FEUILLETON.
DE LICHTENDE STER
UIT DE PERS.
KERKNIEUWS.
vluchten, maar kon nergens heen, zoodat mijn
dood voorhanden scheen.
Maar die benauwing kan het middel zijn om
dien mensch te bewegen, dat hij weer den weg
naar.God inslaat, den weg des gebeds.
Van dien weg kan ook afhouden het besef ge
zondigd te hebben. Het besef gezondigd te heb
ben kan den mensch ook bijgebracht worden door
allerlei kwaad, dat in z'n leven kwam. Niet al
tijd is het kwaad het gevolg van bijzondere zon
den, maar het kan dat ook zijn."
Als in dezen tijd zooveel ons drukt en be
nauwt, is daarin zeker ook wel te zien een be
zoeking van de zonden, onze zonden, en die van
ons volk en van de volkeren.
Gelukkig, als we dan mogen erkennen, dat er
geen uitkomst is dan bij den Heere alleen. Als
het ons dan gaat als de kinderen Israels, en we
tot den Heere gaan roepen.
In dat roepen ligt het begin van de verlossing.
HEIJ.
DE EENHEID DER KERKEN.
Eenigen tijd geleden hebben wij over dit on
derwerp geschreven. Over de eenheid speciaal
met de Christ. Geref. Kerk hebben we al vaker
in de Kerkbode geschreven. Thans geven wij
door wat Dr Kraan onlangs schreef, waarvan
wij via de Heraut kennis kregen. Hij schrijft
over de overeenstemming die tusschen de Chr.
Geref. broeders en ons al vast bestaat. Al staat
er nog heel wat tusschen ons in, dat ons tot nu
toe verdeeld en gescheiden houdt, er zijn ook
enkele dingen waarover wij eenstemmig denken.
Dr Kraan zegt tusschen de Chr. Geref.
broeders en ons bestaat allereerst hierin over
eenstemming, dat op onze vereeniging niet voor
barig vooruitgegrepen mag worden. Zoolang wij
kerkelijk nog twee zijn, dienen wij deze tweeheid,
hoe droevig zij ook is, in haar volle werkelijk
heid te aanvaarden. De Christ. Geref. Prof.
v. d. Meiden verklaart zich ronduit tegen zoo
genaamde kanselruil. Hij zou het beslist afkeuren
wanneer een Geref. dominee eens in de Chr.
Geref. Kerk ging preeken of omgekeerd. En de
Geref. Dr Sietsma oordeelt niet anders. De een
heid wordt volgens hem niet gediend door elkaar
af en toe eens een arm te geven en langs de
straat te loopen met een vertoon van ,,Wat zijn
wij het heerlijk eens", om daarna thuis het voor
hoofd te fronsen en te zeggen ,,Er kan voor-
loopig nog niets van komen".
Hij ziet slechts één oplossing Kerken, die
waarlijk Gereformeerd zijn, moeten ook kerkelijk
samen wonen en anders niet doen alsof.
En indien dit waar is van de godsdienstoefe
ningen, die officieel door de kerkeraden worden
uitgeschreven, dan gaat dit des te meer op van
den kerkgang van de afzonderlijke leden. Even
min als de Chr. Geref. Kerk het goedkeuren zou,
dat er van haar léden „elders kerkten", evenmin
is het haar aangenaam, dat er van onze leden bij
haar godsdienstoefeningen bijwonen. Om van
hoogere motieven thans niet te spreken indien
wij werkelijk de kerkelijke vereeniging met de
Chr. Geref. Kerk zoeken, zullen wij, zoolang
deze nog niet gevonden is, juist terwille van de
eenheid ons er stipt van onthouden, om onderling
kerkelijk bij elkaar in- en uit te loopen. Al het
andere is willekeur en schaadt de eenheid eerder,
dan dat ze die bevorderen zou.
Dr Kraan gaat verder.
Wij zijn het vervolgens ook eens over wat ons
tot eenheid dringen moet. Prof. v. d. Meiden
oordeelt, dat niet de tijdsomstandigheden de
eigenlijke drijfveer moeten zijn. Hij gelooft wel,
dat de Heere door de tegenwoordige gerichten
en oordeelen een streep zet onder Zijn heilig
Woord. Maar onze eenheid is toch voor alle
dingen eisch van de Schrift en eisch van den
Koning der Kerk zelf.
