EEN NIEUW WEEKBLAD,
Uit de Gemeente.
Actueele Vragen.
Jeugdrubriek.
HET PROBLEEM DER SEXUEELE
VOORLICHTING.
te vormen voor het Evangelie binnen de van de kerk
losgeweekte massa, met hun daad drijven ze een diepe
wig. in de christelijk-sociale actie en dreigen zij de
christelijke politieke activiteit in de Herv. Kerk te ver
lammen.
M. N. J. H.
Onder redactie van Dr. J. H. Bavinck, Dr. G. C.
Berkhouwer, Dr. K. Dijk, Dr. G. M. den Hartogh,
Dr. J. Ridderbos, Dr. H. N. Ridderbos, is verschenen
bij de firma J. H. Kok een nieuw blad onder den
titel: Gereformeerd. Weekblad, ter bevordering van
de belangen van de Gereformeerde Kerken in Neder
land. Het eerste nummer verscheen 6 Juli. De redactie
schrijft onder het kopje Ons doel: Het „Gereformeerd
Weekblad" stelt zich ten doel, het Gereformeerde le
ven te dienen, allereerst het leven van de Gerefor
meerde Kerken in Nederland.
Wegens papierschaarschte verschijnt het voorloopig
in beperkt formaat; en wegens de nog gebrekkige com
municatie is het nog een kleine kring, die de verzor
ging van den inhoud op zich heeft genomen. Uitbrei
ding, zoodra en naarmate de omstandigheden het toe
laten, staat daarom op het program.
Hoever die zal gaan, behoeft thans nog niet te
worden uitgemaakt.
Wij hebben goede hoop, dat ons besluit om thans
alvast te bieden, wat in ons vermogen is, veler in
stemming en steun zal verwerven; en doen dan ook
op dien steun met vrijmoedigheid een beroep.
Schenke God er Zijn zegen toe.
De Redactie.
Het eerste nummer is gevuld met een inleidend
artikel van Prof. Ridderbos Sr., onder den titel: Om-
floersde morgen. Prof. Bavinck schrijft over: De crisis
waarin wij leven.
Van de hand van Prof. Berkhouwer is een artikel:
Belofte en eisch.
Dan volgt een meditatie van de hand van Prof.
Ridderbos Sr. Vervolgens een artikel van Ds. O ver
duin: Kerkelijk besef en kerkelijk fanatisme.
Prof. Ridderbos Jr. besluit met een oriënteerend ar
tikel over Onze Theol. Hoogeschool.
Een zeer gevarieerd en interessant nummer. De
abonnementsprijs is 1.50 per kwartaal.
De redactie heeft een breeden staf van medewer
kers gevraagd en wil zoo spoedig mogelijk het blad
doen beantwoorden aan een breede cultureele doel
stelling.
Wij roepen het blad van harte een „welkom" toe.
De redactie zal stellig waarborg zijn voor een per
manent goeden inhoud.
Wij hopen op den inhoud van het eerste nummer
nog terug te komen.
M. N. J. H.
Om 10 uur 's morgens gaan de deuren van het
Protestantsch Tehuis voor repatriëerenden open. Van
daag is het een mooie zomersche dag. Daarom zijn
niet alleen de deuren, maar ook de ramen open gezet.
De radio staat aan. Er is iets feestelijks in deze com
binatie: zonlicht en muziek. Wanneer wij het gebouw
binnen gaan, blijkt er al hier en daar een enkele gast
te zijn. Dé gastheer, de heer Fijn, is reeds trouw op
zijn post. Hij is al in gesprek met enkele mannen,
die nog een beetje vreemd plaats hebben gezocht
achter de groote tafel. Er komen langzamerhand meer
binnen. Zij zijn van verschillende leeftijden. Er zijn
er onder van 17 jaar, nauwelijks de kinderschoenen
ontwassen, als ook mannen die in de 50 zijn. Niet
ieder komt even vrijmoedig naar binnen. Toch duurt
het niet lang of ieder heeft zijn vertier gevonden.
Bij den sjoelbak Staan meestal de jongeren. Zij ver
geten werkelijk voor een oogenblik de verschrikkingen
van hun zwerftocht. Zij denken aan thuis. Zij gaan
een oogenblik op in de sfeer van spel en ordelijkheid.
Iets verder voert een luidruchtig troepje, een vrij
rumoerige conversatietoon. Daar in den hoek zit een
enkeling, vreemd en wat stil. Hij heeft geen lust om
te lezen, zooals een ander. Hij zit de situatie op te
nemen en laat de sfeer van gemeenschap op zich in
werken.
