WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. No* 34 Vrijdag 22 Augustus 1941 55e Jaargang UIT HET WOORD. EEN LATE BELIJDENIS. De profeet voert hier het volk van Juda sprekende in. Zoo heeft hij in den Geest het zien staan, in belijdenis voor den Heere. Hij kondigt dus aan, wat later geschieden zal. En daarin ligt nu juist het bijzondere van deze belijde nis. Het volk zal zoo tot zijn God spre ken, als het staat bij de puinhoopen van geluk en welvaart. Dan pas, als het volksleven is ver nietigd, zal het belijden „Ik weet, o Heere, dat bij den mensch zijn weg niet is het is net bij een man die wan delt, dat hij zijn gangen richt". Deze belijdenis zal er één zijn na de catastrophe Waarom komt.zij zoo laat? Het volk had het toch altijd wel geweten, wat het zegt, nu eerst in te zien. Het volk des Verbonds kent zijn God, als de God, bij Wien lot en levensloop ligt. Dit was Juda's zonde, dat het deze belijdenis in theorie wel kende, maar ze practisch verloochende. Juda was eigen weg gegaan. In de politiek had het geleund op den hulp van vreemde mogendheden. In den gang van het volksleven ging het schijnbaar fiér, met vaste tred op het doel af. Het richtte zijn gangen welbewust. In naam werd geleefd on der de zorg des Heeren, in werkelijk heid zorgde men voor zichzelf. Totdat de Heere blazen ging in dat ijle zelfvertrouwen. Toen hield het volk bij het oordeel Gods niets over,, dan de erkenning van eigen dwaas heid en zonde. Tot deze droeve levenservaring moet het nog zoo vaak komen in dat leven, dat meende eigen weg te kun nen maken. Het is een der hardnekkig ste zonden van ons leven, dat het God vergeetStraks loopt het mis Dan komt de Heere blazen in de ijle levensbouw. Dan is het uit met het loopen, alsof het ging regelrecht aan op ons zelfgekozen doel. God komt u tegen Hij laat het zien, dat bij u uw weg niet is. Het is niet bij een man, die wandelt, dat hij zijn gangen richt. Het komt zoo anders uit, dan gij 't u had gedacht. Dan is het genade, als de belijdenis er toch komt, al is het laat de met schuldbelijdenis uitgesproken er kenning, dat gij u in uw levensweg hebt vergist, toen gij meendet uw gang te kunnen richten. Deze belijdenis komt laat tè laat nog niet Wat Gods volk langs moeilijke we gen, leeren moet, is tegelijk de verkla ring van ons eeuwig Heil. Niet het baanbrekend geweld, waar mee wij ons levensdoel willen najagen, maar Gods Leiding brengt ons er. Niet ons bezield idealisme, maar het vertrouwen in den betrouwbaren Leidsman op onzen levensweg, geeft de garantie, dat wij er komen zullen. Door dat leven, met onze roeping en aan 't eind bij het Goddelijk doel. Deze belijdenis ligt vast in den Heiland, door Wien God onze Vader gewor den is. Zij geeft stuur en steun aan ons le ven. Zij stelt in staat voort te gaan, ook dan als er geen weg voor ons te kiezen valt, en de moed ons begeeft, onze gangen te richten. Dan wordt het leven overgave en vertrouwen, omdat het kwam tot het erkennen van God als onzen Leidsman en Herder alleen. Voor één ding slechts zijt gij be vreesd dat deze belijdenis, dan uw zonde en zorgeloosheid te laat zou worden afgelegd Heinkenszand. BOOIJ. DADERS DES WOORDS* VAN VERRE EN NABIJ* ZEEUWSCHE KERKBODE HOOFDREDACTEUR: Ds A* H. OUSSOREN. REDACTEUR: Ds A* C. HEIJ. MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F, J. v. d. ENDE, Dr N. J. HOMMES, A. B. W, M. KOK, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 Ik weet, o Heere, dat bij den mensch zijn weg niet is het is niet bij een man, die wandelt, dat hij zijn gangen richte. Jeremia 10 23. SIMSON. Vernederd en geëerd (2). Richtcren 16:22 3 1. Het gejuich zou spoedig verstommen, om plaats te maken voor het gekerm der stervenden. Dagons machteloosheid zou gedemonstreerd worden in zijn eigen tempel. En het volk, dat hem prees als een machtigen God, die hun vijand in hun hand gaf, zou ondervinden, dat zij zelfs in het huis van hun God, niet veilig waren wan neer de God Israels hun daar Zijn macht wilde doen gevoelen. Hoe die tempel was geconstrueerd is, met de gegevens in dit hoofdstuk niet te zeggen. Op Creta, het oorspronkelijke vaderland der Filis tijnen, heeft men tempels uitgegraven en bloot gelegd, waarvan men vermoedt, dat ze van de zelfde constructie waren. Dit blijkt hier wel dui delijk, dat de bovenbouw rustte op twee pilaren. Aan Simson was een plaats gegeven tusschen die twee pilaren (vs 25). En nu vraagt hij aan den jongen, dieohem, den blinde, leidde, dat hij hem die pilaren zou laten betasten om er tegen te leunen en wat te rusten. In een pauze vond hij tot die vraag gelegenheid. Simson kende wel de inrichting van dien tem pel en wist, dat, als die pilaren werden omge worpen het heele gebouw zou ineenstorten. Daarin ziet hij de mogelijkheid om zich te wre ken op de Filistijnen, dan zullen de duizenden, die in den tempel zijn, gedood worden. Dan zal hij wel met hen sterven, maar dan wil hij zóó sterven. Als de jongen hem bij de pilaren gebracht heeft, bidt hij, dat de Heere hem kracht moge geven om voor een van z'n twee oogen zich te wreken op de Filistijnen. In de Statenvertaling staat,,met ééne wraak voor mijn twee oogen". Een nieuwe vertaling heeft„Voor één van mijn twee oogen wraak neme". In het oorspronkelijke staat„één van (niet voor) mijn twee oogen" Men heeft dit gebed van Simson wel een zon dig gebed genoemd, omdat het een zondig be- geeren is zichzelf te wreken. Rom. 12:13. Wreekt u zeiven niet, beminden, maar geeft den toorn plaats, want er is geschrevenMij komt de wrake toe. Ik zal het vergelden, zegt de Heere. Paulus geeft daar een aanhaling uit Lev. 19 18 en Deut. 32 35. En nu meent men, dat Simson met dat gebod in strijd kwam. Toch is dat niet zoo. Simson stond hier niet alleen als mensch, maar ook als een Richter Is raels, wiens taak het was als dienstknecht Gods wraak te doen over het kwaad, dat de Filistijnen Gods volk aandeden. Simson behoefde kracht tot vervulling van de taak, die hem door God was opgedragen. Om die kracht bidt Simson. Hij wendt zich tot den Heere, Dien hij noemt met den drie- dubbelen Naam, Heere, HEERE (Jehovah) en God, dat Die hem moge sterken om zich voor ditmaal voor één van z'n twee oogen te wreken. Voor zijn beide oogen zoo merkt een uitleg ger op was zelfs deze wraak nog niet groot genoeg. De Heere verhoorde dat gebed. Simsons haar was in de gevangenis weer gaan groeien. Het was nog niet uitgegroeid zooals het tevoren was. Maar er was toch weer een begin van het teeken van z'n waardigheid als Nazireër. In zijn gebed toonde Simson, dat hij kracht vroeg om die weer te stellen in den dienst des Heeren. En God gaf hem weer z'n wondere kracht terug. Simson zette toen zijn rechterhand tegen de ééne pilaar, zijn linkerhand tegen de andere. En dan klinkt door den tempel zijn machtige stem „Mijn ziel sterve met de Filistijnen", hij buigt zich met kracht rechts en links, drukt zoo de pilaren van hun voetstuk en met donderend ge raas stort het geheele gebouw inéén. Het huis viel op de vorsten en op al het volk, dat daarin was en de dooden, die hij in z'n sterven doodde, waren meer dan die hij in z'n leven gedood had. Het ging daar dan anders dan de Filistijn zich had voorgesteld. Prijzen