Uit de Gemeente. DIVERSEN. ft RAPPORT VAN Ds J. VERKUIJL UIT INDIË. EENIGE MEDEDEELINGEN over de kerkelijke arbeid en de geestelijke stroomingen in de Burger-interneeringskampên in Indië. het crematorium van Dachau gestaan, waar meer dan een .kwart millioen mensen verbrand zijn fels men dat ziet, wordt men gek. Neen, de kerk heeft niet „overwonnen", maar zij heeft smadelijk het trouwverbond met haar Heer en Heiland verbroken, door altijd maar weer te zeggen „Ik ken dezen mens nie't." Zij wist wat er gebeurde, en zij heeft gedaan alsof al die offers haar niet aan gingen. Hoe zullen wij het woord der genade kunnen ver nemen, als wij onze schuld niet billen inzien? Ik ont moet overal mensen, die zichzelf schoonwassen door er op te wijzen dat het hun het leven had kunnen kosten en dat zij dus liever hoogstens hun positie, en hun beroep riskeerden. En nü nog zijn er overal men sen, die vragen was het dan werkelijk zo erg .als de kranten beweren Dan antwoord ik steeds weer Neen, zo erg was het niet, het was alleen maar hon derdmaal erger Natuurlijk zijn er menselijke verontschuldigingen en Uitvluchten, maar het komt allemaal neer op.de oude wijs Ben ik mijn broeders hoeder U had die zelf verzekerde kerk in Treysa eens moeten èien wij heb ben het volk goed geleid, de kerk is niet te kort ge schoten, wij hebben de rechte leer gepredikt en zijn niet langs de dwaalwegen der „Duitse Christenen" gegaan. Onder dit gezichtspunt moet u de dingen hu maar eens bekijken, dan vraagt men niet meer, of anderen ook zondigden. Maar dan wordt menklein en dan komt de grote verwondering, dat Gods Zoon voor zulke mensen stierf als wij waren en zijn en dan opent zich een verborgen diepte, waar wij in omlaagvallen om in de armen van den Heiland te vallen. Maar zij, die zelfverzekerd en tevreden met zichzelf, langs de oppervlakte wandelen en tienmaal zoveel te eten hebben als de arme mensen in herlijn en honderdmaal zoveel als de honderdduizenden, die langs de straat wegen in het Oosten crepeerden, de mensen, die nog steeds niet willen inzien dat het gericht over het huis Gods nog maar pas begonnen is, die zullen het niet „voor elkaar brengen". Ook niet met de zoetste woorden van troost, die immers helemaal geen troost kunnen bieden, als de werkelijkheid zich aan komt melden, als de aarde plotseling splijt en de hele bende van Korah verslindt, die zich aanmatigt priester te zijn zonder daar van Godswege toe geroepen te zijn. Neen, de kerk heeft niet overwonnen, zij is te kort geschoten en schiet nog altijd te kort, omdat zij de gerichten om haar heen op iedereen betrekt behalve op haar zelve. Zie, dat is mijn bede en, mijn taak en daar laat ik niet van af, ook niet omderwille van de 'kerk en ook' niet omderwille van mijn geliefde arme volk, opdat niemand van de genade verstoken worde, die ons nu nog en misschien voor de laatste maal in de geschiedenis van ons volk wordt geboden. De mensen hebben het druk over hulpacties en zijn content als zij weer eens een druppel op een gloeiende plaat lieten vallen. En zij hebben hét over de enige zuivere leer van het Lutherdom en over de noodzake lijkheid om zich van_de Calvinisten*af te scheiden en over al dat soort godslasteringen meer, en het mes Gods zit hun op de keel, maar ze willen het niet zien en niet toegeven. Zie eens, ik predik slechts genade en troost, maar troost en genade voor den mens, die zich voor God en Zijn oordeel buigt, zoals de tollenaar in de gelijkenis, en dat behoorde de kerk thans te doen. Ik weet, wat voor jubelende, lofzangen de hongerende en verhongerende gemeente in het Oosten thans zingt, ik heb tussen die mensen gestaan en ik ben in tranen uitgebarsten, wat mij niet dikwijls voorkomt en'ik wil naar hen terug, naar deze mensen, die niet aanklagen omdat hun onrecht geschiedt, doch die God prijzen, omdat Hij midden in het gericht met Zijn genade bij hen is. Neen, misdadigers zijn wij niet, wij hebben niemand vermoord, niemand beroofd, niemand met wellust op zettelijk gekweld, maar wij verheffen ons