet ,,de kinderen des vleesches", doch ,,de
kinderen der belofte" voor het zaad (e).
(a) Gen. 17:7, 18:19, (b) Joh. 3:36, (c)
Jes. 59:21, Jer. 31 31—34, Gal. 4 28—29, Hebr.
8: 10—11, H. C. antw. 74, (d) D. L. Ill—IV: 10,
(d) Rom. 9 68, Gal. 3 16.
3. Volgens het Woord Gods zijn de kinderen
der geloovigen zoowel als de volwassenen in het
verbond Gods en in zijn gemeente begrepen, en
in Christus geheiligd, zoodat zij deel hebben aan
de belofte en gesteld zijn onder den eisch des
verbonds (a).
Tevens leert ons de Schrift, dat niet allen Is
raël zijn, die uit Israël zijn (b). Nochtans moet
de Kerk, daar het haar niet gegeven is over het
verborgene te oordeelen, geen onderscheid ma
ken tusschen leden en leden, doch bouwende op
Gods belofte (c) en overeenkomstig het spreken
der Schrift, (d) de kinderen, tenzij zij zich als
ongeloovigen openbaren, beschouwen en behan
delen als zulken, die deelen in de wederbarende
genade van den Heiligen Geest. 1)
Dit houdt niet in, dat aangaande den tijd,
waarop de Heilige Geest zijn wederbarend werk
in de uitverkorenen aanvangt, op grond van Gods
Woord eenige stellige uitspraak gedaan kan
worden de Heere vervult zijn belofte naar zijn
vrijmacht op zijn tijd, hetzij vóór, onder of na
den Doop.
Voorts zeggen wij met onze Belijdenis, dat
godzalige ouders niet moeten twijfelen aan de
verkiezing en zaligheid hunner kinderen, die God
in hun kindsheid uit dit leven wegneemt, aange
zien zij heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht
van het genadeverbond (e). Eveneens zullen de
ouders bij de opvoeding hunner kinderen altijd
uitgaan van de beloften des verbonds, en daarop
pleiten.
Degenen, die in ongeloof en onbekeerlijkheid
het verbond des Heeren verachten, heeft de Kerk
uit haar gemeenschap uit te sluiten. Zij spreekt
daarmee uit, dat de zoodanigen geen deel hebben
in het Rijk van Christus, en als bondsbrekers on
der het oordeel Gods liggen, zoolang zij zich niet
bekeeren (f). Nochtans zal de Kerk ook voor
deze afkeeringen, op grond van de belofte des
verbonds, den Heere blijven aanroepen.
(a) Gen. 177, antw. 74, le doopvr., (b)
Rom. 9:6, (c) Ps. 22:31, Jes. 44:3, 59:21,
(d) Mare. 10:14, Hand. 16:31, Ef. 6:1, (e)
D. L. 117, (f) H. C. antw. 85.
4. De kinderen der geloovigen behooren op
grond van Gods belofte en bevel gedoopt te
worden, welke Doop de afwassching der zonden
door het bloed en den Geest van Christus betee-
kent en verzegelt (a).
Daarom dankt en looft de Kerk den Heere
voor zijn vaderlijke goedheid en barmhartigheid,
die Hij ,,ons en onzen kinderen" bewezen heeft
(b) en roept zij allen tot geloof in de belofte des
Evangelies, welke in den Doop tot hen komt.
Want zonder geloof zal het sacrament hun geen
nut doen, doch hun oordeel verzwaren, gelijk
ook onze Belijdenis zegt, dat de goddelooze wel
het sacrament ontvangt tot zijn verdoemenis,
maar niet de waarheid van het sacrament (c),
dat is Jezus Christus, zonder wien de sacramen
ten niet met al zijn zouden (d).
(a) H. C. antw. 69, 70, (b) Dankgebed na
den Doop, (c) N. G. B. art. 35, (d) N. G. B.
art. 33.
5. Het verbond des Heeren verplicht een
ieder zich steeds ernstig te beproeven of hij wel
waarlijk in den Christus Gods gelooft (a), en
vruchten der dankbaarheid voortbrengt (b)want
de Schrift zegt, dat alleen die geloofd zal hebben
en gedoopt zal zijn, zal zalig worden (c).
(a) 2 Cor. 135, (b) H. C. antw. 64, (c)
Mc 16: 16.
Tenslotte wil de Synode er nog ernstig op wij
zen, dat wij bij het geloovig nadenken over het
verband tusschen Gods vrijmacht en onze ver
antwoordelijkheid niet wijs zullen zijn boven het
geen men behoort wijs te zijn. Ook hier geldt het
woord de verborgen dingen zijn voor den Heere
onzen God, maar de geopenbaarde zijn voor ons
en onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen
al de woorden dezer wet (a)
(a) Deut. 29:29.
1) De Synode heeft deze uitdrukking gekozen,
om ruimte te laten én voor de opvatting dat de
kinderen te beschouwen zijn als reeds wederge
boren, én voor de opvatting dat zij zijn te be
schouwen als kinderen, die wedergeboren zijn of
zullen worden, waarbij uiteraard beide opvattin
gen gebonden zijn aan hetgeen in het vervolg der
verklaring wordt uitgesproken over de vrijmacht
Gods.
HOEVEEL LEDEN VERLOREN WIJ DOOR
DE SCHEURING
De Heer G. M. A. Laernoes te Utrecht heeft
een zeer verdienstelijke statistiek opgesteld, waar
uit wij kunnen aflezen hoeveel leden onzer kerken
meegegaan zijn met de acte van Vrijmaking.
Wanneer wij het geheel overzien, mogen wij
dankbaar zijn, dat het kwaad der kerkscheuring
geen ernstiger omvang heeft aangenomen.
De verbitterde verdachtmaking deed ernstiger
gevolgen vreezen. Gelukkig werd de vrees be
schaamd en kunnen wij zeggen, dat onze kerken