Jeugdrubriek.
OFFICIEELE BERICHTEN
ge maar weer in uw beurs of in uw vestzakje hebt
getast.
Uw gebeden, en wij hebben hier niét slechts hét
oog op het gebed Zondags in de gemeenten, maar
speciaal ook op uw gezinsgebed. Uw gebeden moeten
regelmatig uw gaven vergezellen. Want uw gebeden
zijn, als het er op aan komt, meer waard en dus meer
noodig, dan uw gaven.
De prediking van het Evangelie heeft met vele
moeilijkheden te kampen. Voordat het ingang vindt in
de harten, moet veel worden overwonnen. En ook
van het overwinnen van al die bezwaren en hinder
nissen staat er geschreven door Zacharia: niet door
kracht noch door geweld, maar door Mijnen Geest zal
het geschieden, zegt de Heere der heerscharen.
We mogen dit woord in onze gedachtengang ook
wel zoo vertolken: niet door goud noch door zilver
zal het geschieden, maar door het gebed der ge
meenten.
Wij wekken U dan ook allen op aan den arbeid
der Zending toch vooral regelmatig een plaats te
geven in uw gebeden.
De Zending is niet alleen het werk van den zende
ling en zijn medewerkers. Het is niet het werk alleen
van de zendende kerk, maar van alle kerken. Zij vol
brengen in dien zendingsarbeid gemeenschappelijk hun
gehoorzaamheid aan Christus' bevel: ,,Gaat den heen,
predik het Evangelie aan alle creaturen."
En als het goed is dan wordt de Zending voort
durend gedragen door het gebed der gemeenten. En
in elke plaatselijke kerk is de Zending niet alleen
een zaak van een kleinere of grootere Zendings
commissie.
Het medeleven en vooral het gebed van ieder ge
meente-lid is daarom vereischt. Een Zending waar
biddende zendende kerken achter staan, zal bloeien!
Immers: niet door kracht, noch door geweld, maar
door Mijnen Geest zal het geschieden. En de H. Geest
is wel ook de Werkmeester van het gebed, maar
Hij komt en werkt ook op het gebed
Niet in de eerste plaats in Uw gaven, maar in Uw
gebeden komt Uw Zendingsliefde openbaar!
Laat het meest noodige niet worden gemist!
A. A. OOSTENBRINK.
TER KENNISMAKING.
Daar krijg ik me vanmorgen een vriendelijk en heel
officieus briefje van Ds. Booij, den scriba van de
particuliere synode, om me mede te deelen, dat ik
heel officieel tot mederedacteur van de Zeeuwsche
Kerkbode ben benoemd en dat mij de verzorging van
de Jeugdrubriek is toevertrouwd. Eerlijk gezegd ben
ik daarvan geschrokken. Wekelijks in een krant schrij
ven is al een onderneming en zoo schrijven, dat de
menschen het ook lezen, vraagt nog meer, maar dan
nog gevraagd worden om te schrijven voor de jeugd,
zoo dat zij het lezen en er iets aan hebben! Waren
er sollicitanten voor opgeroepen, jullie hadden dit
stukje hier niet gezien. Nu word ik er pardoes voor
gezet en ja, nu zullen we het er maar op wagen.
Van te voren wil ik je waarschuwen, dat alles wat
er in deze rubriek verschijnt geen enkel kerkelijk gezag
heeft, dit hier kan geen orticeel kerkelijke jeugavoor-
lichting zijn, die het gezag van een particuliere" s,node
achter zich heeft. Natuurlijk is er wel een kerkelijke
jeugdvoörlichtinq, maar die ontvangen jullie van je
eigen kerkeraad. In de prediking, op het huisbezoek
en niet te vergeten in onze wekelijksche „jeugddien
sten": (schrik niet) de catechisatie. Dat is ambtelijk
werk en geschiedt in naam van Jezus Christus door
hen, die Hij tot Zijn werk in jullie gemeente geroepen
heeft. Daarom mogen de predikanten en ouderlingen
in de gemeente, die aan hun zorgen is toevertrouwd,
als dienstknechten van Christus met gezag spreken.
