VAN VERRE EN NABIJ. KERKNIEUWS* de Dordtsche Synode van 16-18-19. Niet, dat dit erg vlot ging. Men kan dit nalezen in ,,Het Ge reformeerde Kerkboek" van Prof. Biesterveld, bl. 311 vlg. De Synode gaf den duidelijken raad om alleen den Catechismus te gebruiken als of ficieel leerboek voor de catechiseerende jeugd. Dordt kwam alleen tegemoet aan de practijk, dat er „kleine Catechismussen" als van Micron en het Kort Begrip in gebruik waren, maar koos toch in den grond, evenals vele latere Synodes, voor het gebruik van den gewonen Catechismus. Hierdoor wordt onze waardeering van deze uitgave bepaald. Dr Wielenga geeft niet een nieuw leerboek met eigen formuleering. Hij geeft het kort begrip met een toelichting. En die toelichting is uitnemend. Na een bree- de, zeer leerzame inleiding, waarin gehandeld wordt over Wat is Catechisatie voor het eerst ten Avondmaalde voorzeide leer De heilige Schrift de kerkelijke geschriften en de ken merkende hoofdzaken van de Gereformeerde leer, begint de toelichting. Bij vele vragen wordt dan eerst een korte verklaring gegeven, daarop volgt„Wat de Schrift zegt" en daarna worden kerkelijke geschriften geciteerd, met soms nog „Aanteekeningen". Als men dit alles leest, ziet men het catechisee- ren weer opnieuw als een zeer aantrekkelijk werk, dat men met nieuwen moed en lust begint. Hier is een catecheet aan het woord van breede kennis, wiens rijke ervaring aan het geheel groo- te waarde geeft, terwijl de vorm klaar en schoon is. Maar daarom spijt het ons temeer, dat Dr Wielenga ons niet zulk een toelichting gaf op den Catechismus. We citeeren nog uit de Aanteeke ningen op bl. 51. Het verdient onze aandacht, dat in ons Kort Begrip verwezen wordt naar de breede (en diepe) verklaring der wet, die den Catechismus beroemd gemaakt heeft (wij zetten vet) Hier missen we ook de schoone antwoorden over de wet en het gebed. En dat lijkt ons een zeer groot gemis. Wie, zich houdend aan den duidelijken wenk van de Dordtsche Synode, den Catechismus ge bruikt als het leerboek, kan dit boek, hoe waarde vol ook, op z'n catechisaties niet invoeren. Mogen dezen verwachten dat zij van Dr Wie lenga nog eens zullen ontvangen een soortgelijke toelichting op den Catechismus, toch het leer boek der kerk Dat zou dan een ideaal Catechisatieboek wor den. Zouden de kosten daarvan wat hooger wor den, dan zou een kerkeraad verantwoord zijn, wanneer hij geld uitgaf om het boekje voor een gereduceerden prijs voor de catechisanten be schikbaar te stellen. Wie echter op z'n catechisatie het Kort Be grip gebruikt, kan o.i. al geen beter toelichting vinden dan deze. HEIJ. ONDERVOEDING. Bij iederen oorlog komt het vraagstuk van de voedselvoorziening sterk naar voren. Wat in normale tijden' vanzelfsprekend schijnt te zijn, blijkt dan ineens in aller belangstelling te staan. Ieder gevoeltde kwestie van de voeding raakt ons leven. Zonder spijs en drank kunnen we niet. Paulus heeft dat uitgedrukt in deze woorden het natuurlijke is eerst, daarna het geestelijke. Al is het geestelijk leven het belangrijkste eerst moeten we „natuurlijk" leven, willen we geeste lijk kunnen leven. We moeten eerst zijn, om voor God te kunnen leven. Onze Heiland heeft daarom ook eerst in het volmaakte gebed ons geleerd Geef ons heden ons dagelijksch brood, en pas daarna vraagt Hij om de vergeving van schulden en bewaring in verzoeking. De Schrift zelve gaat ons dus voor, om de belangrijkheid van voedsel en drank aan te ge ven. We mogen ons lichaam maar niet onder houden, neen, we móeten dit als één der eerste eischen. Het is dan