ZEEUVSCHE t KERKBODE
UITQAVE VAM DE
DER GEREFORMEERDE
PARTICULIERE 5 YHODE
KERKEN in ZEELAND
DAGORDER VAN BOVEN.
AAN DEN INGANG.
MEDEDEELING.
wt^*"
„EEfl DAG IN UVE YOORHOVErj IS J_| jMT"
BETER. DAH PUITEMD E LDE fe» S
No. 26
VRIJDAG 4 JANUARI 1946
1ste jaargang
Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Ds JOH. BOOIJ, Ds W. M. LE COINTRE,\ Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds J. A. TIEMENS
'Drukkerij LITTOOIJ OLTHO*FF, Middelburg
Abonnementsprijsper halfjaar bij vooruitbetaling f '2,50. Afzonderlijke nummers 10 ct. Advertentiën 20 ct. per regel
Berichten, opgaven predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan< de drukkers Littooij Olthoff; Middelburg, Spanjaardstraat 47. Telefoon 2438. Giro 42280
Toen zeide de Heere tot Mozes
Wat roept gij tot Mij-?
Zeg den kinderen Jsraëls, dat zij
voorttrekken." Ex. 14 15b.
We zijn door Gods goedheid weer een
nieuwe jaarkring ingetreden. Van .God is de
rythmische onderbreking der tijden'. Zonder
deze maatslag zou ons leven in den stroom
des ij ds ondergaan.
Van God is het Oude jaar met den roep
tot inkeer.
Van Hem is ook het Nieuwe Jaar met de
ontspanning, de oproep om te starten.
De vraag is maar, hoe starten wij
Wij moeten vooruit, of wij willen, of niet.
Het voortwentelen der jaren neemt ons
onverbiddelijk mee. Het is er mee als met
ouder worden.
We kufrnen er niets aan doen.
Het voltrekt zich aan ons goedschiks of
kwaadschiks..
Moeten we dus noodgedwongen mee
Moet het dan maar, onder1 de zweep der
onvermijdelijkheid
Zoo gaan velen verder. Wij kennen het
ijdel gebruik van menschenmond, die zegt
Vooruit dan maar in Gods naam."
Deze zondige taal is ongewild een hulde
aan de diepe waarheid, dat een mensch pas
waarlijk mensch is, als hij gaat in gehoor
zaamheid aan Gods Stem, aan een goddelijke
opdracht.
Inderdaad een mensch moet zich bewust
zijn, dat hij in den vollen ernstigen zin van
het woord in „Gods Naam" voort moet.
De mensch kiest niet eigenwillig een taak.
Zij wordt hem van Gods wege opgedragen.
.De mensch maakt zijn dagorder niet.
Hij ontvangt hem uit Gods hand.
Dat is niet altijd gemakkelijk.
Soms schijnt het onmogelijk^ voert het den
mensch tot wilde opsandigheid.
Zoo verging het Israël in de woestijn toen
het vóór de Roode Zée stond en dóór de
Roode Zee moest. Alle paden van moeder
aarde loopen hier dood.
En dan het bevel „Zeg den kinderen Is-
raëls, dat zij voorttrekken
Is dit geen barsph onmenschelijk com
mando
Zeker, als een mensch het zeide.
Maar het beslissende is hier, dat de Heere
spreekt
Hij, die het bevel geeft, trekt mede
Hij geeft, wat Hij beveelt.
Als God zijn dagorder aan Israël geeft,
dan is de toestand critiek voor Israël.
Vóór zich de diepten van de Roode Zee.
Achter zich de dreiging van Farao's sol
daten.
Dat beteekent voor en achter zich dood en
ondergang.
Midden in deze critieke ure komt het be
vel Voorttrekken.
Deze goddelijke dagorder is een geloofs-
beproeving.
Israël moet den weg Gods gaan, terwijl
alle menschenwegen zijn afgesloten.
Zoo is de weg der Kerk door de eeuwen
heen.
Zoo is" vaak de weg van Gods kinderen
door het leven.
Het jaar 1946 zal zeker niet gemakkelijk
zijn. De weg moeilijk te vinden, moeilijk te
gaan. Rondom ons dood en verderf. Boven
ons de daverende hel van menschelijlce tech
niek met haar jongste aanwinst de atoom
bom. Wie zal ons het goed doen zien
Toch handhaaft God Zijn dagorder
„Zeg den kinderen Israels, dat zij voort
trekken
Vraagt God van ons niet te veel
Neen, want Hij zelf trekt mede.
Hij baant zélf de weg desnoods door
Als er heelemaal- geen weg meer is, dan is
er toch nog een weg.
God Zelf is en blijft in Christus de Weg.
Daarom geeft Hij Zijn dagorder Voort
trekken.
Zalig ^de mensch, die met-deze dagorder
ook voor het jaar 1946 overgaat tot de orde
van den dag.
Immers zoo God voor ons is, wie zal tegen
ons zijn
Als Hij met ons gaat, wie zal ons dan kun-
¥nen verlaten
De dagorder van boven geeft veiligheid
beneden.
Wij kunnen verder, omdat de Heer van
hierboven het commando voert.
Wij staan, wij strijden niet op verloren
posten.
Gods dagorder is waarborg van Gods over
winning.
Zoo gaan wij aan den arbeid.
Wij leggen lot en leven in de Sterke Hand
van onzen Hemelschen Vader.