En ook Dr Sietsma oordeelt, dat het gebod
des Heeren en de eisch van het Woord voorop
moeten gaan. De openbaring Gods in Jezus
Christus is de eerste en laatste drangreden voor
onze bekeering tot gehoorzaamheid.
Vooral deze onderlinge overeenstemming is
van groote beteekenis. Indien de eisch Gods ons
maar echt op het hart klemt, kan onze eenheid
niet achterwege blijven. Dan zullen met Gods
hulp ook eventueele bezwaren worden wegge
ruimd. Als de eisch der waarheid ons maar over
wint, dan is er ook onze eenheid.
door CEKA.
8) (Nadruk verboden)
Naar het andere kraaide geen haan.
Vermoedde men iets, dan was 't nog een heele
toer achter de waarheid te komen. De dijkmen-
schen voelden zich solidair en verklapten elkaar
niet.
De diender kon dreigen, kon mooi praten,
maar ze zwegen. Ze lieten niets, hoegenaamd
niets uit.
Och, de een had den andere eigenlijk ook niets
te verwijten.
En wat ze deden beschouwden ze heelemaal
niet als kwaad.
Dieven
Geen sprake van.
Was wat zij deden, erger dan wat anderen
deden, die op minder eerlijke wijze een winstje
maakten
't Was geen stelen
Even een handigheidje, dat was 't al.
Dan moest die diender maar op zijn post zijn,
als 't tijd was.
Een enkele maal 'liep men wel eens tegen de
lamp, maar dat kwam dan meer door de onhan
digheid of onvoorzichtigheid van een der betrok
kenen, dan door activiteit van degenen die con
trole moesten oefenen.
Vervolgens aanvaarden wij beiden (de Christ.
Geref. Kerk en wij) nog de erfenis van -1834.
Zoowel Prof. v. d. Meiden als Dr Sietsma her
inneren aan de Acta van Afscheiding of weder-
keering. Het zijn ons beider gemeenschappelijke
vaderen, die eenmaal uitgesproken hebben, dat
zïj zich willen vereenigen met elke op Gods on
feilbaar Woord gegronde vergadering. Indien dit
nu maar niet enkel woorden zijn, die wij als een
eerbiedwaardig document uit het verleden met
ons meevoeren Doch indien in ons ook de geest
woont, die onze vaderen tot deze verklaring in
spireerde, dan kunnen wij niet gescheiden blijven.
Dan zijn wij, de zonen van deze vaderen, het
eerst aangewezen om weer bij elkander te wo
nen. Dan zoeken wij om de Schrift, de eenheid
met alle Gereformeerden, maar bovenal met hen,
die in zeer engeren zin met ons tot dezelfde gees
telijke nakomelingschap behooren.
En wat alles beslist, wij hebben bovenal het
Woord gemeen. Wij bezitten dezelfde belijdenis
geschriften. Wij gebruiken bij doop en avond
maal en andere kerkelijke handelingen dezelfde
formulieren. Wij begeeren de kerk te regeeren
naar dezelfde Dordtsche Kerkenorde. Naar het
klassieke woord van Van Velzen uit de dagen
van vóór 1892 toen de Afgescheidenen en Do-
leerenden moesten samensmelten, zijn we reeds
vereenigd in alles, waarin Gereformeerden ver-
eenigd behooren te wezen en bij dezen, stand
van zaken is het veel onnatuurlijker dat wij niet,
dan dat we wel bij elkaar zijn.
Het doet deugd zoo nog eens op een rijtje te
zien gesteld al de onderwerpen, waarover we
het eens zijn. Het zijn er niet weinig. En ze zijn
niet gering van beteekenis ook.
Toch ziet Dr Kraan ook de verschillen wel.
Luister maar.
En zeker, ik zie onze verschillen misschien
beter onze onderlinge nuanceering niet over
het hoofd. De Chr. Gereformeerden hebben
vooral tegen ons onze verbondsbeschouwing en
enkele uitspraken van de Generale Synode van
Utrecht van 1905. Maar het is niet te gelooven,
dat zij dan pas met ons over eenheid willen spre
ken, wanneer wij ons eerst naar hun opvattingen
geschikt en geconformeerd hebben.
