FEUILLETON. DE LICHTENDE STER UIT DE PERS. KERKNIEUWS. vluchten, maar kon nergens heen, zoodat mijn dood voorhanden scheen. Maar die benauwing kan het middel zijn om dien mensch te bewegen, dat hij weer den weg naar.God inslaat, den weg des gebeds. Van dien weg kan ook afhouden het besef ge zondigd te hebben. Het besef gezondigd te heb ben kan den mensch ook bijgebracht worden door allerlei kwaad, dat in z'n leven kwam. Niet al tijd is het kwaad het gevolg van bijzondere zon den, maar het kan dat ook zijn." Als in dezen tijd zooveel ons drukt en be nauwt, is daarin zeker ook wel te zien een be zoeking van de zonden, onze zonden, en die van ons volk en van de volkeren. Gelukkig, als we dan mogen erkennen, dat er geen uitkomst is dan bij den Heere alleen. Als het ons dan gaat als de kinderen Israels, en we tot den Heere gaan roepen. In dat roepen ligt het begin van de verlossing. HEIJ. DE EENHEID DER KERKEN. Eenigen tijd geleden hebben wij over dit on derwerp geschreven. Over de eenheid speciaal met de Christ. Geref. Kerk hebben we al vaker in de Kerkbode geschreven. Thans geven wij door wat Dr Kraan onlangs schreef, waarvan wij via de Heraut kennis kregen. Hij schrijft over de overeenstemming die tusschen de Chr. Geref. broeders en ons al vast bestaat. Al staat er nog heel wat tusschen ons in, dat ons tot nu toe verdeeld en gescheiden houdt, er zijn ook enkele dingen waarover wij eenstemmig denken. Dr Kraan zegt tusschen de Chr. Geref. broeders en ons bestaat allereerst hierin over eenstemming, dat op onze vereeniging niet voor barig vooruitgegrepen mag worden. Zoolang wij kerkelijk nog twee zijn, dienen wij deze tweeheid, hoe droevig zij ook is, in haar volle werkelijk heid te aanvaarden. De Christ. Geref. Prof. v. d. Meiden verklaart zich ronduit tegen zoo genaamde kanselruil. Hij zou het beslist afkeuren wanneer een Geref. dominee eens in de Chr. Geref. Kerk ging preeken of omgekeerd. En de Geref. Dr Sietsma oordeelt niet anders. De een heid wordt volgens hem niet gediend door elkaar af en toe eens een arm te geven en langs de straat te loopen met een vertoon van ,,Wat zijn wij het heerlijk eens", om daarna thuis het voor hoofd te fronsen en te zeggen ,,Er kan voor- loopig nog niets van komen". Hij ziet slechts één oplossing Kerken, die waarlijk Gereformeerd zijn, moeten ook kerkelijk samen wonen en anders niet doen alsof. En indien dit waar is van de godsdienstoefe ningen, die officieel door de kerkeraden worden uitgeschreven, dan gaat dit des te meer op van den kerkgang van de afzonderlijke leden. Even min als de Chr. Geref. Kerk het goedkeuren zou, dat er van haar léden „elders kerkten", evenmin is het haar aangenaam, dat er van onze leden bij haar godsdienstoefeningen bijwonen. Om van hoogere motieven thans niet te spreken indien wij werkelijk de kerkelijke vereeniging met de Chr. Geref. Kerk zoeken, zullen wij, zoolang deze nog niet gevonden is, juist terwille van de eenheid ons er stipt van onthouden, om onderling kerkelijk bij elkaar in- en uit te loopen. Al het andere is willekeur en schaadt de eenheid eerder, dan dat ze die bevorderen zou. Dr Kraan gaat verder. Wij zijn het vervolgens ook eens over wat ons tot eenheid dringen moet. Prof. v. d. Meiden oordeelt, dat niet de tijdsomstandigheden de eigenlijke drijfveer moeten zijn. Hij gelooft wel, dat de Heere door de tegenwoordige gerichten en oordeelen een streep zet onder Zijn heilig Woord. Maar onze eenheid