WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
No* 38
Vrijdag 19 Augustus 1941
55e Jaargang
UIT HET WOORD.
HIJ ZAL ZIJN VOLK ZALIG
MAKEN.
Psalm 103 lijkt als een zeer persoon
lijk danklied voor een persoonlijke le
vensredding te beginnen. Volgens
Prof. Noordtzij had een levensgevaar
lijke ziekte den dichter aangegrepen,
maar de HEERE verloste hem won
derlijk van het verderf, eigenlijk van
,,de groeve", de doodskuil. Het ging
hem als den adelaar, van wien het
volksgeloof zegt, dat hij ieder jaar zijn
vederentooi vernieuwt en zoo in altijd
weer verjongde kracht het geheim der
onverzwakte jeugd schijnt te bezitten
(vs 5b). Des dichters krachtige gestal
te, die eens zijn „heerlijkheid" uit
maakte, maar door de verteerende
machten der ziekte van „het goede"
was beroofd en tot inzinking scheen
gedoemd, is weer met dat goede als
„verzadigd" (vs 5a). In plaats van
klagen en treuren is het leven nu weer
een feest voor hem. De HEERE heeft
hem met goedertierenheid en ontfer
ming „gekroond" als met een veelkleu
rige turban, waarmee men opgaat naar
een feestmaal.
Maar eigenaardig, juist als het ver
haal van 's dichters ondervindingen in
teressant gaat worden, juist als wij een
nader bericht verwachten over wat hem
heeft gescheeld en hoe de genezing
is toegegaan, breekt de zanger af en
we voelen ons teleurgesteld als wan
neer een boeiend feuilleton middenin
ophoudt. De dichter gaat opeens over
van zijn persoonlijke uitredding op de
redding van al Gods volk: de HEERE
doet gerechtigheid, houdt de verbonds-
trouw aan allen, die in druk verkeeren.
De dichter neemt plotseling een duik
in de geschiedenis van Israël en gaat
over van zijn persoonlijk geval op de
verlossing van de Joden uit de slaver
nij van Egypte: Hij heeft Mozes Zijne
wegen bekend gemaakt, den kinderen
Israëls Zijne daden.
Kunt gij deze sprong niet zoo mak
kelijk meemaken Denk dan eens aan
die beroemde woorden „Komt, hoort
toe, o Gij allen, die God vreest, en ik
zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel ge
daan heeft" (Ps* 66:16). Hoe vele
malen zijn deze woorden niet gebruikt
ter inleiding van een uitvoerig, gede
tailleerd verhaal van allerlei persoon
lijke ervaringen Maar de dichter van
Ps. 66 doet het evenals onze psalmist
toch eigenlijk heel anders ook hij ver
telt slechts in het algemeen van ge-
bedsverhooring en breekt juist af daar,
waar wij het interessant gaan vinden
ook hij neemt de duik naar Israëls ver
lossing uit Egypte„Komt, en ziet
Gods daden Hij heeft de zee veran
derd in het droge zij zijn te voet door
gegaan door de rivier daar hebben
wij ons in hem verblijd. Let op de wis
seling van het zij in het wij Het is
den dichter of hij er zelf bij geweest
is, toen de Joden door Roode Zee en
Jordaan zijn getrokken
Nog eens, kunt gij deze sprong niet
zoo makkelijk meemaken Dan speelt
nog steeds ons Westersch individualis
me en atomisme U parten wij meenen
maar al te vaak, dat wij een zaak met
God hebben los van alle andere men-
schen, maar de Joden hebben het tel
kens zoo goed beseft, dat de HEERE
alleen maar een zaak heeft met Zijn
volk, en pas door dat volk heen met
elk der volksgenooten afzonderlijk. De
dichter van Ps. 103 besefte hetde ge
nezing, die hij van God had ontvan
gen, had hij slechts gekregen als lid
van 's HEEREN bondsvolk, als
schaap van Gods ééne kudde hij was
geholpen, omdat de HEERE gerech
tigheid, verbondstrouw betoonen wil
aan héél Zijn gemeente in druk. Nog
nader zijn persoonlijke levensgeschie
denis is een deel dier kerkgeschiedenis,
dier verbondsgeschiedenis, die in de
uitredding van Israël uit Egypte o.l.v.
Mozes is aangevangen in zijn gene
zing ging God voort met het groote
werk der verlossing van heel Zijn ge
meente, dat Hij reeds eeuwen geleden
was begonnen.
