Uït de Gemeente.
UIT DE GEMEENTE
REPATRIATIE.
Nabeschouwing,
Axel. Axel, 11 Oct. 1945.
Geachte Broeder en/of Zuster,
De Raad der Gereformeerde Kerk deelt U
mede, dat hij besloten heeft, U ditmaal geen
toegang te verleenen tot het Avondmaal en, in-'
dien Ge binnen één maand niet komt tot bekee
ring van Uw ongerechtigheid, daarna aan de
gemeente te zullen bekend maken, dat Ge de
gemeenschap met de Gereformeerde Kerk verbro-
gen hebt in den zondigen weg van scheürmaking.
De Kerkeraad' voornoemd,
D. ZEMEL, Praeses.
P. GOOSSEN, Scriba.
Men wrijft zich toch even de dagen uit als men dit
leest. Waar is het onderscheidingsvermogen bij de van
ons gegane broeders, waar is in hun kerk de zoekende
liefde en het geduld met dwalende broeders en zus
ters. Uit dit briefje blijkt helaas, dat men zich niet
alleen vrijgemaakt heeft van art. 31 K.O., maar ook
van heel den langen en geduldigen weg der kerkelijke
tucht en vermaning, die na' gebleken hardnekkige
onbekeerlijkheid eindigt in den ban of afsnijding van
de gemeente. In strijd met heel den voorgeschreven
weg van afhouding van het H. Avondmaal en de
onderscheidene trappen van censuur, houdt men daar
nu een heel snelle opruiming en zuivering. Het is
daar in de „Vrijgemaakte" Geref. Kerk dus mogelijk
om na afhouding van het Avondmaal binnen een
maand buiten de kerk gezet te worden.
Het is wel een radicale, maar tegelijk liefdelooze
methode.
Het is nog veel erger. Men zet'daar alles op zijn
kop en heeft blijkbaar geen besef van eigen taak en
plaats.
De leden der Geref.- Kerk te Axel, die dit „her
derlijk" briefje hebben ontvangen, zouden ten volle het
recht hebben te vragen: Wie heeft U tot een rechter
over ons gesteld? Zij zullen die vraag "niet stellen, zij
doen ook beter, dat niet te doen, want zij hebben met
een kerkeraad voornoemd, D. Zemel, praeses, P.
Goossen, scriba, niets te maken, sinds deze menschen
tot een andere kerkformatie zijn overgegaan.
Maar wij willen toch gaarne naar aanleiding van
dit „herderlijk" schrijven een paar vragen stellen.
Waar haalt deze „Kerkeraad voornoemd" het recht
vandaan om een schrijven te richten met brievenhoofd
„Gereformeerde Kerk van Axel"? Deze „kerkeraad
voornoemd" leeft in het kerkverband der Geref. ker
ken, vrijgemaakt naar art. 31 K.O. en heeft deel
genomen aan de Gen. Synode dier Kerken. Hij staat
geheel'los van de Geref. Kerk te Axel.
Als zoodanig zal hij ook bij de overheid niet bekend
staan in de toekomst.
Maar gesteld al eens dat deze naam wel terecht zou
gevoerd worden, waar haalt dan een Geref. kerke
raad het recht vandaan om met zulk eenwijze van
tuchtoefening óp te treden tegen broeders en zusters?
Hier is wel alle besef van de rechte verhoudingen
zoek en van deze ahibtsdragers kan men toch moeilijk
zeggen, dat zij wel regeeren en daarom dubbele eer
waardig zijn.
Hier zet men alle verhoudingen precies op'den kop.
Zelf gaat men scheuren door de gehoorzaamheid
aan de Synode der Geref. Kerken en haar besluiten
op te zeggen. -
Zelf gaat men den zondigen weg van scheürmaking
en beschuldigt dan later menschen, die dezen weg
weigeren te gaan van die zonde.
Dit is, om met Ds. Meester te spreken, wel een -
kromme historiebeschrijving. Het zich vrijmaken van
art. 31 K.O. toont hier wel zijn bittere consequenties.
Het wordt nu wel duidelijk van welke vreemde
kerkrechtelijke beginselen men daar in Axel in de
„Vrijgemaakte" Geref. Kerk leeft. Als ^een kerkeraad
het kerkverband verbreekt, dan volgt daar nu,
volgens de „Vrijgemaakte" kerkeraad van Axel, uit,
dat alle leden dier kerk dit dan ook moeten doen. En
als ze dat niet van zins zijn, dan moeten ze als scheur
makers veroordeeld wordegt.
Een duistere en kromme redeneering.
Heeft men zich daar de consequenties van- inge
dacht?
