UITGAVE VAM DE DER GEREFORMEERDE PARTICULIERE 5 Y IT O D E K E R K E f1 111 ZEELAMD ZEEUWSCHE i KERKBODE „EEfl DAG iri UVE VOORHOVEPi IS No. 29 VRIJDAG 25 JANUARI 1946 1ste jaargang Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Ds JOH. BOOIJ, Ds W. M. LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds J. A. TIEMENS Drukkerij LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg Abonnementsprijsper halfjaar bij vooruitbetaling f 2,50. Afzonderlijke nummers 10 ct. Advertentiën 20 ct. per regel Berichten, opgaven predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Middelburg, Spanjaard straat 47 Telefoon 2438. Giro 4228© CHRISTENDOM MET LITTEEKENEN. Voorts niemand doe mij moeite aan want ik draag de-litteekenen des Heeren Jezus in mijn lichaam." Gal. 6:17. Ieder volk, elk land eert zijn dappere strij- ders. De behoefte om dappere soldaten te onder scheiden zit diep geworteld in het hart der volkeren. Wij kennen allerlei onderscheidingen in de verschillende landen. IJzeren kruis, Pour le Mérite, Militaire Willemsorde enz. Een soldaat, de borst versierd met hooge onderscheiding, eeren wij. Hij dwingt respect af. Wij weten dat hij dapper geweest is. Zijn eereteekenen getuigen het. Als soldaat is hij met zijn onderscheidingen onaantastbaar. Wij kunnen als volk achteraf nog zooveel critiek hebben op den oorlog, op de wijze van oorlogvoering, op beslissingen vande Gene rale Staf. Deze critiek kan terecht of ten onrechte zijn. Maar één ding staat vast onder alle critiek: de soldaat met zijn verleende eereteekenen gaat onaantastbaar te midden van zijn volk Hij kan zeggen Niemand doe mij moeite, niemand valle mij lastig, want ik draag de eereteekenen van mijn veldheer. Zoo kan ook Paulus temidden van alle critiek getuigen. Hij weet zich een trouw soldaat, die met een vrije en goede consciëntie dapper gestre den 'heeft voor zijn veldheer Jezus Christus. Hij zegt in sterk zelfbewustzijn Val me niet verder lastig, want ik draag de eere teekenen van mijn veldheer Jezus Christus. De apostel heeft ook zijn Militaire Wil lemsorde. De onderscheiding is een bizondere. Zijn eereteekenen noemt hij litteekenen, stigmata. De stigmata waren eigenlijk ingebrande merkteekenen. 0 Zij bestonden gewoonlijk uit letters. Bij slaven als teeken, dat ze eigendom van hun Heer waren. Bij soldaten als teeken, dat zij hun' veld heer toebehoorden. Bij misdadigers als teeken "van hun mis daad. Vaak -waren deze merkteekenen aange bracht aan voorhoofd en handen. De apostel heeft hier gedacht aan de merk teekenen van een slaaf of soldaat. Hij weet en noemt zich telkens slaaf, k»echt van Jezus Christus. Als zoodanig draagt hij de stigmata in zijn lichaam. Welke dat zijn In 2 Cor. 11 geeft de apostel een indrukwekkende opsomming Slagen, geeseling, steeniging, gevangenis straf, honger, koude, naaktheid, doodsgeva ren enz. Ziedaar de apostolische eereteekenen, 'de ridderorder van Paulus. Wat een christen zijn, wat een christen dom openbaart deze apostel Hij kan inderdaad door onze rijen gaan en zeggen Doe mij geen moeite aan, val mij niet lastig Wij voelen ons beschaamd, wij voelen ons geestelijke dwergen, zielen in zakformaat tegenover deze man. Ons Christendom lijdt aan bloedarmoede, is veelszins een Christendom zonder stig mata, zonder litteekenen, zonder lijden voor Christus. Wij betalen met geld, veel te weinig met onze persoon. Maar dit Christendom nadert zijir einde snel. Zij die stierven in de' concentratiekampen terwille van Jezus, zij die omgekomen zijn in Indië en die nu nog omgebracht worden, zij allen roepen het ons toe Wij droegen, wij dragen de stigmata, de litteekenen van Jezus, onze Heer Hun dood is een ultimatum aan ons goed koop Christendom. Hun sterven roept luide alleen een Chris tendom met stigmata kan volharden tot het einde. Tot dusver was het voor ons meestal een Christendom zonder stigmata. Een Christendom over de schijf van bijdra gen, contributies, vergaderingen. Prachtig, maar het zal bezwijken aan de harde werkelijkheid. We zijn thans in den laatsten strijd. Alleen een Christendom met stigmata zal het uithouden. De concentratiekampen bewijzen het. Bidden wij dan om trouwe soldaten van Jezus te worden. Trouwe strijders voor onzen Koning met •de stigmata van lijden om Zijnentwil. Dan zullen wij volharden. Alleen de man met stigmata van Jezus kan zeggen Ik vermag alle dingen. M. N. J. H. EEN AANGRIJPENDE BRIEF VAN NïEMöLLER. In „In de Waagschaal" van 12 Jan. 1946 wordt een brief in vertaling gepubliceerd van de hand van de bekende Ds Martin Niemöller, de bekende predikant der „Belijdende Kerk" in Duitschland. Hij is de man, die in den eersten wereldoorlog duikbootkapitein is geweest, in dezen tweeden oorlog zeven jaar lang in een concentratiekamp heeft doorgebracht en nu na de ineenstorting van Duitschland opnieuw een der meest