VAN VERRE EN NABIJ.
KERKNIEUWS*
de Dordtsche Synode van 16-18-19. Niet, dat dit
erg vlot ging. Men kan dit nalezen in ,,Het Ge
reformeerde Kerkboek" van Prof. Biesterveld,
bl. 311 vlg. De Synode gaf den duidelijken raad
om alleen den Catechismus te gebruiken als of
ficieel leerboek voor de catechiseerende jeugd.
Dordt kwam alleen tegemoet aan de practijk,
dat er „kleine Catechismussen" als van Micron
en het Kort Begrip in gebruik waren, maar koos
toch in den grond, evenals vele latere Synodes,
voor het gebruik van den gewonen Catechismus.
Hierdoor wordt onze waardeering van deze
uitgave bepaald. Dr Wielenga geeft niet een
nieuw leerboek met eigen formuleering. Hij geeft
het kort begrip met een toelichting.
En die toelichting is uitnemend. Na een bree-
de, zeer leerzame inleiding, waarin gehandeld
wordt over Wat is Catechisatie voor het eerst
ten Avondmaalde voorzeide leer De heilige
Schrift de kerkelijke geschriften en de ken
merkende hoofdzaken van de Gereformeerde
leer, begint de toelichting. Bij vele vragen wordt
dan eerst een korte verklaring gegeven, daarop
volgt„Wat de Schrift zegt" en daarna worden
kerkelijke geschriften geciteerd, met soms nog
„Aanteekeningen".
Als men dit alles leest, ziet men het catechisee-
ren weer opnieuw als een zeer aantrekkelijk
werk, dat men met nieuwen moed en lust begint.
Hier is een catecheet aan het woord van breede
kennis, wiens rijke ervaring aan het geheel groo-
te waarde geeft, terwijl de vorm klaar en schoon
is.
Maar daarom spijt het ons temeer, dat Dr
Wielenga ons niet zulk een toelichting gaf op den
Catechismus. We citeeren nog uit de Aanteeke
ningen op bl. 51. Het verdient onze aandacht,
dat in ons Kort Begrip verwezen wordt naar de
breede (en diepe) verklaring der wet, die den
Catechismus beroemd gemaakt heeft (wij zetten
vet)
Hier missen we ook de schoone antwoorden
over de wet en het gebed. En dat lijkt ons een
zeer groot gemis.
Wie, zich houdend aan den duidelijken wenk
van de Dordtsche Synode, den Catechismus ge
bruikt als het leerboek, kan dit boek, hoe waarde
vol ook, op z'n catechisaties niet invoeren.
Mogen dezen verwachten dat zij van Dr Wie
lenga nog eens zullen ontvangen een soortgelijke
toelichting op den Catechismus, toch het leer
boek der kerk
Dat zou dan een ideaal Catechisatieboek wor
den. Zouden de kosten daarvan wat hooger wor
den, dan zou een kerkeraad verantwoord zijn,
wanneer hij geld uitgaf om het boekje voor een
gereduceerden prijs voor de catechisanten be
schikbaar te stellen.
Wie echter op z'n catechisatie het Kort Be
grip gebruikt, kan o.i. al geen beter toelichting
vinden dan deze.
HEIJ.
ONDERVOEDING.
Bij iederen oorlog komt het vraagstuk van de
voedselvoorziening sterk naar voren. Wat in
normale tijden' vanzelfsprekend schijnt te zijn,
blijkt dan ineens in aller belangstelling te staan.
Ieder gevoeltde kwestie van de voeding raakt
ons leven. Zonder spijs en drank kunnen we niet.
Paulus heeft dat uitgedrukt in deze woorden
het natuurlijke is eerst, daarna het geestelijke.
Al is het geestelijk leven het belangrijkste eerst
moeten we „natuurlijk" leven, willen we geeste
lijk kunnen leven. We moeten eerst zijn, om
voor God te kunnen leven. Onze Heiland heeft
daarom ook eerst in het volmaakte gebed ons
geleerd Geef ons heden ons dagelijksch brood,
en pas daarna vraagt Hij om de vergeving van
schulden en bewaring in verzoeking.
De Schrift zelve gaat ons dus voor, om de
belangrijkheid van voedsel en drank aan te ge
ven. We mogen ons lichaam maar niet onder
houden, neen, we móeten dit als één der eerste
eischen.