Hij zal het maken en daarom
„De lëndenen omgord en brandende de
lampen Zoo roept het jaar U toe.
Nu g'aan zijn Ingang-staat.
W/eest vaardig ën bereid tot werken, die
nen, kampen.
Tot scheiden, als Góds ure slaat.
•M.
N. J. H.
Al behoort het jaar 1945 nu tot het verleden, we
zullen zijn erfenis toch meedragen ook in den nieuwen
jaarkring.
Het menschelijk leven bestaat niet uit een reeks los
van elkaar staande gebeurtenissen, die wij naar be
lieven kunnen inschakelen ofuitschakelen. Het men
schelijk léven is geschiedenis, een proces van onver
brekelijke samenhangen. 'Daarom is het heden ge
worden uit het verleden. Onder deze wet van het
historisch gebeuren zullen wij, zal heel de wereld, dit
jaar ook leven.
Dat beteekent, datwij de naweeën van het jaar 1945
zullen dragen. Wie zich dit goed realiseert, zal ver
staan dat het jaar 1946 zwaar zal zijn. Na vijf jaar
volkerenstrijd van een waarlijk gigantischen omvang,
ligt het wereldleven totaal ontredderd voor ons. De
oorlog is wel gewonnen, maar voor een zeer duren
prijs. We staan in materieel opzicht voor een ravage,
een vernieling, waarvan de omvang eenvoudig niët
voorstelbaar is. Beperken wij ons alleen maar tot ons
land, dan zijn we toeschouwers, deëlgenooten van een
desolaten toestand als nimmer te voren. Alva's pen
ningen, dê Napoleontische belastingdruk, dat alles t'e
saam is als het verlies van een knikkerspel vergeleken
- met de verwoesting en de ruïnes, welke het Hitier-
regiem heeft aangericht. Wij zijn in vele opzichten
van het niveau der welvaart afgezakt tot den bede
laarsstand.
De verwoestingen in de Wieringermeer, op Walr
cheren, de ruïnes van Rotterdam, den Haag, Arnhem,
om maar niet meer te noemen, spreken een duidelijke
en smartelijke taal.
Onze Regeering staat voor een'' schier bovenmen-
schelijke taak om in den aangebrachten chaos eenige
verlichting en orde aan te brengen.
Meer dan ooit zal zij ook noodig hebben de moreele
steun van heel ons volk en bovenal de voorbede van
de Kerk des Heeren.
En gedachtig aan het „Ora et Labora", zal aan ons
bidden^zich moeten paren een ingespannen arbeid.
Nog veel te.weini-g leeft onder ons volk het besef,
dat een menschenleeftijd harden en taaien arbeid noo
dig zal zijn om eenigermate het geleden verlies te her
stellen. Onze kinderen zullen nog zwaar moeten be
talen voor wat deze tweede wereldoorlog materieel
gekost heeft.
Zijn de naweeën in stoffelijk opzicht hevig, in mo
reel opzicht zijn ze nog veel heviger. De zedelijke
'verwarring' en verwildering onder menschen en vol
keren' is waarlijk beangstigend. De zedelijke beseffen
van schaamte, eerbaarheid en ingetogenheid hebben
een geduchte knak gekccgen.
Danswoede en genotzucht hebben de massale me
nigte onder een moreele narcose gebracht. De driften
van bloed, en geslacht vieren hun triumphen, ver
woesten jonge levens en verloederen de samenleving.
Wij zullen in moreel opzicht een nog veel harderen
strijd moeten voeren. Het gaat daarbij om de grond-
peilers onzer samenleving eerbaarheid, huwelijk en
gezin.
De trieste erfenis der moreele verwildering grijnst
ons aan in de duizenden ongehuwde moeders en de
duizenden echtscheidingen.
De dondfer van het. Woord Gods „Tot de Wet en
tot de .Getuigenis" kan alleen nog redden uit deze
sexueele narcose.
Het uitzicht aan den ingang van het jaar 1946 is
niet rooskleurig. Wat van de algemeene toestand
geldt, raakt ook in' engeren zin ons Kerkelijk leven.
Wij gaan het jaar 1946 in met de erfenis van het jaar
1945. Het is de pijnlijke nalatenschap van een schis
ma, van een scheuring in onze kerken. Ook hier staan
we voor veel dat stuk gemaakt is door eenraadsel
achtige drift tot scheuring. Aan welke kant men ook
staat, wie waarlijk de Kerk liefheeft, hij kan niet
anders "dan hier weenèn.
Quis non fleret, wie zou niet weenen
Hier geldt zeker wie niet bedroefd is, is al reeds
veroordeeld.
Bij al de nood in de wereld, schiet menschelijke
kracht te kort. Zeker in dezen nood. Wij staan aan
den ingang- van 1946, overstelpt door zwarigheden.
Mo'ge de God aller genade ons uitgang verleenen.
M. N. J. H.
In- verband met het hooge prijsniveau jkunnen wij
het voor-oorlogsche abonnementsgeld van 4,niet
handhaven. In overleg met de Commissie van advies
zijn wij genoodzaakt met ingang van 1946 dit te ver-
hoogen met 0,25 per kwartaal.71
Wij vertrouwen dat onze lezers deze aanpassing
aan de tijdsomstandigheden bereid zijn te aanvaardend
DE REDACTIE.