niet meer boven de mensen, die zo iets deden, omdat wij weten dat wij ook schuldig zijn en omdat wij tevens weet hebben - midden in die schuld van het enige wonder dat er bestaat, de genade Gods in Zijn enig geboren Zoon. Dit is een wonderlijke brief geworden, en ik weet niet of hij- u in eninerlei opzicht zal kunnen overtuigen. Wie gezien en beleefd heeft wat ik heb gezien en beleefd, die behandelt deze dingen niet meer op de gewone menselijke manier en met zijn nuchtere ver stand. Die geeft het op, de menselijke schulden tegen elkaar af te wegen en op te w?gen. Die vraagt ook niet meer, hoe de vijanden het zullen uitleggen, dat overweegt hij helemaal niet, of slechts in zovèrre, dat die vijanden misschien plotseling ook eens door die grote schrik zullen bevangen raken, en velen zijn daar misschien al door bevangen en als God onze gebeden verhoort, dan_cjaan ook hun ogen, oren en harten op zekere dag open voor die ene, reddende boodschap, die ginds in .de diepte met al haar gruwelijke mensen en duivelswerk wordt bereid. God zegene u en geloof mij ik heb mijn volk even lief als wie ook, vooral in zijn schuld heb ik het lief met de liefde waarmee Christus mij heeft lief gehad en ik wil mijn volk die liefde ook niet één dag van mijn leven onthouden. In hartelijke genegenheid, Uw MARTIN NIEMöLLER. In deze vraag schuilt een percentage onbillijk heid, omdat de protestantse predikanten wel. doch de r.k. priesters niet onder de militaire dienstplicht vielen grotendeels 'niet gearresteerd behoefden te «-worden, wijl zij op het slagveld (en dat gold speciaal de voor gangers der Belijdende Kerk) doeltreffend konden worden .geëlimineerd. (Red.). De Catechisatie. In ons Kerkelijk leven ontkomen wij niet aan de spanning, waarin het geheel veranderde levensbeeld onzer dagen ons gevangen houdt. Toen na de bevrij ding onze Kerken in de Zuidelijke Provincies iri con ferentie samenkwamen, heeft het niet ontbroken aan bezinning op de moeilijkheden waarin de nieuwe tijd ons stellen zou in geheel onze ambtelijke arbeid. Daar is ook gesproken óver de catechisatie. De sectie-vergaderingen-waarin dit punt ter sprake kwam, heb ik mogen meemaken. Als gij het verslag der conferentie leest, zoudt ge geneigd zijn te denken dat over het catechetisch onderwijs, zooals het in de toekomst zou zijn, niet veel gesproken is. De conclu- sie's vermelden maar één zin „Aan de catechese (het catechetisch onderwijs) worde bijzondere zorg besteed". Dat de wenschen. inzake de catechisatie zoo kort zijn geformuleerd, beteekent in 't geheel niet, dat zij weinig in getal zouden zijn. De toelichting maakt dat wel duidelijk. Neen, daar is veel gesproken over deze materie. Maar het wérd hoe langer hóe duidelijker na de bespreking, hoe moeilijk deze zaak zich Iaat be schrijven. Het lijkt zoo heel gewoon, als 's winters de catechisatie's weer beginnen. Maar elke catecheet weet, dat juist dit onderwijs zulk een uiterst zuivere instel ling vraagt. Bij de „leeringe" gaat het om dat onder wijs, waarin de Kerk haar jeugd vasthoudt, en leidt van de Doop tot het Heilig Avondmaal. Hier wordt de jonge mensch zeer direkt aangespro ken en den weg opgevoerd van het geloovig deel- krijgen aan de belijdenis der Kerk. De catechisatie kan van zoo groote beteekenis zijn. Slordig onderwijs en slordig bezoek der catechisatie heeft dikwijls een allèr- beslissende beteekenis van het latere leven. Daar is de klacht, dat de catechisatie veel te veel een zaak is van de dbminé alleen. En dan bedoel ik niet, dat zelfs veel Kerkeraden het standpunt innemen, dat het ongewenscht en zeker overbodig is, dat de ouderlingen zoo nu en dan eens de catechisatie bezoeken maar is er ook in de gezinnen wel genoeg begrijpen, dat dat werk er een is, dat gedragei^ moet worden door de liefde en het gebed der ouders? Daar is (er is vaak genoeg veel van gezegd) het slordig bezoek der catechisaties omdat voor elke visite, uitstapje, verhindering wordt gegeven. Hier wordt ook verkeerd gehandeld door de predikanten, die om elk