En nu is de groote vraag deze hoe
ziet gij de weldaden, door God u be
wezen Meent gij, dat gij die ontvangt
als particulier persoon, als enkeling
los van alle andere menschen De
Schrift zegt ons, ook in Ps. 103, dat
wij, wat wij aan gaven van den Vader
ontvangen, tot genezing van ziekte toe,
alleen krijgen als leden van Zijn ééne
groote gezin, als schapen van Zijn
ééne, groote kudde. God heeft een
zaak met Zijn bondsvolk, en pas in dat
volk een zaak met ons als afzonderlijke
bondelingen. Werpt gij misschien te
gen, dat die herder uit Luk. 15 er toch
maar op uitging, om één schaap te zoe
ken, en de 99 andere liet voor wat ze
waren Maar terecht is opgemerkt,
dat de herder het ééne schaap ging
zoeken, omdat hij niet wilde, dat één
van de kudde verloren ging in dat
ééne dier zocht hij de completeering,
de ongereptheid van die gansche kud
de van honderd.
Zeker, gij moogt, gij moet zelfs an
deren uw persoonlijke levensreddingen
vertellen, maar hoe doet gij dat? Weidt
ge breed uit over allerlei bizonderhe-
den van uw weg, over allerlei speciali
teiten van uw geval Dan kan de God-
gezinde, die toeluistert, niet echt wor
den gesticht, d.i. gebouwd in het ge
loof, want zijn weg is heel anders dan
de uwe misschien komt hij er zelfs
toe, afgunstig over zijn „ellendige be-
keeringsweg" te zuchten. Doe het toch
anders, doe het toch als Ps 103, kort
en krachtig val uzelf in den reden,
als de menschelijke bizonderheden
dreigen te komen en zeg tegen die luis
teren, dat de Vader even wonderlijk
als U, héél Zijn gezin, al Zijn kinde
ren, wil verlossen, ook hen. Dan wordt
zelfs de twijfelaar, die luistert, ge
sterkt. Dan zegt hij tot zichzelf „In
Christus, dien beteren Middelaar dan
Mozes, gaat de HEERE nog dezelfde
wegen als immer met Zijn gemeente,
ik zie het aan dien broeder vandaag,
ik zal het zien ook bij mijzelf. Als God
anderen zoo Zijn verbond houdt, dan
ook mij". In Christus alleen is de op
lossing van het kwellende van dezen
tijd, enkeling en gemeenschap, te vin
den.
Aan den zeekant zien wij soms een
eenzamen boom, verwaaid, dor, knoes
tig, meer dood dan levend... hij moet
ook alleen, eenzaam de stormen trot-
seeren. Maar even verder zien wij een
groep boomen dicht tezamen staan in
veel beteren toestand... zij vangen sa
men de vlagen op, zij zijn elkaar tot
luwte en steun. Waarom groeien wij
toch nog altijd zoo op onszelf, voor
onszelf? Waarom zien wij toch telkens
door de boomen het bos niet Daar
door is er telkens bij ons zoo'n dorheid
en zoo'n eenzame strijd.
Zagen we maar meer Gods ééne
volk, Gods ééne gemeenschap, zagen
we maar meer de ééne zaak van al
Gods kinderen in druk, we zouden
meer weerstand hebben voor de stor
men van de twijfel, we zouden het we
ten Wat God om Zijner beloften wil
aan één bevoorrechte doet, dat wil
Hij, zij het wellicht weer op andere
wijze, ook doen aan mij. Als God heel
Zijn volk door Mozes-Christus uit
het diensthuis wil verlossen, dan zal
Hij mij niet achterlaten, want in dat
volk nam Hij zelve mij op.
Hij maakt, op hun gebeden
Gansch Israël eens vrij
Van ongerechtigheden
Zóó doe Hij ook aan mij
Er is een bekend schilderij van Grü-
newald, dat afbeeldt Johannes den
Dooper, zeggende van Christus: „Ziet
het Lam Gods, dat de zonde der we
reld wegneemt". Het meest opvallende
daarop is de groote vinger van Johan
nes, afwijzende van zichzelf, wijzende
op Christus alleen. Zij ook het meest
typeerende van ons die vinger, die
wegwijst van onszelf naar dien Eénen
Middelaar, meer dan Mozes. Wijs
toch weg van Uw weg naar de wegen
van het Lam Gods Hij -heeft in Chris
Grijpskerke.
K. J. KRAAN.
DADERS DES WOORDS*
ZEEUWSCHE KERKBODE
HOOFDREDACTEUR: Ds A. H. OUSSOREN. REDACTEUR: Ds A. C. HEIJ.
MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d, ENDE, Dr N. J. HOMMES, A. B. W. M. KOK, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
De HEERE doet gerechtigheid al
dengenen, die onderdrukt worden. Hij
heeft Mozes Zijne wegen bekend ge
maakt, den kinderen Israëls Zijne daden.
Ps. 103 6, 7.
tus Zijne wegen bekend gemaakt, aan
de Christelijke Kerk Zijn daden mijn
zielsgeschiedenis is alleen belangrijk
voorzoover het Christusgeschiedenis,
Kerkgeschiedenis, Verbondsgeschie
denis is.