Het is dan ook geen wonder, dat in dagen als
de onze, die roep om voedsel sterk spreekt. We
gevoelen allen dit raakt ons leven. En wat het
ergste iswe kunnen ons bij de voeding met
schijn bedriegen. Verzadigd-zijn is tenslotte van
ondergeschikt belang. Wat we niet missen kun
nen is zulk voedsel, waardoor we gesterkt wor
den. Waaruit we krachten kunnen putten. Waar
door ons lichaam gebouwd wordt. Hier schuilt
juist het gevaar der ondervoeding. Wanneer we
n.l. alleen maar verzadigd worden en geen krach
ten kunnen putten uit het voedsel, dan nemen
de krachten af en tenslotte staan we bloot aan
allerlei gevaren, aan ziektekiemen die van buiten
en van binnen af ons bedreigen.
Ditzelfde gevaar is ook aanwezig voor het
geestelijk leven. En toch wordt dit veel minder
scherp aangevoeld. We loopen over dit laatste
gevaar veel gemakkelijker heen dan het eerste.
Er zijn maar weinig menschen, die klagen over
geestelijke ondervoeding. Ja, wat in het natuur
lijke alleen maar bij kinderen soms voorkomt,
komt dikwijls in het geestelijke bij volwassenen
voor dat ze vragen met hoe weinig voedsel kan
ik toe. Minimum-christenen Hoe dikwijls moe
ten de ambtsdragers op het huisbezoek niet op
wekken om toch getrouw te zijn in het gebruik
van het voedsel, dat God de Heere aanbiedt.
Herhaaldelijk kan men constateeren, dat er een
verachten is van de spijzen in Woord en Sacra
ment en catechetisch onderwijs. Sommigen be
schouwen die groote genade Gods, waarmede Hij
tot ons komt en ons versterken wil in het geloof
als iets heel gewoons, als iets vanzelfsprekends,
bijna als iets bijkomstigs.
Nu is het niet moeilijk om zelf na te gaan wie
zoo denken en redeneeren. Ieder kent uit eigen
omgeving wel die menschen, die met het mini
male zich tevreden stellen. Ze zingen welIk zal
met mijn gansche hart Uw eer vermelden, Heere,
maar ze maken er in de practijk van Ik zal met
een half hart uw eer vermelden. Het zijn diege
nen, die leven aan den zelfkant der gemeente.
Ontrouw zijn ze in het opgaan. Het getrouw
tweemaal naar Gods huis gaan achten ze over
bodig. Avondmaal vieren doen ze zelden of nooit.
Gevolg Ondervoeding. Het is aan alles te mer
ken ze leven niet mee. Ze doen niet mee. Ze
werken niet mee.
Lust in actie is er niet. Al de verschijnselen
van geestelijke slapte zijn op te merken.
Op de catechisatie is van te voren al dikwijls
te zeggen van welke jongen en meisje weinig of
niets terecht zal komen. Begint de cursusze
zijn er niet. Na enkele weken absentisme ver
schijnen ze. Lessen leeren, dus het Goddelijk
voedsel opnemen gebrekkig. Telkens zijn ze om
nietigheden afwezig. De gevolgen zijn geen in
zicht in de waarheid, dan geen lust en tenslotte
afkeer.
Is dit nu zoo wonderlijk Neen, die verschijn
selen zijn heel normaal. Het zijn diegenen, die
geestelijk lijden aan ondervoeding. Ze laten het
aangeboden voedsel staan. Hoe lokkend en noo-
dend de Heere ook roepttelkens weigeren ze.
De dagelijksche bekeering, waardoor ze inkeeren
tot zichzelf en zich afkeeren van de zonde en
heenkeeren tot God in Christus, wordt steeds
minder begeert.
In den regel zijn het ook de menschen, die
met zeer veel critiek zitten. Ze zien de splinter
in het oog van den naaste, maar de balk in eigen
oog niet. Het zijn de schuldigen immers die het
meest beschuldigen. We zien dit in het dage
lijksch leven ook. Menschen die zelf tekort ko
men meenen de meeste critiek op anderen te
mogen uitoefenen. Geestelijk ondervoede men
schen zijn de scherpste oordeelaars en veroor
deelaars van hun medemenschen en het gebrach
te Woord Gods. Maar al die critiek dient in den
regel nergens anders toe dan om de aandacht
van hun schuldig bestaan af te leiden. Wanneer
God het niet verhoedt en dezulken weer in ge
hoorzaamheid gaan leven naar den eisch des ver-
bonds, zullen ze geestelijk inzinken en ondergaan.
