ZEEUWSCHE t KERKBODE
m
PARTICULIERE
KER K EH I n
5 Y nO DE
Z FFLAMD
UITGAVE VAM. DE
DER GEREFORMEERDE
DE PROFUNDIS.
ONZE KERKEN IN
GEN. SYNODE TE UTRECHT.
„EEH DAQ 111 UVE VOORHOYEM IS
No. 30
VRIJDAG 1 FEBRUARI 1946 1ste jaargang
Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Ds JOH. BOOIJ, Ds W. M. LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds J. A. TIEMENS
Drukkerij LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg
Abonnementsprijsper halfjaar bij vooruitbetaling f 2,50. Afzonderlijke nummers 10 ct. Advertenticn 20 ct. per regel
Berichten, opgaven predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Middelburg, Spanjaardstraat 47. Telefoon 2438. Giro 42280
Het woord ,,de profundis", uit de diepten,
is dikwijls Verkeerd verstaan. Bv. de Psalm
berijming heeft er van gemaakt,,Uit diepten
van ellenden roep ik". Maar het gaat heele-
maal niet over ellenden. De dichter die dit
lied zong, gaat uit van' de Semietische drie-
deeling, die we ook in de wet lezen Op die
wateren onder de aarde drijft deze wereld,
als een plat vlak. En nu is deze dichter ziek
geworden. Zop ziek, dat hij al door de wate
ren onder de aarde is heengegaan en vlak
voor de Hades, de onderwereld staat, het
doodenrijk, diep onder de aarde. Vandaar
dat hij roept uit de diepten, de profundis. Hij
ziet dat hij weldra zal ondergaan. Daarom
roept hij om uitredding. Bij den Heere weet
hij is verlossing.t
Dat de dichter tot God roept, bewijst dat
hij weetGod kan hooren. God is de Al
machtige. Zelfs het zuchten in het verborgen
van zijn kinderen hoort Hij. Zuchten is niet
eens noodig. Het in stilte gesproken gebed
hoort Hij ook. Maar wil God hooren Dat
is voor deze ellendige de bange vraag. Dit
weet hij tusschen God en Hem is een hooge
muur opgetrokken. Tegenover hem staat de
muur van goddelijke gerechtigheid. En tegen
over die gerechtigheid houdt niemand h'et uit.
En terwijl de poorten van de Hades al open
gaan en de goddelijke gerechtigheid hem
benauwt roept hij tot God om uitredding.
,,'k Roep uit de diepe afgrond, o God, wil
toch verstaan mijn smart die nergens hulp
vond. Moet ik teil onder gaan
Nu is leven binding van banden. Dood is
ontbinding van banden. Dat zien we vooral
in het graf. Daar gaan alle levensbanden ten
slotte los. Wat organisch bijeenhoort, valt
daar uiteen. Het is vreeselijk wanneer we die
verschijnselen zien in het leven der kerk dat
uiteen valt, wat organisch bijeefihoort. Dat
ontbonden wordt, wat God saamgevoegd
heeft. Zooals de dichter uit de diepten tot
God riep om te leven, zoo moeten wij nu
roepen uit de diepten om leven, echt orga
nisch leven. En wanneer Christus de spil is,
en niet wijzelf, wanneer we onszelf willen
verloochenen en Christus gehoorzaam zijn,
dan ontvangen we het leven tegenover den
dood.
De dichter van Ps. 130 wéét dat God hoort.
Dat heeft hij ervaren in het verleden. Hij
wéét dat zoo God in het recht wil treden, hij
moet sterven. Maar terugziend op/ wat hij
vroeger heeft beleefd, en op wat Istaël in
Egypte en in de woestijn heeft ervaren,
spreekt hij het uit met vaste overtuiging
Maar bij u is vergeving Maar die vergeving
heeft niet den mensch ten doel. Het hoogste
doel van de vergeving is God opdat we ons
bekeeren. En in dat vertrouwen wacht hij
nu. Misschien worden zijn wenschen wel niet
eens vervuld, maar Zijn Vader zal hem niet
anders geven dan het goede. Zoo kan hij
rustig zijn vlak bij de Hades, vlak bij den
dcfod. In dit vertrouwen kan hij wachten.