Dit beteekent dus naar de kerkrechtelijke beginse
len te Axel, dat wanneer een kerkeraad van een
Geref. Kerk het besluit zou nemen het verband te
verbreken met de Geref. Kerken om over te gaan
bijv. naar de Oud-Geref. gemeente of de Chr. Geref.
Kerk, dan moeten de leden der kerk dat zonder eenig
tegenspreken aanvaarden. Wie het niet doet, is een
scheurmaker.
Hier wordt dan toch wel het zoo hooggeroemde
ambt der geloovigen volkomen gemuilkorfd.
Heeft men zich in Axel de consequentie van het x
„herderlijk" schrijven ingedacht, voor eigen kerkfor
matie?
Dit standpunt heeft dreigende consequenties voor
eigen kerkelijk leven. Gesteld eens, dat de Geref.
Kerken vrijgemaakt naar art. 31 K.O., een soort
gelijke crisis zouden doormaken als nu de Geref.
Kerken en onderscheiden kerkeraden zouden de be
sluiten harer Gen. Synode niet voor vast en bondig
houden en zich bijv. vrijmaken naar art. 31 K.O.
van de nu genomen besluiten inzake promotierecht en
benoeming van deze Hoogleeraren, als ook zich vrij
maken, omdat de Gen. Synode niet „ordinaarlijk" om
de drie jaar vergadert, dan zouden dus alle leden
die het wel eens zijn met de besluiten inzake promotie-
recht enz. van het Avondmaal geweerd en als scheur
makers veroordeeld moeten worden.
Arme kerkgemeenschap, die leven moet van een
dergelijke vrijmaking naar Art. 31 K.O. De diepste
oorzaak van heel deze misère is de vrijmaking van
mrt. 31. K.O. N. J. H.
WONDERE EXCURSIES ONDER DÈ
„VRIJGEMAAKTEN".
Er gebeuren vreemde dingen in het kamp der
„Vrijgemaakte" Kerken. Vreemde -driften en theo
rieën woelen daar. Men kan niet anders dan verslagen
daaronder zijn en medelijden' hebben met allen, die er
slachtoffer van worden. Eerst verscheurt en verbreekt
men in een verbeten verzet de kerkelijke eenheid door
een propaganda met de trieste Acte van Vrijmaking.
Een openlijke oorlogsverklaring en revolutie tegen de
wettige Synode der Geref. Kerken, die in' geheel wet
tige vergadering haar besluiten nam. Men verlaat den
kerkelijken weg gaat en den weg dér kerkscheuring
op. Men sticht een eigen kerkformatie en komt in
Gen. Synode bijeen, zich noemende Geref. Kerken,
Vrijgemaakt naar art. 31 K.O.
Naar onze diepste overtuiging is1 dit alles zonde
voor God en 'consequentie van de eene boöze daad
-van verzet tegen de wettige macht in de kerken.
Eenmaal staande voor het voldongen feit der kerk
scheuring en van een nieuwe kerkformatie, kunnen
wij verstaan, dat deze nieuwe kerkformatie in Synode
bijeen komt om haar eigen zaken te regelen. Wij
kunnen verstaan, dat zij zorg draagt voor eventueele
opleiding van Dienaren des WoOrds. Wij kunnen ook
verstaan, dat zij meent door haar eigen kerkverband
deze opleiding te moeten regelen en te doen geschie
den. Wij kunnen evenzeer verstaan, dat zij een Theo
logische School in het leven roepp en daartoe een
aantal predikanten benoemt tot professoren en meteen
het promotierecht uitdeelt. Wij kunnen niet minder
verstaan, dat een man als Dr. Schilder, die de auctor
intellectualis is van aï deze actie, een grooten lofzang
zingt op de benoemde Hoogleeraren. In zijn oog en is
de lof zeer betamelijk. En op zijn standpunt is het
alles heel menschelijk en begrijpelijk.
Maar wat we niét begrijpen, wat we stuitend, ja
ongehoord vinden,, dat is, dat deze lofzingende Dr.
Schilder, die zelf in ,een uiterst ernstig geding door
de Gen. Synode der Geref. Kerken is afgezet als
Hoogleeraar, nu durft schrijven, dat de door de Gen.
Synode der „Vrijgemaakte" Kerken benoemde pro
fessoren zijn benoemd in de vacatures van de Hoog
leeraren Dijk, den Hartogh en Ridderbos! Mij dunkt,
dit is een grenzelooze aanmatiging, die waarlijk alle
perken te buiten gaat.
In de vacatures! Naar mijn. weten ontstaan vaca
tures öf door overlijdep, öf door ontslagname öf door
emeritaat öf door afzetting. Op geen der Hóoglee-
raren Dijk, den Hartogh en Ridderbos slaat gelukkig
een dezer mogelijkheden.