Al erkennen we nu dat er wel eenige opleving
van het geestelijk leven is door de oordeelen
Gods, en velen verstaan hebben wat de Heere
tot ons wil zeggen, dat neemt niet weg, dat juist
de ondervoeden weer zoo moeilijk met begeerte
gaan leven voor den Heere en Zijn dienst. Tot
dezen zeggen we dan ook mijn broeder en zus
ter bidt en werkt. Belijdt oprecht uw zonden
van halfheid, van het zoeken van het minimale,
van het vragen met hoe weinig kan ik nog net
„zalig worden", belijdt die zonden en vraag o
God, laat ik U van harte mogen dienen, tot Uw
eer leven en sterk mij door de genademiddelen,
die Gij gegeven hebt. Wanneer er oprechte be
geerte is te breken met zulk een zondig verleden,
dart schuilen we ook niet weg achter de on
macht, maar belijden we onzen onwil. Dan zeg
gen we treedt, Heere, niet in het gericht met
uwen knecht. Sla de zonden niet ga, die mijn
jonkheid heeft bedreven.
Wanneer dan ook een kerkeraad de gemeente
in Naam van onzen Heiland oproept om saam
te vergaderen, wanneer de deuren van Gods huis
nog wijd mogen open staan voor iedereen, die
het blijde Evangelie hooren wil, dan gaan we,
getrouw. Dan ontvangen we als hongerende en
dorstende zielen het voedsel, waarom we ge
beden hebben. Dan vieren we getrouw des Hee-
ren Heilig Avondmaal. En naar Gods beloften
weten we dan, dat we zeker gesterkt zullen
worden en dat we opgroeien zullen tot sterke
plantingen des Heeren.
A. H. OUSSOREN.
OVER KERKELIJKE EXAMENS.
III.
De gevolgtrekking uit ons vorig artikel is, dat
onze kerken de onderscheiding tusschen weten
schappelijk en kerkelijk examen in eere hebben
willen houden.
Toen onze Theologische Hoogeschool tot een
school voor vrije, theologische studie werd ver
klaard, hebben zij de examens daar afgenomen,
op één lijn gesteld met de examens van de Theol;
Faculteit der Vrije Universiteit. Dat houdt in,
dat toen het candidaatsexamen aan de Theol.
Hoogeschool evenals dat aan de Vrije Univer
siteit en aan andere Hoogescholen een zuiver
wetenschappelijk examen werd.
Onze kerken volgden met deze onderscheiding
een oude, Gereformeerde traditie. Vanaf de eer
ste Synodes der Gereformeerden na de Reforma
tie heeft men deze onderscheiding gekend. En
dat is geen wonder. De Gereformeerde Kerken
wilden vrije kerken zijn. Alleen onderworpen en
gebonden aan den Koning der Kerken de Heere
Jezus Christus.
En dat woord „vrij" hield niet alleen in, dat
men vrij van den Staat en van Staatsbemoeiing
wilde zijn en blijven.
„Vrij" beteekent ook, dat onze kerken vrij van
de wetenschap en de wetenschapsoverheersching
wilden zijn en blijven.
We weten, dat de Staat doodelijk gevaarlijk
is voor de Kerk, wanneer hij haar namelijk gaat
overheerschen en de wet voorschrijven op haar
eigen terrein in de ambtelijke verkondiging van
het Woord en de gehoorzame handhaving van
de tucht en de uitoefening van den dienst der
barmhartigheid en wat daarmee samenhangt.
Maar niet minder doodelijk gevaarlijk is de
overheersching van de wetenschap. Wanneer
deze aan de kerk de wet gaat voorschrijven op
haar eigen terrein, gaat het mis. Wanneer de
wetenschap ging voorschrijven hoe het Woord
verkondigd moest worden, werden de preeken
taaie, theologische verhandelingen met vreemde
woorden doorspekt, of het werden, in het beste
geval, „leerreden" zoo droog en ongenietbaar,
dat de gemeente er onder in slaap doezelde en
riep om „toepassingen" aan het eind van de
„leerrede", om een gemoedelijk woord voor de
ziel, vóór dat de verhandeling eindigde. Aan die
wetenschapsoverheersching danken wij nog voor
een groot deel de ingeroeste gedachte, dat het
„lichaam" van de preek, de „hoofdmoot", niet
van veel belang is, zoo men het slot maar hoort
en verstaat. Het „lichaam" van de preek is voor
het „verstand", de toepassing-aan-het-eind, voor
het hart, zegt men.
