No. 4.
Vrijdag 27 Juli 1945
Ie Jaargang
Uitgave van de Particuliere Synode van de Gereformeerde
Kerken in Zeeland.
Abonnementsprijsper halfjaar bij vooruitbetaling f 2,
Afzonderlijke nummers 9 cent. Advertentiën 20 cent
per regel.
Berichten, Opgaven Predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen
te zenden aan de Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaard
straat, Middelburg. Telefoon 2438. Gironummer 42280.
Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Dsjoh. BOOIJ,
Ds W. M. LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds.
J. A. TIEMENS.
Drukkerij LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
DE NARCOSE DER ZONDE.
Vreemden verteren zijn kracht, en hij merkt
het nietook is de grauwigheid op hem ver
spreid en hij merkt het niet.
Hosea 79.
Israël week in Hosea's dagen steeds meer van
den Heere af. Uiterlijk hield het volk nog wel de
vormen van den godsdienst bij, maar het hart was
met geheel andere dingen vervuld. Het steunde
niet meer op den Heere en Zijn beloften, maar
op de afgoden en op zijn berekenende staatkunde.
Nu eens zocht het bij dezen, dan weer bij geenen
vriendschap en hulp.
En zoo kwam het oordeel Gods over hen, als
gevolg van hun kwaad vreemden verteren zijn
kracht en hij merkt het nietook is de grauwig
heid op hem verspreid en hij merkt het niet.
De oorzaak van den droeven toestand, waarin
Israël was geraakt, lag dus in hun dubbelhartig
heid en halfslachtigheid. Voor den vorm en naar
traditie dienden zij God nog, maar metterdaad
volgden zij eigen zin en wil.
En zoo kwam over hen de narcose der zonde.
Zoo geraakten zij in een toestand van geestelijke
gevoelloosheid en bewusteloosheid, een toestand,
waarin ze zich geen rekenschap meer konden ge
ven van de inzinking, die over hen gekomen was
en die van jaar tot jaar toenam.
Het Christendom van onzen tijd vertoont veels
zins dezelfde trekken.
O, die narcose der zonde Die grauwigheid,
die grijzigheid, m.a.w. die geestelijke gevoelloos
heid komt langzamerhand, ongemerkt.
Daar zijn tal van gezinnen, waarin de ouders
begonnen naar de aloude tradities der vaderen
den Heere te dienen, Zijn Woord te lezen, ter
kerk te gaan en alles te doen wat bij den uiter-
lijken godsdienst behoort. Maar langzamerhand
begonnen de invloeden van buitenaf op het gezin
in te werken. Men steeg op den maatschappelij-
ken ladder men knoopte connecties aan met on-
geloovigen men ontving ze in huis, en de chris
telijke sfeer in die huisgezinnen werd langzamer
hand door een andere sfeer, die der wereld en
des ongeloofs, verdrongen. Toch ging men nog
wel ter kerk, al was het niet geregeld. Toch be
hoorde men nog tot hen, die aan de christelijke
actie meededen, maarvreemden verteerden
hun kracht, en zij merkten het niet de grauwig
heid werd over hen uitgespreid en zij merkten
het niet.
Een tweeslachtig, wereldgelijkvormig Christen
dom, een Christendom van geven en nemen, van
schikken en plooien, raakt onder de narcose der
zonde, wordt geestelijk gevoelloos en bewuste
loos.
Wij zien zulke personen en zulke gezinnen van
jaar tot jaar meer verwereldlijken. En het heet
altijd nog christelijk. De „gouden teugels" schijnt
men nog niet te hebben afgeworpen, och neen,
maar het is louter zelfbedrog. Het is schijn ge
worden. Ze weten het zelf nog niet ten volle. Het
is tot hen nog niet geheel doorgedrongen.
Maar het volgende geslacht breekt met God
en godsdienst, breekt met Gods Woord en Kerk.
En dan worden eerst tenvolle de wrange vruch
ten gezien van zoo'n dubbelhartig, halfslachtig,
wereldgelijkvormig Christendom.
De narcose der zonde voert in de armen van
den dood. Laat ons toch, eer het te laat is, dat
ontzettende gevaar zien, dat tegenwoordig velen
bedreigt. Waakt en bidt, opdat ge niet in ver
zoeking komt. Stel toch geen vleesch tot uw arm;
vertrouw niet op het schepseloffer niet op de
altaren van dezen tijd terwille van eenig stoffelijk
voordeel, want gevolg zal zijn geestelijke nar
cose.