is toch voor alle dingen eisch van de Schrift en eisch van den Koning der Kerk zelf. En ook Dr Sietsma oordeelt, dat het gebod des Heeren en de eisch van het Woord voorop moeten gaan. De openbaring Gods in Jezus Christus is de eerste en laatste drangreden voor onze bekeering tot gehoorzaamheid. Vooral deze onderlinge overeenstemming is van groote beteekenis. Indien de eisch Gods ons maar echt op het hart klemt, kan onze eenheid niet achterwege blijven. Dan zullen met Gods hulp ook eventueele bezwaren worden wegge ruimd. Als de eisch der waarheid ons maar over wint, dan is er ook onze eenheid. door CEKA. 8) (Nadruk verboden) Naar het andere kraaide geen haan. Vermoedde men iets, dan was 't nog een heele toer achter de waarheid te komen. De dijkmen- schen voelden zich solidair en verklapten elkaar niet. De diender kon dreigen, kon mooi praten, maar ze zwegen. Ze lieten niets, hoegenaamd niets uit. Och, de een had den andere eigenlijk ook niets te verwijten. En wat ze deden beschouwden ze heelemaal niet als kwaad. Dieven Geen sprake van. Was wat zij deden, erger dan wat anderen deden, die op minder eerlijke wijze een winstje maakten 't Was geen stelen Even een handigheidje, dat was 't al. Dan moest die diender maar op zijn post zijn, als 't tijd was. Een enkele maal 'liep men wel eens tegen de lamp, maar dat kwam dan meer door de onhan digheid of onvoorzichtigheid van een der betrok kenen, dan door activiteit van degenen die con trole moesten oefenen. Vervolgens aanvaarden wij beiden (de Christ. Geref. Kerk en wij) nog de erfenis van -1834. Zoowel Prof. v. d. Meiden als Dr Sietsma her inneren aan de Acta van Afscheiding of weder- keering. Het zijn ons beider gemeenschappelijke vaderen, die eenmaal uitgesproken hebben, dat zïj zich willen vereenigen met elke op Gods on feilbaar Woord gegronde vergadering. Indien dit nu maar niet enkel woorden zijn, die wij als een eerbiedwaardig document uit het verleden met ons meevoeren Doch indien in ons ook de geest woont, die onze vaderen tot deze verklaring in spireerde, dan kunnen wij niet gescheiden blijven. Dan zijn wij, de zonen van deze vaderen, het eerst aangewezen om weer bij elkander te wo nen. Dan zoeken wij om de Schrift, de eenheid met alle Gereformeerden, maar bovenal met hen, die in zeer engeren zin met ons tot dezelfde gees telijke nakomelingschap behooren. En wat alles beslist, wij hebben bovenal het Woord gemeen. Wij bezitten dezelfde belijdenis geschriften. Wij gebruiken bij doop en avond maal en andere kerkelijke handelingen dezelfde formulieren. Wij begeeren de kerk te regeeren naar dezelfde Dordtsche Kerkenorde. Naar het klassieke woord van Van Velzen uit de dagen van vóór 1892 toen de Afgescheidenen en Do- leerenden moesten samensmelten, zijn we reeds vereenigd in alles, waarin Gereformeerden ver- eenigd behooren te wezen en bij dezen, stand van zaken is het veel onnatuurlijker dat wij niet, dan dat we wel bij elkaar zijn. Het doet deugd zoo nog eens op een rijtje te zien gesteld al de onderwerpen, waarover we het eens zijn. Het zijn er niet weinig. En ze zijn niet gering van beteekenis ook. Toch ziet Dr Kraan ook de verschillen wel. Luister maar. En zeker, ik zie onze verschillen misschien beter onze onderlinge nuanceering niet over het hoofd. De Chr. Gereformeerden hebben vooral tegen ons onze verbondsbeschouwing en enkele uitspraken van de Generale Synode van Utrecht van 1905. Maar het is niet te gelooven, dat zij