Wij moeten veel meer van hen verwachten,
dat zij met ons willen samenspreken, mits wij
beide daarbij volle gelegenheid hebben, om in
broederlijken geest aanmerking te maken op al
les, wat de een bij den ander meent te moeten
afkeuren. Ik meen dit des te meer te mogen ver
wachten, omdat Prof. v. d. Meiden er aan her
innert, hoe de Chr. Geref. Kerk in 1922 ook een
samenspreking met de Geref. Gemeente heeft
gehouden. En zou zij dit met ons niet willen
Ga daartoe zoo vervolgt Dr Kraan het
gebed in deze belangrijke Septembermaand naar
boven op. Voor beide Schrijvers, die ik reeds
meermalen aanhaalde, n.l. Prof. v. d. Meiden en
Dr Sietsma, wordt over gebrek aan schuldbesef
en verootmoediging en gebed geklaagd.
De vraag heeft inderdaad bestaansrechtIs
onze kerkelijke gedeeldheid ons wel voldoende
tot zonde Wordt om de kerkelijke eenheid wel
volhardend en ootmoedig gebeden
Indien dit niet zoo is, laat dit vanaf heden dan
anders wezen.
Het mag ons bemoedigen, dat wij, dit doende,
den Heere niet iets vragen, wat Hij eigenlijk lie
ver niet doen wil. Integendeel.
Dit is pas bidden naar den wil van Christus.
Dit is het wat Jezus zelf heeft gebeden en nog
bidtVader, Ik wil, dat zij allen één zijn. En
wat zoowel daarboven door onzen Hoogepries-
ter als hier beneden door Zijn Kerk oprecht en
hartelijk begeerd wordt, zal ons zeker geschon
ken worden.
Hij, die alle harten in Zijn hand heeft, neige
de harten der Christ. Geref. broeders, naar ons
en de onze naar hen heen
Wat zou het heerlijk zijn, indien in 1942 de
breuk hersteld kon worden, die een halve eeuw
geleden, in 1892, geslagen werd.
Daartoe zegene de Heilige Geest ook de Syno
dale vergaderingen der Chr. Geref. Kerk.
Dr Kraan schreef dit vóór de Chr. Geref. Sy
node werd gehouden. Deze kerkelijke vergade
ring is nu al weer enkele weken achter den rug
Wat er besloten is, weten wij nog niet.
We hopen van iets goeds.
Brouwershaven. J. MEESTER.
Zoo gebeurde 't een keer, dat er aan den dijk
een vat was aangespoeld, een wijnvat, maar.
zonder wijn. Althans bij 't wrakhout lag het ding
en toen was 't leeg.
Maar nu rees er een ernstig vermoeden, dat
de oorspronkelijke inhoud niet in zee, maar er
gens anders terecht was gekomen. De ton was
in 't geheel niet beschadigd. Alleen was de stop
voor 't spongat weggesprongen.
Dat leek wat vreemd, er was geen enkele
wrakke plek in 't hout te ontdekken. Een wijnvat
dat overboord slaat kan door 't geweld der gol
ven ergens tegen aangeslagen worden dat het lek
wordt. Maar dit ding was in 't geheel niet ber
schadigd.
De diender verwonderde zich daarover zeer.
Maar de dijkbewoners toonden zich eveneens
verbaasd, al was er een eigenaardige tinteling in
hun oogen, als de politie-agent niet naar hun
keek.
Deze begreep, dat navraag doen geen resultaat
zou opleveren. Daarvoor kende hij zijn manne
tjes te goed. Neen, als hij hier achter wou ko
men, moest hij uiterst behoedzaam te werk gaan.
't Geluk diende hem.
Geruimen tijd hield hij een wakend oog op wat
er 's avonds van den dijk kwam en er naar toer
ging.
Al heel gauw kreeg hij een spoor.
't Viel hem op, dat een paar malen Hiele, de
zoon van Piebe Visser zeer laat in het dorp aan
kwam en wel twee avonden aaneen. De diender
volgde hem ongemerkt en zag, hoe hij in een
nauw steegje verdween, maar voor hij de don
kerte daar binnenging, keek hij nog eens angst-
WAT WÈL DE VRAAG IS.
Ter overdenking.
Doch, de Zoon des menschen als Hij
komt, zal Hij ook geloof vinden op de
aarde? Lukas 18:8b.