Bij dezen laatste zoeken wij een oogenblik con
tact. Eerst gaat de conversatie wat stug, maar wan
neer het ijs ontdooid is, komt het verhaal. Troostloos.
Hier worden de herinneringen wakker aan het door
gestane leed. Warm wordt de toon van het gesprek
als „thuis" ter sprake komt. De eene vraag na de
andere breekt los. Hoe het in Holland geweest is,
hoe het er nu gesteld is? Vragen, die informaties zijn
naar bekende namen en milieu's. Er zijn ondertusschen
meer mannen om ons tafeltje komen zitten en zoo
wordt het gesprek algemeener. En nu blijkt het, hoe
graag men zich eens uitspreken wil. Hier is geen
valsche schaamte voor elkaar. Het maanden- of ja
renlange saamleven in de kampementen heeft hen ver
trouwd gemaakt met elkaar. In één zaak denken allen
precies eender: de Rus is voor hen verschrikking en
afschuw. Zij willen niet ronduit vertellen wat er zooal
gebeurd is, daarover kunnen zij niet spreken in een
gezelschap waar de zedelijke normen nog gelden.
Daar komen ook klachten over onzeeigen militairen,
die men daar na de bevrijding heeft ontmoet. Groot
is de teleurstelling van die Nederlanders, die toonen
geen hart te hebben voor de zaak van hun repatri-
eerende landgenooten.
Daar wordt hun een vraag gesteld (zij zijn immers
Protestantsche jongens) of zij ook in God zijn teleur
gesteld? Het wordt even stil. Daar is één, die zegt dat
het toch, ondanks alles wat gebeurd is, voor zijn
geestelijk leven een goede tijd geweest is! Hij heeft
geleerd en doorleefd wat het beteekent, op God te
vertrouwen. Aan groote gevaren ontsnapt, in won
derlijke wegen geleid, heeft God gezorgd. Straks
neemt een ander het woord, die getuigen moet, dat
het leven in het kamp zoo druk en énerveerend is
geweest, dat er geen tijd meer kwam van lezing en
gebed. Er blijken er ook te zijn, die er eerlijk voor
uit komen, dat hun leven geweest is zonder het Woord
van God. Hier is een kans, om te spreken over de
kracht van ons geloof in de donkere tijden van ons
leven. Er zijn er die geen Bijbeltje meer hebben, de
een heeft het nooit gehad, een ander is het ontstolen,
en een derde moest het achterlaten met zijn bagage
om zijn leven te redden.
Nu kunnen hier en daar, dank zij de goede zorgen
van het Nederlandsche Bijbelgenootschap, bijbeltjes
worden uitgereikt en men kan het niet aan, dat zoo
waar voor niets zoo'n boek kan worden uitgedeeld.
Zij geven het echter graag, en het wordt even
gaarne in ontvangst genomen met de belofte, dat het
gelezen zal worden ook. Het gebed tot den God van
Zijn Woord vergezelt de reis van dit boekje. Wat
zal zijn wedervaren zijn? God weet het!
Overdag is het niet zóó druk in het Tehuis. Een
enkele uitzondering vormen de middagen, waarop
verschillende predikanten een vr'aag-uurjte houden. Het
is aangekondigd op 't plakkebord. Dinsdagmiddag de
Ned. Herv. predikant en Donderdagmiddag zijn Ge
reformeerde collega. De vragenbus op den schoor
steenmantel stond de heele week te wachten op vra
gen, die daarin zullen worden geworpen. Twee keer
per week wordt de bus geleegd en dan worden de
vragen besproken. Doch daarover zullen wij in een
volgend artikel wat meer vertellen.
De repatriëerenden blijven over 't geheel een dag
of 4, 5, in de stad. In dien tijd zijn ze geheel vrij.
Maar op tijd worden ze in de kampementen verwacht
voor de maaltijden. Nu, de Maastrichtsche keuken is
goed. Volgens de jongens is er niet één geweest, die
hierop ook maar eenige critiek had. Integendeel, de
hartelijke ontvangst hier wordt door de repatriëerenden
zeer geroemd. Alleen één ding is er waarover geen
enkele repatriëerende tevreden is. Dat is, dat hun
het geld (vreemde) aan de grens is afgenomen en zij
daarvoor niets terug ontvangen. Geheel zonder geld
op zak, loopen velen door de stad. Zij vragen: „Kan
dat niet anders?" Wij vragen dit met hen. Maar het
antwoord valt niet erg gunstig uit. Maar dat zijn
dingen, die bij het vragen-uurtje ter sprake komen.
