DEN HAAG-WEST OVER DE
HOOGLEERAREN TER SYNODE.
DE PIONIER VAN
DE GEESTELIJKE VERZORGING
ONZER KOOPVAARDIJ.
Ik gelóóf dat dit niet alleen een laakbare ondank
baarheid zou zijn, maar tegelijl^Sijtom-ec/if zou zijn. En
dat mogen wij hun niet aandoen.
Zij hebben dat niet verdiend en wij doen de zaak,
de zuiverheid van het twistgeding onder ons veel
schade.
Ik kan het niet anders zien dan dat het heele geval
neerkomt op een verzwakking van onze positie, terwijl
de voorstellers bedoelen een versteviging. Zij bedoelen
zuivering der atmospheer. Het resultaat zal zijn voor
het besef van het volk, dat tot dusver de Kerkstrijd
door onzuiver .Professoren-ressentiment is vertroebeld.
Hiermede veroordeelen wij de Hoogleeraren. maar
ook ons zelf en heel het gevoerde Synodale beleid en
dat zonder bewijs. Ik geloof niet dat dit een ootmoed
is, Welke God van ons vraagt.
De vraag naar de positie van de praeadviseerende
leden kan zonder twijfel op zich zelf aan de orde
gesteld worden. Het is een zaak, die de Synode zelve
regardeert.
Maar de wijze kent tijd en wijze. Het wil ons voor
komen, dat voor een radicale wijze van' verandering"
het thans-'Wel de meest ongeschikte tijd is, nu zooveel
hoofden en harten vervuld zijn van onjuiste suggesties
rond de Professoren op de Synode.
Dit vraagstuk van de plaats der Hoogleeraren op
de Synode moet niet nu, maar in rustige tijden aan
de orde gesteld. Het is nu onmogelijk om het sina ira
et studio, rustig en onpartijdig te bezien. Het adres
van de 34 maakt dat reeds ten eenenmale Onmogelijk.
Zooals de situatie nu is, zijn de Synodes en^ae
Hoogleeraren volkomen solidair. Ze zijn op elkander
aangewezen. Zij hebben in de critieke jaren elkander
gedienc^Van een suprematie of dictatuur der Hoog-
leerarerms geen sprake. Trouwens hoé zou dat moge
lijk zijn, 'waar men samen voor het aangezicht Gods
staat in onderworpenheid aan het Woord Gods?-En
daarom een disqualificatie der Hoogleeraren beteekent
een disqualificatie der achter ons liggende Synodes.
Een aanklacht tegen hen, een aanklacht tegen deze
Synodes.
De 34 broeders bedoelen het goed, maar met hun
voorstel hebben zij ongewild een onzuiver element in
het debat gebracht. Hun schrijven voedt de reeds
aanwezige suggestie alsof de professoren door hun
aanwezigheid en hun arbeid onze Kerken in de chaos
gebracht hebben. Er is voor deze gedachte geen enkel*
bewijs.
Daarom is 'dit voorstel der 34 niet tot heil dei-
Kerken, hoezeer ook bedoeld. Maar er is meer. Ik
kan het niet anders zien.
Een Synode, die de Hoogleeraren uitsluit van haar
zittingen als adviseerende leden, zoekt een dwaze vrij
willige armoede.
Ik acht het nog dwazer geste dan die vaneen
onderneming, welke zegt: wij stellen op deskundige
adviezen geen prijs.
Het verzoek der 34, dat in onderling professoren
ressentiment de bron van de ontsporing onder ons ziet,,
is zelf een ontsporing uit het gareel.'Ik ontken niet,
dat in een Kerkstrijd persoonlijks* gevoeligheden den
strijd een accent geven. Heel de Kerkgeschiedenis is
daarvan bewijs. Maar wat ik wel ontken, dat is dat
de Kerkstrijd in onze dagen uit die gevoeligheden zou
zijn gekomen.
Het bewijs is zoo te leveren. Al zouden alle pro
fessoren in de meest vriendschappelijke verhouding
leven, al zou er geen enkele persoonlijke gevoeligheid
of verwijdering bestaan, dan nog zou blijven bestaan
het ernstig, conflict over het wezen van het Sacrament
en het gezag der Synode..
Met het constateeren van dit feit is het schrijven
der 34 geoordeeld. Adhaesie hier is geen winst, maar
verlies.
Laat ons nuchter blijven en* met beide voeten in de
werkelijkheid g.aan staan. Geen concessies doen aan
allerlei suggestie en geruchteninfectie.
Op de professoren geen odium leggen van ver
dachtmaking.
