predikant kondigde zijn komende brochure over de
crisis van onze kerk aan onder den titel: In de chaos!
Wat is er dan? Onze kerken hebben „gebonden".
Maar velen moeten, na voor Gods aangezicht
maanden geworsteld te hebben, zeggen: zoo spreekt
de Heere niet!
Anderen zeggen: zoo spreekt de Heere.
En de meesten zeggen: Wij weten het niet, maar al
zou de Heere eens niet Zoo spreken, de minderheid
heeft te buigen voor de meerderheid, die zegt: zoo
spreekt de Heere. Gij minderheid, Gij moet gehoor"
zamen!
Dé meesten, die zoo spreken, zij mogen toezien. -
De hemelsche eer van onze kerken staat op het
spel. De Heere make ons getrouw in het onderzoek
van Zijn Woord. Vooral de ambtsdragers. Hij be
ware onze kerken als het niet te laat is voor den
diepen val, waar art. 29 van onze Belijdenis van
spreekt, dat zij zouden binden, waar de Heere niet;
bindt in Zijn Woord.
B. haven. J. MEESTER.
Het zal ieder duidelijk zijn, dat ik als Hoofdredac
teur van de Zeéuwsche Kerkbode een meditatie van
dezen inhoud niet kon plaatsen.
Het is niet mijn schuld. Ds. -Meester heeft de wei
gering aan zich zelf te danken. Heel dit slot is niets
anders dan een bedekte oorlogsverklaring aan de
Synode, dat is aan onze kerken.
Het opnemen zonder protest zou beteekenen mij
mede schuldig stellen aan dit ultimatum.
Blijkens eigen verklaring vreesde Ds. Meester mijn
weigering. Terecht! Ik mocht het niet opnemen. Hij
had het niet mogen schrijven. Zeer snel kan hij zich
zelf tot die overtuiging brengen, indien hij zijn medi
tatie legt naast de woorden uit het onderteekenings-
formulier: „Indien het zou mogen gebeuren, dat wij
na dezen eenig bedenken of ander gevoelen tegen de
voorzeide leer of eenig punt der zelve kregen, beloven
wij, dat wij het noch openlijk, noch heimelijk zullen
voorstellen, drijven,- prediken of schrijven".
In het licht van deze woorden kan Ds. Meester's
meditatie niet bestaan.
M. N.. J. H.
Ds MEESTER OVER KROMME
HISTORIEBESCHRIJVING.
Ds. Meester, Geref. predikant te Brouwershaven,
heeft de journalistieke wapenrusting der „Vrijgemaak-
ten" aangetrokken. In no. 30 26 Oct. van Kerk
en Leven, schrijft hij onder den titel: Kromme historie
beschrijving het volgende:
Kromme Historiebeschrijving.
Polemiseeren is niet prettig. Men kan er echter niet
altoos van tusschen. Zeker niet wanneer men het
geschrijf van Dr. N. J. Hommes in de Zeeuwsche
Kerkbode wekelijks te lezen krijgt. Schier weke
lijks zou men willen, rechtzetten wat daar krom
wordt gewrongen. Dr. Hommes levert wel een droe
vige bijdrage tot herstel van den in onze kerken
-wreed verstoorden vrede. Men zal naar mijn overtui
ging dien vrede alleen waarlijk kunnen dienen, wan
neer men open en eerlijk wil zien en men zal hem al
verder en tenslotte onherroepelijk verstoren als men
per sé gelijk hebben wil, of als men per sé alles wat
de Synode deed, goed wil praten. Met deze laatste
woorden zou men al wat Dr. Hommes de maanden na
de bevrijding geschreven heeft rondom het kerkelijk
conflict, kunnen typeeren.
De lezers die wekelijksch lezen wat Dr. JH. schrijft,
en niets1 anders lezen, moeten wel wonderlijke dwang-
voprstellingen krijgen omtrent de bezwaarden. Men
kan die voorstelling vergelijken met de scheefgetrok
ken voorstellingen die de vroegere Duitsche propa
ganda den menschen bijbracht omtrent de Joden.- Er
deugde aan de Joden letterlijk niéts. Zoo moeten de
lezers van Dr. H.'a artikelen ook over de bezwaar
den denken.
Hier wil ik de kromme historiebeschrijving wraken,
die men kan lezen in de Zeeuwsche Kerkbode van
19 October 1.1.
Dr. H. beweert daar, dat de geschiedenis van het
conflict in onze kerken aldus is:
1. Er zijn uitspraken gedaan door de Synode,
waaraan allen zich voortaan te houden hebben.
