ZEEUWSCHE r KERKBODE UI Tfl AVE VAM D EL DER Q E R Ef OR MEERDE PA UTICU LIERE K ER K En I n Z E E L A n D „EEfl O A <5 Itl UVE VOORHOVEH IS JOU-' 5 ym P-DE w\>-" BETER DArt pumeno e lde RS" No. 19 VRIJDAG 9 NOVEMBER 1945 1ste jaargang Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Ds JOH. BOOIJ, Ds W. M. LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds J. A.'TIEMENS Drukkerij LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg Abonnementsprijs per halfjaar bij vooruitbetaling f 2,Afzonderlijke nummers 9 cl;. Advertentiën 20 ct. per regel Berichten, opgaven predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Middelburg, Spanjaardstraat 47. Telefoon 2438. Giro 42280 HEILIGE JALOERSCHHEID. Ga henen en roep deze woorden uit tegen het Noorden, en zeg:-Be keer u, gij afgekeerde Israël, spreekt de Heere. Jeremia 3 12a. Dit woord möet Jerimia uitroepen over Israel, de afgekeerde, de afkeerige zuster van Juda in de dagen van Josia, om Juda jaloersch te maken en zoo tot terugkeér, tot wederkeer te bewegen. Israel is de verstootene, God heeft haar den scheidbrief gegeven, het is nu reeds honderd jaar geleden dat God haar door Assyrië heeft laten wegvoeren onder de volken, ver het Noorden in. Zal dit Juda niet jaloersch doen zijn Deze vraag komt tot ons: als wij anderen geroepen zien, worden wij dan niet jaloersch? O, het gaat zoo vreemd toe in Gods koninkrijk! Het is avond, het is schemerdonker, ja het is nacht daarbuiten. En nu staat een vriendelijk heer te roepen, en zijn deur staat open, of wij niet aan zijn tafel willen zitten, in zijn huis. In het gewone leven zouden wij allen gezegd heb ben: nu alstublieft,graag wat vriendelijk van dien gastheer om zoo zijn huis aan te biedén. En als we anderen genoodigd zagen, zouden wij jaloersch wprden en Qns haasten om rnee van de partij te zijn. Hoe is het in het koninkrijk Gods? Maakt de roeping van anderen U jaloersch? Als wij anderen zien toetreden, haasten wij ons dan? En als gij U niet haast, hebt ge dan wel iets gezien van den nacht waarin ge U bevindt, hebt ge dan v/ei iets gezien van het licht dat valt door de geopende deur? Hebt ge dan wel iets van God gezien?- Steekt het U niet, dat de heidenen voor gaan? Haast gij U niet om Uw levens wil om er ook bij te zijn Kinderen, die hun vader lief hebben, zijn ja loersch op elkaar, jaloersch óm iets te bezitten van de vaderliefde. Wij verdringen elkaar niet meer bij Gods huis en we moesten elkaar ver dringen om iets te hebben van Gods liefde. Maar ach, hoe zal het gaan als Zijn gunst ons niets waard is? Dan verdringen we elkaar niet meer bij de poort. We kunnen het zoo heel gemakkelijk uitstaan, dat de heidenen binnenkomen en dat de uitverkoornen zalig worden. Dat kunnen wij zoo heel goed hebben. Maar moeten wij er dan ook niet bij zijn? O, als ge iets wist van Gods liefde, zou het U het hart doorsteken anderen geroepen te zien, anderen te zien gaan. God wil U het hart doorboren, door vandaag ook anderen te roepen. Gij moet er toch óók bij zijn? Gij moet toch ook zalig worden? Maar ge moet het toch niet kunnen verdragen, dat Gods liefde slechts voor anderen zou zijn? O, als er nog een laatste rest van heimwee naar Gods huis in U is, dan zult gij Uw krachten verzamelen. Zijt gij er dan niet bij? Zijt gij dan geen verbondskind? Denk U in, "dat Uw broers en zusters door hun vader of moeder uitgenoodigd zouden wor den het huis binnen te komen en dat U den toe gang zou geweigerd worden Ge zoudt toch dringen en smeeken Waarom zijn we dikwijls zoo koud bij de poort van Gods hüis? Als niets helpt, zal de jaloerschheid U helpen, maar als er geen jaloerschheid is, ja, dan is het hopeloos, dan zullen we buiten staan. God heeft U toch tot heilige jaloerschheid op die uitverkorenen, die zaligen, die hemelingen, verwekt? Ds MEESTER ALS ADVOCAAT DER „VRIJGEMAAKTE" KERKEN, Op de laatste zitting der Part. Synode van 19 Juli werd door de Synode tot redacteur van de