Zulk een gezag hebben ik of anderen die in deze ru
briek schrijven gaan niet. 't Is er mee als met een
preek en een lezing. Als jullie dominee preekt, krijgt
zijn woord waarde, niet omdat hij hét zegt en hij zoo
geleerd is en zoo goed preeken kan, maar omdat hij
daar staat als gezant van Jezus Christus en de procla
matie van Zijn Koning aan diens volk heeft bekend
te maken. Maar als er iemand voor jullie een lezing
houdt op uitnoodiging van jullie vereeniging of van
den kerkeraad of van eenig comité, dan kan zoon
rede je inzicht verrijken en verdiepen zonder dat deze
meer gezag voor zich opeischt dan dat van een per
soonlijke raadgeving en voorlichting. In dien zin zullen
we ook onze rubriek hebben te lezen.
De vrijheid, die me bij de uitnoodiging gelaten werd,
is ontstellend groot. In de brief van Ds. Booij staat
niet hoe of wat ik schrijven moet, maar ook niet tot
wie ik me moet richten. De jeugd is zoon groote
omnibus. Moet ik me vermommen als „Oom" en mijn
lieve neefjes en nichtjes tracteeren op voor een kerk
bode passende raadseltjes met af en toe een „Soete
Suikerbol"-verhaal? Ja, lach er niet te hard om. 'k Zou
de pa's en de ma's niel graag de kost geven, die zich
nog graag in zoo'n hoekje van de krant verdiepen
en met dezelfde ijver de raadseltjes uitknobbelen als
hun kroost. Maar dan zou ik toch de synode ver
zoeken om maar een „tante" uit te noadigen. Zoo
moet er tot mijn spijt al een deel van de jeugd, al
thans voorloopig, uitvallen. Naar boven gerekend is
er in het geheel geen grens te bepalen. Vooral bij
ons in Zeeland niet. Heeft iemand slechts het huwe
lijksbootje kunnen ontloopen, hij moge dan de vijftig
al gepasseerd zijn, hij blijft „jong" heeten. Daar kom
ik dan ook liever niet tusschen. Graag laat ik het aan
de lezers over.
Voor onze jeugdvereenigingen verschijnt het blad
's Konings Jeugd. Het kan dan ook niet in onze be
doeling liggen ons met deze rubriek rechtstreeks en
uitsluitend tot de jeugd van onze vereeniging te rich
ten. Helaas is de kring onzer jongeren aanmerkelijk
grooter dan die door onze jeugdvereenigingen wordt
bereikt. We wenschten wel, dat we hier allen bereiken
konden.
Nu nog iets: ik zou niét graag in deze rubriek altijd
en alleen zelf aan het woord zijn. Ik hoop dat jullie
met je vragen en moeilijkheden toch ook bij je eigen
predikant komt. Misschien ligt daar voor hen aanlei
ding in om hun gedachten over jeugdvragen in deze
rubriek uit een te zetten. Graag bied ik hun daartoe
gelegenheid. Datzelfde geldt voor allen, die op
eenigerlei wijze met leiding van onze jeugd zijn belast.
Niet minder roep ik de medewerking in van de jeugd
zelf om hun vragen, hun moeilijkheden, hun opmer
kingen, kortom alles wat ze zouden willen bespreken
of besproken zien, mij te doen toekomen. Zoo stelle de
Heere onze kerkbode in haar vernieuwde gedaante
mede door de jeugdrubriek ten zegen.
Aardenburg. Ds. TIEMÈNS.
HET PROBLEEM DER SEXUEELE
VOORLICHTING.
Niet zonder groote oorzaak drong de conferentie
van Breda zeer nadrukkelijk er op aan, dat toch in
de opvoeding onzer kinderen ook de sexueele op
voeding naar Gods geboden een plaats ontvangen
mocht. Er is in dezen helaas een schromelijk tekort.
Hoe talloos velen gaan er ook niet in onze kringen
het leven in, zonder door hun vaders en moeders ook
maar eenigszins over de zoo diep-ingrijpende dingen
van het geslachtelijk leven te zijn ingelicht. Veel,
soms te veel kennis wordt er in deze tijden in de
jonge hoofden gestampt, examens en diploma's nemen
een groot deel van de aandacht in beslag, maar hoe
weinig aandacht wordt er dikwijls besteed aan voor
lichting in de mogelijkheden en moeilijkheden op dit
zoo uitermate belangrijke, zoo heerlijk, maar tegelijk
hachelijk levensgebied! De meest ongelooflijke staaltjes
van onwetendheid zelfs inzake de meest-natuurlijke
feiten komen hier ook bij de meest-ontwikkelden voor!