2. Er is tegen een dezer uitspraken van de Synode
van Sneek-Utrecht van vele kanten een bezwaar-
schrift ingediend.
3. Deze bezwaarschriften zijn ernstig onderzocht
-en afgewezen.
4. De Synode heeft in 19,42 dus opnieuw met al-
gemeene stemmen 1905 gehandhaafd.
5. Tengevolge hiervan is kerkscheuring ontstaan,
omdat onderscheidene predikanten enz. deze uitspraak
openlijk verwierpen.
6. Naast dit dogmatisch conflict was er nog een
kerkrechtelijk conflict, enz.
„Dit zijn de nuchtere feiten, welke niemand kan
ontkennen" en men moet ze vooral onthouden!
Laten we maar niet beginnen aan detailkritiek.
Tegenover deze kromme geschiedenisbeschrijving
plaatsen wij de volgende, ook in het kort.
1. Er zijn uitspraken gedaan.
2. Tegen een van die uitsprakett zijn vele bezwaren t
ingebracht. -
3. Al deze bezwaarschriften werden door de Synode
afgewezen.
4. Het antwoord waarmee de Synode deze bezwa
ren afwees, riep eerst recht nieuwe en oude bezwaren
op. Juist door dit antwoord kwamen er veel meer
los. Waarom? Wel uit dit uitvoerige, gepubliceerde
antwoord bleek, dat ter Synode een zeer bepaalde
verbonds- en doopsbeschouwing werd aangehangen,
en dat de bindende formule blijkbaar gelezen moest
worden in het licht van - deze bepaalde verbonds- en
doopsbeschouwing. En dit was de verbonds- en
doopsbeschouwing waartegen ter Synode van 1905
ernstige bezwaren werden ingebracht. De verbonds-
en doopsbeschouwing waartegen men toen bezwaard
was, werd dus nu min of meer als de eenig juiste
voorgedragen door Commissie I van de Synode. En
de Synode hechtte daar haar sanctie aan! Of er dus
reden was voor onrust! En of er in 1942-43. duS wat
anders is geschied als in 1905!
5. De Synode heeft toen in "antwoord op de ster
kere bezwaren van onderscheiden kant, de" bindende
formule nog,, eens extra onderstreept en is candidaten
gaan weren van den kansel en ambtsdragers gaan
schorsen.
6. Dit was door de Synode van 1905 nimmer be
doeld en is door die Synode ook nooit gedaan. 1905
gaf haar uitspraken, niet uit voor „Goddelijke waar
heden", gelijk 1942-43.
7. De Synode van 1942-43 heeft den vrede, die
door 1905 was gesticht tuschen tweeërlei visie op het
verbond, gestoord.
8. Bovendien zijn er nog kerkrechtelijke afwijkingen
en niet alleen rondom de schorsing van Prof. Schil
der.
Bij deze korte historiebeschrijving nog deze op
merking. De Synode bindt nu op straffe van schor
sing en ontzetting niet aan de Belijdenis, maar aan
een bepaalde exegese (uitlegging) van. de belijdenis.
Ik herinner mij, dat in 1927 Prof. J. Ridderbos zei,
dat een Synode niet eens mocht binden aan een
bepaalde exegese van de Schrift. De exegese is vrij,
zei hij. Alleen aan de Schrift èelf mag de kerk
binden. Het gesprek liep over Geelkerken. Deze was
geschorst omdat hij de Schrift zelf aanrandde vol
gens Prof. R. Niet omdat hij een andere exegese gaf
dan de Synode.
Welnu: de Belijdenis staat toch nog onder de
Schrift?
Thans beleven wij, dat de..Synode bindt, niet eens
aan de Belijdenis, maar aan een exegese van de Be
lijdenis. Aan ,een uitlegging, niet van de Schrift, maar
van de Belijdenis, over welke uitlegging men kan
verschillen.
Ditzijn de nuchtere feiten:
Het is totaal anders dan te Assen!
Waar gaan wij heen?
Graag wenschte ik, dat de lezers van de Zeeuw
sche Kerkbode ook dit konden lezen. Die Kerkbode
is voor mij gesloten na de bevrijding van Nederland
uit Duitsche tyrannie.
Ik voel dat als een nieuwe tyrannie!
J. MEESTER.
Er zou uit deze kromme historiebeschrijving heel wat
kroms te halen zijn, maar wij doen het zwijgen daar
toe en vragen de aandacht van onze lezers voor
het antwoord van Ds. Tiemens, die veel kromme
dingen hier recht zet en op voortreffelijke wijze.