dan pas met ons over eenheid willen spre ken, wanneer wij ons eerst naar hun opvattingen geschikt en geconformeerd hebben. Wij moeten veel meer van hen verwachten, dat zij met ons willen samenspreken, mits wij beide daarbij volle gelegenheid hebben, om in broederlijken geest aanmerking te maken op al les, wat de een bij den ander meent te moeten afkeuren. Ik meen dit des te meer te mogen ver wachten, omdat Prof. v. d. Meiden er aan her innert, hoe de Chr. Geref. Kerk in 1922 ook een samenspreking met de Geref. Gemeente heeft gehouden. En zou zij dit met ons niet willen Ga daartoe zoo vervolgt Dr Kraan het gebed in deze belangrijke Septembermaand naar boven op. Voor beide Schrijvers, die ik reeds meermalen aanhaalde, n.l. Prof. v. d. Meiden en Dr Sietsma, wordt over gebrek aan schuldbesef en verootmoediging en gebed geklaagd. De vraag heeft inderdaad bestaansrechtIs onze kerkelijke gedeeldheid ons wel voldoende tot zonde Wordt om de kerkelijke eenheid wel volhardend en ootmoedig gebeden Indien dit niet zoo is, laat dit vanaf heden dan anders wezen. Het mag ons bemoedigen, dat wij, dit doende, den Heere niet iets vragen, wat Hij eigenlijk lie ver niet doen wil. Integendeel. Dit is pas bidden naar den wil van Christus. Dit is het wat Jezus zelf heeft gebeden en nog bidtVader, Ik wil, dat zij allen één zijn. En wat zoowel daarboven door onzen Hoogepries- ter als hier beneden door Zijn Kerk oprecht en hartelijk begeerd wordt, zal ons zeker geschon ken worden. Hij, die alle harten in Zijn hand heeft, neige de harten der Christ. Geref. broeders, naar ons en de onze naar hen heen Wat zou het heerlijk zijn, indien in 1942 de breuk hersteld kon worden, die een halve eeuw geleden, in 1892, geslagen werd. Daartoe zegene de Heilige Geest ook de Syno dale vergaderingen der Chr. Geref. Kerk. Dr Kraan schreef dit vóór de Chr. Geref. Sy node werd gehouden. Deze kerkelijke vergade ring is nu al weer enkele weken achter den rug Wat er besloten is, weten wij nog niet. We hopen van iets goeds. Brouwershaven. J. MEESTER. Zoo gebeurde 't een keer, dat er aan den dijk een vat was aangespoeld, een wijnvat, maar. zonder wijn. Althans bij 't wrakhout lag het ding en toen was 't leeg. Maar nu rees er een ernstig vermoeden, dat de oorspronkelijke inhoud niet in zee, maar er gens anders terecht was gekomen. De ton was in 't geheel niet beschadigd. Alleen was de stop voor 't spongat weggesprongen. Dat leek wat vreemd, er was geen enkele wrakke plek in 't hout te ontdekken. Een wijnvat dat overboord slaat kan door 't geweld der gol ven ergens tegen aangeslagen worden dat het lek wordt. Maar dit ding was in 't geheel niet ber schadigd. De diender verwonderde zich daarover zeer. Maar de dijkbewoners toonden zich eveneens verbaasd, al was er een eigenaardige tinteling in hun oogen, als de politie-agent niet naar hun keek. Deze begreep, dat navraag doen geen resultaat zou opleveren. Daarvoor kende hij zijn manne tjes te goed. Neen, als hij hier achter wou ko men, moest hij uiterst behoedzaam te werk gaan. 't Geluk diende hem. Geruimen tijd hield hij een wakend oog op wat er 's avonds van den dijk kwam en er naar toer ging. Al heel gauw kreeg hij een spoor. 