Jeugdrubriek. KERKSTRIJD (III). ver dezes was rapporteur van de- door de classis be noemde commissie en als zoodanig heeft hij alle stuk ken onder oogen gehad en uren en nog eens uren daar aan moeten besteden. Hij weet dus eenig bescheid. Het is onjuist als Ds. Smitt verklaart, dat de gecom bineerde vergadering van Middelburg en Veere hem den eisch gesteld hebben, „op te houden de leer der bezwaarden voor te staan". Deze vergadering besloot Ds. Smitt een aantal vragen voor te leggen, die hij vóór een bepaalden datum met „ja" of „neen" had te beantwoorden. Indien hij daaraan niet voldeed, zou zijn schorsing ingaan. Onjuist is ook de voorstelling, dat de door de classis benoemde commissie bestond uit 4 leden, waarvan 2 leden, van den kerkeraad van Middelburg en daarom rechters in eigen zaak. De commissie bestond uit 5 leden, waarvan 3 predikanten en 2 ouderlingen. Zeker, twee van de commissie waren ledeij^van den kerkeraad van Middelburg, maar een van hen, nl. Dr. Hommes, had geen deel uitge maakt van de gecombineerde vergadering op 27 Aug. waar tot schorsing van Ds. Smitt eventueel werd besloten, daar hij toen met vacantie afwezig was, weshalve de classis ook allerminst bezwaar had tegen de samenstelling der commissie. Het recht om be zwaren tegen de commissie te hebben, wil ik Ds. Smitt niet ontzeggen, maar wel ontzeg ik hem het recht om de samenstelling van de commissie onjuist weer te geven. De ware toedracht» In de maand Juli heeft Ds. Smitt in zijn gemeente een te voren aan zijn kerkeraad medegedeeld plan om een aantal predicaties over het Verbond te houden volvoerd, ofschoon de kerkeraad hem adviseerde dit niet te doen. Het w&s naar aanleiding van deze predicaties, dat de kerkeraad te Veere gemeend heeft met zijn predi kant nader te moeten handelen, omdat hij van oordeel was, dat geest en inhoud der gehouden predicaties ondermijnend werkten voor de bewaring van de ker kelijke eenheid in de gemeente. De nadere samenSpreking van den kerkeraad met Ds. Smitt was helaas dermate onbevredigend in de maanden Juli en Augustus, dat de kerkeraad aan Ds. Smitt op Zondag 26 Aug. den kansel onthield. In verband met deze pijnlijke en gespannen verhou ding, vroeg de kerkeraad .van Veere bij de kerk van Middelburg een gecombineerde kerkeraadsvergadering aan, welke inderdaad gehouden is te Middelburg op Maandag 27 Augustus. Op deze vergadering, welke tot diep middernacht duurde, was ook Ds. Smitt aanwezig. Op deze ver gadering werd besloten aan Ds. Smitt een aantal vra gen voor te leggen, die hij categorisch met ja of neen moest beantwoorden en wel vóór Zaterdag 1 Sept, des avonds 6 uur. In geval Ds. Smitt in gebreke bleef te antwoorden of niet bevredigend met ja antwoordde, zou de schorsing ingaan van af dat oogenblik. Waar Ds. Smitt in gebreke bleef, ging de schorsing in. Te gen deze schorsing ging Ds. Smitt 6 Sept. in hooger beroep bij classis, hetgeen zijn recht was en ook volkamen in den kerkelijken weg. De classis kwam samen op 12 Sept. en benoemde na lezing en toe lichting van alle op de schorsing betrekking hebbende stukken, een commissie van onderzoek met last en opdracht om de classis op de e.v. vergadering vooj; te lichten aangaande al of niet wettigheid der schorsing. De commissie ontving ook volmacht om zoo noodig de classis in buitengewone vergadering samen te roe pen, hetgeen geschied is op 17 October. De commissie, met als samenroeper Ds. de Kluis, begon op 25 Sept. haar arbeid. De stukken werden gelezen, gerangschikt en de gang der procedure vastgesteld. Besloten werd op Donderdag 27 Sept. den geheelen dag naar Veere te gaan voor samenspreking en on derzoek, hetgeen ook is volvoerd. Des morgens werd een samenspreking met Ds. Smitt gehouden. Des middags van 1—3 uur met den kerke raad. Van 4 tot 6 uur met onderscheidene broeders en zusters, die tegen Ds. Smitt bezwaren hadden inge diend bij den kerkeraad? En eiftdelijk des avonds van 7 uur tot ruim half tien werd er vergaderd met de groep leden van 48, diegeteekend hadden op een lijst; waarmede Ds. t Smitt in de gemeente was rondgegaan. De