De bekende Ds. K. Fernhout zegt daarom in zijn
mooie brouchure „Christelijke opvoeding en sexueele
voorlichting" zoo treffend: „Hoe menig man, die nü
als een onttuigd en stuurloos wrak ronddrijft op de
levenszee, vloekt niet de onkunde die hem, in het
beslissend tijdperk van zijn leven als een blinde over
leverde in banden die niet meer, die nooit meer te
breken zijn." En Prof. Waterink schrijft ergens, dat
het uiterst moeilijk is een beschrijving te geven van
de normale ontwikkeling van den jongen mensch in
sexueel opzicht, omdat een normale, verstandige op
voeding op sexueel gebied uitzondering is en slechts
door enkele ouders en opvoeders aan hun kinderen
wordt gegeven
Al berust dit verzuim natuurlijk meestal niet op on
wil, maar op onnadenkendheid en verkeerde schroom,
dat hier van een ernstig verzuim sprake is, moet toch
wel voor ons vaststaan. Het staat zoo prachtig in
den Bijbel dat Gods opvoeding en onderwijzing in
de gerechtigheid zich daarheen uitstrekt dat de mensch
Gods, de volle mensch dus, volkomen zij, tot alle
goed werk volkomen toegerust. (1 Tim. 3 17). Dit
goddelijk voorbeeld mag en moet ook ons in ons op
voedingswerk bezielen, bekrachtigen! Ook onze on
derwijzing moet onze jongens en meisjes daarstellen
als menschen Gods, tot alle goed werk volmaaktelijk
toegerust. Zou tot die toerusting de volle beheersching
met verstand en gevoel en wil van het zoo rijke ge
slachtsleven soms niet hebben te behooren?
Zelfs de wilden of liever de primitieve volkeren
betoonen hierin vaak meer practische levenswijsheid
te bezitten dan de hoogst beschaafde volkeren van
het Westen. Als daar de jongens in de rijpingsjaren
komen, worden ze geruimen tijd samen in afzondering
gebracht om er in den weg van zware training op
hun volle levenstaak in het midden van den stam te
worden voorbereid en daarin neemt een eerste plaats
in het wegwijs-worden in de dingen van het ge
slachtelijk leven.
Meen echter niet, dat wij in de lijn der primitieven
verder gaande, zouden willen pleiten voor diepgaande
voorlichting door vreemde leiders in de sfeer van
kamp en „Lager". Als we hooren van de diep-ingrij
pende voorlichting ook over de meest-zondige moge
lijkheden en werkelijkheden, die onze jongens op dit
gebied van vaak ongeloovige dokters officieel in het
kader van hun leger-opleiding moeten ondergaan, dan
kan dat misschien als zeer noodzakelijk worden ver
dedigd, maar dan is er toch iets in ons Christenhart
dat daar niet aan wil 'en dat in dezen opkomt voor
de rechten en plichten van ouders en kerk. Graag
leggen we dan ook aan hen, die over deze dingen
met ons zijn verontrust de vraag voor, of we hierin
niet iets van Duitsche Christenen kunnen leeren. De
centrale voor Sexueele Jeugdbescherming zond vroeger
in Duitschland jaarlijks aan de duizenden ouders van
jongens en meisjes, die allerlei middelbare scholen en
internaten gingen bezoeken, brieven van voorlichting
toe een van 4 bladzijden, voor de eerste voorlichting
der kinderen; één van 4 blz. voor de verdergaande
voorlichting en één over het gevaar van geslachts
ziekten). Deze brieven konden aan de jongens en
meisjes worden doorgegeven maar aanbevolen werd,
veel liever zelf de inhoud daarvan als vader of moeder
met hen te bespreken. Ze waren opgesteld in zuiver
Bijbelsche geest en hebben veel zegen verspreid. Ik
geloof dat zoo iets een dringende behoefte is vooral
ook voor de duizenden onzer jongens die zich in
allerlei militaire en civiele betrekkingen in den vreemde
begeven.
We blijven dan in de zuivere lijn: de opvoeding in
de eerste en voornaamste plaats aan de ouders. Deze
zullen echter wel doen, hun sexueele voorlichting niet
tot de rijpingsjaren uit te stellen maar deze reeds in
den kleutertijd te beginnen!
