VAN VERRE EN NABIJ, FEUILLETON. DIE UW LEVEN I VERLOST vragen, zal een pauze gehouden kunnen worden van minstens een half uur. Wat anders zeer ge waardeerd werd, dat men in een groote pauze eens z'n vrienden en kennissen kon spreken zal ook nu, zij het op beperkten schaal mogelijk zijn. Het bestuur oordeelde, dat dit jaar geen re feraten moesten gehouden worden, die stof ga ven tot interessante bespreking. Waaraan we nu vooral behoefte hebben is, elkaar te ontmoeten om zoo gemeenschap te oefenen, èn aan een woord, dat kan bemoedigen en opwekken. We vonden daartoe bereid onzen tweeden voorzitter Ds van Voorst Vader en Dr K. Hui- zenga zulk een woord te spreken. Ook deze vergadering is toegankelijk voor al len, die belangstellen in onze scholen met den Bijbel. Ze kunnen dan bij hun schoolbestuur een uitnoodiging aanvragen. Deze moet ter vergade ring meegebracht. We hopen, dat deze vergadering op den be paalden datum zal kunnen doorgaan en God ons een goeden middag zal schenken, waarvan kracht moge uitgaan ter bevordering van den zoo be langrijken arbeid op onze scholen met den Bijbel. HEIJ. BEWUSTZIJNSVERNAUWING. Het is in de geschiedenis der kerk een bekend verschijnsel, dat telkens weer de belangen van de kerk door scherpe antithesen op den achter grond worden gedrongen. We willen dit verschijnsel door een voorbeeld verduidelijken. Toen de vorige oorlog Europa in vuur en vlam zette, toen onderging het volks bewustzijn plotseling een verandering. Veel van wat anders van voornaam belang werd gerekend, geraakte eensklaps op den achtergrond. Het veld van interesse werd aanmerkelijk kleiner. Men trok al zijn gedachten in enkele punten samen. Hetzelfde zien we bij dezen oorlog. Nauwe lijks was deze oorlog uitgebroken, of ineens wer den tal van vragen die leefden in onze kerken naar den achtergrond gedrongen. Er waren be langrijker dingen dan kerkelijke kwesties. Het ,,ik" van den mensch kwam meer in het centrum. Hoe handhaaf ik mij in de antithesen van het heden. Veel van wat overigens zeer belangrijk was werd gedrongen van het centrum naar de peripheri. Natuurlijk treft men dergelijke verschijnselen op allerlei gebied aan. Denk aan den geleerde, die zich zoo in zijn onderwerp verdiept, dat hij nergens meer oog voor heeft, dan wat zich voor doet aan zijn gezichtskring. Al zijn energie wordt geconcentreerd op een bepaald punt, met ver- waarloozing van ander gebied. Luther heeft ook iets dergelijks meegemaakt Hij was zoo geheel en al ingenomen door de gedachte, dat de Paus de antichrist was, dat hij met al zijn energie zich tegen hem kantte, wat eenerzijds natuurlijk te begrijpen is geweest, maar anderzijds overdreven was, omdat al het slechte en al het verkeerde van den Antichrist aan den Paus werd togeschreven. Iets dergelijks maken we als kerken mee. We concentreeren in gesprekken, in onze samenzijn, in onze omgang met elkander telkens en telkens weer alle aandacht op den oorlog. Op zijn ver loop. Op zijn afloop. We zitten er vol van en daarom loopt het hart er van over. Ons „ik" staat in het centrum en diegenen met wie we met tal van levensbanden verbonden zijn. En juist hier schuilt een gevaar. Het gevaar van bewustzijnsvernauwing. Waar blijft ons spreken over de dingen van Gods Koninkrijk Ga eens na onze gesprekken, die we voeren met elkan der. Wordt er door de oordeelen meer of minder ruimte gegeven aan het spreken over den Heere en Zijn dienst Hoe komt het, dat de kerkelijke pers tal van vroeger aangeroerde vraagstukken nu ineens laat