ook geen wonder, dat in dagen als de onze, die roep om voedsel sterk spreekt. We gevoelen allen dit raakt ons leven. En wat het ergste iswe kunnen ons bij de voeding met schijn bedriegen. Verzadigd-zijn is tenslotte van ondergeschikt belang. Wat we niet missen kun nen is zulk voedsel, waardoor we gesterkt wor den. Waaruit we krachten kunnen putten. Waar door ons lichaam gebouwd wordt. Hier schuilt juist het gevaar der ondervoeding. Wanneer we n.l. alleen maar verzadigd worden en geen krach ten kunnen putten uit het voedsel, dan nemen de krachten af en tenslotte staan we bloot aan allerlei gevaren, aan ziektekiemen die van buiten en van binnen af ons bedreigen. Ditzelfde gevaar is ook aanwezig voor het geestelijk leven. En toch wordt dit veel minder scherp aangevoeld. We loopen over dit laatste gevaar veel gemakkelijker heen dan het eerste. Er zijn maar weinig menschen, die klagen over geestelijke ondervoeding. Ja, wat in het natuur lijke alleen maar bij kinderen soms voorkomt, komt dikwijls in het geestelijke bij volwassenen voor dat ze vragen met hoe weinig voedsel kan ik toe. Minimum-christenen Hoe dikwijls moe ten de ambtsdragers op het huisbezoek niet op wekken om toch getrouw te zijn in het gebruik van het voedsel, dat God de Heere aanbiedt. Herhaaldelijk kan men constateeren, dat er een verachten is van de spijzen in Woord en Sacra ment en catechetisch onderwijs. Sommigen be schouwen die groote genade Gods, waarmede Hij tot ons komt en ons versterken wil in het geloof als iets heel gewoons, als iets vanzelfsprekends, bijna als iets bijkomstigs. Nu is het niet moeilijk om zelf na te gaan wie zoo denken en redeneeren. Ieder kent uit eigen omgeving wel die menschen, die met het mini male zich tevreden stellen. Ze zingen welIk zal met mijn gansche hart Uw eer vermelden, Heere, maar ze maken er in de practijk van Ik zal met een half hart uw eer vermelden. Het zijn diege nen, die leven aan den zelfkant der gemeente. Ontrouw zijn ze in het opgaan. Het getrouw tweemaal naar Gods huis gaan achten ze over bodig. Avondmaal vieren doen ze zelden of nooit. Gevolg Ondervoeding. Het is aan alles te mer ken ze leven niet mee. Ze doen niet mee. Ze werken niet mee. Lust in actie is er niet. Al de verschijnselen van geestelijke slapte zijn op te merken. Op de catechisatie is van te voren al dikwijls te zeggen van welke jongen en meisje weinig of niets terecht zal komen. Begint de cursusze zijn er niet. Na enkele weken absentisme ver schijnen ze. Lessen leeren, dus het Goddelijk voedsel opnemen gebrekkig. Telkens zijn ze om nietigheden afwezig. De gevolgen zijn geen in zicht in de waarheid, dan geen lust en tenslotte afkeer. Is dit nu zoo wonderlijk Neen, die verschijn selen zijn heel normaal. Het zijn diegenen, die geestelijk lijden aan ondervoeding. Ze laten het aangeboden voedsel staan. Hoe lokkend en noo- dend de Heere ook roepttelkens weigeren ze. De dagelijksche bekeering, waardoor ze inkeeren tot zichzelf en zich afkeeren van de zonde en heenkeeren tot God in Christus, wordt steeds minder begeert. In den regel zijn het ook de menschen, die met zeer veel critiek zitten. Ze zien de splinter in het oog van den naaste, maar de balk in eigen oog niet. Het zijn de schuldigen immers die het meest beschuldigen. We zien dit in het dage lijksch leven ook. Menschen die zelf tekort ko men meenen de meeste critiek op anderen te mogen uitoefenen. Geestelijk ondervoede men schen zijn de scherpste oordeelaars en veroor deelaars van hun medemenschen en het gebrach te Woord Gods. Maar al die critiek dient in den