UITGAVE. VAIi DE DER GEREFORMEERDE PARTICULIERE 5 Y fl 0 D E K E R K E tl I li Z EELAMD LEIDEN'S JONGELINGSCHAP WIL WALCHEREN NAT MAKEN EN HOUDEN MISSTAND EN MISVERSTAND RONDOM 1905. ZEEUWSCHE r KERKBODE „EEfl DAG iri UVE VOORHOVE BETER. DAH püllEtlD t IDE II. S*» No. 15 VRIJDAG 12 OCTOBER 1945 1ste jaargang Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Ds JOH. BOOIJ, Ds W.%. LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds J. A. TIEMENS Drukkerij LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg Abonnementsprijsper halfjaar bij vooruitbetaling f 2,Afzonderlijke nummers 9 ct. Advertentiën 20 ct. per regel Berichten, opgaven predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Middelburg, Spanjaardstraat 47. Telefoon 2438. Giro 42280 En de hoop beschaamt niet. Rom. 5 5a. De Apostel heeft het hier over verdruk kingen en donkere tijden en hij heeft geleerd die te zien in het licht der toekomst en der eeuwigheid. Hij roemt in de verdrukkingen. Maar hij roemt ook in de hoop. En daar door kan hij het in de verdrukkingen uit houden en er doorkomen. Iemand, die hoopt, die kan leven, want die weet, dat God uit redding zul geven en alles ten goede zal leiden. Want. zegt hij, de hoop beschaamt niet. Die hoop moet dan echter een vaste grond hebben. Het is maar niet een vage verwach ting, geprojecteerd in het lpven van denmensch. Niet een verwachting, die geen voldoende verklaring heeft in een zekere belofte. Die hoop is voor Paulus niet maar een jagen naar een vaag ideaal, een schim, die hij eens gedroomd heeft. O, als het zoo is, dan worden we in onze hoop bedrogen. Dan staan we eens bij het inééngestorte kaarten huis onzer verwachtingen. Zoo leeft de we- reldling. Ook die hoopt soms. En, als het dan uiet uitkomt, zooals hij gedacht heeft, dan is hij zoo bitter teleurgesteld. Onze hoop moet gegrond zijn op een vas tere grond, willen we in het leven niet een maal bedrogen uitkomen. Nu, zulk een hoop kende Paulus. Want, zegt hij, de hoop, die ik ken, die beschaamt niet, die maakt niet te schande. Daarvan ben ik verzekerd. En daarom kan ik ook roemen -in de verdrukkingen. Die hoop is gegrond in het vaste vertrouwen, dat hij ge rechtvaardigd is door het geloof in Jezus, zijn Zaligmaker. Of, zooals hij het hier zegt, omdat de liefde Gods in zijn hart is uitgestort. Hij is met God verzoend door het geloof en nu weet hij, dat God Tiem liefheeft. En dat, dat is de grond, het fundament zijner hoop. Immers nu weet hij, dat God ook in het donkerste uur hem lief heeft en dat hij ook in de zwaarste verdrukking niet verlaten is. En dit doet de vonk der hoop altijd weer ontvlammen. Die hoop werpt een zachte glans over het harde leven. Die hoop doet verwachtend vooruitzien, vooruitzien op de redding, die aanstaande is. Soms reeds in dit leven. Die hoop, lezers, houdt U en mij staande ook in het donkerste uur. Dan immers weten we, dat God ons niet loslaat. Straks breekt het zwerk om Christus, die ons zoo uitnemend heeft liefgehad. O, als ge die vaste grond hebt, dan moogt ook gij hopen in de ver drukkingen van dezen bangen tijd. Dan moogt ge U om Christus wil verheffen boven de rampen, die U troffen. Ook daarin blijft de Heere met U. Dan kunt ook gij zeggen, de hope beschaamt niet. Ze maakt niet te schande. Ook ik mag nog hopen in het licht van de liefde Gods bij mijn in puin liggend huis, bij mijn verwoeste kerk, bij mijn over stroomde land. Want mijn God heeft een wonder licht door Zijn liefde ook over de verdrukkingen geworpen. Nu God ons heeft uitgeleid uit het dienst huis mag het volk van Ned^Hand weer in hope leven. Temidden van onze ruïnes hoe ven wij nu niet moedeloos ter neer te zitten en in wanhoop te verzinken. God heeft de bewijzen Zijner gunst niet onthouden. De verhooring des gebeds is gekomen. Het naar Hem en Zijn verlossende hand uitzien is niet beschaamd. Daarom mag het leven van het volk van Nederland weer staan in het teeken van de hoop. Een hopend volk mag weder leven en weder een toekomst hebben. Voor een volk, dat ook maar een sprankje hoop heeft, is nog een toekorpst weggelegd. Die hoop werpt op het leven een zachte glans van een verwachting of ide aal, dat nog nagestreefd mag worden. Als dfe hoop dan ook in onze harten maar een vaste grond heeft. Zulk een hoop heeft het volk van God, de discipelen van Jezus. Jezus' woord en belofte wekt die zekere hoop ook nu, in de verdrukkingen in onze harten. Het is een hoop op zegen Gods in Christus in herbouw en in herstel. Een hopen op het wederkeeren en wederzien van de gunst Gods over ons volk, over Christus- Kerk, over* ons Vaderland. En dan zegt de geloovige heb ik nog een andere, een betere hoop, een hoop op het groote goed, dat Christus in den hemel voor mij heeft weggelegd. Die hoop bovenal hield Paulus vast. Die hoop houde o,ok ons vast. Als al het aardsche ons eens ontvalt en de groote dag van het scheiden van deze aarde slaat, dan wordt al ons hopend ver langen vervuld, dan zullen-,we waarlijk zien, dat de hoop niet tc schande maakt. Dan zullen