liggen Waar is die interesse nu ineens heengegaan. Zie daar de bewustzijnsvernauwing. Ziedaar, hoe de belan gen van de kerk door de scherpte der antithese op den achtergrond worden gedrongen. Het is onze roeping als de kerk van onzen Heere Jezus hier tegen in te gaan en weer ons denken te richten op alles wat kan meewerken aan den op bouw en uitbouw van Zijn Koninkrijk. Desnoods door meening tegenover meening te stellen. En dan broederlijk te zoeken naar de waarheid. door I B. HENGELAAR 53) Omdat hij wilde vasthouden de herinnering, de herinnering aan haar. Hoe had hij haar leeren kennen, dat Anneke... Op de Oratoriumvereenigingdaar had hij haar ontmoet, met haar gepraat. In de pauzes. Na den zang. Dan op een uitvoering. Das Lied von der Clocke. Een zaal vol menschen. Hij op het podium. Ook Anneke. Het koor, gedragen door zware orkestbegelei ding, jubelde uit in opperste geestdrift„o, das sie ewig grünen bliebe, die schone Zeit der jun- gen Liebe". Hij zong het met z'n ziel. In dat aangrijpend oogenblik was zijn oog voor de zooveelste maal gevallen op dat kordate meisje, dat daar in hevige extase die zelfde woor den uitzong met heel het koor, in samenzang ook met hem. Toen had ook zij hem aangeblikt en in dat oogenblik hadden hun beider blikken elkander ontmoet. Ze hadden elkaar begrepen. Ze hadden elkaar hun liefde toegezongen. Maar niet door te zwijgen „om de tijdsomstan digheden". Geen bewustzijnsvernauwing, maar bewustzijnsverruiming en opbouw van zijn kerk, zij ons ideaal. ENKELE VRAGEN OM HET HEILIG AVONDMAAL. IV. Het ritueele gedeelte. De uitdeelers van het sacrament zijn alleen de dienaren des Woords. Zij voeden de schapen van den Heere Jezus als herders van Zijn kudde Natuurlijk doen ze dit in den middellijken weg. Ze zijn niet als Rome leertuitdeelaars van de genade, dus een middel tusschen God en het volk. God de Heere gebruikt ze in Zijn dienst, om de schapen te voeden en te laven. De ouderlingen dienen bij het Avondmaal als helpers. Zij handhaven de orde bij het aan en afgaan. Zij moeten voorts ook in hun koninklijk ambt toezien, dat geen vreemden of gecensureer- den aangaan. Ook dus bij het Avondmaal heeft een ouderling dienst. Voetius wil dat de bekers gevuld zullen wor den door de ouderlingen, omdat zegt hij, zij zijn als de Levieten voor de Priesters, den Dienaren tot helpers. Anderen willen, dat diakenen dezen arbeid zullen verrichten in navolging van de oude kerk, toen diakenen zorgden voor de liedemaal tijden. Echter gevoelt ieder, dat het verrichten van hulpdienst tenslotte bijkomstig is. Wat nu de elementen betreftniet altijd is men het er over eens geweest, dat dit moest zijn brood en wijn. En dan speciaalgezuurd brood en onvermengde wijn. Er zijn ketters geweest in de oude kerk die brood met kaas gebruikten. Anderen weer wenschten meel met bloed ver mengd. Rome en de Lutherschen gebruiken de hostie. Dit is alles echter tegen de Schrift in. De hos tie is geen voedingsmiddel en beeldt dus niet af de versterking van het geloof. En ons formulier maar bovenal de Schrift spreekt van bre ken van brood en drinken van de wijn. Wel zou men de vraag kunnen stellen of wij dan niet evenals de Heiland ongezuurd brood zouden moeten gebruiken. Maar bij het Paaschmaal was geen gezuurd brood aanwezig, en was het on gezuurde brood toen het gewone voedingsmid del. De Heiland heeft brood voorgeschreven, het blanke brood, dat zag op het blanke vleesch van onzen Heere Jezus Christus. Wat de wijn betreftRome vermengt de wijn met