M. N. J. H.
EEN STUK VAN MEESTER,
GEEN MEESTERSTUK.
Dr. Hommes is mans genoeg om zich te verdedigen.
Toch heb ik hem verzocht mij gelegenheid te willen
geven in de Zeeuwsche Kerkbode te antwoorden op
het artikel van de hand van Ds. Meester, van Brou
wershaven, dat in Kerk en Leven verscheen en tot
opschrift heeft: Kromme historiebeschrijving.
Voor dezen aanval op Dr. H. kiest Ds. Meester
positie in het kamp van hen, die de kerken, in welke
Ds. Meester bevoegd is tot het bedienen van Woord
en sacramenten, voor valsche kerken houden; haar
leeruitspraak als valsche profetie en verderfelijke
ketterij betitelen en waarschijnlijk ook: bij den
kerkeraad van Brouwershaven zijn mededienaren
en medeouderlingen van de classis Axel als leugenadrs
aandienen. Ik versta dat niet. Bovendien wat er in
het schrijven van Dr. H. te laken moge zijn de
punten, die Ds. Meester als blijken van kromme his
toriebeschrijving opsomt zijn in het minst niet speci
fiek voor Dr. Hommes, maar treffen over zijn hoofd
heen onze kerken. En waarom weer direct met zulke
groote woorden. van leer getrokken? Ik lees daar:
„Die Kerkbode is voor mij gesloten na de bevrijding
van Nederland uit Duitsche tyrannie. Ik voel dat als
een nieuwe tyrannie!" Kom, kom. Omdat de Kerk
bode niet open staat voor redactioneele artikelen a.ls
dit uit Kerk en Leven? Is hier sprake van zakelijke en
gegronde critiek? Leggen we slechts punt naast punt.
Dr. Hommes: Ds. Meester.
1. Er zijn uitspraken ge- 1. Er zijn uitspraken ge
daan door de Synode daan.
waaraan allen zich
voortaan hebben te
houden.
De verbetering van wat krom heet zal moeten lig
gen in hetgeen wordt weggelaten. Dat 'de Synode
deze uitspraken deed, zal door niemand worden be
twist.
Dat - allen zich aan deze uitspraken hebben te hou
den, is niets specifieks van Dr. H., maar vertolkt
slechts den regel van art. 31 K.O., afgedacht van het
feit, dat de bezwaarden van meening zijn, dat hier de
eenige uitzondering, die in art. 31 vanzelfsprekend
openblijft, tot gelding zou -mogen worden gebracht.
Stel al dat dit juist ware, men mag daarom niet de
uitzondering tot regel verheffen. Men moet Gode meer
gehoorzaam zijn dan de menschen. Maar dat betee-
kent niet, dat men aan menschen in het geheel géèri
gehoorzaamheid heeft te bieden.
Dr. Hommes: Ds. Meester.
-2. Er is tegen een dezer 2. Tegen een van die
uitspraken van de Sy- uitspraken zijn vele
node van Sneekbezwaren ingebracht.
Utrecht van vele kan
ten een bezwaarschrift
ingediend.
Voortreffelijke correctie! Hoe misleidend was de
kromme geschiedschrijving van Dr. Hommes. Hulde
-voor deze vondst!
Dr. Hommes: Ds. Meester.
3. Deze bezwaarschriften 3. Al deze bezwaarschrif-
zijn ernstig onderzocht ten werden door de
en afgewezen. Synode afgewezen.
Ds. Meester laat enkele woorden weg. Hadden ze
er niet gestaan, we zouden tegen de formuleering van
Ds. M. geen bezwaar maken. Weglating geeft er een
ander karakter aan: de Synode heeft met de .bezwaar
schriften geen ernst gemaakt. Waarom dit? Kan
iemand die bezwaard is van de Synode en van hen,
die haar besluiten verdedigen niet meer aannemen,
dat zij ernst met de zaak maken? Laten zij, wat mij
betreft, zeggen, dat de Synode dwaalt. Laten zij
argument tegenover argument stellen. Maar waar
dient het toe onze lezers op te voeden tot wantrou
wen: „de Synode? die onderzoekt de bezwaren immers
toch niet, laat staan, dat ze het ernstig zou doen".
Als we elkander niet meer te goeder trouw achten,
hoe zullen we dan nog samen gaan?