't Viel hem op, dat een paar malen Hiele, de zoon van Piebe Visser zeer laat in het dorp aan kwam en wel twee avonden aaneen. De diender volgde hem ongemerkt en zag, hoe hij in een nauw steegje verdween, maar voor hij de don kerte daar binnenging, keek hij nog eens angst- WAT WÈL DE VRAAG IS. Ter overdenking. Doch, de Zoon des menschen als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde? Lukas 18:8b. Met déze vraag besluit de Heere Jezus Chris tus Zijn gelijkenis van den onrechtvaardigen rechter. In die gelijkenis heeft Hij het antwoord ge geven op een andere vraag, waarvan Hij wist, dat ze .leefde in 't hart van Zijn discipelen die Hem omringden, en gedurig leven zal bij de Zij nen, in de toekomst. Op déze of de lankmoedig heid Gods over een wereld, die Hém haat en Zijn volk niet verdraagt, eindeloos voortduren zal, en of Hij zal vergeten, in 't oefenen van ge rechtigheid over de goddeloozen, het geroep Zijner verdrukte kerk om verlossing-voor-altijd te verhooren. Het antwoord was afdoende minder dan een hardvochtig en onrechtvaardig rechter onder menschen op den duur zich doof zal kunnen hou den voor een verdrukte weduwe, die niet op houdt hem lastig te vallen om z'n tusschenkomst, zal de Vader in de hemelen Zijn verkorenen te vergeefs laten roepen om hun recht. „Ik zeg u, dat Hij hun haastelijk recht doen zal", heeft Jezus verzekerd. Neen, of God Zijn volk recht zal doen dat is niet de vraag. Dat is in 't gehéél geen vraag. Laat ze niet opkomen bij Zijn volk. Nü niet, en nooit. Doch daar is een andere die Jezus zegt het met groote droefheid wél gewettigd is, helaas; en die Hij, in plaats van de hare, nu op Zijn beurt, als de Zijne Zijn volk ter beantwoording voorlegt déze of zij wel waarlijk gelooven in de belofte Gods van de verhooring hunner ge beden óók van de verhooring van hun geroep om de volkomen verlossing van al hun vijanden, en om de komst van den Zoon des menschen, door Wien Hij deze verlossing hun beschikken zal. Of ze daarin gelóóven, en of ze zóó in dat geloof volharden zullen, dat ze nóg gelooven dat ze nóg in rustig vertrouwen op Gods recht doen, de wederkomst van Hem, hun Heiland en Koning zullen verwachten, op den eigen dag waarop de Vader Hem zenden zal om hun recht uit te voeren. Datof de Zoon des menschen, als Hij komt, bij de Zijnen op aarde geloof zal vinden dat is, neen, geen beangstigende vraag voor Jezus zelf maar het is wél een ernstige vraag voor Zijn Kerk. Het is de vraag, de gróóte en altijd- door actueele vraag voor elk der Zijnen. Jezus legt haar daarom, oog in oog, aan 't hart van de discipelen die om Hem heen staan. En Hij legt haar, zooals we haar lezen in Lukas 18:8, ook /óns aan 't hartéén voor één, en allen saam. Hij legt ze ons aan 't hart, en wacht, en wachteiken dag, en ieder oogenblik, een antwoord op zijn gelooft gij, dat de Vader in de hemelen verhoort het geroep van Zijn volk om Zijn en om hun recht Gelooft gij, dat Hij zich spoedt naar den dag der openbaring van Zijn gerechtigheid Gelooft gij, dat het „zie, Ik kom haastiglijk van den Zoon des menschen in alle wereldgebeuren zich omzet in een schrede van uw Koning naar de volmaking van Zijn Rijk? En zal Ik dat geloof bij u vinden, als Ik kom „Als Ik kom Zou Jezus, bij Zijn vraag naar ons vertrouwen in de belofte Gods, niet Zich-zelf noemen, om naast ons geloof in den Vader, de liefde tot Hem, den Bezorger van óns heil zoowel als van het récht onzes Gods, het verlangen onzer liefde te wekken? Christus vraagt aan ons is het te antwoor den. Laat ons antwoorden, eiken dag, tot op den dag Zijner verschijning, met geduldig en blijmoe dig vertrouwen in de uitkomst aller dingen, met verlangen méér naar de verheerlijking van