regel nergens anders toe dan om de aandacht van hun schuldig bestaan af te leiden. Wanneer God het niet verhoedt en dezulken weer in ge hoorzaamheid gaan leven naar den eisch des ver- bonds, zullen ze geestelijk inzinken en ondergaan. Al erkennen we nu dat er wel eenige opleving van het geestelijk leven is door de oordeelen Gods, en velen verstaan hebben wat de Heere tot ons wil zeggen, dat neemt niet weg, dat juist de ondervoeden weer zoo moeilijk met begeerte gaan leven voor den Heere en Zijn dienst. Tot dezen zeggen we dan ook mijn broeder en zus ter bidt en werkt. Belijdt oprecht uw zonden van halfheid, van het zoeken van het minimale, van het vragen met hoe weinig kan ik nog net „zalig worden", belijdt die zonden en vraag o God, laat ik U van harte mogen dienen, tot Uw eer leven en sterk mij door de genademiddelen, die Gij gegeven hebt. Wanneer er oprechte be geerte is te breken met zulk een zondig verleden, dart schuilen we ook niet weg achter de on macht, maar belijden we onzen onwil. Dan zeg gen we treedt, Heere, niet in het gericht met uwen knecht. Sla de zonden niet ga, die mijn jonkheid heeft bedreven. Wanneer dan ook een kerkeraad de gemeente in Naam van onzen Heiland oproept om saam te vergaderen, wanneer de deuren van Gods huis nog wijd mogen open staan voor iedereen, die het blijde Evangelie hooren wil, dan gaan we, getrouw. Dan ontvangen we als hongerende en dorstende zielen het voedsel, waarom we ge beden hebben. Dan vieren we getrouw des Hee- ren Heilig Avondmaal. En naar Gods beloften weten we dan, dat we zeker gesterkt zullen worden en dat we opgroeien zullen tot sterke plantingen des Heeren. A. H. OUSSOREN. OVER KERKELIJKE EXAMENS. III. De gevolgtrekking uit ons vorig artikel is, dat onze kerken de onderscheiding tusschen weten schappelijk en kerkelijk examen in eere hebben willen houden. Toen onze Theologische Hoogeschool tot een school voor vrije, theologische studie werd ver klaard, hebben zij de examens daar afgenomen, op één lijn gesteld met de examens van de Theol; Faculteit der Vrije Universiteit. Dat houdt in, dat toen het candidaatsexamen aan de Theol. Hoogeschool evenals dat aan de Vrije Univer siteit en aan andere Hoogescholen een zuiver wetenschappelijk examen werd. Onze kerken volgden met deze onderscheiding een oude, Gereformeerde traditie. Vanaf de eer ste Synodes der Gereformeerden na de Reforma tie heeft men deze onderscheiding gekend. En dat is geen wonder. De Gereformeerde Kerken wilden vrije kerken zijn. Alleen onderworpen en gebonden aan den Koning der Kerken de Heere Jezus Christus. En dat woord „vrij" hield niet alleen in, dat men vrij van den Staat en van Staatsbemoeiing wilde zijn en blijven. „Vrij" beteekent ook, dat onze kerken vrij van de wetenschap en de wetenschapsoverheersching wilden zijn en blijven. We weten, dat de Staat doodelijk gevaarlijk is voor de Kerk, wanneer hij haar namelijk gaat overheerschen en de wet voorschrijven op haar eigen terrein in de ambtelijke verkondiging van het Woord en de gehoorzame handhaving van de tucht en de uitoefening van den dienst der barmhartigheid en wat daarmee samenhangt. Maar niet minder doodelijk gevaarlijk is de overheersching van de wetenschap. Wanneer deze aan de kerk de wet gaat voorschrijven op haar eigen terrein, gaat het mis. Wanneer de wetenschap ging voorschrijven hoe het Woord verkondigd moest worden, werden de preeken taaie, theologische verhandelingen met vreemde woorden doorspekt, of het werden, in het beste geval, „leerreden" zoo droog en ongenietbaar, dat de gemeente er onder in slaap