De Synode Synode laten.
De professoren laten wat ze 'zijn, nl. menschen wier
advies en deskundigheid in bepaalde zaken wij gaarne
en dankbaar aanvaarden.
De beste remedie tegen de gevaren, die van
menschelijke gevoeligheden en ressentiment ook een
Synode- bedreigen, is niet de uitsluiting van profes
soren. maar het gebed vóór de handeling der Kerke
lijke bijeenkomsten„Neem ook van ons weg alle
misverstand en verkeerde bewegingendes vleesches
en geef dat Uw heilig Woord de eenige regel en
richtsnoer zij van Jille onze raadslagen".
In deze klassieke en ootmoedige taal der vaderen
liqt de beste beveiliging -tegen het al te menschelijke.
M. N. J. H.
De Kerk van den Haag-West heeft over de aan
wezigheid der Hoogleeraren ter Synode een voorstel
ingediend bij de classis den Haag.
Zij spreekt daarin uit
a. ..chit zij dankbaar is voor den omvangrijken "en
beteekenisvollen arbeid, die de Theologische hoog
leeraren als praeadviseerende leden van onze Sy
node hebben verricht
b. dat zij in geen enkel opzicht voor haar rekening
neemtüde voorstelling, alsof de Synode onder druk
van de professoren haar beslissingen genomen zou
den hebben, aangezien zij overtuigd is, dat onze
Synoden bij haar besluiten zich hebben laten leiden
door wat zij het waarachtig heil van onze Kerk
hebben geacht
c. dat, naar analogie van art. 33 van onze Kerken
ordening, waarin gezegd wordt', dat de afgevaar
digden ter meerdere vergadering, die daar- met
keurstem aanwezig zijn, niet mogen beslissen in
zaken, die hun eigen pehsooiv of hun Kerk aan
gaan, het rfiinder gewenscht is, dat bovengenoemde
hoogleeraren, die zulk een voornaam aandeel heb
ben gehad in de voorbereiding van de besluiten
der laatste Synode,' op eenigerlei wijze meewerken
aan de totstandkoming van de beslissingen van de
buitengewone Synode van April 1946
d. dat het, vooral om daardoor den schijn te verqiij-
den, alsof iemand rechter zou zijn in eigen zaak,
het gewenscht is, dat de generale Synode de
bovenbedoelde hoogleeraren verzoekt van hun
recht van deelname 'aap de Synode als praeadvi
seerende leden gebruik te willen maken.
besluitdit ter kennis te brengen van de Part. Synode
van Zuid-Holland (N.) met verzoek dit over te
nemen en het door te zenden naar de generale
Synode en indien mogelijk onverhoopt de Part.
Synode dit -niet kan overnemen, dit rechtstreeks
ter kennis tp brengen van de generale Synode van
Utrecht 1946."
Het behoeft geen betoog na de voorafgaande arti
kelen, dat wij het voorstel/van den Haag niet gelukkig
achten, ja zelfs betreuren. Zeker, het heeft een ander
geluid dan het schrijven der 34 broeders. Het disqua-
lificeert den arbeicj der Hoogleeraren ter Synode niet,
maar waardeert openlijk.
Het voorstel den Haag-West maakt zich beslist los
van de voorstelling en daarmede van het. odium op
de hoogleeraren alsof zij de Synode onder een soort
dictatoriale druk zouden hebben gebracht. Daarvoor
zijn wij dankbaar.
Het recept dat den Haag-West voor de hoogleera
ren bereidt, is geheel anders. Het is zoeter en smaakt
beter.
Maar den Haag-West bedoelt hetzelfde resultaat
de om het een beetje ondeugend te zeggen
.excommunicatie" van de hoogleeraren.
Het voorstel den Haag is veel zuiverder dan dat
der 34, omdat het niet argumenteert met allerlei on
bewezen suggesties aangaande professorenregie en
ressentiment, maar op zakelijke gronden gaat mo-
tiveeren.
Op ons, die het afwijzen, rust daarom ook de taak
om de» zakelijke gronden te toetsen, en deze als on
deugdelijk te bewijzen.
Den Haag-West maakt het ons niet moeilijk, daar
zij ons zelve argumenten verstrekt.
Zij verklaart immers zelve, dat onze Synode, on
danks het feit, dat de hoogleeraren zulk een voornaam
aandeel hebben gehad in de voorbereiding van de
besluiten, bij haar besluiten zich hebben laten leiden
door wat zij het waarachtig heil van onze Kerk heb
ben geacht.
