WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
No. 45
Vrijdag 7 November 1941
55e Jaargang
DADERS DES WOORDS*
VAN VERRE EN NABIJ*
UWSCHE KERKBODE.
HOOFDREDACTEUR: Ds A. H. OUSSOREN. REDACTEUR: Ds A. C. HEIJ.
MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, Dr N. J. HOMMES, A. B. W, M. KOK, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIT 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
GIDEON.
(6)
Richteren 6 2540.
(Het begin van Israëls verlossing door Gideon.)
Als Israël, onder den zwaren druk der Midia-
nieten, zich tot den Heere wendde met de bede
om verlossing, zond de Heere aan dat biddend
volk een profeet. Die profeet kwam het volk
onderwijzen, dat, als het zich tot den God der
verlossing wendde om hulp, het zich van de af
goden bekeeren moest.
Wanneer het volk op dien eisch zich bekeert,
is de weg naar de verlossing gebaand.
Die verlossing begint dan daarmee, dat de
Engel des Heeren, de groote Verlosser en Ko
ning van Israël die verlossing brengen gaat. Het
gaat dan wel zóó, dat Hij zelf voor Israël on
zichtbaar blijft en Gideon roept als Zijn dienst
knechten instrument, maar dan toch ook zóó,
dat Gideon zich weet de geroepene des Heeren.
Niet hij zal Israël verlossen, maar de Heere door
hem.
Gideons antwoord op de verschijning des Hee
ren aan hem is het bouwen van een altaar des
Heeren. Voor den Heere die tot hem gezegd
had Vrede zij u, vrees niet, gij zult niet ster
ven" bouwde hij een altaar, dat hij noemde
„De Heere is vrede".
Die van geloofsmoed getuigende daad van Gi
deon was dan niet genoeg. De verzegeling van
zijn persoonlijke bekeering tot den Heere, moest
worden gevolgd door een ambtsdaad. Gideon
was nu door den Heere gesteld in het ambt van
Richter, hij moest dan nü komen tot de eerste
richterlijke daad.
Opmerkelijk is nu, dat de Heere de bepaling
daarvan niet aan Gideon overlaat, aan z'n eigen
vinding, maar hem dien aangaande strikte beve
len geeft.
Dat bevel ontving Gideon niet alzoo, dat de
Engel des. Heeren hem weer verscheen. Die her
haalde verschijning was niet noodig. Gideon was
nu zeker van z'n roeping. De Heere sprak nu
tot hem. Nadere aanwijzing aangaande de wijze
waarop de Heere tot hem sprak, ontbreekt. Gi
deon was er zeker van, dat hij een bevel des
Heeren ontving, dat door hem moest worden
opgevolgd.
En daar was blijkbaar haast bij. Het bevel
aangaande wat hij moest doen ontving Gideon
in den nacht, die volgde op den dag, waarop
de Heere hem verschenen was en hij den Heere
een altaar gebouwd had.
Dat haastig bevel was, dat Gideon den stier,
die van z'n vader was, n.l. den tweeden stier,
van zeven jaar, moest nemen dan moest hij het
Baalsaltaar, dat z'n vader toebehoorde omver
werpen verder moest hij het bosch vele uit
leggers denken hierbij aan een groote, eeniger-
mate bewerkte paal, Ascherapaal genoemd
omhouwen, voor den Heere een altaar bouwen
op de hoogte van de versterkte plaats, waar hij
woonde, en dien stier op dat altaar offeren als
een brandoffer met het hout van die Aschera
paal.
Dit bevel was dan wel heel duidelijk. Precies
wordt aangegeven welken stier Gideon moest
nemen en offeren. Het moest de tweede stier
zijn. Hieruit valt af te leiden, dat op de boerderij
van z'n vader de stieren naar hun ouderdom of
grootte of plaats onderscheiden werden als eer
ste, tweede enz. En nu moest Gideon niet den
eersten maar den tweeden stier nemen. Dat hij
dien tweeden stier moest nemen, zal wel daarom
geweest zijn, dat die zeven jaar oud was. Met
zooveel woorden wordt dat er bij gezegd de
stier van zeven jaren. Zeven jaren had de onder
drukking door de Midianieten geduurd (6:1).