Gods recht dan naar de handhaving van het ónze. Neen, niet om onzen Heere Jezus Christus bij Zijn komst niet te leur te stellen Hij wórdt niet teleurgesteld maarom zelve niet be schaamd te worden. (Belijden en Beleven) K. FERNHOUT. Zeelands eenigst Provinciaal kerkelijk orgaan zij uw gids en het zij de gids van allen, die de kerk liefhebben. Medelezers wordt abonné 1 vallig om zich heen. „Dat deugt niet", mompelde de diender. Als een schaduw schoof deze ook om 't hoekje. Zien kon hij niets, maar hij luisterde scherp toe, en ja hoor, hij had geluk. Zonder dat Hiele er iets van merkte, was de diender gekomen tot vlak bij een deur, waar Hiele driemaal vlug te gen bonsde. Men scheen hem verwacht te heb ben, want oogenblikkelijk deed men open en liet den man binnen. „Alles veilig vroeg de stem van achter de deur. „Ja hoor De diender kwam me tegen, maar die vent had natuurlijk niets in de gaten", ant woordde Hiele. Ofschoon men op halfluiden toon sprak, ont gingen die woorden niet aan het oor van den politieman, en deze bromde „Daar zul je van opfrisschen, baasje". De agent wist nu al vast, dat het geen zuivere koffie was, anders had men niet behoeven te vra gen of alles „veilig" was. Vlug nu zijn gedrags lijn vaststellen. Even dacht hij er over ook naar binnen te gaan, maar verwierp dat plan al heel gauw. Immers zoodra men beweging hoorde zou de zaak wel in veiligheid gebracht zijn. Neen, afwachten. De diender posteerde zich nu opzettelijk aan de andere zijde van de deur. Hij bevond zich in een blinde steeg. Hiele zou dus denzelfden weg terug moeten en zou nu den diender niet behoe ven te passeeren. De bewuste deur was den ach teruitgang van een stille kroeg. Geen wonder, dat er zware vermoedens rezen. Als 't ie nou maar niet lang wegbleef, die Hiele. TWEETAL TE Hoek van Holland W. Baas, cand. te Santpoort K. Sybrandy, cand. en hulppr. te Cubaard. BEROEPEN TE Amersfoort (vac. L. Schouten): H. T. v. d. Born te Heemstede. Enkhuizen A. J. Boss te Nijmegen. Sleen S. J. Ridderbos, cand. te Kampen. Afscheid van Zevenhuizen (Gron.): J. Dijk met Joh. 3: 16 naar Winsum-Obergum. Intrede te Bennekom (2e pred. pl.) J. Boer van Duisburg-Ruhrort met 2 Cor. 4:5; te Onnen cand. M. J. C. Blok van Rotterdam met 2 Cor. 5 20 en 21 te Papendrecht cand. J. B. Welmers van Diepenheim met Lukas 10 21 te Ruinerwold-Koekange cand. C. Verspuij van Scheveningen met 1 Cor. 3 9. Ds M. Boukema is voornemens Zondag 9 Nov. a.s. afscheid te nemen van de kerk van Leidschendam wegens vertrek naar Zaandam, waar hij Zondag 16 Nov. d.a.v. door zijn voor ganger, Ds R. J. v. d. Meulen van Utrecht, zal worden bevestigd. Ds K. W. Dercksen is voornemens Zon dag 19 Oct. a.s. afscheid te nemen van de kerk van Maastricht, om Zondag 2 Nov. d.a.v. zijn intrede te doen te Maassluis, natevoren te zijn bevestigd door zijn broer, Ds A. Dercksen van Feyenoord. Ds J. A. Schep is voornemens Zondag 12 Oct. a.s. afscheid te nemen van de kerk van Bus- sum, om Zondag 19 Oct. d.a.v. door zijn plaat selijken collega, Ds D. Ringnalda Jr. te Drachten als opvolger van Ds G. Staal te worden beves tigd, waarna hij Zondag 26 Oct. zich aan zijn nieuwe gemeente verbinden zal. Woensdag 8 Oct. a.s. viert Ds M. Gra- vendijk te Dordrecht zijn zilveren ambtsjubileum. De jubilaris werd in 1893 te Rotterdam geboren, studeerde aan de Vrije Universiteit en aanvaard de 8 Oct. 1916 zijn ambt te Brielle en Tinte. Vandaar vertrok hij in 1919 naar Hoogeveen, om