Ziet daar, wat we juist noodig hebben
Mij dunkt, den Haag-West maakt door deze er
kentenis, die wij ten volle onderschrijven, haar eigen
voorstel oBnoodig en overbodig. Haar Verklaring -is
de beste weerlegging van allé suggesties rondom on
zuivere professoreninvloed.
Als. wat zij verklaart, mogelijk is geweest in de
moeilijke en voor^persoonlijke gevoeligheden zoo ont
vankelijke jaren achter ons, dan zeker nu, nu het feit
der scheuring de situatie duidelijker heeft gemaakt en
het gemoed smartelijker, maar tegelijk, ook rustiger
heeft gestemd.
^Als onze Synode in de jaren achter ons zich onge
rept en zuiver heeft khnnen bewaren, dan zal zij dat
nu ook knunen, ten spijt van'de presentie der hoog
leeraren. Het is de verdienste van het voorstel den
Haag-West, dat het het persoonlijke element wil uit
schakelen en tracht met zakelijke argumenten haar
voorstel te verdedigen. Haar hoofdargument is dan
ook het beroep op analogie naar art. 33 K.O. Indien
dit beroep juist was, dan zouden we ons gewonnen
geven, maar dat betwisten we juist. Hier is heelemaal
geen analogie, geen overeenkomst tusschen de positie
der Hoogleeraren op de Synode en die van leden
eener meerdere vergadering, waarvan art. 33 K.O.
handelt. Deze analogie is een vindingrijkheid, die niet
klopt op de werkelijkheid. Wie kan ook,maar in de
verte het bewijs leveren, dat de adviseerende Hoog
leeraren ter Synode komen om daar in hun eigen zaak
te beslissen Als dit van de praeadviseerende Profes
soren zou gelden, dan veel meer nog van die Synode
leden, die straks afgevaardigd zullen worden en die
ook deel genomen hebben aan de beslissingen der
vorige Synode Van hen geldt dan in nog veer strin-
ginteren zin dat ze rechters in eigen zaak zouden zijn
Als den Haag-West dan ook consequent was geweest,
dan had zij aan alle Part. Synodes moeten adviseeren
om niemand ter Gen. Synode af te vaardigen, die lid
geweest is van de vorige Synode
Zij heeft dat gelukkig niet gedaan, want dat zou
fundamenteel mis zijn geweest. Want heel'die voor
stelling van rechter in eigen zaak deugt niet in een
Kerkelijke vergadering. Wij moeten ai et dié onzuivere
suggestie radicaal breken
Gesteld het geval, dat deze buitengewone Synode
uit precies dezelfde* leden zou bestaan als de vorige
Synode, dan nog mag men niet zeggen, dat de Synode
dan rechter in eigen zaak zou zijn. De Kerkelijke ver
gaderingen kiezen geheel vrij de afgevaardigden en in
de keuze der afgevaardigden ligt de wil der Kerken
uitgedrukt.
Op het standpunt van den Haag-West zou conse
quent geweest zijn deze conclusie om de schijn te
vermijden alsof iemand rechter zou zijn in eigen zaak,
is* het gewenscht. dat de "Gen. Synode worde samen
gesteld uit mannen, die geen lid geweest zijn der
vorige Synode
Gelukkig nog eens dat den Haag-West deze
consequentie niet getrokken heeft, want dat is prin
cipieel fout gezien. Het is in de Kerk anders met de
macht dan in de Staat. Wat in de Staat uiteenvalt,
blijft in de Kerk één en verbonden, nl. de Wetgevende,
Uitvoerende en Rechterlijke Macht
Wie dat niet voor oogen houdt, die zal steeds
moeite hebben om de schijn te vermijden rechter te
zijn in eigen zaak, ook al zou er nooit meer één
praeadviseerend lid ter Synode komen.
Maar daarom is de argumentatie van den Haag-
West ook niet adrem. Zij gaat uit van een praemisse,
die verkeerd is. Geheel afgezien van de vraag uit
welke leden de Synode is samengesteld en of er al of
niet praeadviseerende leden zijn en medewerken, de
Synode heeft van Gods wege macht en wel wetge
vende, uitvoerende- en rechterlijke Macht. Ene daarom
achten wij het voorstel van den Haag-West onjuist.
Ook den Haag-West doet den Hoogleeraren on
recht, al wil zij het niet en put zij zich uit in waar
deering voor hun arbeid.
Den Haag-West had juist anders moeten conclu-
deeren en wel vóór aanwezigheid der praeadviseurs.
