WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. No. 30 Vrijdag 25 Juli 1941 55e Jaargang UIT HET WOORD. DADERS DES WQORDS. HOOFDREDACTEURDs A. H. OUSSOREN. REDACTEUR: Ds A. C. HEIJ. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, Dr N. J. HOMMES, A. B. W. M. KOK, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 ZWIJGEN. Zwijq den Heere en verbeid Hem. Ps. 37:7. De tong is een onbedwinglijk kwaad, zegt Jacobus. Dit wist David blijkbaar ook. Toch -heeft David meer tongen in beweging gebracht, dan wie ook ter wereld. Geen liederenbundel is zóóveel eeuwen in ge bruik en wordt door zóóveel millioenen men- schen in handen genomen en gezongen, als de Psalmen Davids. Zoowel in de publieke eeredienst over heel de aarde, als ook in de huisgezinnen, als tenminste de radio deze heerlijke gewoonte niet heeft doen verdwijnen. Neen, David kan moeilijk de naam dragen van David-de-Zwijger. En toch wekt deze spreker en voorzanger op tot zwijgen. Er is dus een spreken, dat David afkeurt, dat hij als zondig veroordeelt. Dat spre ken behoeft niet hard-op te zijn, het is meer nog een spreken-binnensmonds, een spreken-in-het- hart. Dus eigenlijk gedachten-laten-opkomen. Dit onhoorbare spreken heeft David op het oog, dat opdringen van allerlei gedachten, hetwelk hij wil beletten. David zou niet gaarne op papier gezet heb ben en nog minder op-rijm gesteld hebben voor de kinderen van Korach, wat er zoo al in zijn ziel gesproken werd. O, wat kon het daar-binnen koken en brui- schen Als zijn hart opgezwollen was en hij in zijn nieren geprikkeld werd, bleek hij achteraf in zijn spreken een groote domoor te zijn geweest, een dwaas zonder inzicht. Wat een 'ongerijmde dingen had hij dan in zichzelf gezegd, wanneer hij oppervlakkig den gang van zaken bezag hoe verdraaid en ver keerd had hij Gods wereldbestier gevonden. Fei telijk had hij 's Heeren doen, Zijn regiment over de menschen, over volken en staten, als onwijs en onrechtvaardig dreigen te veroordeelen. Hoe zwaar viel 't hem dikwijls om zulke, op- stuimig-opwoelende gedachten te breidelen en moest hij zijn tong met toom en gebit bewaren om niet los te breken in opstand en verzet. Vooral voor een temperament, als David be zat, valt 't o zoo zwaar om de opkomende stem men 't zwijgen op te leggen, want het is spreken, murmureeren tegen den Heere om stil-te-zijn voor den Heere en Hem te laten welken. Dan moet er een sterk geloof zijn, geloof in Gods wijsheid, in Zijn trouw, als God des ver- bonds. Zou Hij niet weten wat Hij doetzou Hij niet weten, wat goed voor Zijn kinde ren is Daarom moet elke opborrelende gedachte van afkeuring, betreffende Gods leiding, worden be dwongen en moeten we zeggen tot ons-zelf, tot dien hoogmoedigen prater-van-binnen„Zwijg tegenover God,en wacht zijn daden af". Dit spreekverbod, tot ons hart en dus zeker ook tot onzen mond gericht, mag vooral in o.nzen tijd wel uitgevaardigd worden. Wat al gedachten, oproerige gedachten, booze stemmingen woelen en gisten daar binnen in ons hart over allerlei gebeurtenissen, belevingen, die we niet verwerken kunnen. Wij, die zoo'n rustig, stil, welvarend leventje konden leiden, we verdragen 't niet, dat God daar nu zoo maar op eens een einde- aan heeft gemaakt. Ja, in 't bijzonder is dit te verstaan, bij men schen, die steeds den Heere hebben gediend, die gewaakt hebben bij Gods inzettingen en nu nu staan zij bij de ruïnes, terwijl hun. buurman, die zich om God noch gebod bekommerde, in 't bezit bleef van huis en zaak. En dan zoo maar op eens afstand te moeten doen van zooveel dierbare herinneringen zich te moeten behelpen in voeding en klee ding en dat zonder bepaalde aanleiding of noodzaak Het is om razend te worden. En zoo volgen de reeksen van gedachten el kander op en praten we stilletjes of hard-op totdat de Christen weer gaat zien, dat hij tegen zijn God rebelleert tegen Zijn Vader in den hemel en hij schrikt er van en legt de hand op z'n mond en zegtzwijg, toch tegenover den Heere en verbeid Hem. Werpt al uw bekommer nissen op Hem en Hij zal 't maken. O, Heere, vergeef toch m'n dwaze hoogmoed, dat ik