En daarover eens een volgende keer.
Heinkenszand. BOOY.
HOE MOET ONZE HOUDING TEGENOVER
DE DUITSCHERS ZIJN?
IV.
Vóór Barth handelt over de verantwoordelijkheid
der Christelijke Gemeente in het huidige tijdsgebeuren,
beschrijft hij dat gebeuren eerst in een paar korte
omtrekken, waarvan hier de hoofdzaak moge volgen.
De ellende begon in 1933 met de stichting van een
oorlogsstaat, zooals de wereld nog niet had gezien:
„een staat, die zich het uitoefenen van het geweld ter-
wille van het geweld en dus met achterstelling van
ieder recht behalve dat van den sterkste tot zin en
doel had gesteld. Een groot, hoogbegaafd, flink en
op zijn manier ook vroom volk liet zich overtuigen
van en tendeele zelfs enthousiast maken voor de ge
dachte, dat het vormen van zoo'n staat zijn bestem
ming, zijn redding en zijn eer was. Aan God gelijk
moest hij zijn, en met goddelijke eischen en beloften
is hij van het begin af op de menschen afgekomen."
Wat deed de overige wereld daarbij? Er naar kijken
zonder te gelooven, dat dat alles ernstig gemeend
en mogelijk was. Al kon ieder constateeren, dat de
heele zaak gepaard ging met opzettelijke vijandschap
tegenover de Joden en de Christelijke-kerken daarbij
zeer vlug en grondig tot zwijgen werden gebracht.
Ook bleef niet verborgen, dat er in Duitschland ver
volging en verdrukking gaande was. Men verstond
niet, dat wat daar gebeurde tenslotte heel de wereld
aanging, m enliet zich wijsmaken, dat het alleen ging
om de binnenlandsche aangelegenheden van het Duit-
sche volk: wie zou zich daarmee ook bemoeien?
Tegelijkertijd speelde men zoo met vuur. Er waren
er ook, die zich afvroegen, of zooiets ook voor hun
volk niet goed kon zijn. Vooral de houding tegenover
de Joden beviel ook vele niet-Duitschers niet slecht.
En zéó kon, ook zonder eenige hindernis van buiten,
het Derde Rijk van het Duitsche Nationaal-Socialisme
sterk worden. Tot het vanaf het derde jaar van zijn
bestaan ook naar biuten dreigend begon te worden,
met de bekende methode: het verscheuren van ver
dragen, het rammelen met het zwaard, het stellen van
afperserseischen.
En toen is de wereld wel geschrokken, maar het
eigenlijke gevaar wilde men a.h.w. nog maar niet zien.
Men week terug, zoover men maar kan. „We beleef
den in den herfst van 1938 en toen werd het met
alle klokken geluid den vrede van München, die
een half jaar later door den overwinnaar, dié hem
doorgezet had, zelf opnieuw werd verscheurd."
Ja, wij weten dat uit eigen ervaring nog wel: de
kerken in ons vaderland werden uitgenoodigd dank
stonden te houden, er waren menschen, die de vlag
uitstaken in een welhaast -onbegrijpelijke kortzichtig
heid en wie niet meezong in dat koor, werd voor een
hopelooze pessimist gescholden.
Eindelijk, toen de Duitsche machthebbers voort
gingen met nieuwe bedreigingen en daden van geweld,
begon men wakker te worden en ging, hoe ongaarne
ook, tegenstand bieden. Maar toen leerde men pas
goed kennen de bedoelingen en de kracht van den
nieuwen Duitschen oorlogsstaat.
„Nu hoorden we opeens, dat geheel Europa, ja de
geheele wereld bestemd was zich naar de leiding van
het Duitsche „Herrenvolk" en zijn wetten te schikken
en het heil daarin te zien. En eerst nu werd getoond
wat dit volk in zijn nieuwe gedaante en wapening
vermocht. En vond het bondgenooten en vazallen. Nu
vond het meeloopers en verraders in menigte. Nu
moesten de anderen zich de ééne nederlaag en ver
nedering na de andere laten welgevallen."
Wij weten allen, hoe het toen gegaan is van over
winning tot overwinning, het hakenkruis werd in heel
Europa geplant, terwijl ook Afrika er kennis mee
maakte. We hebben allen gevreesd voor het lot van
Engeland. Zóóver ging de roes, dat de overwinnaar
zich zelf in Rusland waagde. Misschien moest hij ook
wel in verband met de dwingende behoefte aan het
koren van de Oekraine, het erts en de olie van de
Kaukasus.