Wanneer de wetenschap ging voorschrijven
hoe het met de kerkelijke tucht moest, bleef er
tenslotte niets van deze moeilijke en ernstige ar
beid der liefde over. Leert de wetenschap ons
niet, dat wij als het er op aan komt alle zonden
kunnen verklaren en dan ook vergoelijken. Alles
weten, beteekent dat niet alles vergeven
Soms boorde de wetenschap den heelen amb
telijken dienst des Woords in den grond. Denk
maar aan de fatale invloed van het Rationalisme
in de kerk. De Bijbel zelf werd uit elkaar ge-
critiseerd door de theologen. En de dominees,
de herders van de kudde werden wolven die de
kudde van den Heere Jezus aanvielen en uiteen-
joegen. De herders leerden van den kansel en
in de catechisaties, dat Gods Woord vol on
waarschijnlijkheden en onwaarheden zat.
Het geloof van de Gemeente van den Heere
Jezus Christus werd op één lijn gezet met het ge
loof van Mohamedanen en Boedhisten. Geloof
was immers geloof, zoowel van een heiden als
van een christen. De leer der kerk op Gods
Woord gegrond omtrent zonde en schuld, om
trent genade en verzoening door het bloed des
Kruises werd weggeredeneerd door de weten
schap, die ontdekt had, dat „zonde" een ver
ouderd „begrip" en geen realiteit was. Enzoo-
voort.
Als koning „wetenschap" in de kerk de lakens
ging uitdeelen, dan was dat zoo doodelijk ge
vaarlijk, dat er tenslotte geen kerk overbleef.
De betreurenswaardige geschiedenis van de
Herv. Kerk in ons land met de Afscheiding en
de vruchtelooze strijd voor kerkherstel, moeten
wij grootendeels zien als een gevolg van Staats
bemoeiing en wetenschapsoverheersching in de
kerk.
Tegen de overheersching van den Staat en
van de wetenschap hebben onze Gereformeerde
Kerken van oudsaf geproclameerd, dat zij vrij
zijn. Vrij van alle machthebbers van beneden.
Allen gebonden aan het Woord des HEEREN
en tot gehoorzaamheid aan den Heere Jezus
Christus geroepen. Deze gehoorzaamheid betee
kent bijna altijd achteruitzetting, spot, minach
ting, en soms lijden. Want wetenschap en staat
zijn op aarde twee machten, die van den Heere
groote bevoegdheden ontvangen hebben en die
ons onder de toelating des HEEREN geweldig
veel leed kunnen aandoen. Daar wisten onze
vaderen uit de 16e eeuw van mee te praten.
Maar toch proclameerden en beleden zij de vrij
heid der kerk.
Tegen deze achtergrond van de vrijheid der
kerk moeten wij dè oude onderscheiding tusschen
wetenschappelijke en kerkelijke examens zien.
De kerk wilde bij het oordeelen over de ge
schiktheid en bekwaamheid van een geroepen
ambtsdrager niet aan den leiband der weten
schap loopen.
Zij wilde dat principieel niet.
Ook al waren de Hoogescholen gezond in de
beroeping der wetenschap. Al waren de hoog
leeraren in hun wetenschappelijk werk gehoor
zaam aan den Heere Jezus (hetgeen nog iets an
ders is danvroom van gemoed) toch wilden
de kerken vrij blijven en zelf oordeelen.
Het ging hier om een beginsel.
Vandaar kerkelijke examens al waren de Hoo
gescholen ook opgericht en gesteld op den grond
slag der Gereformeerde belijdenis.
Nu kunnen we echter wel begrijpen, dat de
beteelcenis dezer kerkelijke examens voor ons
besef moest verbleeken in omstandigheden als
die waarin de Geref. Kerken tot nu toe leefden
in ons vaderland.
In het bezit van een Geref. Hoogeschool voor
theologische studie en van een Geref. Theologi
sche Faculteit. En beide onverdacht Gerefor
meerd. Met Professoren, die het volle vertrou
wen van ons heele volk genieten.
Het is geen wonder, dat de onderscheiding
tusschen wetenschappelijke gestudeerdheid eener-
zijdsch èn bekwaamheid tot het ambt in de kerk
anderzijdsch, niet leeft onder ons.