Een taak zou Gideon hebben voor heel Israël,
althans voor een belangrijk deel van Israël. Hij
moest Israël verlossen van de vreemde indrin
gers, die gekomen waren omdat Israël vreemde
goden had gediend. Zouden die vreemde indrin
gers verdwijnen, dan moesten eerst de vreemde
goden weg. En Gideon moest dan beginnen met
die vreemde goden weg te doen uit zijn eigen
woonplaats.
Hoe toch zou hij stréks Israël kunnen oproe
pen om te strijden voor den Heere, als Israël
vreemde goden diende En hoe zou hij Israël
kunnen vermanen de vreemde goden weg te
doen, wanneer die in zijn eigen woonplaats nog
gevonden werden Ze zouden dan tot hem kun
nen zeggen man, in Ofra, in uw eigen woon
plaats is nog de afgodendienst, wat vraagt ge
dan van ons
De reformatie van Israël moest Gideon begin
nen in eigen huis met een reformatorische daad.
In Ofra staat een altaar voor Baal, als voor
den beschermgod van die plaats. En vlak bij dat
altaar een paal met een Aschera-kop, één in hout
uitgesneden beeld van de godin Aschera, die be
schouwd werd als geluksaanbrengster. En dat
altaar én die paal moesten weg. Die dingen, die
spraken van een vertrouwen dat de bevolking
stelde op die afgoden moesten weg. Met de daad
moet getoond, dat men in Ofra met die zonde
breekt.
In de plaats van dat afgodisch altaar moet er
een komen voor den HEERE, Israëls God. En
dat altaar moet dan duidelijk zichtbaar worden
geplaatst. De Heere wilde in Zijn eigen land niet
gediend in 't geheim, als zou Zijn dienst niet het
daglicht mogen zien. Hij wilde gediend worden
in het volle zonlicht, zóó dat ieder dat kon zien.
Op dat goed zichtbaar altaar moest Gideon
dan offeren. Dat week eigenlijk af van de inzet
tingen, die de Heere door Mozes gegeven had.
Dan mocht alleen iemand van het geslacht van
Aaron tot het altaar naderen om te offeren. Nu
wordt Gideon daartoe geroepen door den Heere.
Daarom was Gideon daartoe nu ook gerechtigd.
Hieruit blijkt, dat in abnormale omstandigheden,
wat anders niet geoorloofd is, wel geoorloofd en
goed kan zijn.
Op dat altaar moet Gideon dan offeren dien
tweeden stier van z'n vader. Zonder dat Gideons
vader, Joas, daarin wordt gekend, wordt beschikt
over dien stier, die zooveel jaren telde als de
verdrukking der Midianieten duurde. Dat moest
Joas te denken geven. Voor brandhout moest
gebruikt het afgodsbeeld. Radicaal moet met de
afgoderij gebroken worden.
En dat bevel wordt door Gideon gehoorzaam
en stipt uitgevoerd.
HEIJ.
WIT-ZWART-ROOD-VAAL£
Gods volk leeft bij het Woord. Dat doet het
altijd. In voorspoed en tegenspoed weet het, dat
het Woord gids moet zijn. Maar de ervaring
leert ons en ook Gods Woord onderwijst ons,
dat Gods volk mëer in tegenspoed naar het
Woord grijpt dan in voorspoed. Dat is geen
wonder. Wanneer alles wankelt, wanneer blijkt,
dat vele vastigheden die onwrikbaar schenen ten
slotte ineenstorten, dan zoekt ieder mensch een
vastigheid die nooit wankelt, wat er ook gebeu
ren moge.
Nu is het opmerkelijk, dat in tijden als de
onze de stof die handelt over „de laatste dingen"
zoozeer in trek is. Telkens weer schijnt de
mensch het einde te verwachten, wanneer de
tijden donker worden. Het is bekend, hoe in de
vorige eeuw tal van secten het einde hebben
aangekondigd. Meer dan eens is men de bergen
ingevlucht, omdat men daar dacht veilig te zijn.
Het is algemeen menschelijk om oorlog, dure
tijden en hongersnood in verband te brengen met
de komst van den Zoon des menschen.