de leidsels van Uw wereldbewind uit handen zou willen nemen, ik, die niet in staat ben m'n eigen, kleine leven te regeeren Ons past dezer dagen veel te zwijgen, dat is veel te bidden. Want het rechte zwijgen-voor- den-Heere is eigelijk heel veel spreken-met-den- Heere, totdat het zelfs wordt een loven-van-den- Heere. Het volkomen zwijgen van alle zondige, hoog moedige gedachten wordt dan van zelf een be- zingen-met-het-gansche-hart van Gods lof, bei dende het eind van 's Heeren wegen. Sint Laurens. KONING. SIMSON. De Nazireër Gods in de macht der zonde (2), Richter en 16:121. Een vermaning ligt er al in het eerste vers Simson nu ging henen naar Gaza en hij zag al daar een vrouw, die een hoer was, en hij ging. tot haar in. Gaza was één van de sterkste steden der Fi listijnen, waarin hun macht als geconcentreerd was. Als Simson daarheen gaat, begeeft hij zich in 't hol van den leeuw. Nu kan dat ook weieens noodig zijn. En als het noodig is, dan is het geoorloofd. Daniël had er aan kunnen ontkomen om in 't hol der leeu wen geworpen te worden, wanneer hij maar had afgelaten van het gebed tot God. Maar dat mocht hij niet, dat wilde hij ook niet. Zoo kwam hij in de leeuwenkuil. Maar toen was hij daar veilig. De verscheurende dieren deden hem geen kwaad. Voor Simson was er echter geen moeten bij dat gaan naar Gaza. Dat was bravoure. Hij wou eens laten zien, dat hij zich zoo iets kon veroor loven omdat de Filistijnen zóó bang voor hem waren, dat hij zich zelfs in één van hun sterkste steden begeven kon. Daarin was al Simsons zonde. Het was waar. dat de Filistijnen ontzag voor hem hadden, en hem niet zouden aandurven. Dat moet z'n ijdel- 'heid wel gestreeld hebben. Maar, als de Filistij nen hem vreesden was het om de groote kracht, die God hem verleend had. En die kracht had de Heere hem niet verleend om daarmee te pra len, maar om die te gebruiken in den dienst Gods en tot heil van Israël. Hier was een zonde, die ook ons bedreigt, de zucht tot bravour, het eens laten zien, wat men zich wel veroorloven kan. Die zonde bedreigt vooral hen, die metterdaad ook veel kunnen, maar dan vergeten, dat, als ze veel ontvingen, het niet was om zich daarop te beroemen en dat te gebruiken tot eigen eer, maar in den dienst Gods in alle ootmoedigheid. De vermaning geldt hier wees met ootmoedig heid bekleed want God wederstaat de hoovaar- digen" (1 Petri 5:5). God blaast in dit bravour en vernedert zulk een hoovaardige. We zien het in Simson. Hij dorst zich gerust wagen op de straten van Gaza Wat zouden die Filistijnen hem maken Ze waren allemaal bang voor hem. Maar zie, die groote sterke Simson komt in de macht van eén Filistijnsche vrouw, een slech te vrouw, een hoer. Ze lonkt hem en dan heeft hij niet de geestelijke en zedelijke kracht, om de verleiding van die vrouw te weerstaan Geen wonder, dat de Filistijnen meenden hem nu in hun macht te hebben als hij binnen hun stad was en zij de gelegenheid kregen maatrege len te nemen om gezamenlijk tegen hem op te treden. Wanneer hij de stad weer zou willen verlaten zou hij door de poort moeten gaan, daar zouden ze hem opwachten en dooden. God heeft Simson toen nog in Zijn lankmoe digheid bewaard. Als Simson te middernacht het huis van die vrouw verlaat, verrast z'n komst aAe Filistijnen, die hem eerst tegen het morgen licht verwacht hadden. Blijkbaar komt het niet tot een poging om hem te overmeesteren. En de gesloten poort kan hem niet tegenhouden. Hij grijpt de deurvleugels van de stadspoort met de beide posten, rukt ze met den sluitbalk los, laadt ze op z'n schouder en draagt ze weg naar den top van het gebergte, dat tegenover Hebron ligt. Over de plaatsbepaling is onder de uit leggers verschil. Hebron ligt meer dan zestig kilometer oostelijk van Gaza. Dan zou Simson met die poorten op z'n schouder, dien grooten afstand hebben afgelegd. Men vraagt zich af wat voor zin dat zou gehad hebben. Daarom zijn er uitleggers, die denken aan een heuvel niet ver van Gaza in de richting van Hebron. We kunnen het verschil over de plaatsbepa ling laten rusten. Hoofdzaak is, dat de verwach ting der