Met déze vraag besluit de Heere Jezus Chris
tus Zijn gelijkenis van den onrechtvaardigen
rechter.
In die gelijkenis heeft Hij het antwoord ge
geven op een andere vraag, waarvan Hij wist,
dat ze .leefde in 't hart van Zijn discipelen die
Hem omringden, en gedurig leven zal bij de Zij
nen, in de toekomst. Op déze of de lankmoedig
heid Gods over een wereld, die Hém haat en
Zijn volk niet verdraagt, eindeloos voortduren
zal, en of Hij zal vergeten, in 't oefenen van ge
rechtigheid over de goddeloozen, het geroep
Zijner verdrukte kerk om verlossing-voor-altijd
te verhooren.
Het antwoord was afdoende minder dan een
hardvochtig en onrechtvaardig rechter onder
menschen op den duur zich doof zal kunnen hou
den voor een verdrukte weduwe, die niet op
houdt hem lastig te vallen om z'n tusschenkomst,
zal de Vader in de hemelen Zijn verkorenen te
vergeefs laten roepen om hun recht.
„Ik zeg u, dat Hij hun haastelijk recht doen
zal", heeft Jezus verzekerd.
Neen, of God Zijn volk recht zal doen dat
is niet de vraag.
Dat is in 't gehéél geen vraag. Laat ze niet
opkomen bij Zijn volk. Nü niet, en nooit.
Doch daar is een andere die Jezus zegt het
met groote droefheid wél gewettigd is, helaas;
en die Hij, in plaats van de hare, nu op Zijn
beurt, als de Zijne Zijn volk ter beantwoording
voorlegt déze of zij wel waarlijk gelooven
in de belofte Gods van de verhooring hunner ge
beden óók van de verhooring van hun geroep
om de volkomen verlossing van al hun vijanden,
en om de komst van den Zoon des menschen,
door Wien Hij deze verlossing hun beschikken
zal. Of ze daarin gelóóven, en of ze zóó in dat
geloof volharden zullen, dat ze nóg gelooven
dat ze nóg in rustig vertrouwen op Gods recht
doen, de wederkomst van Hem, hun Heiland en
Koning zullen verwachten, op den eigen dag
waarop de Vader Hem zenden zal om hun recht
uit te voeren.
Datof de Zoon des menschen, als Hij komt,
bij de Zijnen op aarde geloof zal vinden dat
is, neen, geen beangstigende vraag voor Jezus
zelf maar het is wél een ernstige vraag voor
Zijn Kerk. Het is de vraag, de gróóte en altijd-
door actueele vraag voor elk der Zijnen.
Jezus legt haar daarom, oog in oog, aan 't hart
van de discipelen die om Hem heen staan. En
Hij legt haar, zooals we haar lezen in Lukas
18:8, ook /óns aan 't hartéén voor één, en
allen saam.
Hij legt ze ons aan 't hart, en wacht, en
wachteiken dag, en ieder oogenblik, een
antwoord op zijn gelooft gij, dat de Vader in
de hemelen verhoort het geroep van Zijn volk
om Zijn en om hun recht Gelooft gij, dat Hij
zich spoedt naar den dag der openbaring van
Zijn gerechtigheid Gelooft gij, dat het „zie, Ik
kom haastiglijk van den Zoon des menschen
in alle wereldgebeuren zich omzet in een schrede
van uw Koning naar de volmaking van Zijn Rijk?
En zal Ik dat geloof bij u vinden, als Ik kom
„Als Ik kom Zou Jezus, bij Zijn vraag
naar ons vertrouwen in de belofte Gods, niet
Zich-zelf noemen, om naast ons geloof in den
Vader, de liefde tot Hem, den Bezorger van óns
heil zoowel als van het récht onzes Gods, het
verlangen onzer liefde te wekken?
Christus vraagt aan ons is het te antwoor
den.
Laat ons antwoorden, eiken dag, tot op den
dag Zijner verschijning, met geduldig en blijmoe
dig vertrouwen in de uitkomst aller dingen, met
verlangen méér naar de verheerlijking van Gods
recht dan naar de handhaving van het ónze.
Neen, niet om onzen Heere Jezus Christus bij
Zijn komst niet te leur te stellen Hij wórdt
niet teleurgesteld maarom zelve niet be
schaamd te worden.
(Belijden en Beleven) K. FERNHOUT.