Hoeveel te meer moet de gemeente van Chris
tus dat doen. Ze wordt door den Heiland op
een hoog voetstuk geplaatst. Ze heethet licht
der wereld, het zout der aarde, een stad op een
berg. Of ze zich zoo openbaart, is een andere
vraag. In elk geval ziet de Heiland haar zoo. En
nu weet een ieder, dat hij die op een hoogte staat
meer kan zien dan hij die onder de massa wan
delt. Wie tusschen hooge huizen en nauwe stra
ten wandelt, kan onmogelijk ver zien. Hij kan
ver zien, hij kan de lijnen en richtingen bepalen
die op een toren staat.
Zoo nu is het ook in de geschiedenis der
menschheid. Gods volk, dat door den Heiland
op een hoogte isgeplaatst, weet en ziet bij het
felle licht van het Woord, dat in de wirwar van
het gebeuren lijn zit. Voor velen schijnt het een
warreling, een opeenhoping van gebeurtenissen
zonder doel. En onontwarbare kluwen. Maar
Christus openbaart door Zijn Woord aan zijn
volk, dat er zeer bepaald doel en lijn in al het
wereldgebeuren zit. Alles loopt n.l. heen naar
Hem. Naar Zijn rechterstoel.
Dat openbaart ons ook het boek der Opb-
baringen. Daar ziet de ziener van Patmos op dat
eenzame eiland een wit paard. Ge weet wat dat
beteekent. Het is het Evangelie van Jezus Chris
tus. Wit is de kleur der overwinning. Hier zien
we dus het triumpheerende Evangelie. Wat er
ook gebeuren zal, hoe veel ze ook moge te strij
den hebben, het witte paard, is triumpheerend
paard. Ja, het eigenaardige is, dat aan dat witte
paard vóórdat het zijn loop begint een krans
wordt gegeven.
In het gewone leven is het zoo, dat iemand
dan eerst een krans ontvangt als hij den loop
beëindigd heeft. Hier is het juist ondersom. Zoo
zeker is hier de overwinning, dat bij het begin
van den tocht deze krans reeds wordt overhan
digd. Zegevierend gaat dat witte paard, dat
Evangelie over de wereld heen, steeds meer
overwinningen behalend. Daarbij gebruikt de
ruiter niet een zwaard om te dooden, maar een
boog om harten te treffen. Zijn doel is niet om
te doen omkomen, maar om te behouden. Dit is
de eerste groote lijn, die Gods volk van de
hoogte, waarop de Heere het geplaatst heeft,
duidelijk ziet.
De tweede groote lijn die Gods volk ziet is
den weg van het roode paard. Ieder weet, dat
dit paard de oorlog voorstelt. Ten allen tijde zijn
er menschen geweest, die droomden van een
eeuwige vrede hier op aarde. Ze meenden, dat
het werkelijk mogelijk zou zijn de menschen tot
zulk een hoog peil te brengen, dat oorlog uit
gesloten zou zijn. Denk maar hoe men in het
begin van deze eeuw zoo hoog opgaf over de
fijne cultuur en de schoone beschaving, dat men
beweerde, dat oorlog tot het verleden behoorde.
De tijd van het dragen van gebroken ge
weertjes en het geroep van anti-militairisten ligt
nog zoo heel ver niet achter ons. „Kerk en vre
de" was een woord dat velen moest lokken. Al
wezen anderen er op, dat hier op aarde zoolang
de zonde in het hart blijft wonen en werken er
nooit een volkomen vrede zou zijn, toch geloof
den zij zóó in het ideaal, dat ze zeker
meenden dit te kunnen verwerkelijken.
Gelukkig, dat we weer Gods Woord kunnen
raadplegen. En dat leert ons duidelijk, dat het
roode paard sinds de broedermoord van Kaïn op
aarde zal zijn en blijven. De geschiedenis der
volkeren behoeven we niet eens te kennen als
een aaneenschakeling van bloedig treffen. Dat
roode paard zegt de Schrift, wordt bereden door
een ruiter, die een groot zwaard ontvangt. Uit
drukkelijk staat er, dat hem dat gegeven wordt.