doezelde en riep om „toepassingen" aan het eind van de „leerrede", om een gemoedelijk woord voor de ziel, vóór dat de verhandeling eindigde. Aan die wetenschapsoverheersching danken wij nog voor een groot deel de ingeroeste gedachte, dat het „lichaam" van de preek, de „hoofdmoot", niet van veel belang is, zoo men het slot maar hoort en verstaat. Het „lichaam" van de preek is voor het „verstand", de toepassing-aan-het-eind, voor het hart, zegt men. Wanneer de wetenschap ging voorschrijven hoe het met de kerkelijke tucht moest, bleef er tenslotte niets van deze moeilijke en ernstige ar beid der liefde over. Leert de wetenschap ons niet, dat wij als het er op aan komt alle zonden kunnen verklaren en dan ook vergoelijken. Alles weten, beteekent dat niet alles vergeven Soms boorde de wetenschap den heelen amb telijken dienst des Woords in den grond. Denk maar aan de fatale invloed van het Rationalisme in de kerk. De Bijbel zelf werd uit elkaar ge- critiseerd door de theologen. En de dominees, de herders van de kudde werden wolven die de kudde van den Heere Jezus aanvielen en uiteen- joegen. De herders leerden van den kansel en in de catechisaties, dat Gods Woord vol on waarschijnlijkheden en onwaarheden zat. Het geloof van de Gemeente van den Heere Jezus Christus werd op één lijn gezet met het ge loof van Mohamedanen en Boedhisten. Geloof was immers geloof, zoowel van een heiden als van een christen. De leer der kerk op Gods Woord gegrond omtrent zonde en schuld, om trent genade en verzoening door het bloed des Kruises werd weggeredeneerd door de weten schap, die ontdekt had, dat „zonde" een ver ouderd „begrip" en geen realiteit was. Enzoo- voort. Als koning „wetenschap" in de kerk de lakens ging uitdeelen, dan was dat zoo doodelijk ge vaarlijk, dat er tenslotte geen kerk overbleef. De betreurenswaardige geschiedenis van de Herv. Kerk in ons land met de Afscheiding en de vruchtelooze strijd voor kerkherstel, moeten wij grootendeels zien als een gevolg van Staats bemoeiing en wetenschapsoverheersching in de kerk. Tegen de overheersching van den Staat en van de wetenschap hebben onze Gereformeerde Kerken van oudsaf geproclameerd, dat zij vrij zijn. Vrij van alle machthebbers van beneden. Allen gebonden aan het Woord des HEEREN en tot gehoorzaamheid aan den Heere Jezus Christus geroepen. Deze gehoorzaamheid betee kent bijna altijd achteruitzetting, spot, minach ting, en soms lijden. Want wetenschap en staat zijn op aarde twee machten, die van den Heere groote bevoegdheden ontvangen hebben en die ons onder de toelating des HEEREN geweldig veel leed kunnen aandoen. Daar wisten onze vaderen uit de 16e eeuw van mee te praten. Maar toch proclameerden en beleden zij de vrij heid der kerk. Tegen deze achtergrond van de vrijheid der kerk moeten wij dè oude onderscheiding tusschen wetenschappelijke en kerkelijke examens zien. De kerk wilde bij het oordeelen over de ge schiktheid en bekwaamheid van een geroepen ambtsdrager niet aan den leiband der weten schap loopen. Zij wilde dat principieel niet. Ook al waren de Hoogescholen gezond in de beroeping der wetenschap. Al waren de hoog leeraren in hun wetenschappelijk werk gehoor zaam aan den Heere Jezus (hetgeen nog iets an ders is danvroom van gemoed) toch wilden de kerken vrij blijven en zelf oordeelen. Het ging hier om een beginsel. Vandaar kerkelijke examens al waren de Hoo gescholen ook opgericht en gesteld op den grond slag der Gereformeerde belijdenis. Nu kunnen we echter wel begrijpen, dat de beteelcenis dezer kerkelijke examens voor ons besef moest