De dichter denkt echter niet atomistisch,
maar sociaal. Hij is niet beperkt van blik,
maar ï&iim. Hij ziet zichzelf als een onderdeel
van het groote geheelIsraël hope op den
Heere. Hij weet zich bgndeling. Hij weet
het gaat om de verlossing van de kerk. Dat
is het doel van God op de wereld, zoowel in
Oud als in Nieuw Testament. Wie vandaag
bidt tegen doodsverschijnselen in de kerk en
om levensbinding, die worstelt niet alleen
voor zichzelf, maar vobr de kerk, ja voor de
wereld. En hoe God dan ook zal hooren dit
iss zeker God zal verlossen van ongerechtig
heden, De Heere zal uitkomst geven. Mis
schien op zoo andere wijze dan wij denken.
Maar Hij zal verlossen. Wie uit de diepten
geloovig roept, dien hoort God en die zal
verlost worden op Gods tijd en op Gods wijze.
A. H. OUSSOREN.
Onder gi-oote belangstelling is de vorige week de
buitengewone Gen. Synode onzer Kerken te Utrecht
bijeengekomen. De ernstige omstandigheden waar
onder zij vergadert zijn ons bekend. Deze Synode
staat in liet teeken van de droeve scheuring in onze
kerken voltrokken. Allen, die het wel meenen met
onze kerken en haar rijke belijdenis, zullen in ge
dachten en gebeden de Synode gedenken. Haar ver
antwoordelijkheid is zwaar. Haar taak is moeilijk.
Trouw aan de Waarheid en de belijdenis der Vaderen
wil zij en moet zij zijn. Anderzijds wil zij niets onbe
proefd laten om alles te dóen wat in haar vermogen
is de getrokken scheur te heelen.
In deze spanning moet de Synode haar arbeid doen
voor God en onze kerken. Zij is zich daar ook diep
van bewust. In diepen ernst en biddend opzien tot
God is aan den vooravond der opening in den lande
gebeden. Zoo was hét ook in Utrecht, waar in een
stampvolle Westerkerk Prof. Dr G. C. Berkhouwer
vóórging. Onvergetelijk was die avond.
Een der Utrechtsche predikanten, door de Synode
verzocht het perswerk waar te nemen, Ds J. de Jager,
geeft zijn indrukken van bidstond en opening treffend
weer. Wij zijn overtuigd, dat onze lezers van harte
met de Synode meeleven en gaarne uit de eerste hand
vernemen van de kerkelijke aangelegenheden te U-
trecht. Onze plannen om zelf de eerste indrukken aan
onze lezers door te geven, konden wij door drukken
Synodalen arbeid niet ten uitvoer brengen. Maar nu
wij het verslag vanDs de Jager, die over een wel
versneden pen beschikt, kunnen geven, zal niemand
iets missen. Ds de Jager heeft het zoo gedaan, dat hij
moeilijk is te verbeteren. Wij danken hem en geven
hem het woord.
M. N. J. H.
ALS DE KERKEN VERGADEREN.
I.
Als de Kerken vergaderen in Synode, gaan de ge
dachten van duizenden in en buiten onze Classis naar
die vergadering uit. Een stil gebed wiekt uit hun hart
op naar Gods troon, dat Hij zijn Geest aan de broe
ders geve, in de Binding van Zijn Woord. En tegelijk
vleugt af en toe de wensch door hen heen, dat ze
er zélf bij konden zijn, meeworstelend om de Waar-
heid Gods, waarin de vrede en de eenheid der Kerk
alleen gevonden kunnen worden. Maar het leven dwingt
ze, om te blijven staan in het werk, dat hen mijlen
ver -wegvoert van het kerkelijk gebeuren, dat toch hun
ziel in sterke spanning houdt.
Ik wil probeeren u in deze weken iets te laten mèe-
beleven, zij het dan uit de verte, van den arbeid <jjer
Synode. Natuurlijk geef ik geen volledig verslag. Daar
voor* verwijs ik u naar de dagbladpers, die trouw op
haar post is,'als de Synode-deur maar even openkiert.
