DANKBARE REACTIE VAN EEN OUD ZEEMAN. Jeugdrubriek. NEEM EN LEES JONGENS EN MEISJES. In nummer 23 van 7 Dec. '45 (foutief afgedrukt 30 Nov.) namen jvij een stuk op van Ds J. Kramer, deputaat van Jecohama (Geref. Comité Handelsma rine), gewijd aan den pionier der geestelijke verzor ging onzer koopvaardij den dapperen en onvervaDrden strijder voor het hemelsche en aardsche Vaderland, Ds Jan Versteegt. Ds Versteegt is voor zijn geloof en aardsche Vader land gevallen als offer van de Nazi-terreur. Het stuk van Ds Kremer was een dankbare en piëteitvolle herinnering aan Versteegt en diens baan brekend werk in de geestelijke verzorging onzer va rende Kerk. Wij ontvingen naar aanleiding daarvan van een oud-zeevarende een treffende brief en bovendien een gift van 10,"— voor dezen arbeid. Wij kunnen niet nalaten om deze stem een der vele duizenden een zamen op de wereldzeeën te laten hooren in al haar snijdende eenvoud. Het luidt aldus Met groote blijdschap las ik in de Zeeuwsche Kerk bode van 7 Dec. j.l. het stukje over „De Pionier van de geestelijke verzorging onzer koopvaardij", en ver nam dat er toch eindelijk iets wordt gedaan voor die duizenden op hun (geestelijk) zoo buitengewoon een zame posten. Toen ik nog bij de groofe vaart was, dit is echter al vele jaren geleden, kwamen we nooit met het evangelie in aanraking ja toch eenmaal te Glasgow door middel van de Straatprediking der kerken daar ter plaatse. Het Hospitaal Kerkschip De Hoop heeft onder de viss.chers enorm veel goed werk gedaan maar ik wist niet dat er nu ook onder de koopvaardij werd gewerkt. Hoe of er gewerkt wordt, weet ik niet, maar volgens mij zou er ook een massa lectuur verspreiding ter hand genomen moeten worden. Van hoe geweldig veel invloed een werkelijk goed boek kan zijn weet ik bij eigen ondervinding. Als jonge man die pas op zee is, krijgt men een buitengewoon zware strijd om ook vooral zedelijk staande te blijven. We waren in de Chjneesche Zee en ik was zoo moe vaijt altijd tegen de stroom op te roeien op zedelijk gebied, dat^ ik begon reeds «te wankelen. Toen kreeg ik echter een boek, niet eens nog een christ. boek, in handen en toen dacht ik Dat nooit. Ik ben gelukkig ook verdec voor de verzoeking gespaard gebleven, wel bldef altijd aan boord de honger naar goede lectuur. Hoewel U zelf niet de schrijver was, wilt U mis schien wel zoo vriendelijk zijn om dit schrijven met de kleine bijdrage voor dit goede werk dit mooie maar buitengewoon dringende werk, door te geven. Bij voorbaat mijn vriendelijken dank. Hoogachtend. Meer dan lange betoogen zegt deze stem ons, hoe noodig het is ook rond onze varende gemeente de bewaarde band van het Evangelie te leggen. Ook, ja allermeest, „Hollands Glorie" kan niet 5zonder de ge nade van den Heere Jezus Christus. Mag ik even adres ën giro van den broeder uit Vlissingen, die deputaat is van Jecohama Dan zal ik hem de gift gireeren. M. N. J. H. Wat hield het vredestractaat van 1905 in ?^We kunnen ons beperken tot het vierde punt. Wie ook de andere uitspraken lezen wil, kan ze vinden in het Catechisatieboek van Gerritsma' en Delleman. Deze uitspraak luidt dan„En wat eindelijk het vierde punt de onderstelde wedergeboorte aangaat, verklaart de Synode, dat volgens de Belijdenis onzer Kerken tiet zaad dés verbonds krachtens de belofte Gods te houden is voor wedergeboren en in Christus geheiligd, ^otdat bij het opwassen uit hun wandel of leer het tegendeel blijktdat het echter minder juist is te zeggen, dat de doop aan de kinderen der ge- loovigen bediend wordt op grond van hun onderstelde wedergeboorte, Omdat de grond van den