Zeelands eenigst Provinciaal kerkelijk
orgaan zij uw gids en het zij de gids
van allen, die de kerk liefhebben.
Medelezers wordt abonné 1
vallig om zich heen.
„Dat deugt niet", mompelde de diender.
Als een schaduw schoof deze ook om 't hoekje.
Zien kon hij niets, maar hij luisterde scherp
toe, en ja hoor, hij had geluk. Zonder dat Hiele
er iets van merkte, was de diender gekomen tot
vlak bij een deur, waar Hiele driemaal vlug te
gen bonsde. Men scheen hem verwacht te heb
ben, want oogenblikkelijk deed men open en liet
den man binnen.
„Alles veilig vroeg de stem van achter de
deur.
„Ja hoor De diender kwam me tegen, maar
die vent had natuurlijk niets in de gaten", ant
woordde Hiele.
Ofschoon men op halfluiden toon sprak, ont
gingen die woorden niet aan het oor van den
politieman, en deze bromde „Daar zul je van
opfrisschen, baasje".
De agent wist nu al vast, dat het geen zuivere
koffie was, anders had men niet behoeven te vra
gen of alles „veilig" was. Vlug nu zijn gedrags
lijn vaststellen. Even dacht hij er over ook naar
binnen te gaan, maar verwierp dat plan al heel
gauw. Immers zoodra men beweging hoorde zou
de zaak wel in veiligheid gebracht zijn.
Neen, afwachten.
De diender posteerde zich nu opzettelijk aan
de andere zijde van de deur. Hij bevond zich
in een blinde steeg. Hiele zou dus denzelfden weg
terug moeten en zou nu den diender niet behoe
ven te passeeren. De bewuste deur was den ach
teruitgang van een stille kroeg.
Geen wonder, dat er zware vermoedens rezen.
Als 't ie nou maar niet lang wegbleef, die Hiele.
TWEETAL TE
Hoek van Holland W. Baas, cand. te Santpoort
K. Sybrandy, cand. en hulppr. te Cubaard.
BEROEPEN TE
Amersfoort (vac. L. Schouten): H. T. v. d. Born
te Heemstede.
Enkhuizen A. J. Boss te Nijmegen.
Sleen S. J. Ridderbos, cand. te Kampen.
Afscheid van Zevenhuizen (Gron.): J.
Dijk met Joh. 3: 16 naar Winsum-Obergum.
Intrede te Bennekom (2e pred. pl.) J.
Boer van Duisburg-Ruhrort met 2 Cor. 4:5; te
Onnen cand. M. J. C. Blok van Rotterdam met
2 Cor. 5 20 en 21 te Papendrecht cand. J. B.
Welmers van Diepenheim met Lukas 10 21 te
Ruinerwold-Koekange cand. C. Verspuij van
Scheveningen met 1 Cor. 3 9.
Ds M. Boukema is voornemens Zondag 9
Nov. a.s. afscheid te nemen van de kerk van
Leidschendam wegens vertrek naar Zaandam,
waar hij Zondag 16 Nov. d.a.v. door zijn voor
ganger, Ds R. J. v. d. Meulen van Utrecht, zal
worden bevestigd.
Ds K. W. Dercksen is voornemens Zon
dag 19 Oct. a.s. afscheid te nemen van de kerk
van Maastricht, om Zondag 2 Nov. d.a.v. zijn
intrede te doen te Maassluis, natevoren te zijn
bevestigd door zijn broer, Ds A. Dercksen van
Feyenoord.
Ds J. A. Schep is voornemens Zondag 12
Oct. a.s. afscheid te nemen van de kerk van Bus-
sum, om Zondag 19 Oct. d.a.v. door zijn plaat
selijken collega, Ds D. Ringnalda Jr. te Drachten
als opvolger van Ds G. Staal te worden beves
tigd, waarna hij Zondag 26 Oct. zich aan zijn
nieuwe gemeente verbinden zal.
Woensdag 8 Oct. a.s. viert Ds M. Gra-
vendijk te Dordrecht zijn zilveren ambtsjubileum.
De jubilaris werd in 1893 te Rotterdam geboren,
studeerde aan de Vrije Universiteit en aanvaard
de 8 Oct. 1916 zijn ambt te Brielle en Tinte.