Ik wil enkel trachten u iets te laten voelen van de
sfeer, van den geest, waarin de Synode werkt, deze
appèl-synode, die samenkomt' onder 't felwitte licht
van de kritische aandacht van tallooze broeders en
zusters in den lande. Het worden persoonlijke indruk
ken, die ook niet voor meer gehouden mogen worden,
al zal ik me dat spreekt vanzelf ec voor wachten
een al te subjectieve en daardoor licht onware repor
tage te geven, c j
De bidstond.
Door den vorstig-windstillen avond fiets ik naar de
Westerkerk, waarin de bidstond gehouden wordt. Een
enkele tram stopt op het Vreeburg. Auto's schuiven
snel hun lichtbundels over het asfalt. Weerszijden
van den rijweg reppen fietsers zich voort. Sommigen
hebben geen licht op. Uitgaande jongens en meisjes
koersen naar de bioscoop. Ik kan in 't donker (geen
kerkgangers ontdekken, maar ik weet, dat ze er moe
ten zijn, op weg naar de ontmoeting met God, Die
waakt over Zijn volk in nood.
In de consistorie van de Westerkerk, nog kaal en
schaarsch gemeubileerd na het bombardement van
October '44, tref ik vele Synode-leden aan, collega's
en broeders van den kerkeraad. 't Is dezelfde aanblik
als in 1943, toen de vorige Synode haar arbeid aan
ving. Er klinken verheugde begroetingen van vrienden,
die elkaar in jaren niet gezien hebben. Wat zijn ze
een stuk ouder geworden in den oorlogstijd, die veel
van hun, kracht vroeg Het is ook merkbaar,®dat er
vele nieuwe Synode-leden door de Kerken naar Utrecht
gezonden zijn. Wat aarzelend verkennen zij het ter
rein en stellen zich met een paar voorloopige con
tacten tevreden.
Dan begint de kerkdienst. De Synode-leden worden
naar hun plaatsen geleid. Door de open deur is het al
te zien, dat de kerk vol is. In de paden staan menschen
nog op een plaatsje te wachten. Nieuwsgierig worden
de mannenbroeders opgenomen, die zoo'n verantwoor
delijke taak te dóen krijgen.
Nu wordt het stil. Wij bidden. Als de voorganger,
Prof. Berkouwer, het votum uitgesproken heeft, klinkt
krachtig en bezield de zang der gemeente. Het ont
róert mij diep, als- we gemeenschappelijk erkennen
God is Rechter, Die 't beslist,
Die is aller Oppervoogd
Deez' vernedert, dien verhoogt.
Dan belijden we, in gemeenschap met de Kerk van
alle eeuwen en plaatsen het geloof, dat eens den
heiligen overgeleverd werd. En uit de Kerk in strijd
en zorg klimt lof en smeeking omhoog
O groote Christus, eeuwig Licht,
Niets is bedekt voor Uw gezicht.
Houd ons gemoed voor U bereid,
Opdat het blij Uw komst verbeid'.
Als de Schrift-lezing ons den Christus verkondigd
heeft als het overwinnende Woord (Openb. 19: 11
13) en de voorganger Gods zegen over prediking en
gebed afgesmeekt heeft, komen we onder het beslag
van den tekst, die de Synode met haar werk in den
glans van Christus' heerlijkheid zet
„Maar het Woord Gods is niet gebonden".
(2 Tim. 2:9b).
We zijn hier aldus de dienaar van het Woord
--- niet om te spreken over onze verwachtingen, óm
te klagen, te profeteeren, maar om te luisteren naar
het Woord en dan te bidden. Ook ons gebed kan
verwereldlijken, alshet ons niet is te doen om den
Hoorder der gebeden, Die Zijn antwoord uit den
hooge altijd doetcorrespondeeren op ons geroep. De
kerkelijke situatie ówingt ons 'tot vurig gebed, nu wij
staan voor deze crisis, hoe onze Kerk voor de wereld
tot zegen zal zijn. Er is slechts uitzicht, als wij uit
zicht hebben op het Woord, dè rijkdom der Kerk.
Want het ongebonden Woord is de vertroosting voor
de Kerk. En dat Woord is de binding van de kerk.
Wie verstaat niet, dat het vandaag in deze wereld
alleen gaat om het souverein-heerschende Woord, dat
de Kerk bijzonder over heel de linie van haar 'Bestaan
leeft uit het Woord Paulus spreekt over het Woord,