doop is het bevel en de belofte Gods dat voorts het oordeel der liefde, waarmede de kerk het zaad des verbonds voor- wedergeboren houdt, geenszins zeggen wil, dat daarom elk kind waarlijk wedergeboren zou zijn, omdat Gods Woord ons leert, dat niet allen Israël zijn, die uit Israël zijn en van Izaak gezeod wordtin hem zal u het zaad worden genoemd (Rom. 9:6, 7), zoodat in de prediking steeds op ernstig zelfonderzoek moet worden aangedrongen, aangezien alleen wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden. Voorts houdt de Synode met onze Belijdenis staande, dat ,de sacramenten niet ijdel noch ledig zijn om ons te bedriegen, maar zichtbare teekenen en zegelen van eene inyendige en onzienlijke zaak door. middel der- welke God in ons werkt door de kracht des Heiligen Geestes-" (Arf. XXXIII) en dat inzonderheid de doop „het bad der wedergeboorte" en „de afwassching der zonden" wordt genaamd, omdat God „ons door dit Goddelijk pand en teeken wil verzekeren, dat wij zoo waarachtiglijk van onze zonden geestelijk gewasschen zijn, ^ls wij uitwendig met het water gewasschen wor den", waarom onze Kerk in het gebed na den doop „God dankt en looft, dat Hij on£ en onzen kinderen door het bloéd van Zijnen geliefden Zoon Jezus Christus al onze zonden vergeven en ons door Zijnen Heiligen Geest tot lidmaten van Zijnen Eeniggeboren Zoon en alzoo tot Zijne kinderen aangenomen heeft en ons dat met den Heiligen Doop bezegeld en be krachtigd" zoodat onze Belijdenisschriften wel dui delijk leeren, dat het Sacrament des Doops beteekent -en verzegelt de afwassching der zonden door het bloed en den Geest van Jezus Christus, d.w.z. de recht- vaardigmaking en de vernieuwing door den Heiligen Geest als weldaden, die God aan ons zaad geschon ken heeft. Intusschen meent de Synode, dat de stelling, dat elk uitverkoren kind daarom reeds vóór den Doop metterdaad wedergeboren zou zijn, noch op grond van de Schrift, noch op grond van de Belijdenis te be wijzen is dewijl God Zijne belofte vervult naar Zijne vrijmacht op Zijnen tijd, hetzij vóór of onder of na den doop, zoodat het eisch is zich hierover met groote omzichtigheid uit te laten en niet wijs te willen zijn boven hetgeen ons God heeft geopenbaard. Tot zoover dan de uitspraak van 1905. We lezen zoo dikwijls over het begin en het slot, dat we zouden vergeten, dat er ook nog een middenstuk is. En wie meenen mocht, dat het begin en het slot niet bij elkaar passen, zou misschien deze beiden eens op hun plaats kunnen bezien, vóór en achter dit middenstuk en dan mogelijk tot de conclusie komen, dat na de principieele uitspraak in den aanvang en- de nadere uitwerking in het middengedeelte, waarin voor den huidigen strijd belangrijke elementen schuilen, de slot- clausule een door de voorafgaande beschouwing zelf vereischte beperking bevat. A. J. A. T.* In „Jeugd en Evangelie", dat te Amsterdam wordt uitgegeven, komt een voortreffelijk artikel /voor, dat wij onder de aandacht van onze rijpere jeugd willen brengen, die leeft en zich beweegt tusschen hemel en hel van liefde en liefdeontwaken. Het is van de hand van Dr J. C. J. Burkens. Hier volgt het voor een deel Wanneer wij het onderwerp „omgang tussen jongens en meisjes, of van jonge mannen en jonge vrouwen" behandelen, zou "ik het onderwerp willen splitsen in twee delen le. „met elkaar omgaan" en 2e. „de ge slachtelijke, lichamelijke omgang". Allereerst het gewone „met elkaar omgaan". Al denken wij er in dit verband het eerste aan, het bëhóeft niet noodzakelijk te gebeuren met direct sexu- ele bijgevoelens. Er bestaat een zeer gewone, kame raadschappelijke