wisse-wasje het uur der cate chisatie meenen te kunnen verzetten. Er zijn cursussen, die de voorrang hebben boven de wekelijksche catechisatie-uren. Er zou zooveel tè noe men zijn. Toch is er ook nog een ander gevaar en daarop zou ik willen wijzen in 't bijzonder. Het betreft de inrich ting van het onderwijs zelf. Onlangs las ikeen zeer frappant staaltje. Een. der groote-stadspredikanten (geen Gereformeerde collega, maar dat doet hier al weinig af van zijn klacht) klaagde over zijn catechi santen. Hij had altijd met veel enthousiasme en be vrediging onderwijs gegeven, maar wat hij nu ontdekte was iets onverteerbaars. Na de bevrijding was pok het onderwijs weer begonnen. Maar alles was zoo anders. De opkomst viel niet te laken, alleen de geest was allerellendigst. Wat gemist werd, was de interesse Onbewogen, zonder de minste lus'f om te weten, zaten de catechisanten het uur uit. Er waren andere dingen die hun leven in beslag schenen te nemen. Niet malsch was het oordeel van hun dominé over hen, en hij dreigde dat als 't zoo doorging hij geen van hen zou „aannemen". Ik heb het bewuste stukje niet meer vóór mij. Uit mijn geheugen citeer ik. zoo'n beetje. Maar dit is mij bijgebleven dat 'deze predikant, die vroeger met lust catechiseerde, er tegen opzag deze trage, lustelooze menigte elke week haar dosis onderwijs toe te dienen. Wat hier gesignaleerd werd, is teeken des tijds ge worden. De ontzaglijke gebeurtenissen die wij door leefden, lieten de jeugd niet onberoerd. Wat deze stads-dominé beleefde, vindt zijn weerslag over heel de linie van het catechetisch onderwijs. Wij hebben onderwijs te geven aan een jeugd die door wat zij doorleefde in de geweldige oorlogstijd, vol zit van veel en velerlei. Het is voor onze jonge menschen moeilijk De omkeer in het wereldleven, de revolutie in ons kerkelijk leven, de troostelooze toekomst heb ben niet nagelaten hun werk te doen. De jeugd heeft veel gemist aan vroblijkheid en vertief in de oorlogs jaren. Zij zoekt schadeloosstelling. Een stads-predikant uit een groote kerkelijke ge meente zeide dezer dagen de Kerken komen vol, maar ach de instelling deugt niethet leven van de door snee kerkmensch wordt getypeerd door twee woor den verdiepen en genieten. Het groote probleem in het catechetisch onderwijs ishoe kunnen wij de kerkelijke jeugd niet alleen naar de catechisatie krij gen, maar vooral hoe kunnen wij haar door-bet onder wijs boeien Haar interesse wekken, haar lust stimu- leeren. Het is mijn plan in een volgend artikel en zoonoodig in meer dan één, iets over het catechetisch onderwijs te zeggen. Niet in de pessimistische geest (want er is, vooral op het platteland nog zooveel goeds in deze), maar toch in het volle besef van de moeilijkheden, die wij hier slechts saam in 't geloof kunnen overwinnen. BOOIJ. 2. De samenstelling van de kampbevolking. Vooral zij, die gewend waren te werken in de Chi- neesche en in de Indonesische wereld kwamen tot de ontdekking, dat het front van de Zendingsarbeid^uit- gebreid moet worden. Het gaat in Indië om „the Chris tian Message in a non-christian world". En deze non- Christian world omvat ook de Europeesche wereld in Indië. Die ontdekking is zeer heilzaam geweest. Heil- •zaam, omdat zij, die in de zending arbeiden, voortaan beter dan tevoren zullen beseffen, dat het getuigenis der Christelijke Kerk in het Oosten gerugsteund moet worden door het Getuigenis der Europeanen met woord ^en daad en dat de geringe kiemkracht van het Chris tendom in het Oosten mede te'wijten is daaraan, dat het getuigenis der Zending zoo weinig samenklinkt met het getuigenis der Europeesche Gemeenschap. 3. De klankbodem voor hel Evangelie. 