Vandaar vertrok hij in 1919 naar Hoogeveen, om
in 1923 aan de herhaalde roepstem van Dordrecht
gehoor te geven. De jubilaris beweegt zich in
zijn woonplaats en daarbuiten op verschillend
gebied, en was tijdens de jongste mobilisatie van
het v.m. Ned. leger als veldprediker werkzaam
bij het stafkwartier van het Ille legerkorps.
Ds T. Hagen, em. predikant van de kerk
van Delft, is voornemens zich met zijn gezin met
1 Nov. a.s. metterwoon te Voorburg te vestigen.
Ds G. Husmann, predikant te Bunde
(classis Oostfriesland), mocht dezer dagen zijn
40-jarige ambtsbediening herdenken. Ds Hus
mann werd 11 Nov. 1878 geboren en aanvaardde
22 Sept. 1901 zijn ambt te Ihrhove, vanwaar hij
15 Juni 1919 naar zijn tegenwoordige standplaats
vertrok. Ds Husmann is op onze Generale Sy
noden geen onbekende.
Benoemd tot hulpprediker te Buitenpost
J. Hoekstra, cand. te Garijp te Zevenhuizen
(Gron.) R. K. Wigboldus, cand. te Groningen.
Aangenomen de benoeming tot hulppred.
te Buitenpost J. Hoekstra, cand. te Garijp te
Franeker Th. Swen, cand. te Aerdenhout te
Voorthuizen J. v. d. Berg, cand. te Utrecht te
Zevenhuizen (Gron.) K. R. Wigboldus, cand.
te Groningen.
Het adres van cand. J. Verlare, hulppred.
van de kerk van Heemse is thans te Heemse
Hardenberg, telef. Hardenberg 63 of Kampen 451.
De kerkeraad der kerk van Apeldoorn
heeft het beroepingswerk in de vacature, ontstaan
door de vestiging van een vierde predikants
plaats bereids ter hand genomen.
Aan het zooeven uitgekomen jaarboekje
van de kerk van Bussum, dat loopt over de pe
riode 1 Jan. 19401 Juli 1941 ontleenen we, dat
het ledental der kerk met 98 vermeerderde en
thans 1909 bedraagt. De vaste bijdragen werd
met ruim 2500.per jaar verhoogd. Het voor
nemen bestaat eerlang over te gaan tot de be
noeming van een hulpprediker voor de Evange
lisatie.
Aan de leden der kerk van Enkhuizen is
in verband met het eeuwfeest dat Zaterdagmid
dag 27 Sept. j.l. op sobere wijze is gevierd met
een gedachtenisrede van haar emeritus-predikant
Ds D. Hoek van Hilversum, een gedenkschrift
uitgereikt, dat is verlucht met de portretten van
't Viel mee.
Een minuut of tien hoorde de agent de klink
rinkelen. Ah nu opgepast
Hij drukte zich stijf tegen den muur, maar
spitste de ooren.
„Als jullie nog meer kwijt wilt", hoorde hij
den kroegbaas zeggen, „dan breng je maar hoor!"
,,'k Weet niet", was 't antwoord, „morgen
avond zouden we bij elkaar komen bij ons en
dan is er allicht eentje meer, dan waarop gere
kend is", en Hiele vertrok.
De diender lachte in zijn vuistje en zei in zich
zelf„Vast komt er een meer, vriend".
De volgende avond in 't donker begaven zich
twee mannen in de richting van den zeedijk. Het
waren de diender en de rijksveldwachter, maar
opzettelijk hadden ze zich in burger gestoken.
Dan viel het niet zoo op, want geloof maar, dat
ook de samenzweerders overal hun vriendjes
hadden en ze over heel wat middelen beschikten
om het sein „onraad" op te vangen.
Het weer was miezerig, maar kalm. En dat
kon een reden zijn, om de waakzaamheid der
dijkbewoners te doen verslappen.
Wie zou er erg in hebben, dat er gedurig een
gestalte behoedzaam sloop naar het schuurtje van
oude Piebe
In de nabijheid van het bewuste bouwvallige
gebouwtje gekomen, stelden de politiemannen
zich verdekt op. Ze hoorden stemmen daar bin
nen.
't Ging er vrij rumoerig om en toe. Maar
zien konden ze toch niets. De kleine raampjes
waren afgesloten met doeken, die wel wat licht