Laat ons dan in ons kerkelijk, in ons huiselijk,
in ons persoonlijk leven ons wachten voor alle
tweeslachtigheid, voor het vertrouwen op de
menschen, en dan óók voor den vorm nog het
vertrouwen op God.
Alles of niets De absoluutheid van het waar
achtige Christendom eischt van u beslistheid, vol
komen overgave aan den Heere.
Niemand kan twee heeren dienen óf hij zal
den eenen aanhangen en den anderen zal hij ha
ten.
Indien ge dat niet aanvaardt, dan komt ook
over u de narcose der zonde en zal ook van u
moeten geklaagd worden„Vreemden verteren
zijn kracht, en hij merkt het niet de grauwigheid
is op hem verspreid, en hij merkt het niet".
K. J.'K.
BEGINSELNARCOSE
of
DE OVERGANG DER ZEVEN
AMSTERDAMSCHE PREDIKANTEN
NAAR DE S.D.A.P.
De ernstige opzet.
Voor wij nader overgaan tot een principieele toet
sing van de genomen beslissing, willen wij niet na
laten uiting te geven aan wat er leeft in ons aan
sympathie voor de sociale bewogenheid, welke zoo
sterk klopt in de motiveering dezer Amsterdamsche
predikanten. Ik kan niet anders dan openlijk uitspre
ken het is mij hier een behoefte dat het wel
dadig aandoet te voelen, hoe deze predikanten in onze
vaak kille en vermechaniseerde samenleving aan den
kant gaan stadn van den kleinen man, van den ar
beider, wiens eenig kapitaal vaak zijn zweet en werk
kracht is.
AI wie in zijn eigen leven de ontroering kent over
de barmhartigheid van Jezus Christus een barm
hartigheid die ook meer dan eens uitdrukking vond
in een heilige sociale bewogenheid met de schare
hij kan moeilijk anders dan in volle wapenrusting en
met krachtig élan meestrijden den strijd voor sociale
gerechtigheid. Gerechtigheid verhoogt een volk, maar
de zonde is een schandvlek der natiën (Spr. 14 34).
Dit woord, dat jarenlang met eere het devies geweest
is van Patrimonium, is een woord uit den Bijbel.
Al is de Bijbel geen handboek voor sociale pro
blemen, zooals het voor geen enkel ander terrein van
wetenschap handboek wil en kan zijn, er is tegelijk
geen boek ter wereld, waarin mét vlammender taal
geoordeeld wordt over sociale uitbuiting en ongerech
tigheid. Denk aan de indrukwekkende teekening van
den rijk geworden bandiet in zijn villa, die den armen
en kleinen man gewetenloos uitzuigt, zooals in het
boek Job ons geteekend wordt. Denk aan de vlam
mende protesttaai der profetie tegen de sociale „barm
hartigheden" der goddeloozén, die, gelijk het teeke
nend heet bij Amos, den nooddruftige om een paar
schoenen verkoopen. En wie kent niet de sociale „cri
de conscience" van Jacobus, die uitroept in heilige ver
ontwaardiging in hunkering naar de komende toorn-
explosie Gods over den gruwel van sociaal onrecht?
Zie, het loon der werklieden, die uwe landen ge
maaid hebben, 't welk van U verkort is, roept en
het geschrei dergenen, die geoogst hebben, is gekomen
tot in de ooren des Heeren Zebaoth (Jacs. 5 4, 5).
De Bijbel biedt geen sociaal program, geeft geen
uitsluitsel over pro- of contra-ordening, proclameert
niet een bepaalde maatschappijvorm als definitief of
normatief. Daarvoor is de Bijbel niet gegeven. Hij is
de Openbaring Gods in Jezus Christus, die in de
wereld gekomen is om alle gerechtigheid genoeg te
doen. Dat werk staat niet los van de wereld en haar
nood, ook niet van haar socialen nood, maar peilt
dien nood juist in zijn donkere diepte en omvang als
zondenood. Daarom predikt de Bijbel onder de voort
gaande verschuiving en wisseling van maatschappij -
vormen donderend de boodschap van gerechtigheid.
In dat opzicht staat die oude Bijbel dus vlak naast
de meer moderne programs van politieke partijen. Als
zoodanig is hij dus wel zeer actueel. Iedere Christen,
die uit den Bijbel leeft als uit het Woord Gods, moet
krachtens innerlijke noodzaak het vraagstuk der so
ciale gerechtigheid ernstig nemen.
Hij belijdt immers een God en Zaligmaker, van
wien hij getuigt:
Gerechtigheid gaat van Zijn Aangezicht,
Hij zet z'alom, waar Hij Zijn treden richt.