zou hij z'n God Dagon, die z'n vijand in zijn macht had gegeven, die machtiger was dan de God Israëls". Juicht dan Filistijnen, prijst uwen God. Maar de God Israëls handhaaft Zijn eer tegen over die schijnbaar triumfeerende vijanden. De ruïne van Dagons tempel predikt de heerlijkheid van den God van Israël. In die eere voor Zijn God werd ook Simson geëerd, als hij daartoe het instrument was. Ook zonder den dienst van Simson had God daar wel voor Zijn eigen eere kunnen zorgen. Dat blijkt in een anderen tempel van dezen zelfden Dagon, in Asdod. Als onder leiding van Hofni en Pinehas de ark gebracht is in het leger van Israël, omdat ze in bijgeloof waanden dan onverwinlijk te zijn, lijdt Israël toch de nederlaag. De ark des Heeren wordt dan door de Filistijnen gebracht naar den tempel van Dagon in Asdod, die machtiger zou zijn dan Israëls God. Toen zorgde de Heere zelf voor Zijn eere. Den volgenden morgen vonden Dagons priesters hem op z'n aangezicht gevallen vóór de ark des Heeren. En het wordt nog erger als ze hem weer overeind zetten. Dan vinden ze op den daarop volgenden dag en zie Dagons hoofd is er af en de beide palmen zijner handen liggen afgehouwen aan den dorpel. Dan plaagt God het volk ook met allerlei plagen, zoodat ze straks zeggen dat de ark Gods bij ons niet blijve. Want Zijn hand; is hard over ons en over Dagon onzen God. Zoo had de Heere oók nu, zonder Simson voor Zijn eere kunnen zorgen. Maar de Heere wilde daarvoor nu ook Simson gebruiken. Hij mocht als Richter Israëls God wraak oefenen. Vernederd was Simson, hij werd ook weer geëerd. Diep was hij gevallen, heel ver van zijn God afgedwaald, maar hij had zich ook weer tot.den Heere bekeerd. God had het Simson wel heel zwaar gem'aakt. Wat werd hij geleid in een weg van vreeselijke vernedering. Zoo'n weg kan ook leiden tot ver harding en bitterheid. Maar Simson verootmoe digde zich voor den Heere. Hij schreef God, die hem in zoo diepe ellende overgaf geen onrecht toe. Hij zoekt den Heere weer in het gebed, met de bede, dat hij in zijn sterven nog een laatste richterlijke daad mag doen. Want, natuurlijkSimsons dood was geen zelfmoord, niet een zoeken van den dood om maar uit het leven weg te komen, om maar van den last van dit leven bevrijd te zijn. Zijn dood was een offer! een prijsgeven van het leven om daardoor God te dienen en Diens Naam te ver heerlijken. En in z'n dood heeft hij God ver heerlijkt. En dan ontvangt hij ook nog een eervolle be grafenis. Als z'n verwanten hooren van z'n dood, komen z'n broeders en het gansche huis zijns vaders en zonder door de Filistijnen, die nog verplet waren door de ramp, die hen trof nemen zij zijn lichaam en begraven hem in het graf van z'n vader Manoach. En, als ware het een opschrift op een graf steen, wordt van hem dan berichthij nu had Israël qeiicht twintig jaar. HEIJ. PREEKEN. De meeste menschen meenen wel te weten wat preeken is. Zelfs zijn er velen bij wien het woord preeken een bijsmaak heeft. En we meenen niet ten onrechte. Er is een preeken, dat we zouden willen aanduiden met het woord gepreek. Wan neer iemand als een zaag voortdurend maar weer op hetzelfde terecht komt, als het o zoolang duurt voor iemand een punt kan zetten, als de herhalingen vele zijn en de toon dan nog boven dien zangerig, och, moet men dan niet meer eer bied hebben voor diegenen, die met aandacht trachten te blijven volgen dan voor den preeker Men versta mij hier goed. Ik wil niets afdin gen van het hoogheilig ambt van dienaar des Woords. Ik wil het karakter van de bediening des Woords zien, zooals de Schrift het zieteen