En als er dan eens door omstandigheden een vaca
ture onder de genoemde Hoogleeraren ontstond, wie
is daar dan de aangewezen instantie om daarin te
voorzien? Mij dunkt ieder normaal denkend mensch,
ook de totaal onkerkelijke, zou hier antwoorden: na
tuurlijk de instantie, die daartoe is aangewezen, de
Gen. Synode der Geref. Kerken.
En iedere doorsneeNederlander van welken rang
of stand of religie ook; hij zou het hoogst onfatsoen
lijk vinden om te spreken over eeii vacature van een
actief dienstdoenden Hoogleeraar.
Ik. vraag mij af, is de kerkscheuring zelve nog niet
pijnlijk genoeg? Moeten nu ook de wetten van bur
gerlijke beleefdheid geschonden worden? Waar gaan
wij heen en tot welke verdwazing drijft Dr. Schilder
zijn roekeloos avontuur van kerkscheuring?
Straks zal de Theöl. Hoogeschool der „Vrijge
maakte" Kerken op volle toeren gaan werken. Gesteld
nueens dat is toch bij iedere inrichting van onder
wijs mogelijk! dat daar een zeer ernstig conflict ont
staat en de Gen. Synode der „Vrijgemaakte" Kerken
zou een der nieuw benoemde. Hoogleeraren moeten
afzetten, wat zou Dr. Schilder er van denken, als
deze afgezette Hoogleeraar dan ook op zijn wijze
een „Acte van Vrijmaking" zou indienen, vervolgens
een Theol. Hoogeschool met promotierecht zou op
richten en dan 'de via een Gen. Synode van opnieuw
„Vrijgemaakte" kerken benoemde professoren zou
aandienen als benoemd in de vaëature Schilder, Grey-
danus enz.?
Zou hij dit niet hoogst ongepast vinden?
Al§ „de weg^Jierug." onherroepelijk geslotenzou
zijn, als wij ook voor de toekomst de kerkscheuring
als een bitter feit zouden moeten aanvaarden, dan
zullen wij al moeten wij er nu even aan gewennen
Ds. Deddens, Prof. Deddens, Ds. Holwerda, Prof.
Holwerda en Ds. Veenhof, Prof. Veenhof noemen.
Wij zullen hen niet als vroeger Prof. Schilder
de School te Apeldoorn, bespottelijk maken.
Maar laat dan Prof. Schilder ook de wetten van
fatsoen in acht nemen en niet van vacatures spreken
tegenover mannen, die in volle rechten en mét eere
het ambt van Hoogleeraar uitoefenen aan een In
richting, die hij zelf jarenlang met toewijding heeft
verdedigd en'die nog steeds bestaat!
M. N. J. H.
VIII.
(Slot).
Eén vraag is er, die mij verschillende kéëren is ge
steld, wanneer" de arbeid onder de gerapatrieerden
ter sprake kwam. Het is déze vraag: „Wat is uw
"totalen indruk over het geestelijk leven van onze
gerepatrieerden?"
Ik wil deze vraag even toelichten door U te ver
tellen van een ontmoeting, <die ik had bij 't begin
van mijn werk. Ze stamt uit dien eersten tijd, toen de
geestelijke verzorging voor 't grootste deel opging in
reizen en trekken naar de verschillende centra, om
het werk op te bouwen. Wij stondeneerst zoo totaal
verlegen tegenover dezen arbeid! Commissies hadden
wel zekere richtlijnen aangegeven voor 't werk, maar
•wat, vaker in 't leven gebeurt de practijk gooit alle
theoretische beschouwingen omver.
Zoo is het. ook gegaan met ons werk onder de
repatrieerenden. De inkomst en doorzending der
menschen was geheel tegen verwachting. Zoo
moesten wij zelf wegen zoeken om de menschen te
bereiken en de meest geschikte tijd tot bearbeiding te
vinden.
Je kwam dan met allerlei instanties in aanraking!
Zoo bezocht ik ook verschillende R.K, inrichtingen.
Levendig herinner ik mij dien zomermorgen, toen ik
in een totaal R.K.-georiënteerde plaats ergens in
Brabant dwaalde en terecht kwam bij één van de
R.K. pensionaten. De „broeders" waren juist aan den
maaltijd. Maar dat mocht niet hinderen was het
oordeel toen men van het doel van mijn komst hoordé.
De „broeder" dien ik wilde spreken liet zijn maaltijd
wachten begroette mij recht hartelijk. En in het ge
sprek dat zich toen ontspon, kwam ook de ééne vraag
ter sprake, die in dit slot-artikel gesteld worden moet:
„Wat is nu zoo in 't algemeen pw indruk van het
gehalte der reapfrieerenden? Zijt gij daarover optimist
of pessimist?"