4 De krachtige Hand ^Gods,,heeft in de kampen lang zaam maar zeker, een klankbodem voor het Evangelie geschapen. In de eerste maanden scheen het alsof het evangelie geen gehoor kon vinden. De verbittering over alles wat 'op Java gebeurd was, het schelden op de toestanden van voor den oorlog, het zoeken naar een zondebok, de schok van de plotselinge internee- ring, het gescheiden zijn van het gezin, de verwach ting, dat de oorlog spoedig zou afloopen en dat in ieder geval de interneering maar van korte duur zou zijn, al deze factoren wierpen een barricade op tegen de voortgang van het Evangelie. Maar na enkele maanden kwam de bezinning, de verwijten aan anderen, werden bij velen tot velfver- wijten. Menschen, die in de roes van het Indische leven altijd voortgeleefd hadden, begonnen hun leven te bezien in het witte licht van Gods normen. God was zoo vaak voor hen geweest een prome- moriepost op de begrooting van hun leven. God werd nu voor hen de levende God en begon in deze nood te spreken, zoodat velen in een geestelijke crisis ge raakten. Sommigen werden tijden lang gesleept nar.r de gevangenissen, naar de Kem Pei Tai, de Japansche Gestapo, en het is bijzonder aangrijpend, dat juist de vreeselijke mishandelingen daar voor niet weinigen a.h.w. de nauwe trechter zijn geweest, waarlangs God het schuldbesef in hen naar buiten dreef, zoodat ze terecht kwamen in de ootmoed en de een voud. Hoevelen zouden niet na zoo'n periode bij de Kem Pei Tai met prille aandacht zich geschaard heb ben rondom de verkondiging van het Woord Gods Ook het vreeselijk hongerregiem, waaraan wij on derworpen werden, dreef velen in de geestelijke hon ger. Wij werden in die perioden allen bedreigd in ons bestaan. De ziekten der ondervoeding, dysenterie en oedeem, grepen de een na de ander aan. De harde onbarmhartige handen van Nippon dreven ons vaak in de radende barmhartige handen Gods. Zoo heeft God de omstandigheden op Zijn Goddelijke wijze ge bruikt om een klankbodem te scheppefi voor het Evangelie daar waar zoo'n klankbodem tevoren niet was. Dat wil niet zeggen, dat overal diepe belang stelling groeide.'Er is ook groeiende onverschilligheid geweest, een voortvegeteeren van dag tot dag. Er zijn helaas ook tientallen menschen geweest, die hun tijd vuld&p met het opstellen van menu's en het be spreken ;aaarvan en met het produceeren en consu- meeren van valsche geruchten. Er was ook wel opper vlakkige belangstelling als van ëendagsvlinders of van menschen, die religie gingen beschouwen als tijd- passeering of een interessante wetenschap. Men had immers niets anders te doen, bioscoop, drank, dans, romans enz. waren weggevallen. De religie kon wellicht dienen als remplacant. Bijzonder moet vermeld worden de belangstelling voor de Bijbel. Er waren kampen, waarin de Nippon- sche leiding systematisch alle boeken opeischte en inzamelde. De Bijbel was dan het eenige boek dat bleef. Daarom is de Bijbel gelezen als nooit tevoren. Soms is de Bijbel gelezen met de belangstelling van de aestheticus, die schoonheid zoekt. Sommigen lazen de Bijbel met de feelangstelling van een man, die slechts wetenschappelijke dincfen zoekt. Sómmigen lazen met de belangstelling van een moralist, die op zoek is naar moreele aanwijzingen. Maar hoevelen zijn er niet geweest, die de Bijbel lazen om hun levenswil, omdat zè in de nood, waarih ze waren een stormlamp noodig hadden, die hen den weg tot behoud wees. 4. Arbeid en Arbeidsmiddelen. Waren er in de kampen voldoende arbeiders in de oogst Wat betreft de predikanten-groep moet op gemerkt jvorden, dat sommige predikanten direct ge- interneerd wërden in April 1942, maar de meesten mochten nog een tijdlang hun werk voortikten. Aan gezien allerlei steunacties voor de Europeanen buiten de kampen noodig waren, werden alle predikanten daarin betrokken. De Japanners sloegen zulke acties met groot wantrouwen gade en successievelijk kwa men alle predikanten de kampen of de gevangenissen binnen. Voorzoover hun physieke toestand het toeliet» konden ze zich tóen aan de arbeid wijden van de geestelijke verzorging. In alle kampen hebben de pre dikanten in sterke mate de steun gehad van ouder lingen en vele anderen, die reeds vroeger geestelijk- werk gedaan hadden of door God in dé kampen daartoe geleid werden. In de vrouwenkampen moet

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1946 | | pagina 2