K. J. K.
KORT VERSLAG van de buitengewone verga
dering der classis Middelburg op Woensdag
27 Juni in de Hofpleinkerk te Middelburg.
1. Namens de roepende kerk van Middelburg opent
Ds. A. H. Oussoren de vergadering, laat zingen Ps.
119 3, leest Efeze 4 en gaat voor in gebed.
Hij roept een welkom toe aan de aanwezigen en
zegt, dat de reden van samenkomen is, dat de kerken
van Vrouwenpolder en Gapinge een buitengewone
classisvergadering hebben aangevraagd. Ter inleiding
van deze vergadering wijst hij op het voorgelezen
hoofdstuk, waarin te zien is de vijandschap van de
wereld tegen de kerk maar ook de verdeeldheid van
de kerk in eigen boezem. Dit laatste vooral moet ons
hart ontroeren, temeer daar deze verdeeldheid er in
onze kerk vandaag ook is. Daarom wil hij wijzen op
de ootmoedigheid en het verdragen van elkander in
liefde. Deze geest moet ook heden op onze vergade
ring zijn.
2. De kerken van Souburg en Veere zien de cre-
dentiebrieven na welke in orde zijn. Er is een instructie
van de kerk van Vrouwenpolder welke zich tot de
classis wendt in verband met de aldaar ontstane moei
lijkheden.
3. Het moderamen neemt zitting. Ds. A. C. Hey
wordt aangewezen als praeses, daar Ds. Th. van
Andel en de hem opvolgende Ds. J. Boemkolk af
wezig zijn.
5. Ds. A. C. Hey aanvaardt het praesidium en ver
zoekt de démentie van de vergadering en wijst nog
op de noodzakelijke zachtmoedigheid volgens hetgeen
uit de H. Schrift is voorgelezen.
6. Enkele leden der Geref. Kerk, die geen lid der
vergadering zijn, worden toegelaten als luisteraars.
7. De Kerkeraad van Vrouwenpolder geeft thans bij
monde van Broeder Janse een overzicht over de ge
beurtenissen aldaar, die tot scheuring hebben geleid.
8. Ds. A. Koning leest het rapport van de buitenge
wone kerkvisitatie bij de kerk van Vrouwenpolder.
9. Deze zaak is lang en breed besproken, waarna
de classis besloot aan de gemeente van Vrouwenpolder
mede te deelen, dat de uitgetreden kerkeraadsle;den
zich hebben onttrokken aan de gemeenschap der kerk
en mitsdien geen ambtsdragers meer zijn.
10. Broeder Janse zegt daarna aan de kerkvisita-
toren dank voor hun hulp.
Jl. Vrouwenpolder krijgt wegens ziekte van Ds.
Bloemkolk hulpdiensten welke worden geregeld.
12. De kerk van Middelburg wordt opnieuw aan
gewezen als roepende kerk voor de vergadering van
5 September te 11 uur.
13. Ds. A. C. Hey sluit de vergadering na in dank
gebed te zijn voorgegaan.
Namens de Classis,
Ds. J. W. SMITT.
Kamperland, 2 Juli 1945.
Beroepen in de Geref. Kerk te Kamperland Ds H.
Scholing te Arnemuiden.
Namens den Kerkeraad,
I. TANGE, Veerweg B 20.
WAARSCHUWING TEGEN
KINDERUITZENDINGEN.
In de Utrechtsche Kerkbode van 16 Juni
1945 schrijft Ds. de Jager over Kinderuitzen
ding het volgende:
KINDERUITZENDING.
Gelijk bekend wordt momenteel gewerkt
aan een nieuwe kinderuitzending; ditmaal
niet alleen naar het binnenland, maar ook
naar het buitenland, Engeland, België,
Frankrijk en Zwitserland, 't Is van belang,
dat onze Gereformeerde ouders op de hoogte
zijn van het standpunt, dat door onze kerk,
speciaal ook door onze diaconie, die steeds
de kinderuitzending behartigde, ten opzichte
van deze hulpverleening wordt ingenomen.
Waardeerende de sympathieke hulpvaardig
heid, die uit het aanbod der ontvangende
landen en provincies spreekt, meenen wij
toch afwijzend tegenover deze kinderuitzen
ding te moeten staan. Wat wij vóór alles
noodig hebben is het herwinnen van de een
heid onzer gezinnen, die door de gedwongen
afwezigheid van ouders of kinderen groote