Voldoende argument is reeds wat zij zelve uitspreekt
onder punt b.
Wij herhalen dit punt nog eens en cursiveeren het
„dat zij in geen enkel opzicht voor haar rekening
neemt de voorstelling, alsof de Synode onder druk
van de professoren haar beslissingen genomen zouden
hebben, aangezien zij overtuigd is, dat onze Synoden
bij haar besluiten zich hebben laten leiden door wat
zij het waarachtig heil van onze Kerk hebben geacht."
Wie dit ernstig neemt, die trekt ook de eenige juiste
conclusie
Dé praeadviseurs niet uitsluiten.
Onze Hoogleeraren geen odium opleggen.
Ons zelf geen vrijwillige armoede
M. N. J. H.
Ouze koopvaardij heeft in de oorlogsjaren in het
centrum van de belangstelling gestaan. Wat onze
mannen- toen in dienst van het vaderland hebben ge
presteerd, grenst aan het ongelooflijke. Zij offerden
met mannenmoed goed en bloed voor de ravitaillee
ring van onze bondgenooten. Wat zij voor de be
vrijding van ons volk hebben gedaan mag dan ook
nimmer door ons worden vergeten.
De betéekenis van onze koopvaardijvloot is sterk
op den voorgrond getreden. En daarmee tegelijkertijd
de noodzakelijkheid ^en het groot belang van een goede
geestelijke verzorging voor „de varende gemeente".
De man, die reeds in de voor-oorlogsche jaren daar
van tot in het diepst van zijn ziel was doordrongen
en de oogen van ons Geref. volk daarvoor heeft ge
opend is ds. Jan Versteegt. Hij heeft daarin pioniers
arbeid verricht.
In de pers is zijn nagedachtenis geëerd als een
dapper vaderlander, die in den strijd tegen het natio
naal socialisme onvervaard van het koningschap van
Christus heeft getuigd. Wij mogen daarbij echter niet
vergeten wat. deze predikant beteekend heeft voor de
geestelijke verzorging van onze koopvaardij. Nog
levendig herinner ik mij de eerste maal, dat ik hem
ontmoette en wij met elkaar over deze dingen spraken.
Het was op een predikantenconferentie te Utrecht.
Wij zaten met enkele collega's een kop koffie te
drinken. Al spoedig nam Versteegt de leiding van het
gesprek. Hij vroeg ons op den man af wat wij eigen
lijk deden voor den geestelijken nood van den man
op het schip. Hij wachtte ons antwoord nié't af, maar
hield een vurig-pleidooi over de noodzakelijlkheid van
de geestelijke verzorging onzer koopvaardij.
Dat waren voor ons toen geheel nieuwe klanken.
Wij zagen het ineens ontstellend duidelijk, dat ónze
kerken tot nu toe zich hieraan niets hadden gelegen
laten leggen. Hij bond ons de verantwoordelijkheid
daarvoor zoo ernstig op het hart, dat wij ons niet
langer durfden onttrekken. Op Versteegts initiatief
kwam het toen tot de oprichting van het Geref. Co
mité Handelsmarine. Het kreeg in onze kerken be
kendheid door zijn wat exotisch aandoende naam
Gecohama.
De oprichting van dit Comité werd de eerste stap
op den weg paar de geestelijke verzorging onzer
koopvaardij. Natuurlijk werd Versteegt voorzitter. Hij
was terzake kundig als geen ander. En onder zijn
enthousiaste leiding begonnen wij ons tot de kerken
te richten.
Rusteloos deed hij een beroep op aller medewerking.
In de pers, op vergaderingen, ter Evangelisatie-confe
rentie werd de stem van Versteegt gehoord. En steeds
weer was zijn thema hét gaat om den man op het
schip.
Jarenlang .werd er gewerkt. Soms scheen het alsof
de stem van Versteegt was, die van een roepende in
de woestijn. Maar hij zette door. En langzaam, maar
zeker gingen de oogen van velen in onze kerken open.
Hier was een terrein, dat wij schromelijk verwaar
loosd hadden.
De arbeid van Gecohama vond waardeering en
belangstelling tot in onze hoogste kerkelijke vergade
ring. De synode benoemde deputaten voor dit werk.
En vanzelfsprekend was het weer Versteegt, die op
de commandobrug stond. Hij kende nn meer één doel.
Onze kerken moesten zoover gebracht worden, dat
wij tot het beroepen van een Zeemanspredikant zou
den kunnfii overgaan.
De oorlog kwam en dreigde een streep te zullen
halen door het in de loop der jaren zoo moeizaam