Filistijnen beschaamd werd, die meen den Simson nu in hun macht te hebben. Simson ontkwam omdat God hem nog de krachten verleende voor die bovenmenschelijke krachttoer. Gods lankmoedigheid leidt echter niet altijd tot bekeering. Ze wordt weieens zóó uitgelegd, dat men ongestraft Gods gebod kan overtreden. Simson kreeg een waarschuwing in die geslo ten poort van Gaza, maar als hij die wegnemen en wegdragen kan, mist die waarschuwing haar uitwerking en bij Simson gaat het, als zoo vaak op den zondeweg, van kwaad tot erger. LEZING VAN HET AVONDMAALS- FORMULIER. In de „Geldersche Kerkbode" van 12 Juli j.l. vonden we een artikel van Ds W. E. Gerritsma te Aalten, waaraan we het volgende, dat handelt over het geheel of ten dee.le lezen van het Avondmaalsformulier, ontleenen ,,In sommige kerken wordt het eerste deel van het Avondmaalsformulier gelezen na de vóórbe- reidingspredikatie (dat eerste deel handelt ook immers over ,,de waarachtige beproeving van onszelf"). Het tweede deel (dat begint met: „laat ons nu overdenken, waartoe ons de Heere Zijn Avondmaal heeft ingezet enz.") wordt dan gelezen op den volgenden Zondag vóór de Avondmaalsviering. Er is tegen dit gebruik een ernstig bezwaar in te brengen, n.l. dat een formulier (dat een eenr heid'. is) in tweeën wordt gesplitst en dus het begin van het tweede deel, dat duidelijk aansluit bij het eerste, een. zeer ongeschikte aanvang vormt voor de voorlezing op den avondmaals- Zondag. Dit bezwaar zou te voorkomen zijn door met een heel kleine redactiewijziging uit het ééne formulier twee op zich zelf staande formulieren te vormen, één voor de voorbereiding en één voor de Avondmaalsviering. Ik zou. daar zeer veel voor gevoelen. De Geref. Kerk van Amersfoort had tot dus ver bovengenoemde regeling, maar is daarvan teruggekeerd. De kerkeraad besloot n.l. „voort aan niet meer op den Zondag van de voorberei ding het eerste deel van het formulier te lezen, maar bij de Avondmaalsviering 's morgens het heele formulier, behalve de dankzegging en 's avonds na de verdere viering de dankzegging te lezen". Als ik dit goed begrijp, begint men dus 's na middags onmiddellijk met- de communie, zonder lezing van het formulier. Maar daartegen is m.i. een groot bezwaar in te brengen. Stel, dat er 's morgens 8 tafels zijn, dan is de tijd tusschen morgen- en namiddagdienst eigenlijk een pauze en begint de namiddagdienst met de 9e tafel. Maar's namiddags gaan juist zij aan het Avondmaal, die 's morgens verhinderd waren. Die kunnen tóch den dienst van 's morgens niet voortzetten Trouwens de dienst van 's morgens is met den slotzegen gesloten bij voortzetting van den dienst na korte onderbreking zou men 's morgens den slotzegen en 's namiddags votum en zegengroet moeten achterwege laten. Litur gisch lijkt me de nieuwe methode van Amers foort ten eenmale onjuist, al kan ik me begrijpen, dat het tweemaal lezen van een lang formulier op een dag bezwaarlijk wordt gevonden. Ik blijf daarom echter verreweg de voorkeur geven aan de splitsing van het formulier in twee deelen het eerste op den dag van voorbereiding, het tweede bij de Avondmaalsviering (zoowel 's na middags als 's morgens)." De bezwaren door Ds Gerritsma hier inge bracht tegen de laatste Amersfoortsche methode lijken ons zeer juist. De middag- of avonddienst is niet een voort zetting van den morgendienst. Die is gesloten met den slotzegen. En dan begint er 's middags of 's avonds een nieuwe dienst, die geopend wordt met votum en zegenbede. Maar dan kan ook moeilijk de Avondmaals dienst 's middags of 's avonds beschouwd wor den als een voortzetting van dien van 's morgens. Die beschouwing is nog temeer onjuist, omdat men in den tweeden Avondmaalsdienst diegenen verwacht, die 's morgens niet konden tegenwoor dig zijn. Dat „voortzetten" is eigenlijk maar een fictie, die men voor een werkelijkheid wil laten doorgaan, omdat men bezwaar maakt weer het heele formulier te lezen. Als nu Ds Gerritsma opmerkt, dat hij de voor keur geeft aan de splitsing van het formulier in twee deelen, waarvan het eerste deel gelezen wordt op den dag van voorbereiding het