Zeeuw- sche Kerkbode benoemd Ds. J. Meester. Bekend was ter Synode, dat Ds. Meester van Brouwershaven be zwaren had tegen de door de Synode genomen be slissingen. Dit kwam ook ter Synode ter sprake, maar men oordeelde terecht, dat ieder in onze kerken het recht heeft bezwaard te zijn, mits hij maar in den kerkelijken weg gaat. Ten aanzien daarvan had de Synode het volste vertrouwen in een man als Ds. Meester. Zoo werd hij zonder meer met algemeene stemmen tot redacteur benoemd voor de classis Zierikzee. Mij dunkt, grooter vertrouwen kan iemand moeilijk worden gegeven en eervoller benoeming is wel niet denkbaar. Tevens een bewijs, hoe onze kerken aller minst een bezwaarde den mond willen snoeren. Per soonlijk ging ik als lidi der Synode met Ds.- Meester's benoeming ook geheel accoord, hoewel niemand beter dan ik wist hoezeer Ds. Meester bezwaard was over de beslissingen der Generale Synode, daar ik een 3 Juli gedateerden brief van ,hem in m'Jn bezit had, waarin hij mij op niet onduidelijke wijze aanpakte over mijn voorlichting en verdediging der Synode besluiten. Maar mijn vertrouwen in Ds. Meester als onkreuk baar man van den kerkelijken weg,' was zoo groot, dat ik geloofde, dat redactioneele samenwerking, on danks ernstige geschillen, mogelijk was. Ds. Meester zelf dacht daar anders over. In een brief aan mij gericht, gedateerd'22 Aug., schrijft hij mij, dat hij eenerzijds wel erkentelijk -is voor die be noeming, maar anderzijds zich er over verwonderd heeft, dat de, Synode hem in dit stadium benoemde, nu de classis Zierikzee een verklaring van gevoelen yan hem in onderzoek had. 'In verband daarmede meende hij. de benoeming thans niet te kunnen aanvaarden. In dienzelfden brief reageert hij op het feit, dat ik een van zijn hand toegezonde meditatie, gedateérd 31 Juli, geweigerd had te plaatsen. Ds. Meester uitte zich in zijn schrij ven van 22 Aug. daarover als volgt: „Het feit, dat je mijn meditatie niet plaatst, begrijp ik helaas! Ik heb er voor gevreesd. Toch heb ik ze geschreven en •verzonden. Maar nu je werkelijk schrijft ze niet te willen plaatsen, schrik ik er van. Van die weigering nl. Zoover is het dus gekomen in ons kerkverband. Over een onderwerp, dat momenteel in het centrum van onze aandacht staat, mag -het Woord niet publiek en vrij spreken!" Ik zou dit alles niet naar voren brengen, was Ds. Meester, predikant ivf' onze Geref. Kerken, niet toe getreden als medewerker aan het blad Kerk en Leven, dat onder redactie staat van de „vrijgemaakte" pre dikanten Ds. Francke, Ds. Sollie en Ds. Zemel. In het nummer van 26 Oct., dat mij werd toegezonden, trekt hij daar onder den titel: Kromme historiebe schrijving" tegen mij als hoofdredacteur van de Zeeuwsche Kerkbode te velde op een toon, dien ik allerminst bewonderen kan. Maar' dat is het ergste niet. Erger is, dat hij "daar als Dienaar des Woords in onze kerken, openlijk de Synode aanvalt en haar beschuldigt, dat zij den vrede door 1905 gesticht, heeft verstoord. Het stuk eindigt met de woorden: „Graag wenschte ik, dat de lezers van de Zeeuwsche Kerk bode ook dit zouden lezen. De Kerkbode is voor mij gesloten- na de bevrijding van Nederland uit Duitsche tyrannie. Ik voel dat als een nieuwe tyrannie!" Wij zullen aan het verzoek van _Ds. Meester vol doen en het geheele stuk plaatsen in de Zeeuwsche Kerkbode. Ja, wij zullen nog meer doen. Wij zullen onzen lezers ook voorleggen, dat gedeelte van de meditatie van Ds. Meester, dat ons oorzaak was om zijn geheele meditatie niet op te nemen. Onze lezers kunnen dan Zelf concludeeren of er tyrahnie is_ over Ds. Meester, die zelf verklaard heeft de benoeming als redacteur thans niet te kunnen aanvaarden. Onze lezers kunnen dan zelf Qordeelen of een Hoofdredac teur, die verantwoordelijk is tegenover de Kerken, een stuk van een predikant kan plaatsen, .dat met zeer duidelijke tendenz de Synode en haar binende leer- beslissingen veroordeelt. Het 2al ieder, die rustig 