Hier is dus beschikking en werking van God. Hij
doet de vrede wegnemen, Hij geeft gelegenheid,
dat oorlog verwekt wordt. Zonder Zijn bestel
kan zelfs de Booze zich niet roeren noch be-
wegen.
Nu verstaan we allen de kleur. Het vuurroode
wijst op de vreeselijke bloedstorting. Het betee
kent, dat de mensch den mensch slacht. En het
groote zwaard geeft te kennen de groote oor
logen, die over de gansche aarde ten alle tijden
en onder alle volken gestreden worden, waarin
menigten zullen vallen. Prof. Greijdanus zegt bij
het optreden van dit paard hiermede wordt niet
uitsluitend op een bepaalden oorlog gewezen,
maar alle oorlogen in den ganschen Nieuwtesta-
mentischen tijd als samen genomen.
Ook wijst hij er op, dat de loop van dit roode
paard in verband staat met de loop van het
witte paard. „Niet alleen zijn er vele oorlogen
ontstaan en gevoerd in verband met het Evan
gelie, maar ook vele oorlogen dienden om de
afsluiting te verbreken en voor het Evangelie en
zijne prediking de baan vrij te maken." Denk in
onze historie aan den tachtigjarigen oorlog en
ook aan den strijd die we voerden in Indië en
toen daar Zending gingen drijven.
Tenslotte komt het zwarte paard. De ruiter
heeft een weegschaal in de hand. Dat beteekent,
dat het voedsel aan den mensch wordt toege
meten. Het wordt om zijn schaarschte bij kleine
hoeveelheden aan de menschen uitgedeeld en het
is duur. Een maat tarwe voor tien stuivers en
een drie maten gerst voor tien stuivers. Dat wil
zeggen dat één man met hard werken slechts
zooveel kon verdienen, dat hij alleen voor zich
zelf genoeg had en dus niet voor zijn gezin kon
zorgen. Bovendien wordt gerst gezien als vee
voeder in de Schrift. Hier wordt dus gewezen
op gebrek en ontbering. Ook wordt uitdrukkelijk
geboden beschadigde olie en de wijn niet. Die
dienen immers in het Oosten tot levensveraange
naming. Dus zullen vooral de minder gesitueer
den te lijden krijgen. Opmerkelijk, dat dit zwarte
paard met zijn ellende volgt op het roode paard.
De ervaring en Gods Woord leeren dus, dat
ieder oorlog veel leed medebrengen.
En zeer duidelijk leert ons dit het optreden
van het vale paard des doods. Die kleur duidt
aan de doodskleur. Steeds meerderen vallen door
het optreden van het roode en zwarte paard.
Oorlog, honger en dood vooral door uitputting
en gebrek, ze gaan hand aan hand. Gode zij dank
heeft de wetenschap in den modernen tijd veel
er aan meegewerkt, om het leed wat te verzach
ten, maar de Openbaring van het Woord Gods
kan niet weersproken worden. Maar wat is
nu het doel van het optreden van deze rampen
Dat harten worden aangegrepen, dat zielen ver
brijzeld worden, dat de menschen uitgedreven
worden om redding en verlossing te zoeken van
's Heeren genade en Evangelie. Zoo blijven de
laatste drie paarden ondergeschikt aan het eerste.
Dat Evangelie moet zijn zegeloop voortzetten.
En waar het Evangelie wordt tegengestaan of
verworpen, komt God met allerlei oordeelen.
Zoo ziet Gods volk in het gebeuren van nu ook
weer lijn. Al die ellenden dienen tot uitvoering
van den Raad des Heeren en dus tot bevordering
van de zaak des Evangelies.
Zoo hebben we ook troost. Alles wat we
doormaken en meemaken het is om den Naam
des Heeren. God gebruikt daartoe instrumenten.
Maar achter dié instrumenten staat onze Vader,
die weet wat tot onze vrede dient. Hij alleen
weet, hoe zijn kerk moet afgebouwd worden. Wij
zouden wellicht andere wegen kiezen. Maar de
goddelijke architect doet het naar zijn gemaakt
bestek van eeuwigheid. En al zal de wereld uit
haar voegen gerukt worden, de raad des Heeren
zal bestaan en Hij zal zijn welbehagen doen.