door de classis benoemde commissie heeft daar dien ganschen'dag van 's morgens tot 's avonds laat gewerkt en aanteekeningen gemaakt van al wat zij te hooren kreeg op de door haar gestelde vragen. In de samenspreking met Ds. Smitt gaf Ds. Smitt te kennen, dat hij in een predicatie op Zondag 8 Juli over Jes. 1 2—9 de opvatting verdedigd heeft, dat geloovigen en ongeloovigen kinderen Gods zijm Dat er ook kinderen Gods in de hel zijn*, dat kindschap van het Verbond niet alleen genadeverhouding is. De praeses der commissie stelde Ds. Smitt enkele vragen in verband met tegen hem ingebrachte bezwa ren. Ds. Smitt heeft toén verklaard, dat hij inderdaad op de kerkeraadsvergadering van 5 Juli gezegd had, dat hij de grondslagen van 1905 zou wegslaan, maar dat hij daarmede bedoelde Praeadvies en Toelichting. Voorts erkende Ds. Smitt toen, dat hij ook gezegd had, dat hij de leer der bezwaarden zou voorstaan in zijn ambtelijke prediking, maar dat hij die uitdruk king niet had moeten gebruiken. Op de vraag of hij zich stelde achter de leeruit- <gspraken van 1905—'42, antwoordde Ds. Smitt, dat hij bezwaren had, maar naar zijn inzicht bezwaren bin nen het raam van 1905. Ten slotte stelde de praeses hem de vraag of hij prropaganda gemaakt had met het weekblad „De Reformatie". Daarop heeft Ds. Smitt verklaard, dat hij na het optreden van Prof. Schilder in Middelburg aldaar ten huize van den heer O., een aantal exemplaren der „Reformatie" heeft meegenomen en bij verschillende menschen in de bus heeft gedaan. Hij. verklaarde voorts daarover geen leedwezen te hebber^ maar ook geen bezwaar te hebben daarmede op te houden. Door één der commissieleden, nl. Ds. Heij, werd aan Ds. Smitt nog de vraag gesteld of hij ook pa zijn schorsing ter kerk was geweest, hetgeen deze ont kende. Aan den aandrang der commissie om dit wel te doen, hetft Ds. Smitt geen gehobr gegeven. Hij is na zijn schorsing niet meer tot de gemeente Gods ge komen, hetgeen hij naar zijn eigen belijdenis in zon derheid op den sabbatdag, naarstig had te doen.' Na dat de commissie verder den geheelen dag met onder zoek had doorgebracht^ achtereenvolgens i'n vergade ring met kerkeraad, contra- en pro-getuigen van Ds. Smitt, besloot zij op 10 October opnieuw naar Veere te gaan en nog eens een vergadering te heb ben met kerkeraad en predikant en aan Ds. Smitt na dere verklaring te vragen over tegen hem ingebrachte beschuldiging. Op dien-dag, 10 Oct.,. bericht Ds. Smitt telefonisch aan Dr. Hommes, dat hij de commissie niet meer wil ontvangen en dat hij weigert tegen woordig te zijn bij de samenspreking met den kerke raad. De commissie besloot niettemin naar Veere te gaan en nog een laatst appèl op Ds. Smitt te doen en hem te overreden om in den kerkelijken weg te blijven. Zij begaf zich bij aankomst direct naar de pastorie, waar #Ds. Smitt haar in de gang te woord stond. De poging om Ds. Smitt te overreden strandde op beslist afwijzende houding. Ds. Smitt deelde aan .de commissie tijdens 'dit laatste onderhoud mede, dat hij zich in beginsel reeds had „vrijgemaakt" en dat ook binnenkort feitelijk zou doen. De commissie uit de classis stond zoo plotseling voor het feit, dat Ds. Smitt den georderiden kerkelij ken weg opbrak en den weg der ongehoorzaamheid aan het over hem gestelde gezag opging in strijd met de door hem afgelegde geloften bij zijn belijdenis en ambtsaanvaarding. Er restte op dat critieke moment de classicale com missie niets anders dan tot haar leedwezen te berusten in den beslisten onwil van Ds. Smitt. Op de vergadering daarna nog met den kerkeraad gehouden, werd door een der leden nog mededeeling gedaan van de geruchten, dat de dag der „Vrijma king" wel zeer spoedig aanstaande zou zijn en dat Ds. Francke te Hoek (vrijgemaakt naar art. 31-K.O.) op Zaterdag 20 Oct. te Veere zou optreden, welke geruchten helaas achteraf juist bleken te zijn. Ds. Francke is daar 20 Oct. opgetreden. De feiten liggen dus zoo, dat Ds. Smitt, die begon nen was aanvankelijk in den kerkelijken weg te gaan met zijn beroep op de classis tegen zijn schorsing, onderwijl den