'de dingen overweegt, zelfs een „vrijgemaakte", duidelijk zijn, dat wij niet anders konden en dat wij met onze weigering tot plaatsen, Ds. Meester een dienst be wezen door hem tegen zichzelf te beschermen; Wat dunkt LI, zal de Hoofdredacteur van de „Re formatie" zijn kolommen openzetten voor een stuk, dat de tendenz heeft de „Acte van Vrijmaking en Wederkeer/ als een schandelijk stuk te veroordee- len? Zal de redactie van Kerk en Leven mij als mede- werker opnemen? Dat kan zij toch niet? En als de Reformatie voor mij gesloten is, alsook Kerk en Le ven, hetgeen ik vanzelfsprekend acht, moet ik dan pathetisch gaan uitroepen, dat ik dat als een nieuwe tyrannie voel? Dat is toch volkomen absurd. Wat voor mij een raadsel is, dat is het feit, dat Ds. Meester, Dienaar des Woords in onze Geref. Kerken, in een „vrijgemaakt" blad gaat schrijven en zijn eigen Synode aan het front onzer tegenstanders gaat bestrijden. Dat is iets, wat ik niet begrijp en wat ook ten eenenmale in strijd is met zijn positie in onze kerken en met het door hem geteekende Onderteeke- ningsformulier voor Dienaren des Woords! Dat is een door en door onzuivere positie, waarin Ds. Meester onmogelijk kan en mag volharden. Maar wij zullen thans, aan Ds. Meester het woord verleenen. Eerst geven wij het slot van een door hém ingezonden meditatie, welke' door ons werd gewei gerd. Vervolgens zullen wij zijn artikel plaatsen uit Kerk en Leven. Dan zullen wij daarop laten volgen een artikel van Ds. Tiemens van Aardenburg als antwoord op Ds. Meester's artikel in Kerk en Leven. Nog voor wij nl. het artikel' van Ds. Meester in Kerk en Leven onder de oogen kregen, ontvingen we reeds een brief van collega Tiemens met verzoek om een antwoord van hem op het artikel van Ds. Meester op te nemen. Wij zullen daar zeer gaarne aan voldoen. Ds. Tie mens heeft zich al meerdere malen een strijdbaar man getoond tegenover de „vrijgemaakte" broeders. Hij is een eerlijke en geduchte tegenstander, die zijn argu menten als pijlen scherpt en afschiet. Ds. Tiemens ontheft mij hiermede meteen van de noodzaak om zelf te antwoorden, wat mij veel tijd en moeite spaart. Ik verkeer niet altijd in de gunstige situatie, dat ik, voordat ik zelf weet te worden aangevallen, reeds in het bezit ben van een voortreffelijken advocaat en procureur. Daarvoor wil ik hem bij dezen danken. Slot van Meditatie van Ds. Meester, getiteld: Binden. Matth 16 19b En zoo wat gijzult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn. De eer der kerk is, dat zij in deze verleugendé we reld draagster is van het Woord van God, dat zij op aarde mag-„binden" met goddelijk gezag. Omdat deze dingen zoo nauw luisteren, zal de kerk ^uitermate voorzichtig zijn in het opleggen van bindingen. Als zij eens zou binden, het eeuwig oordeel Gods over dood en leven uitsprekend, en haar bin ding zou eens niet zijn in overeenstemming met het Woord? Dan zou zij zeggen: onze binding geldt in den hemel, maar het zou niet waar zijn. Dan zou zij zeggen: wie zich" niet onderwerpt aan onze binding, onderwerpt zich niet aan den wil Gods, maar het zou een leugen zijn. Dan zou zij met tucht vervolgen menschen, die zich niet tegen God willen keeren. Zij zou dan zich zelf en haar ordinantiën meer macht en autoriteit toeschrijven dan het Woord Gods. U weet, dat art. 29 van onze Ned. Gel. Belijd., dit noemt als een eerste kenteeken eener valsche kerk. Het- spreken der kerk op aarde luistert nauw. Niet aan de menschen Jieeft God deze autoriteit om te bin den gegeven (Calvijn). Uitsluitend aan Zijn Woord. Aan de menschen slechts in zoover, dat zij dat Woord moeten bedienen. De kerk is hoog gesteld. Daarom is haar val, als zij valt, zoo diep. Wie uit hoogen adeldom neerstort, valt dieper dan wie op den beganen grond viel. Ónze kerken verkeeren heden in een hevige crisis om deze dingen. Zij worden heftig geschokt. Een

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1945 | | pagina 1