andere bij de Avondmaalsviering in de beide diensten, is daartegen in te brengen, dat de liturgie, zooals die op de Gen. Synode der kerken is vastgesteld, een dergelijke splitsing niet kent. Wil men nu er op aandringen, dat deze ge wijzigd worde, zoo is daar niets tegen, maar zoolang ze niet gewijzigd is, dient men zich daar aan dan toch te houden. Bij elke Avondmaals viering moet naar art. 62 K.O. het Formulier gelezen worden. Het groote bezwaar, dat nu gemaakt wordt tegen het lezen van het geheele Avondmaalsfor mulier bij een tweede Avondmaalsviering op den zelfden dag, is dat dit te zwaar zou zijn en te veel van de aandacht zou vergen. Naar 't ons voorkomt speelt de suggestie hier een groote rol. Het Avondmaalsformulier leest metterdaad niet gemakkelijk. Het vraagt inspan ning om het te lezen en te volgen. Maar men overdrijve dit niet. Het zijn maar een viertal, hoogstens een zestal Zondagen in een, geheel jaar, dat die inspanning gevraagd wordt. En wordt daarmee dan teveel gevergd Daartegenover stelle men het groote belang van de lezing van het heele formulier. Als men de Avondmaalsviering in den tweeden dienst be schouwt als een voortzetting" van die van 's morgens en het stuk, dat handelt over de zelf beproeving, weglaat, of zelfs ook het tweede stuk, dan wordt aan die Avondmaalgangers ont houden, wat voor de rechte Avondmaalsviering noodig geacht wordt volgens onze K.O. en wat ook metterdaad noodig geacht kan worden. De lezing van het formulier vordert ongeveer twintig minuten. En zou men nu in ernst kunnen volhouden, dat het een onmogelijk zware eisch is, viermaal of zesmaal per jaar van den liturg en de gemeente te vragen, het heele formulier te lezen en te volgen. Als men zich zelf maar be vrijdt van de suggestie dat het „natuurlijk veel te zwaar is" valt het erg mee. En dan krijgt ook dat deel van de gemeente, dat alleen den twee den dienst lean bijwonen, waarop het recht heeft en wat het ook noodig heeft. Nog wordt als een bezwaar ingebracht, dat die tweede dienst dan zoo heel lang duurt, of dat de nabetrachtingspreek dan maar kort is. Bij nuchter bezien kan ook van dit bezwaar niet veel overblijven, althans niet zóóveel, dat men daarom de onverkorte lezing van het for mulier zou nalaten. Is het metterdaad heel erg te noemen, onover komelijk erg, als op vier of zes Zondagen in een geheel jaar, de dienst eens twee uren zou duren Was dat vroeger niet vaak de regel gedurende het heele jaar En met een dienst van twee uur behoeft de preek in de nabetrachting niet korter te zijn dan anders. Daarom lijkt ons de eenig goede regel, dat men bij een tweede Avondmaalsviering op denzelfden Zondag het geheele formulier weer onverkort leest. Dan ontvangen die Avondmaalgangers ook waar ze recht hebben en voor hen noodig is en de gemeente zal er geen schade bij lijden, wan neer ze ook dan haar volle aandacht aan dat formulier geeft. ZATERDAG 2 AUGUSTUS DE JEUGD NAAR „KORENBLOEM". Naar men ons meedeelde bestaat het voor nemen, Zaterdag 2 Augustus a.s. weer een jeugd- meeting te houden op de hofstede „Korenbloem" onder Serooskerke. Aan het verzoek, tot het bijwonen daarvan op te wekken, voldoen we gaarne, al meenen we, dat een opwekkingswoord niet noodig is. Onze jonge menschen zullen de gelegenheid om elkaar weer te ontmoeten zeker nu met beide handen aangrijpen. Meer dan ooit zal, in de bijzondere omstan digheden, waarin we nu als volk verkeeren, be hoefte gevoeld saam te komen, om te bidden en te danken en door een woord gesterkt te wor den bij de moeilijkheden, waarvoor ook de jeugd- arbeid geplaatst wordt. Als sprekers worden aangekondigd Ds C. B. Bavinck te Kampen, vroeger te Souburg, over „Bezinning en verwachting" en Ds A. B. C. Hofland van Oostkapelle over „Wat blijft". We vertrouwen, dat hun woord de rechte be sturing en bezieling zal geven. Wordt op deze jeugdmeeting allereerst de jeugd verwacht, het spreekt vanzelf, dat ook ouderen, bijzonder wel de ouders, daar hartelijk welkom zijn. Moge het een schoone rijk van God gezegen de saamkomst zijn. HEIJ.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 1