Nogmaals,-wij stonden hier toen slechts aan het
begin van ons werk. Daarom waS ik zéér voorzichtig
in mijn antwoord. Onze R.K. „broeder" had evenmin
als ik zijn eindoordeel al klaar, maar (en dit heb ik
goed onthouden) hij zeide, dat zijn bevindingen be
moedigend waren. Hij verheugde zich er óver hoevelen
uit D. ongeschonden waren teruggekeerd.
Dit voorloopige oordeel kreeg bij mij gaandeweg
vasten vorm. Ik geloof, dat wij inderdaad het zoo
mogen zeggen: dat een heel groot deel onzer"' land-
genooten in de slavernij een leerschool gevonden heeft,
hard en onverbiddelijk zwaar, maar toch van onschat
bare beteekenis voor hun leven.
„Komt U mij toch later eens opzoeken,, en deelt U
mij dan Uw bevindingen mee!" Dat waren de woor
den die mijn R.K. „collega" mij ten afscheid zeide.
En het verheugt mij,''dat als dit onderhoud nog eens
plaats vinden .zal, ons beider oordeel wél punten van
"gelijkheid zal hebben.
Maar dat neemt niet weg, dat ik bij het opmaken
van de balans, no.g altijd aan iets anders denken moet.
In een van de kampen zaten wij op een vroegen
morgen in een gezeliigen kring te praten. De kamp
commandant had zijn kantoorruimte welwillend afge
staan voor een eenigszins vertrouwelijk onderhoud
van „dominé met enkele jongens". Het waren alle 4
zonder onderscheid flinke jongens. Zij behoorden tot
die groep teruggekeerden, dié door het onvrijwillig
isolement niet minder «waren geworden. Deze jongens
van zoo bij de 25, deden mij deze confidentie, dat er
met hun lotgenooten, die vele jaren'jonger waren, in
den vreemde heel erg was „geknoeid". Uit de eerste
artikelen is het U duidelijk geworden dat opk jongens,
nauwelijks de kinderschoenen ontwassen, 16 a 17 jaar
oud naar. Duitschland zijn getransporteerd. Zij kwamen
meestal in kampen waar het leger veel te zéggen had.
En deze kinderen nog hebben daar moeten zwoegen
in onzedelijke verhalen en moesten., zien de meest
liederijke dingen op zedelijk gebied. Van deze jongens
hadden onze zegslieden, de geraffineerdste pornogra-
phische woorden gehoord en de liedgrijkste taai, die
zich niet laat weergeven, vingen ze* van hen op.
Het zijn deze jongens, wier jeugd vergiftigd is.
Niet per ongeluk, omdat zij toevallig in zulk een
funest milieu belanden. Neen, het vermoorden van on
schuld en levensreinheid vond hier stelselmatig, pro
pagandistisch plaats. Tóen „onze jongens" dien be-
wusten morgen hierover spraken, was er deernis in
hun woorden met dit totaal gedegenereerd geslacht.
En toen was er éné van hen, die een heroep op
mij vdeed met deze woorden: „dominé als U straks
weer in het gewone kerkelijke leven terugkomt, zegt
U dan toch, dat de Kerk zich het lot van deze
jongens aantrekt. Zij moeten geholpen worden, als het
al niet te laat is!"
Gij moet niet meenên, dat er niet heel véél 'ge
schonden is! Het zijn niet alleen de huwelijken, die
stuk zijn, daar is niet maar de man of vrouw, die
schipbreuk leed in zijn geloof daar is ook de jeugd,
die harde klappen kreeg. Zij zag zooveel, haar werd
zoo ontzaggelijk veel zonde getoond. Dat alles is niet
in eens weg te wissen. Het werkt door. En' toch is
hier de uitkomst, het Evangelie van dien Heiland, die
den onreine genas, die duivelen uitwierp. Het leven
van velen, die terugkeerden, is geschonden. En het
blijft voorlóopig misschien.
Hier is de vraag, of er een heelmeester is? En
op deze vraag geeft de Bijbel het antwoord. Het
Evangelie wijst ons' op dien Heiland, die het leven
vernieuwt. Niet alleen in de wegneming der -zonden.
Ook in het breken van waanvoorstellingen, in het
reinigen van dien geest, die zich slechts in vuile
fantasie kan verheugen. Het Evangelie heeft 'orize
repatrieerenden ontmoet! Er waren velen onder hen,
die ervan waren vervreemd. Maar het kwam, in Zijn
oude glorie! Het kwam als het Licht dat de dónkerste
wegen begaanbaar maakt!-
Prof. Huizinga stelt in zijn boek „Geschonden we
reld" de vraag: „Iseen herleving van het Christelijk
geloof te wachten!" Op deze vraag een bevestigend
antwoord te geven „schijnt hem vermetel" (pag. 168).
Hij stelde deze vraag met het oog op het" cultuur-