onkerkelijken weg op was gegaan en met Ds. Francke van Hoek reeds heimelijk een af spraak had gemaakt om de vrijgemaaktekerk in Veere te planten! Dit was dan de voortgaande „Reformatie" der kerk. Hefc smart ons hier te moeten constdteeren, hoezeer Ds. Smitt, terwijl de commissie zwoegde voor zijn zaak, een onzuiver en oneerlijk spel speelde tegenover onze kerken en ook tegenover de classis, op welke hij zich had beroepen. Deze houding verdient niet anders dan zeer scherpe afkeuring en zal "ook in de oogen der wereld als zeer laakbaar moeten zijn. Hier was waarheid en- trouw wel heel ver zoek. De houding van Ds. Smitt was door en door schismatiek en geschikt om alle kerkelijk gezag over hoop te halen. Deze droeve houding van Ds. Smitt was aanleiding voor de commissie om een spoedvergadering der classis samen te roepen, welke vergadering op 17 October plaats vond. Daar stelde de commissie aan de .classis voor, waar Ds. Smitt den kerkelijken weg openlijk had geschonden en verladen, om met diep leedwezen over te gaan tot afzetting van Ds. J. W. Smitt als Dienaar des Woords van de Geref. Kerk te Veere wegens openbare scheurmakerij. Tijdens dezë vergadering der classis reikte een af gevaardigde van de kerk van Veere een exemplaar van het zoogenaamde „herderlijk schrijven" over, waarin Ds. Smitt verklaarde,dat hij de gemeenschap met de Geref. Kerken had verbroken. De classis stond toen voor dit voldongen feit en heeft daarvan kennis genomen en besloten te publi- -ceeren, dat Ds. Smitt daarmede vervallen was van alle rechten -van Dienaar des Woords in de Gerefor meerde Kerken. Zoo is de ware toedracht'van deze droeve zaak en van dit onkerkelijk handelen» waarbij men alle gezag der meerdere vergadering met voeten trad. Dit treurige handelen noemt 'men dan „Vrijmaking" der kerk. Terwijl men zich beroept op de classis en haar hulp inroept en de classis een commissie be noemt, welke veel en moeite vollen arbeid verricht, terwijl haar rapporteur rapporten schrijft tot diep in den nacht voor de zaak van Ds. Smitt, gaat deze pre dikant ondertusschen heimelijk zijn „herderlijk schrij ven" opstellen, heimelijk met een „vrijgemaakte" pre dikant de „Vrijmaking" der kerk arrangeeren! En dan durft men nog., ach en wee roepen en be schuldigingen van partijdigheid! Dat iemand in een gewetensconflict meent onze kerken te moeten verlaten, zal nimmer en mag nimmer door ons gewraakt worden als zoodanig. Maar dan geschiede dit ook eerlijk en'zuiver en niet langs slink- sche wegen. Dan geschiede dat zóó, dat het ons ontroere tot in het diepst onzer ziel. Maar deze handelwijze van Ds. Smitt is we! diep bedroevend en ook voor de wereld eerloos. Wat blijft, daarvan over in het aangezicht van het onderteeke- ningsformulier voor Dienaar des Woords, waarin ook deze zinsnede voorkomt: „En indien het zou gebeu ren, dat wij na dezen eenig bedenken of ander gevoe len tegen de voorzeide leer of eenig punt der zeiver kiezen, belooven wij, dat wij het noch openlijk, noch heimelijk zullen voorstellen, drijven, prediken of schrij ven; maar dat wij het vooraf den kerkeraad, classis of Synode zullen openbaren, om door deze geëxami neerd te worden." In het aaangezicht van deze woorden moet het oor deel over Ds. Smitt's handelen -vernietigend zijn. Wij beklagen een kerkgemeenschap, die baar her ders en leeraars gaat recruteeren uit menschen, die zóó handelen! M. N. J. H. i Welke* reden had de Synode om een uitspraak te doen over het CjenadeVerbond Onj dat te verstaan dienè ons een korte terugblik. Tegenover de Roomsche doopsbescnouwing en ten deele ook tegenover de Luthersche, die leerde, dat de genade van de weder geboorte in het sacrament van den doop gegeven wordt en dat de' doop van een heiden een Christen maa|ft, grepen de Geref. Godgeleerden terug naar dé Schrift en brachten de gedachte tot ontwikkeling, dat God Zijn verbond heeft opgericht met de geloovigen en hun zaad. Met name in den dikwijls heftigen strijd met de wederdoopers werd de beteekenis van het Verbond scherper in het licht gesteld. Van die zijde toch werd steeds als het