We hebben de oude onderscheiding behouden.
We hebben zelfs de scheiding van tweeërlei exa
mens behouden.
Maar het is niet te verwonderen, dat het prac-
tisch zoo geworden is onder ons, dat het weten
schappelijk examen te Kampen of Amsterdam als
het eenige beslissende examen wordt gezien. En
de kerkelijke examens als een soort „vertooning"
..daarachter aan.
Het ligt aan de gunstige omstandigheden van
de laatste tientallen jaren, waaronder wij hebben
mogen leven, althans grootendeels.
Maar goed is het niet.
Het kerkelijk examen is niet een „wassen neus".
Het hangt met de vrijheid van de kerk van
den Heere Jezus Christus samen.
Brouwershaven. J. MEESTER.
TWEETAL TE
AmersfoortE. Th. v. d. Born te Heemstede.
A. J. W. Vogelaar te Lemele.
Enkhuizen A. J. Boss te Nijmegen.
S. Eringa te Rinsumageest.
BEROEPEN TE
Doezum: E. M. R. v. d. Beek, cand. te Groningen
AANGENOMEN NAAR
Maassluis F. W. Dercksen te Maastricht.
Ysselmuiden-GrafhorstK. Mul, cand. en
hulppred. te Gorinchem.
Zaandam (vac. R. J. v. d. Meulen):
M. Boukema te Leidschendam.
BEDANKT VOOR
Delft (vac. T. J. Hagen): W. C. v. d. Brink
te 's-Gravenzande.
Afscheid van Boskoop Tj. Petersen met
Matth. 11 2830, wegens emeritaat van Oost-
wold K. Hart met Judas 24 en 25 naar Velp.
Intrede te 's-Gravenhage-West J. C. J.
Kuiper met 1 Joh. 5 4a en 5 van Arnhem te
Pesse R. Ypma, cand. en hulppred. aldaar, met
Jes. 40 68 te Tholen Cand. H. J. Swierts
met Jer. 1 48 van Vlissingen.
Cand. M. J. C. Blok te Rotterdam, is
voornemens Zondag 28 Sept. a.s. zijn intrede te
doen bij de kerk van Onnen (Gron.), na tevoren
te zijn bevestigd door Dr S. P. Dee van Rotter
dam (voorheen te Haren, w.o. de kerk van On
nen voorheen ressorteerde).
Ds J. Boer, voorheen te Duisburg-Ruh-
rort, is voornemens Zondag 28 Sept. a.s. zijn in
trede te doen bij de kerk van Bennekom, waar
hij de tweede predikantsplaats gaat bezetten, na
vooraf te zijn bevestigd door Ds J. Ozinga van
Bennekom.
Ds G. Hagens te Asperen, die het beroep
naar Leeuwarden aannam in de vac. van de
vijfde predikantsplaats, is voornemens Zondag
26 Oct. a.s. zich in de Koepelkerk bij de kerk
van Leeuwarden te doen bevestigen, om dan op
een nader te bepalen datum in de gerestaureerde
en vergrootte Oosterkerk zijn intrede te doen.
Cand. G. Janssen te Assen, beroepen pre
dikant te ten Post is voornemens Zondag 5 Oct.
a.s. aldaar zijn intrede te doen, na tevoren te zijn
bevestigd door Ds B. A. Bos van Assen.
Ds J. A. Schep, die het beroep naar Drach
ten aannam, in de vac. van Ds G. Staal, is voor
nemens Zondag 12 Oct. a.s. afscheid te nemen
van de kerk van Bussum.
Cand. J. C. Streefkerk, hulpprediker te
Lobith, is voornemens Zondag 12 Oct. a.s. al
daar zijn intrede te doen als predikant, na te
voren te zijn bevestigd door Prof. Dr J. H. Ba-
vinck van Bilthoven.
Cand. J. H. Teerink van Ermelo is voor
nemens Zondag 5 Oct. a.s. zijn intrede te doen
bij de kerk van Zetten, na tevoren te zijn be
vestigd door Ds B. v. Halsema van Ermelo.
Cand. J. B. Welmers, thans hulpprediker
aldaar, is voornemens Zondag 28 Sept. a.s. zijn
intrede te doen bij de kerk van Papendrecht, na
tevoren te zijn bevestigd door Ds W. W. Mey-
nen van Dordrecht.