Wie dat belijdt, kan onmogelijk in sociale onbewo
genheid en onverschilligheid volharden.
De wereld, zooals ze reilt en zeilt, ook in sociaal
opzicht, te aanvaarden, kan een christen onmogelijk.
Al staat er in den Bijbel: „Rijken en armen ontmoeten
elkander, de Heere heeft hen alle gemaakt." (Spr.
22 2), dat beteekent allerminst dat wij geroepen
zouden zijn om alles wat er tusschen rijken en armen
tusschen bezitters en onterfden voorvalt, te sanctionee-
ren. Integendeel, juist omdat beide als schepsel tegen
over den Schepper staan, staan ze ook in verant
woordelijkheid jegens elkaüder. En juist een christen,
die weet hoezeer de kille dampkring in deze zondige
wereld ook telkens weer de „sociale ellende" produ
ceert, hij weet ook hoezeer het roeping is om in het
sociale leven de harde rimpels der ongelijkheid uit
te wisschen.
Nergens vindt dan ook de „sociale kwestie", welke
ten diepste een religieuze kwestie is, meer en war
mere belangstelling dan in den Bijbel.
Het Evangelie van Jezus Christus en dien gekrui
sigd, heeft van meetaf aan in deze wereld een sociale
tendenz gehad. Och, het is wel moeilijk en ten deele
goedkoop, om in alle tijden het tekort bij kerk en
christendom aan te wijzen in sociaal opzicht en met
name in de 19de eeuw, die zoo lang onder de liberale
verdooving is geweest, maar laat men toch midden
onder alle tekort, die wij ootmoedig erkennen, ander
zijds ook de dingen in groot verband zien.
Dan ontdekken we iets anders. Dan zien we meer
en weten we meer dan de wetenschap, dat de kerk
ook in sociale vragen haar Achilleshiel heeft.
Ach, de kerk weet dat wel. Zij, die zuchtend belijdt:
„daar komt nog vleesch en wereld bij", zij weet ook
wel van haar sociale nederlagen en diepste punten.
Maar als we de dingen groot zien en de groote lijnen
in het oog houden, dan ontdekken we iets anders.
Dan weten we, dat het Evangelie van Jezus Chris
tus zulk een kracht geweest is in Zijn belijders, dat
het daardoor ook in sociaal opzicht het gelaat der
antieke cultuurwereld heeft veranderd. Wat was te
midden van alle schetteren en het vonken van het
menschelijk genie, die antieke wereld? In sociaal op
zicht êén brok ellende en troosteloosheid. De antieke
cultuurwereld was een élite-cultuur, waar de massa
buiten stond. Dit is geweest een groote gapende wonde
van de antieke wereld.
Een der meest oorspronkelijke scheppingen van het
jonge Christendom is toen geweest het christelijk lief
debetoon, de innerlijke bewogenheid met de moreele
en sociale ellende. Wat de christelijke caritas, de
christelijke gemeenschapszin heeft gedaan, is ontroe
rend. De kerk behoeft zich hier zelve niet te prijzen.
Onaantastbaar staat hier het getuigen in de historie.
Neem een spotvogel als Lucianus van Samosata uit
de 2de eeuw na Christus. De man spot met alles. Hij
ziet in het christendom slechts een nieuwe dwaasheid
naast de reeds bestaande. De christenen beschouwt
hij als een groep misleide stumpers met wie men me
delijden moet hebben. Toch is de spot van dezen man,
als hij het leven van de christenen teekent, een onge
wilde hulde. Hij geeft toe dat zij een goed georgani
seerde levensgemeenschap hebben, een innige broe
derschap en een toegewijde zorg voor ellendigen en
gevangenen openbaren.
Ja waarlijk, de bewijzen zijn er te over dat het
Evangelie in de harde sociale wereld der antieken
gekomen is met de doorbraak van groote sociale be
wogenheid.
Het stuk der Amsterdamsche predikanten, die over
gingen naar de S.D.A.P., is van een sterke sociale
bewogenheid, die wij zeer waardeeren. Zij is echter
van meetaf in het Evangelie geweest. De echte voe
dingsbodem voor waarachtig sociale bewogenheid is
altijd het Evangelie geweest.
Daarom verstaan wij niet, waarom de Amsterdam
sche predikanten het noodig geoordeeld hebben over
te gaan naar de S.D.A.P.
Wat is dit anders dan een slag in 't aangezicht
der kerk en de S.D.A.P. uitroepen als de schepster der
ware sociale bewogenheid?
De feiten zijn anders en daarom is deze overgang
te pijnlijker.
Deze predikanten mogen bedoelen een bruggehoofd