Als dit voor de burgerlijke samenleving reeds een
eerste vereischte is, hoeveel temeer dan voor een
kerkelijke? Wat zullen we nog met elkander spreken
als bij voorbaat reeds vaststaat: hij onderzoekt niet, hij
neemt de dingen niet ernstig, hij misleidt, hij is dom,
hij liegt. Misschien zegt men naar dé onderscheiding,
die K.S. zijn lezers heeft voorgehouden: ik typeer
slechts. Jawel, als jongens gingen we in Arnhem wel
eens naar de - vischmarkt, „schoon mijn moeder 't mij
verbood". En wat wisten die vrouwen elkander tref
fend te typeeren. Er was geen wqord Spaansch bij!
Dr. Hommes.
4. De Synode heeft in 1942 dus opnieuw met alge-
meene stemmen 1905 gehandhaafd.
Ds. Meester.
4. Het antwoord waarmee de -Synode deze bezwaren
afwees, riep eerst recht nieuwe en oude bezwaren
op. Juist door dit antwoord kwamen er veel meer
los. Waarom? Wel uit dit uitvoerige, gepubli
ceerde antwoord bleek, dat ter Synode een zeer
bepaalde verbonds- en doopsbeschouwing werd
aangehangen, en dat de bindende formule blijk
baar gelezen moest worden in hetlicht van deze
bepaalde verbonds- en doopsbeschouwing. En dit
was de verbonds- en doopsbeschouwing waartegen
ter Synode van 1905 ernstige bezwaren waren in-
gebracht. De verbonds- en doopsbeschouwing
waartegen men toen bezwaard was, werd dus nu
min of meer als de eenig juiste voorgedragen door
Commissie I van de Synode. En de Synode hecht
te daar haar sanctie aan! Of er dus reden was
voor onrust! .En of er in 1942-43 dus wat anders
is geschied als .in 1905!
Ik volsta met één vraag: dus neemt Ds. Meester
1905 ten volle voor zijn rekening en wil hij dat blij
ven beschouwen als de confessiöneele omlijning en
bècjrenzing van onze schriftuurlijke verbondsbeschou-
wing? Let wel, deze vraag is niet inquisitorisch, zelfs
niet informatorisch bedoeld, slechts om Ds. M.;-,„aan
zichzelf te ontdekken". Weet hij zich aan de uit
spraak van 1905 gebonden, omdat deze met Schrift
en Belijdenis overeenstemt, dah valt er over zijn be
zwaar nader te spreken en dan zal, getuige haar
eigen uitspraken, ook de Synode zelf bereid zijn om
alles in het werk te stellen, opdat zelfs de laatste
schijn worde weggenomen, als zou zij iets anders
begeeren en bedoelen .dan een volledige handhaving
van de uitspraak van 1905.
Maar waarop loopt de zaak steeds vast? Dezelfde
menschen, die alarm roepen over een Synode, die
1905 althans ten deele zou hebben losgelaten, zijn zelf
de eersten om zich van heel 1905 te ontdoen.
Vraagt ge hun: kunt ge 1905 handhaven (zooals.
dat op de classis Axel gevraagd werd), dan komt
het antwoord: zoo veel mogelijk. Men kan toch niet
beloven, dat men zijn vrouw zoo veel mogelijk trouw
zal zijn.
Dr. Hommes: Ds. Meester.
5. Tengevolge hiervan is 5. De Synode heeft toen
kerkscheuring ontstaan in antwoord op de
omdat onderscheidene sterkére bezwaren van
predikanten enz. deze onderscheiden kant, de
uitspraak openlijk ver- bindende formule nog
wierpen. eens extra onder
streept en is candida
ten gaan .weren van
den kansel en ambts
dragers gaan schorsen.
Hier beslissen niet de feiten, maar de waardeering
der feiten. Ik kan een bekeuring wijten aan de dom
heid van den wetgever, die de bepalingen maakte;
beter en juister is- het mijzelf^ te verwijten, die de
Wettelijke bepalingen overtrad. Had de Synode nooit
een uitspraak gedaan, dan waren er geen predikan
ten geweest, die haar verwierpen. Maar wie reeds
geconstateerd heeft! er zijn uitspraken gedaan en het
goed recht der Synode tot het doen van leeruitspra-
ken erkent, verwondere zich niet over een hancjhaven
dezer uitspraken tegenover bezwaren, hoe sterk- ze
ook mogen zijn, die het benoodigde bewijs uit Gods
woord missen. En nu is er volgens Ds. M. geen
scheuring? Behoeft de geschiedschrijver daar niet van
te. spreken? Voor het a.s. kerkelijk jaartallenboekje is