Ds M. van Alphen, predikant bij de kerk
van Voorst heeft tegen 1 Nov. a.s. eervol emeri
taat aangevraagd.
Ds van Alphen werd 1 Nov. 1871 te Rotter
dam geboren en studeerde aan de Vrije Univer
siteit, waar hij in 1908 candidaat werd, om 28
Maart 1909 te Voorst zijn eerste en eenige
gemeente - het predikambt te aanvaarden. On
danks zes beroepen naar elders bleef hij deze
gemeente trouw. Ds van Alphen vervult voor de
classis Apeldoorn tal van deputaatschappen en
was bij herhaling lid van de Zendingssynode
Gelderland-Utrecht.
Het adres van Ds H. v. d. Brink, miss.
predikant te Makassar, met verlof hier te lande,
is thans p.a. Ds D. Ringnalda Jr., predikant te
Drachten. Ds v. d. Brink stelt zich voor de ko
mende wintermaanden hoofdzakelijk spreekbeur
ten voor de Zending in de Noordelijke provin
ciën te vervullen.
Ds A. H. v. Minnen, em. predikant te
Bergen (N.H.) en in vroeger jaren een vooraan
staand figuur in de kerken, viert Woensdag 1
Oct. a.s. zijn 75sten verjaardag. Ds v. Minnen
werd 1 Oct. 1866 te Tholen, waar zijn vader
predikant was, geboren. Hij studeerde aan de
Theol. Hoogeschool te Kampen en werd in 1892
candidaat, om 27 Nov. van dat jaar te Zaamslag
door zijn vader te worden bevestigd. In 1897
vertrok hij naar 's-Gravenzande, waar hij heeft
gearbeid tot aan zijn emeritaat, dat hem 22 Febr.
1938 eervol verleend werd, waarna hij zich met
terwoon te Bergen (N.H.) vestigde, waar hij
aan de kerk ter plaatse nog hulpdiensten ver
leend. Ds v. Minnen maakt deel uit van de Ge
nerale Zendingsdeputaten en van die voor de
geestelijke verzorging der militairen, waarvan hij
voorzitter is. Uitstekend muziekkenner als hij is,
maakt hij ook deel uit van deputaten voor de
uitbreiding van den bundel „Eenige gezangen".
20 jaar redigeerde hij het weekblad „De West
lander" en tal van jaren was hij redacteur van
de Westlandsche Kerkbode, waarin zijn bijdra
gen geschreven onder het pseudoniem „Amandi"
meermalen in de kerkelijke pers de aandacht
trokken. De verdiensten van den 75-jarige von
den erkenning in zijn benoeming tot ridder in de
orde van Oranje-Nassau.
Ds J. W. Siertsema, de nestor van de pre
dikanten van de kerk van Haarlem, herdenkt 1
Oct. a.s. den dag, waarop hij vóór 25 jaar het
predikambt aanvaardde. Ds Siertsema werd 17
Febr. 1890 te Hijken, waar zijn vader, wijlen Ds
H. Siertsema, die zoovele jaren de kerk van
Drachten gediend heeft, predikant was. Hij stu
deerde aan de Vrije Universiteit en werd in 1916
candidaat, om 1 Oct. van dat jaar te Grams-
bergen in zijn eerste gemeente te worden beves
tigd. Vandaar vertrok hij in 1921 naar Zeist, om
zich 15 Juni 1926 aan de kerk van Haarlem te
verbinden. In het midden der gemeente heeft zich
een commissie gevormd, die Ds Siertsema op
Zaterdagmiddag 27 Sept. a.s. in een bijeenkomst
in de Kloppersingelkerk huldigen zal.
Candidaten.
Peremptoir geëxamineerd en toegelaten tot den
dienst des Woords en der Sacramenten door de
classis Appingedam H. Janssen, cand. te Assen
en beroepen predikant t ten Post (Gron.).
Peremptoir geëxamineerd en toegelaten tot den
dienst des Woords en der Sacramenten door de
classis Groningen Cand. M. J. C. Blok te Rot
terdam, beroepen predikant te Onnen.
Benoemd tot hulpprediker te Breskens Joh.
Francke, cand. te Vrouwenpolder.
Benoemd tot hulpprediker te Franeker Th.
Swen, cand. te Aerdenhout.
Aangenomen de benoeming tot hulpprediker
te Heemse J. Verlare, cand. te Kampen.