Maar toen is ook de ommekeer gekomen: Engeland
had tijd gekregen zijn krachten te verzamelen, Amerika
bleef niet langer afzijdig, maar greep in met zijn ont
zaglijk productie-vermogen (en ging bewijzen, dat het
inderdaad was: 't land der onbegrensde mogelijkheden,
al beschouwde men dat in Duitschland als snoeven en
pochen), het schijnbaar-verloren Rusland ging nu pas
toonen, wat het feitelijk waard was, militair gesproken
(al had Hitier het verkondigd, dat hij de Russische
legers vernietigd had, zoo, dat ze zich nooit meer'
zouden verheffen).
Aan het sprookje van de onoverwinnelijkheid der
Duitsche legers werd een einde gemaakt: denk aan de
dagen van Stalingrad, aan de geallieerde overwin
ningen in Noord-Afrika, de invasie in Italië, de val
van den satelliet Mussolini. Daarbij ontwaakten in
alle bezette landen de verzets-bewegingen, die den
vijand enorme schade hebben gedaan, méér dan hij
misschien ooit vermoeden zal. Denk aan de geweldige,
steeds-geweldiger-wordende, luchtaanvallen op de
Duitsche industrie-steden met aantallen vliegtuigen,
waaraan de Duitscher in zijn stoutste droomen niet
heeft durven denken. En toen kwam dan eindelijk, ja,
wel eindelijk, maar dan ook heel grondig voorbereid,
de machtige invasie in Frankrijk, waarmee de Duitsche
leiders altijd alleen maar gespot hadden. Wé weten
allen hoe snel het toen gegaan is door heel Frankrijk
en tot in ons land toe. En onder die bedrijven rukten
de Russen steeds verder op, de Duitsche grens tege
moet.
Barth legt er dan nadruk op,, bij al die Duitsche
nederlagen, dat er toch één Duitsche overwinning on
ophoudelijk doorgegaan was: „de systematisch onder
nomen en doorgevoerde vernietiging en uitroeiing van
mannen en vrouwen, kinderen en zuigelingen van het
Joodsche volk bij millioenen, voorzoover het tenminste
te bereiken was voor de Duitsche greep."
En nu (zoo besluit Barth zijn overzicht) het einde
is in zicht. „Een inzet, zooals de wereld die nog niet
heeft gezien, werd gewaagd, werd door den anderen
kant tenslotte overtroffen en kan nu reeds zoo goed
als zeker verloren beschouwd worden. De Duitsche
oorlogsstaat zal noch Europa noch de wereld beheer-
schen. Hij zal zich ook in zijn eigen land en volk zeker
niet kunnen handhaven. Er bestaan geen voorteekenen,
dat een andere onderneming van hetzelfde genre zoo
spoedig zijn plaats zal innemen. Zijn sporen lokken
niet tot navolging. Maar er bestaan ongetwijfeld voor
teekenen, dat in het toekomstieg Europa veel Engelsch,
maar ook veel Russisch zal worden gesproken. Dat zijn
de contouren van het huidige tijdsgebeuren."
Hij zegt dan nog het een en ander over het Zwitser-
sche aandeel in heel deze zaak, toen Zwitserland werd
als een eiland in de Duitsche zee, maar wij kunnen
dat hier wel uitschakelen.
Na dit overzicht wordt de vraag aan de orde ge
steld: hoe de Christelijke gemeente aan dit alles deel-
neemt.Waarop Barth's antwoord tweeledig is: dat zij
in het huidige tijdsgebeuren ten eerste een bepaalde
belofte en ten tweede een bepaalde verantwoordelijk
heid heeft.
Een volgend maal dan hopelijk nader over die be
paalde belofte.
B.o.z. Le C.
III.
Vaak worden onze kleuters gezien als zorgelooze,
ongecompliceerde wezentjes, die in oppervlakkige na-
iviteit hun zonnig levenspad afdartelen. Maar wie hen
goed kent, weet dat ze vaak nog minder dan de vol
wassenen in den verwarrenden overvloed van gewaar
wordingen en gevoelens en gedachten den weg weten
te vinden.
De eene vraag na de andere komt dan ook bij hen
op, al heeft het kind vaak moeite, zijn vage gedachten
onder woorden te brengen en al verhindert vaak een
zekere schuwheid, een zekere vrees om belachteiijk te
zijn hen in het komen met al die vragen tot vader en