verbleeken in omstandigheden als die waarin de Geref. Kerken tot nu toe leefden in ons vaderland. In het bezit van een Geref. Hoogeschool voor theologische studie en van een Geref. Theologi sche Faculteit. En beide onverdacht Gerefor meerd. Met Professoren, die het volle vertrou wen van ons heele volk genieten. Het is geen wonder, dat de onderscheiding tusschen wetenschappelijke gestudeerdheid eener- zijdsch èn bekwaamheid tot het ambt in de kerk anderzijdsch, niet leeft onder ons. We hebben de oude onderscheiding behouden. We hebben zelfs de scheiding van tweeërlei exa mens behouden. Maar het is niet te verwonderen, dat het prac- tisch zoo geworden is onder ons, dat het weten schappelijk examen te Kampen of Amsterdam als het eenige beslissende examen wordt gezien. En de kerkelijke examens als een soort „vertooning" ..daarachter aan. Het ligt aan de gunstige omstandigheden van de laatste tientallen jaren, waaronder wij hebben mogen leven, althans grootendeels. Maar goed is het niet. Het kerkelijk examen is niet een „wassen neus". Het hangt met de vrijheid van de kerk van den Heere Jezus Christus samen. Brouwershaven. J. MEESTER. TWEETAL TE AmersfoortE. Th. v. d. Born te Heemstede. A. J. W. Vogelaar te Lemele. Enkhuizen A. J. Boss te Nijmegen. S. Eringa te Rinsumageest. BEROEPEN TE Doezum: E. M. R. v. d. Beek, cand. te Groningen AANGENOMEN NAAR Maassluis F. W. Dercksen te Maastricht. Ysselmuiden-GrafhorstK. Mul, cand. en hulppred. te Gorinchem. Zaandam (vac. R. J. v. d. Meulen): M. Boukema te Leidschendam. BEDANKT VOOR Delft (vac. T. J. Hagen): W. C. v. d. Brink te 's-Gravenzande. Afscheid van Boskoop Tj. Petersen met Matth. 11 2830, wegens emeritaat van Oost- wold K. Hart met Judas 24 en 25 naar Velp. Intrede te 's-Gravenhage-West J. C. J. Kuiper met 1 Joh. 5 4a en 5 van Arnhem te Pesse R. Ypma, cand. en hulppred. aldaar, met Jes. 40 68 te Tholen Cand. H. J. Swierts met Jer. 1 48 van Vlissingen. Cand. M. J. C. Blok te Rotterdam, is voornemens Zondag 28 Sept. a.s. zijn intrede te doen bij de kerk van Onnen (Gron.), na tevoren te zijn bevestigd door Dr S. P. Dee van Rotter dam (voorheen te Haren, w.o. de kerk van On nen voorheen ressorteerde). Ds J. Boer, voorheen te Duisburg-Ruh- rort, is voornemens Zondag 28 Sept. a.s. zijn in trede te doen bij de kerk van Bennekom, waar hij de tweede predikantsplaats gaat bezetten, na vooraf te zijn bevestigd door Ds J. Ozinga van Bennekom. Ds G. Hagens te Asperen, die het beroep naar Leeuwarden aannam in de vac. van de vijfde predikantsplaats, is voornemens Zondag 26 Oct. a.s. zich in de Koepelkerk bij de kerk van Leeuwarden te doen bevestigen, om dan op een nader te bepalen datum in de gerestaureerde en vergrootte Oosterkerk zijn intrede te doen. Cand. G. Janssen te Assen, beroepen pre dikant te ten Post is voornemens Zondag 5 Oct. a.s. aldaar zijn intrede te doen, na tevoren te zijn bevestigd door Ds B. A. Bos van Assen. Ds J. A. Schep, die het beroep naar Drach ten aannam, in de vac. van Ds G. Staal, is voor nemens Zondag 12 Oct. a.s. afscheid te nemen van de kerk van Bussum. Cand. J. C. Streefkerk, hulpprediker te Lobith, is voornemens Zondag 12 Oct. a.s. al daar zijn intrede te doen als predikant, na te voren te zijn bevestigd door Prof. Dr J. H. Ba- vinck van Bilthoven. Cand. J. H. Teerink van Ermelo is voor nemens Zondag 5 Oct. a.s. zijn intrede te doen bij de kerk van Zetten, na tevoren te zijn be vestigd door Ds B. v. Halsema van Ermelo. Cand. J. B. Welmers, thans hulpprediker aldaar, is voornemens Zondag 28 Sept. a.s. zijn intrede te doen bij de