komen van den Heere tot Zijn volk, met Zijn Woord, dat Hij door middel van een mensch laat verklaren en toepassen. Ik weet zeer wel, dat elk disputeeren over de preek na de preek b.v. in de kerk of in de consistoriekamer, direct in strijd is met dit karakter, en men de kerk ver laagt tot een vereeniging, waar in een spreker is opgetreden, die gelegenheid geeft tot debat. Neen de Heere komt met Zijn Woord tot -Zijn volk en aan dat Woord vraagt de Heere onder werping, "geen tegenspraak. Dit is de goddelijke zijde van den dienst des Woords. Over die goddelijke zijde schreven we reeds vroeger. We willen thans eens wat meer naar voren halen de menschelijke factoren. En zie dan stuiten we in eens tegen tal van gebreken en fouten en onvolmaaktheden, want we hebben met een mensch, een zondig mensch te doen Die fouten op te sommen zou een kleinigheid zijn. Vooral daar het veel gemakkelijker is om te zeggen hoe iets moet, dan om het zelf te doen. Een kind kan aanmerkingen maken, maar een kind kan daarom het werk nog niet beter uit voeren. Dat neemt niet weg, dat ieder dienaar des Woords geroepen is te luisteren naar liefde volle critiek. Dat hij zichzelf telkens corrigeeren moet, omdat voor het heilig dienstwerk in de kerk niets te heilig is. Deze arbeid moet zoo vol maakt mogelijk geschieden. Nu schreven we, dat de meeste menschen wel meenen te weten wat preeken is. Ja, inderdaad, maar de meesten weten niet, hoe moeilijk pree ken is. Ik heb wel eens hooren beweren, dat die en die „best in staat zou zijn, om een preek te maken". Accoord. Maar iets geheel anders is, om 75 tot 100 preeken per jaar te maken. En een opstel maken over het lijden van den Heere Jezus, dat kan een flinke jongen wel van de J.V. Maar om 10 van zulke opstellen te maken, dat zal niet meevallen. En dan dwingt het vooral respect af, wanneer een dienaar des Woords jaren en jaren op eenzelfde plaats staat en toch telkens met nieuwe schatten komt aandragen. Hoeveel studie daarvoor noodig is, hoeveel moei te daarvoor gegeven moet worden, kan een „leek" niet verstaan. Dit eischt maximale inspan ning. Ik durf zelfs te beweren, dat het maken van twee preeken per week voor de meeste dienaren des Woords een zeer -zwaren taak is, die, wan neer ze zich voor beide preeken grondig zouden moeten voorbereiden, bijna niet uit te voeren is. Natuurlijk kan men met een Fransche slag zich van het heiligste werk afmaken. En natuurlijk vlot het de eene keer veel beter dan de andere keer, maar het is een absolute onmogelijkheid twee preeken per week te maken, een drukke wijk te hebben en dan nog te kunnen studeeren, om eenigszins op de hoogte te blijven. Waarom ik dit schrijf Wel, omdat er dik wijls ook nog door onze menschen gedacht wordt: deze of die dominee schudt het zoo maar uit zijn mouw. Terecht heeft iemand gezegd, dat voor dat het er dan uitgeschud wordt, moet het er eerst ingestopt zijn. En dat is niet geschied door de academische studie, deze is slechts het fundament. Maar gebruik makend van dat fun dament der opleiding, bouwt nu de dienaar des Woords iedere weelc weer een logisch geheel, om dit aan de gemeente van Christus te laten zien. En het is slechts door intensieven arbeid mogelijk de gemeente des Heeren te stichten, te bouwen in het geloof. Wie steeds maar uitschudt zonder eerst er veel „in te schudden" schudt zichzelf leeg. Nu zeiden we, dat het woord preeken een bij smaak heeft. Dit te ontkennen zou zijn buiten de werkelijkheid gaan staan. Men spreekt zelfs van preekeboer, preekvader, gepreek, enz. Het

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 1