prominente figuren van de „Strijdende Kerk" in Duitschland is. In bovengenoemde brief antwoordt hij aan een vrouw uit Beieren, die het niet eens bleek te zijn met de verklaring van schuldbelijdenis door de Duitsche Ker ken te Stuttgart tegenover de vertegenwoordigers der buitenlandsche Kerken afgelegd. Ik meen dat in deze hrief zulk een diepe en zuivere toon van Christelijke ootmoed en solidair zondebesef spreekt, dat hij nuttig is tot lezing en wederlegging ook voor ons in allerlei verhoudingen en conflicten. Van dezen echt christelij- ken geest, zooals deze brief ademt, zijn wij helaas in de practijk van ons leven vaak mijlen van verwijderd. Dat is de armoede van ons „verzadigd Christendom". Niemöller schrijft Zeer geachte mevrouw X Dit laatste uur van een drukke, moeilijke dag wil ik gebruiken om u tenminste in het kort op uw brief te antwoorden, die ik gisteren hier ontving. Om te be ginnen wil ik u danken voor uw vriendelijke woordeH van medeleven ik ben al die jaren door een golf van gebeden der stillen in den lande gedragen, ik heb dat steeds weer met dankbaarheid ervaren en er mijn Heer voor gedankt. Om nu meteen tot uw verzoek te komen ik lees niet veel kranten, omdat zij mij hier in mijn afzonde ring niet bereiken. De laatste weken, toen ik in mijn gemeente te Dahlem vertoefde, was dat anders, en toen kwamen de nieuwsberichten over het algemeen tamelijk wel met de waarheid overeen. Wat er op 30 October in de krant gestaan heeft, weet ik overi gens niet, en een „artikel" voor een krant heb ik bij mijn weten nooit geschreven. Ik weet, dat men mij hier en daar verkeerd heeft geciteerd. Zo heeft men b.v. beweerd, dat ik op de kerkvergadering te Treysa zou hebben gezegd „Het Christendom berust op de democratie". Nu, ik heb precies het omgekeerde gezegd „De democratie van het Westen is slechts denkbaar op de grondslag van - het Christendom als geestelijke kracht, die aan^ de cultuur van dat Westen vorm en gestalte geeft." Met zulk soort onjuiste verslagen moet men dus rekening houden. Doch u heeft het over de „schuldvraag" en daar over zou ik wel het een en ander willen zeggen. In de 'eerste plaats ik heb nooit gezegd, dat het Duitse volk zonder onderscheid verantwoordelijk was voor en schuldig was aan de misdaden der nazi's, maar ik heb het er óók steeds weer over gehad, dat wij het recht missen al die schuld op de slechte nazi's te schuiven en te doen alsof wij onschuldig waren. Ik heb er steeds weer de nadruk op gelegd ongetwijfeld, wij zijn niet allemaal moordenaars, dieven en sadisten, maar wij hebben weinig of helemaal niets- gedaan om een eind te maken aan het verderf, en met name zijn wij, d.w.z. de kerk, tekort geschoten, want wij wisten zeer wel het verschil tussen de verkeerde, en de goede weg en toch lieten wij de mensen zonder hen te waar schuwen hun ondergang tegemoet gaan. Ik onttrek mij niet aan die schuld, doch ik neem haar telkens weer uitdrukkelijk -op mij, want ik heb gezwegen toen 'ik had moeten spreken U schrijft mij een woord van Helmut Kern, dat op zichzelf misschien wel juist is, maar dat toch het juiste woord niet is. Wanneer heeft de kerk in Beieren dan ooit een waar schuwend, vermanend woord uit het evangelie en de geboden Gods gesproken, dwars tegen deze duivelse waanzin in Juist de mensen, die niets waagden en die niets beleden, willen van schuld niet horen, terwijl ik onder hen, die ipet mij gevangen zaten, veel'echte boete aantrof en uit "mijn eigen bittere en zalige ervaring weet: het is mijn schuld, mijn schuld, mijn grote schuld En dat vooral met het oög op de misdaden, die.mijn Duitse broeders jegens de burgers van het eigen volk en van andere volken hebben begaan. Dat moet er eerst uitEn als het niet aan het licht komt, en als wij niet omkeren en onszelf en onzen Heer bekennen, dat wij een verkeerde weg gingen uit angst en uit gebrek aan geloof, dan blijft de ban vloek op ons rusten en dan vermag geen profeet ons Gods vertroostingen te verkondigen vanwege onze verstoktheid. En als wij juist nu nu wij een wereld hebben vervuld met leed en bloed en lijden en ruïnes en woestenijen als wij juist nu apderen op hun zonden gaan wijzen, dan kan ik daar slechts dit van zeggen Dat is allemaal slechts een greintje gewicht - vergeleken bij de centenaarslasten, die wij op ons geweten hebben. En dat zeg ik, nadat ik twaalf dagen in Berlijn was, waar er amper een vrouw is die niet smadelijk werd behandeld en waar de dood^ rondwaart zoals dat nergens ter wereld ooit geschiedde, behalve in Polen en in Tsjechoslowakije en in West-Rusland. Waarom waren er in Dachau slechts 45 protes tantse geestelijken tegenover 450 katholieke Duitse priesters?*) Waarschijnlijk hebt u nog nooit een gas kamer van binnen gezien en hebt u nog nooit voor

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1946 | | pagina 1