omgang van jongens en meisjes op school, bij de sport en op het werk of op het kantoor. Gelukkicf eok maar, dat wij, ofschoon van verschillende sexe, óok zakejijk en kameraadschappe lijk met elkaar kunnen omgaan. Anders was geen samenwerken mogelijk, wat in de komende jaren bij de herbouw van ons vaderland meer dan ooit te voren nodig zal zijni En jonge mannen en jonge/ vrouwen zijn daarbij nodig, in zakelijke, kameraad schappelijke samenwerking. Hierbij moeten we twee dingen bedenken. Bijna' altijd gaat deze kameraadschappelijke samenwerking op den duur over in een- met een sexuele belangstel ling.-Dat betekent zeker nog niet in een met lichame lijke geslachtelijke omgang, maar in een waarbij de jongen het meisje niet meer ziet als kameraad maar als meisje, en andersom. Als het goed is komt dit element er in tenminste in uitgesproken mate alleen ten opzichte van één jongen of van één meisje. Jongens, die alle meisjes, of meisjes, die jongens alleen zien kunnen als tegenspelers in het spel der geslachten zijn nare, kleffe wezéns, die veel van het beste in hun leven missen. Maar het overgaan van het kameraad schappelijke dikwijls na lange tijd in een sexuele belangstelling is in de beste zin van het woord nor- piaal. Tenslotte is dat in negen van de tien gevallen de normale manier, waarop een jongen en éen meisje van elkaar gaan houden liefde op het eerste ge zicht is zeldzaam en gelukkig maar, want het is een gevaarlijk ding met kans op grove vergissingen. Ten tweede dit overgaan van de kameraadschap pelijke in de sexuele belangstelling moet, als het goed is, vanzelf komen, langzamerhand wakker worden. En al mag het in vagë, algemene zin wel voor een jongen meerdere meisfes of voor een meisje meerdere jongens betreffen, in uitgesproken zin moet het maar om één persoon gaan. Tenminste: maar één persoon tegelijker tijd. Iedereen is wel eens nu eens wat verliefd geweest op de een en later *op een ander. Daar zit niets ver keerds in, maar het is heel natuurlijkzelden doet men zijn definitieve keus op eens. Evenwel in uitge sproken zin maar één tegelijkertijd. Heel veel jongens kunnen, een meisje alléén zien als meisje, en zeker niet minder meisjes een jongen alleen zien als jongen, en nooit als „gewoon mens", laat staan als ^ameraad. Dan is* er die sexuele belang stelling, inplaats van-iets gezonds en moois, iets klefs, iets .ordinairs, iets tweede-rangs gekomen. Als 's avonds op straat de jgngens op de hoeken van de straten staan en de meisjes .opnemen en de meisjes heen en weer wandelen en de jongens begluren, is dat element er gauw ingekomen. Iedereen voelt daar iets van dat ordinaire, kleverige in, dat ik bedoel. En dat niet omdat de sexuele belangstelling bestaat dat is normaal op een zekere leeftijd maar omdat bet zo opzettelijk wordt gezocht en aangekweekt. Iedereen kan dit tweede-rangs-karakter van zo'n elkaar begluren en eens tegen elkaar oplopen voelen, vergeleken bij een eenvoudige, kameraadschappelijke omgang op school of bij de sport b.v., maar ook vergeleken bij het met elkaar lopen of omgaan van een jongen en een meisje, die elkaar aardig vinden. Want daar op straat geldt het meestal niet één meisje of één jongen, maar alle of in ieder geval heel veel jongens of meisjes als zodanig. Het gaat daar, om het nauwkeuriger te zeggen, om geslachtelijke wezens en niet om personen. Als dit ordinaire, tweede-rangs-karakter al bestaat in het langs elkaar lopen en elkaar begluren en elkaar wat toeroepen op straat, dan is dat natuurlijk in nog veel sterkere mate het geval in het scharrelen met elkaar. Dat is wanneer een jongen