we eeuwig bij den Heere zijn. Schoondijke. D. DE VRIES Jzn. Walcheren moet droog, maar Walcheren moet ook gedrenkt worden uit de fonteinen van een christelijke levensbeschouwing. Met name ook onze rijpere jeug.d. Uit deze edeje aandrift en zorg schreef de secretaris van de J.V. op G.G. „Christus mea Petra" aan Ds. Smeenk te Vlissingen, dat deze J.V. door omstandig heden beschikte over een uitgebreide bibliotheek, waarvan zij gaarne wil wegschenken aan zusterver- eenigingen op Walcheren, wier bibliotheken eventueel door oorlogsgeweld vernietigd zijn. Mij werd verzocht, dit prachtige gebaar in de Kerkbode te vermelden, waaraan ik gaarne voldoe. De boeken zullen geheel gratis en franco worden toe gezonden. Mochten er dus op ons zwaar gehavend eiland ook zwaar gehavende bibliotheken zijn van J.V., dan kunnen de besturen zich wenden tot „Christus mea Petra" in Leiden. Zij ontvangen dan een lijst, waarhit zij een keuze mogen doen.4 Het adres van den Secretaris is: A. P, Mulder, Nieuwsteeg 33a, Leidpn. Wij kunnen niet anders dan deze royale geste dank baar en vreugdevol begroeten. Temidden van veel onverkwikkelijks en pijnlijks in onze dagen, is dit ge baar verkwikkend en bemoedigend. M. N. J. H. Mijn artikel „Vragen en misstanden rondom 1905" in de Kerkbode^ van 28 September, heeft weer heel wat pennen in beweging gebracht. Dat heeft mij zeer verblijd en ook, verkwikt. Niet alleen om de groote belangstelling voor de dogmatische bezinning over onze belijdenis, welke daaruit blijkt, maar ook om de rustige en broederlijke toon, waarin de discussie met mij wordt gevoerd in de binnengekomen brieven. Het is niet mogelijk om aanstonds op alle brieven in te gaan, want er wórden allerlei zaken en neven zaken aangeroerd, die soms ver uit elkaar loepen. Mij dunkt Br. S., wiens brief aan mij gericht, aan leiding is geweest tot het artikel van 28 September, en die nu opnieuw van repliek dient, heeft allereerst recht op wederantwoord. De andere briefschrijvers zullen dat, dunkt mij, van harte toegeven. Br. S. toch is het, die met mij het dogmatisch schermpartiitje begonnen is en waar hij nog lust toont dit in een tweede ronde voort te zetten, daar moet hem deze gelegenheid volop wdïden gegeven. De andere scri benten moeten nog even geduld hebben. Maar nu ter zake ën mijn antwoord op het' eerste deel van zijn schrijven. Br. S. is niet overtuigd. Mijn poging om hem dichter naar de Synode-uitspraak te halen is gefaald. Hij blijft een tegenstelling zien en construeeren tusschen wat de classis Axel 8 Augustus 1945 uit sprak: „Onjuist is dat de wedergeboorte bij den Doop moet worden ondersteld als reeds geschied" en wat ik had geschreven. Mijn redeneefing was de heel eenvoudige en wel deze: le. Sacramenten zijn ingesteld voor de geloovigen en zij verzegelen genade. Ik heb dit zelf niet uitge vonden, maar dit is naar Schrift en Belijdenis. (Zie art. 33 Ned. Geloofsbelijdenis). 2e. Doop en Avondmaal zijn Sacramenten. -■3e. Dus ook de Doop verzegelt genade. 4e. Waar de Kinderdoop ook een „echte" Doop is verzegelt de Kinderdoop dus ook genade. Mijn geachte opponent meende nu, dat daaruit dan geconcludeerd mag worden, dat ik zou leeren dat de Kinderdoop een innerlijke genade (de wedergeboorte) zou verzegelen als reeds geschied. Ik wees hem er op dat ik nooit geschreven had, dat iedere Kinderdoop de innerlijke genade (wederge boorte) verzeglt. Mijn opponent had trouwens beter kunnen weten van iemand die achter de Synode staat en zeker van een man als Dr. Hommes, die immers nog „Synodaler is dan de Synode". Tot moe wordens toe heeft de Synode'en hebben haar verdedigers er telkens weer op gewezen, dat wij in navolging der vaderen van 1905, niets willen en mogen uitspreken aangaande de temporeele voltrek king der Wedergeboorte, daar wij hier te doen heb ben met de, mysterieën en de onnaspeurlijke wegen des Geestes. Als een vergiftigde paddestoel blijft ondanks alle verklaring toch maar telkens de meening staan en wordt zij zelfs neergezet, alsof de Synode toch maar zou leeren een verzegeling van reeds geschiede ge nade (Wedergeboorte). Daarom schrijven wij nog maar weer eens uit de laatste 16 punten-verklaring der Synode, punt 9 af, waar de Synode opmerkt: „dat dezelfde uitspraken van 1905 zich- ook nadrukkelijk verklaard hebben tegen de preciese vaststelling van het tijdstip der wedergeboorte, toen in deze besluiten de woorden werden opgenomen, dat deze wondere weldaad Gods door den Geest „vóór, tijdens en na den doop" kan geschieden, van welke nadrukkelijke verklaring deze Synodeniets heeft afgedaan en ook niets wilde afdoen." s Daar staat het dan nog eens voor de zooveelste keer, dat het ons niet voegt, ook maar in eenig op zicht het feit der wedergeboore temporeel vast te leggen of nader te fixeeren. Dat is nu echte Synodale opvatting en eerbied voor het ondoorgrondelijke mysterie van de werking des Geestes. Dat is tevens echte Synodale correctie tegenover hen, die met de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1945 | | pagina 1