kerk van Papendrecht, na tevoren te zijn bevestigd door Ds W. W. Mey- nen van Dordrecht. Ds M. van Alphen, predikant bij de kerk van Voorst heeft tegen 1 Nov. a.s. eervol emeri taat aangevraagd. Ds van Alphen werd 1 Nov. 1871 te Rotter dam geboren en studeerde aan de Vrije Univer siteit, waar hij in 1908 candidaat werd, om 28 Maart 1909 te Voorst zijn eerste en eenige gemeente - het predikambt te aanvaarden. On danks zes beroepen naar elders bleef hij deze gemeente trouw. Ds van Alphen vervult voor de classis Apeldoorn tal van deputaatschappen en was bij herhaling lid van de Zendingssynode Gelderland-Utrecht. Het adres van Ds H. v. d. Brink, miss. predikant te Makassar, met verlof hier te lande, is thans p.a. Ds D. Ringnalda Jr., predikant te Drachten. Ds v. d. Brink stelt zich voor de ko mende wintermaanden hoofdzakelijk spreekbeur ten voor de Zending in de Noordelijke provin ciën te vervullen. Ds A. H. v. Minnen, em. predikant te Bergen (N.H.) en in vroeger jaren een vooraan staand figuur in de kerken, viert Woensdag 1 Oct. a.s. zijn 75sten verjaardag. Ds v. Minnen werd 1 Oct. 1866 te Tholen, waar zijn vader predikant was, geboren. Hij studeerde aan de Theol. Hoogeschool te Kampen en werd in 1892 candidaat, om 27 Nov. van dat jaar te Zaamslag door zijn vader te worden bevestigd. In 1897 vertrok hij naar 's-Gravenzande, waar hij heeft gearbeid tot aan zijn emeritaat, dat hem 22 Febr. 1938 eervol verleend werd, waarna hij zich met terwoon te Bergen (N.H.) vestigde, waar hij aan de kerk ter plaatse nog hulpdiensten ver leend. Ds v. Minnen maakt deel uit van de Ge nerale Zendingsdeputaten en van die voor de geestelijke verzorging der militairen, waarvan hij voorzitter is. Uitstekend muziekkenner als hij is, maakt hij ook deel uit van deputaten voor de uitbreiding van den bundel „Eenige gezangen". 20 jaar redigeerde hij het weekblad „De West lander" en tal van jaren was hij redacteur van de Westlandsche Kerkbode, waarin zijn bijdra gen geschreven onder het pseudoniem „Amandi" meermalen in de kerkelijke pers de aandacht trokken. De verdiensten van den 75-jarige von den erkenning in zijn benoeming tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. Ds J. W. Siertsema, de nestor van de pre dikanten van de kerk van Haarlem, herdenkt 1 Oct. a.s. den dag, waarop hij vóór 25 jaar het predikambt aanvaardde. Ds Siertsema werd 17 Febr. 1890 te Hijken, waar zijn vader, wijlen Ds H. Siertsema, die zoovele jaren de kerk van Drachten gediend heeft, predikant was. Hij stu deerde aan de Vrije Universiteit en werd in 1916 candidaat, om 1 Oct. van dat jaar te Grams- bergen in zijn eerste gemeente te worden beves tigd. Vandaar vertrok hij in 1921 naar Zeist, om zich 15 Juni 1926 aan de kerk van Haarlem te verbinden. In het midden der gemeente heeft zich een commissie gevormd, die Ds Siertsema op Zaterdagmiddag 27 Sept. a.s. in een bijeenkomst in de Kloppersingelkerk huldigen zal. Candidaten. Peremptoir geëxamineerd en toegelaten tot den dienst des Woords en der Sacramenten door de classis Appingedam H. Janssen, cand. te Assen en beroepen predikant t ten Post (Gron.). Peremptoir geëxamineerd en toegelaten tot den dienst des Woords en der Sacramenten door de classis Groningen Cand. M. J. C. Blok te Rot terdam, beroepen predikant te Onnen. Benoemd tot hulpprediker te Breskens Joh. Francke, cand. te Vrouwenpolder. Benoemd tot hulpprediker te Franeker Th. Swen, cand. te Aerdenhout. Aangenomen de benoeming tot hulpprediker te Heemse J. Verlare, cand. te Kampen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 2