en een meisje met elkaar omgaan of samen uitgaan, niet omdat ze elkaar aardig vinden, omdat ze met elkaar willen uitgaan als persoon, maar als geslachtelijk wezen. Of dat nu gebeurt door 's avonds met zijn tweeën wat te schar relen of door op een feestavond of een dansavond eens met elkaar de bloemetjes buiten te zetten, maakt niet veel verschil. En let wel dat ordinaire zit er in "als we elkaar zoeken alleen als geslachtelijk wezen, en niet als persoon, ook al ontbreekt nog geheel de lichamelijke geslachtelijke omgang. Waar zit nu het v<yschil tussen het goede, zuivere met-elkaar-omgaan van een jongen en een meisje, die elkaar aardig vinden (ik zeg nog niet eens die echt en zeker van elkaar houden) en het tweede-rangs- karakter. zo niet verkeerde, van met elkaar scharrelen? Naar de uiterlijke vorm kan het veel op elkaar lijken, en toch voelt iedereen -het verschil. Dat verschil zit hierin bij het zuivere met elkaar omgaan ontbreekt nooit een eerbied voor de persoon van de ander bij het scharrelen ontbreekt die eerbied voor de ander en is het alleen een zoeken van zichzelf, van eigen plezierige gevoelens. Daarom kan het zui vere met elkaar omgaan-met-sexuele-belangstelling overgaah in werkëlijk van elkaar te gaan houden het behoeft er niet in over te gaan maar het kan. -Want je kunt alleen houden van iemand, voor wiens of voor wier persoon je een zek-ere -eerbied hebt. Je kunt niet van iemand houden eri hem of haar alleen gebruiken voor je eigen plezier. Daarom kan een jongen op zuivere manier alleen omgaan met één meisje "als meisje, en omgekeerd. Het kan wel mee de een na de ander. "Vfy^nt je kunt ie vergissen in de ander of «in je eigen gevoelens; je belangstelling kan verflauwen en op een ander overgaan. Maar je kunt niet je interesseren of aan getrokken voelen tot twee of drie meisjes (of jongens) tegelijkertijd, of tot de één op Zaterdagavond en tot de ander op Zondagavond. Dat kan alleen onper soonlijk of kameraadschappelijk. Maar je kunt heel best scharrelen met twee jongens of twee meisjes tegelijkertijd en ook heel best scharrelen met één jongen of één meisje op de ene avond, en met een ander op de volgende avond, als de eerste net niet voorradig is. Waar het om gaat is dus dat je respect hebt voor de ander, voofr de persoon van de ander. En dat wil meteen zeggen dat je respect hebt voor je zelf. Sexuele, geslachtelijke belangstelling voor el kaar is normaal. Net zo normaal als honger, of als verlangen naar plezier of als verlangen naar- werk. Het is een van de manieren, waarop God de samen leving ordent en in stand houdt, en ook het beste, wat een mens hebben kan zijn liefde voor zijn vrouw of voor haar man, laat ontstaan. Want uit de sexuele belangstelling kan liefde opgroeien en een huwelijk waarin deze belangstelling geheel gaat ontbreken, loopt op zijn minst gevaar van verkilling. Maar juist omdat het zo normaal en primitief is, zijn er twee dingen. Ten eerste dat het sexuele in een mens sterk is. Weer net zo sterk als de honger, al uit het feich niet zo snel en direct. En zoals honger en de begeerte zich van eten of van andere dingen meester te maken niet verkeerd is op zichzelf maar normaal doch als we er geen macht ovef houden meester kan worden van een mens en .ontaarden kan in geldzucht of in de lust alles naar zich toe te harken en alle mensen opzij te schoppen of te gebruiken net zo is het sexuele in een mens goed zo lang hij er macht over houdt, maar als, dat sexuele meester wordt van «en mens kan het hem tot een soort roofdier maken,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1946 | | pagina 2