argument tegen den Kinder doop aangevoerd het woord van den Heiland Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden. Kinderen kunnen niet gelooven. Derhalve zal men de7 kinderen ook niet doopen. Zijn dan de kinde ren onder de ongeloovigen te rekenen, zoo vroeg men aan de Doopsgezinden, en gaan ze verloren, als ze jong sterven Uiteraard werd die consequentie niet aanvaard. Liever sprak men van hun onschuld, wijl ze zich nog niet in ongeloof tegen God hadden ge- .keerd. Anderzijds werd door de Geref. niets afge daan van den regel uit Markus 16 16, dat dé doop op het geloof volgt Zoo lezen we het ook in Mattfc. 28 19 eerst onderwijzen, eerst maken tot discipelen van Jezus en dan doopen. Over de verborgen dingen echter kan de kerk niet oordeelen. En daarom, zoo zegt Ursinus, de opsteller van onze catechismus, han delt de kerk recht met allen te doopen, van wie zij te oordeelen heeft, dat ze zondevei geving en den Heiligen Geest ontvangen hebben, al hebben ze déze gaven óf dikwijls nog niet ontvangen óf ontvangen ze zelfs nimmer. Tusschen kinderen en volwassenen is ten aanzien van het verbond geen wezenlijk onder scheid. Zij gelden gelijkelijk als erfgenamen van het rijk Gods en van Zijn verbond. De doop ^er volwas* senen is in geen enkel opzicht rijker dan de doop der kinderen. De kinderen behooren op gelijke wijze tot de kerk als de volwassenen. Men ging in zijn beschou wing niet uit van wat voor oogen is en vroeg niet hoe'is 't in de praktijk. Kerk en Verbond waren voor werpen des geloofs en werden ook in hun zichtbare gedaante naar de maatstaf des geloofs beoordeeld. Als de oude Gereformeerden spraken over de kerk, dan scheidden zij de zichtbare kerk niet van de on zichtbare, maar ze zagen in de zichtbare kerk, waar zij dagelijks mee te maken hadden, een openbaring der onzichtbare en beschouwden haar als deware kerk en het lichaam van Christus." De leden dier zichtbare kerk rekenden ze dan ook voor deelgenooten van de gemeenschap met Christus en medeërfgenamen des eeuwigen levens. Zoo werd ook het Verbond opgevat. Niet als een uitwendig verbond, waar allen toebe- hooren en daarnaast een inwendig verbond, dat het deel der uitverkorenen is, maar als de 2 zijden van één eif hetzelfde verbond. -Wij zien dat verbond alleen maar naar zijn uitwendige zijde, maar naar de maat staf, die God daartoF aan zijn kerk gegeven heeft, hebben wij het verbond, zooals God dat kennen doet in de geloovigen in hun zaad, voor het ware verbond te houden, „behoudens echter Gods ver borgen verkiezing", zoo voegt Ursinushier aan toe. Want ook dat leert ons de Schrift, dat niet allen, die onder de bedeeling van het genadeyerbond leven, deel hebben aan de goederen van dat verbond, maar deze zijn' als de ongeloovigen onder de belijders ze behooren niet tot het verbond en de kerk, hoewel ze in het verbond en in de kerk leven. Ze worden ge teld onder de uitverkorenen. Ze hebben den naam dat zij leven. Ze worden gerekend tot de geloovigen. Maar ze zijn geen zonen en erfgenamen, ze* zijn bastaarden en vreemdelingen. Naar dien regel des verbonds werd dan ook de Doop bediend. De kinderen, aldus Ur sinus, zijn Christenen, niet 4vegens hun geboorte uit Christenouders, maar omdat zij uit de oneindige barm-" hartigheid Gods en de belofte van den allermildsten God in Zijn verbond zijn opgenomen, voor bonde lingen gehouden en van de kinderen van heidenen en Turken afgezonderd worden. Heel duidelijk zegt het ook Datheen, de man, die de Catechismus heeft ver taald en zoo tot-.ons volk heeft gebracht, die ook de voornaamste bewerker onzer formulieren van Doop en Avondmaal is geweestwij gelooven, dat de kin deren der geloov'gen onder de geloovigen te tellen zijn en niet onder de ongeloovigen. De vraag is niet' of de kinderen der Christenen een geloof hebben of nietof zij het goede en het kwade kunnen onder scheiden of niet, maar of zij met de geloovigen voor een volk Gods geteld en gehouden worden of niet. Petrus^ zegt niet: ...als zij opgewassen zijn en de t>

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1945 | | pagina 2