GODDELIJKE SOUVEREINITEIT EN
MENSCHELIJKE VERANTWOORDELIJK
HEID.
II.
We beloofden nog iets aan te halen uit de
brochure van Dr Sietsma. We doen dat dan uit
het gedeelte, waarin hij handelt over de godde
lijke souvereiniteit en de menschelijke verant
woordelijkheid in verband met de uitverkiezing.
Hij merkt dan op, dat deze verhouding ons de
grootste moeite baart en voor ons verstand nim
mer tot een afdoende oplossing te brengen is.
Eenerzijds wordt het behoud der kinderen
Gods toegeschreven aan de verkiezing des Hee-
ren en aan de gave des geloofs als band aan
Christus, aan den anderen kant wordt die ge-
loovige ook genomen met zijn verantwoordelijk
heid en wordt hij geteekend als die zijn zelfs
zaligheid werkt met vreeze en beven.
Aan den eenen kant wordt uitdrukkelijk ge
zegd, dat de velen worden voorbijgegaan in
Gods verkiezing en worden overgelaten in hun
val en verderf, waarin zij zichzelf hebben gewor
pen en waaruit zij nimmer meer kunnen opko
men en toch anderzijds worden deze verlorenen
vermaand om zich te bekeeren en zij worden
veroordeeld, omdat zij geen gehoor 'hebben ge
geven aan de roepstem.
Het is deze dubbele waarheid, die het pro
bleem van de goddelijke souvereiniteit en de men
schelijke verantwoordelijkheid en de onderlinge
verhouding daarvan scherp stelt en duidelijk als
zeer moeilijk doet uitkomen.
Immers, het lijkt toch zoo eenvoudig één van
tweeënGod beslist, wie er zalig zal worden
en dan kan de mensch er ook niets aan doen,
behalve dan dat hij schuldig staat in zooverre
hij in Adam gevallen is en daardoor schuldig ge
worden is aan de mogelijkheid van verloren gaan.
Of andersde mensch is verantwoordelijk
voor zijn doen en laten de mensch moet zich
bekeeren en gelooven in Christus, of de mensch
moet het licht der natuur recht gebruiken, maar
dan heeft hij het niet alleen aan zichzelf te wijten
als hij verloren gaat, maar ook tevens aan zich
zelf te danken, als hij behouden wordt.
Maar dan is ook in beide laatstgenoemde ge
vallen, zoo zou men zeggen, de Goddelijke sou
vereiniteit zeer betrekkelijk, een zich aansluiten
aan wat Hij bij den mensch ziet en voorziet, een
zich voegen naar den mensch.
En zoo stelt de Schrift de goddelijke souverei
niteit niet en dit weerspreekt de Gereformeerde
confessie uitdrukkelijk.
Dat zou trouwens geen souvereiniteit zijn.
Nadat hij zoo het probleem scherp heeft ge
steld, gaat Dr Sietsma dan door, dat we uiter
aard bij de uitverkiezing zullen moeten eindigen
of liever beginnen met de erkenning, dat wij den
Heere God niet kunnen narekenen en dat Zijn
denken en doen ons verstand te boven gaat, dat
wij nimmer in staat zullen zijn te beredeneeren,
waarom Hij in Zijn vrijmachtig welbehagen som
mige menschen voorbij ging en anderen verkoos
ten eeuwigen leven dat wij nooit een voor den
mensch logisch te verwerken verklaring kunnen
geven van Gods welbehagen.
Maar dat spreekt toch ook weer vanzelf. Gods
welbehagen is de wil, de onweerstandelijke wil
van God, is God zelf als de willende en beslui
tende God. Dat de Heere in als ik het eens
heel menschelijk mag zeggen Zijn diepste mo
tieven ons verstand te boven gaat en voor ons
denken verborgen is, ligt toch in den aard dei-
zaak, waar immers de mensch met zijn denken,
ook al is het hersteld van de blindheid der zonde,
nimmer den Allerhoogste begrijpen kan.
De onbegrijpelijkheid Gods is de Heere, zoo
als Hij geen rekenschap geeft van Zijn daden,
omdat Hij eenvoudig God is en ik vleesch ben.
En wat mijn verstand niet begrijpt, verstaat
mijn hart wel het geloovig nadenken en leven
van den Christenmensch vindt in de absolute
souvereiniteit des Heeren geen uitvlucht, maar
rust, geen vernietiging van zijn denken, maar een
fundament en een harmonieus einde.
En iets verder God ondoorgrondelijk noemen
is niet hetzelfde als God willekeurig noemen,
niet hetzelfde als God onrechtvaardig noemen.