HOE KOMT DE NAVOLGING TOT
STAND?
Navolging alleen in gemeenschap met de Kerk.
Van de Kerk uit zal alle ware navolging be
ginnen. Want door de Kerk roept Christus de
Zijnen tot Zich. Zoo verzamelt Hij Zijn leger.
Opmerkelijk is, dat dit juist in het boekje van
Thomas a Kempis niet genoemd wordt. Wel is
er sprake van de communie en dat op de af
godische wijze, die door de Kerk der Reformatie
afdoende is weerlegd.
Maar dat de roeping tot navolging uitgaat van
de verkondiging van het heilig evangelie, wordt
er met geen woord gezegd. 1)
Toch is het merkwaardig, dat de Schrift niet
enkel spreekt van navolging van Christus, maar
in hetzelfde verband van navolging der apostelen.
Weest mijne navolgers, zegt de apostel Pau-
lus, gelijk ik van Christus 1 Korinthe 11 1
En met deze navolging wordt dan bedoeld een
buigen onder zijn apostolische autoriteit.
Dit nu geldt ook voor ons. Wij kennen de
apostolen zelf niet, maar in de dienaren des
Woords heeft God ons hun opvolgers gegeven,
om hun woord te brengen en hun dienst te ver
vullen.
Daarom kunnen wij Christus niet navolgen, of
wij moeten hooren naar het Woord, dat door
den ambtsdrager verkondigd wordt.
Navolging van Christus veronderstelt gebon
denheid aan den dienst des Woords; trouw in
heel het kerkelijk leven.
Wij zouden het ook zoo kunnen uitdrukken
de navolging komt eerst tot haar recht door de
eenheid der Kerk.
En eenheid is dan niet in den modernen zin
op te vatten, dat het om een zoo groot mogelijke
massa gaat, maar in den klassieken zin, waar het
gaat om gebondenheid aan het ééne Woord.
Een kudde is één met den herder, wanneer ze
als één geheel zich schikt naar zijn leiding.
Zoo kunnen wij den grooten Herder der scha
pen niet volgen, of wij moeten de voorgangers
volgen, die van Christus' wege tot herders over
ons zijn aangesteld. 2)
-1M. C. Slotemaker de Bruine in Het Ideaal
der Navolging van Christus ten tijde van Ber
nard van Clairveaux Wageningen 1926
bl. 104, wijst er op, dat dit ideaal zijn grootste
kracht kon ontwikkelen op het terrein van het
individueele leven, gelijk dat vooral in de kloos
tergemeenschappen werd beoefend.
2) Dit geldt natuurlijk slechts voor die her
ders, die in hun roeping getrouw zijn en alleen
het Woord Gods doen hooren. Voorzoover zij
uit eigen mond of naar den mond der menschen
spreken, is band aan hen verbreking van den
band aan Christus.
A. H. OUSSOREN.
DA COSTA.
IV.
Da Costa als Advocaat.
Den zevenden December 1818 promoveerde
Da Costa te Leiden in de Rechten na een voor-
spoedigen studietijd.
Deze dissertatie verwekte nog geen rumoer,
maar zijn diepgevoelden dank jegens zijn leer
meester drukte de promovendus in de voorrede
uit (zie het artikel„Da Costa in zijn gezin en
vriendenkring", dat nog volgt).
Da Costa verlaat dan Leiden en vestigt zich
als advocaat te Amsterdam, zonder echter de
band aan de academie van Leiden te verbreken,
daar het zijn voornemen is ook den titel van
Doctor in de Letteren te verwerven.
Hij is dan reeds een man van naam in de let
terkundige wereld. Zijn tragedie „Alphonsus de
Eerste" was door het Koninklijk Instituut eervol
vermeld en er bestonden plannen om het treur
spel op te voeren. De bestuurders van de Hol-
landsche Maatschappij vroegen hem om spreek
beurten en de Maatschappij van Letterkunde be
noemde hem tot haar medelid.
Maar deze roem maakte den dichter niet ge
lukkig. De advocaterie beviel hem niet. Hij