in 1923 aan de herhaalde roepstem van Dordrecht gehoor te geven. De jubilaris beweegt zich in zijn woonplaats en daarbuiten op verschillend gebied, en was tijdens de jongste mobilisatie van het v.m. Ned. leger als veldprediker werkzaam bij het stafkwartier van het Ille legerkorps. Ds T. Hagen, em. predikant van de kerk van Delft, is voornemens zich met zijn gezin met 1 Nov. a.s. metterwoon te Voorburg te vestigen. Ds G. Husmann, predikant te Bunde (classis Oostfriesland), mocht dezer dagen zijn 40-jarige ambtsbediening herdenken. Ds Hus mann werd 11 Nov. 1878 geboren en aanvaardde 22 Sept. 1901 zijn ambt te Ihrhove, vanwaar hij 15 Juni 1919 naar zijn tegenwoordige standplaats vertrok. Ds Husmann is op onze Generale Sy noden geen onbekende. Benoemd tot hulpprediker te Buitenpost J. Hoekstra, cand. te Garijp te Zevenhuizen (Gron.) R. K. Wigboldus, cand. te Groningen. Aangenomen de benoeming tot hulppred. te Buitenpost J. Hoekstra, cand. te Garijp te Franeker Th. Swen, cand. te Aerdenhout te Voorthuizen J. v. d. Berg, cand. te Utrecht te Zevenhuizen (Gron.) K. R. Wigboldus, cand. te Groningen. Het adres van cand. J. Verlare, hulppred. van de kerk van Heemse is thans te Heemse Hardenberg, telef. Hardenberg 63 of Kampen 451. De kerkeraad der kerk van Apeldoorn heeft het beroepingswerk in de vacature, ontstaan door de vestiging van een vierde predikants plaats bereids ter hand genomen. Aan het zooeven uitgekomen jaarboekje van de kerk van Bussum, dat loopt over de pe riode 1 Jan. 19401 Juli 1941 ontleenen we, dat het ledental der kerk met 98 vermeerderde en thans 1909 bedraagt. De vaste bijdragen werd met ruim 2500.per jaar verhoogd. Het voor nemen bestaat eerlang over te gaan tot de be noeming van een hulpprediker voor de Evange lisatie. Aan de leden der kerk van Enkhuizen is in verband met het eeuwfeest dat Zaterdagmid dag 27 Sept. j.l. op sobere wijze is gevierd met een gedachtenisrede van haar emeritus-predikant Ds D. Hoek van Hilversum, een gedenkschrift uitgereikt, dat is verlucht met de portretten van 't Viel mee. Een minuut of tien hoorde de agent de klink rinkelen. Ah nu opgepast Hij drukte zich stijf tegen den muur, maar spitste de ooren. „Als jullie nog meer kwijt wilt", hoorde hij den kroegbaas zeggen, „dan breng je maar hoor!" ,,'k Weet niet", was 't antwoord, „morgen avond zouden we bij elkaar komen bij ons en dan is er allicht eentje meer, dan waarop gere kend is", en Hiele vertrok. De diender lachte in zijn vuistje en zei in zich zelf„Vast komt er een meer, vriend". De volgende avond in 't donker begaven zich twee mannen in de richting van den zeedijk. Het waren de diender en de rijksveldwachter, maar opzettelijk hadden ze zich in burger gestoken. Dan viel het niet zoo op, want geloof maar, dat ook de samenzweerders overal hun vriendjes hadden en ze over heel wat middelen beschikten om het sein „onraad" op te vangen. Het weer was miezerig, maar kalm. En dat kon een reden zijn, om de waakzaamheid der dijkbewoners te doen verslappen. Wie zou er erg in hebben, dat er gedurig een gestalte behoedzaam sloop naar het schuurtje van oude Piebe In de nabijheid van het bewuste bouwvallige gebouwtje gekomen, stelden de politiemannen zich verdekt op. Ze hoorden stemmen daar bin nen. 't Ging er vrij rumoerig om en toe. Maar zien konden ze toch niets. De kleine raampjes waren afgesloten met doeken, die wel wat licht

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 2