water. Dit is voor Rome een zeer belang rijke kwestie. Het zou een priester niet geoor loofd zijn het offer te beginnen als er geen water zou zijn aangebracht. Rome wil dit. omdat in Palestina alleen gemengde wijn werd gebruikt. En voorts, omdat op deze wijze wordt voorge steld, dat aan het kruis uit des Heilands zijde vloeide bloed en water. De kerk komt uit de bloed en waterstroom uit de zijde des Heilands, zegt Rome. We gevoelen ook hier weer, hoe speculatief Rome te werk gaat. Het breken van het brood is een sacramentee- len daad, die voor aller oog moet geschieden. Zoo heeft Christus het ons geleerd, toen Hij zijn laatste Avondmaal vierde met zijn jongeren. Juist op het zien komt het aan bij het Avondmaal. Meer dan op hetgeen ge hoort. Op de Synode van Middelburg in 1581 werd besloten, dat het brood wel in sneden op de disch mag worden geplaatst, maar „de brekinghe sal in de tegen- woordicheijt der Ghemeente geschieden". De wijze van aankomen verschilt nog al hiel en daar. De Synode van Dordrecht 1578 zeide „Ovemits wij' middelmatig achten in de bedie- ninghe des Nachtsmaals te staan ofte sitten (het knielen nemen wij uyt, om des perykels wille van het brood aan te bidden) soo sullen de ge meente die wijse gebruiken, die een yegenlijk al- der bequaamst sal dunken te wesen". Staande de teekenen ontvangen wijst al te zeer op haast. Knielende wilden onze Vaderen het niet om het bijgeloof, dat er zoo licht uit voort kan komen. Langs de banken gaan is even min aan te bevelen. Helaas moet dit in sommige kerken, omdat men een Avondmaalstafel niet plaatsen kan. Het beste is zittend aan de tafel, als de gemeente van Christus. Hoe het ritueele gedeelte bij de Avondmaals viering behandelt wordt is geen bijkomstige zaak. Hij wist hetAnneke Goudoever zou hem straks toebehooren. Dan had hij haar gevraagd, zich niet in haar vergist. Ze wilde hem toebehooren. O, die mooie tijd van hun liefde, van hun beider jonge liefde. De herinnering er aan bleef hem zoet. Ze zou hem eindeloos bekoren. Dit eene geluk wilde God hem nog schenken. Te mogen denken aan haar. Dat mocht hij houden. Daarom be waarde hij ook dit portret. Hij stak het in een boek. Zijn dierbaar kleinood. Het werd weer licht in z'n ziel. Ondanks toekomstrnisère bleef hij gelukkig in God, bleef hij dankbaar voor wat hij eens in haar had gevonden. HOOFDSTUK XXXIV. Mevrouw Kooijmans en haar dochter hadden gewinkeld. Catrien had haar moedertje maar meegetroond de eene winkelstraat uit, de andere weer in. Wat was er veel moois, veel dat aanlokte tot koopen. Dan hadden ze hun inkoopen gedaan, waren prachtig geslaagd. De beide dames zeulden langzaam weer naar huis, de dochter vroolijk snappend, moedertje steeds stiller wordend. „Wordt U moe vroeg Catrien plots. „Ja", hijgde ze, „gaan we even hier zitten Dan zaten ze op een bank. Aan de Singels. Heel knusjes. Het weer liet het toe. Moeder zei af en toe slechts een woordje. „Ik kom weer wat bij", zei ze eindelijk, „we In menige kerk wordt veel van de stichting weg genomen door het gedrang bij het aan en afgaan, of door noodelooze rekking van den dienst. Maar van nog veel meer belang is, dat het Avondmaal zoo heilig mogelijk worde gehouden. D.w.z. dat de kerk getrouw is in het weren van al diegenen, die een goddeloos en ergelijk leven lijden. Anders wordt het Heilig Avondmaal en daarmede de Naam des Heeren ontheiligd. A. H. OUSSOREN. DE GEREF. KERKEN EN DE EENHEID. II. Na 1905. Pluriformiteit. In de bekende, nu al herhaaldelijk genoemde brochure over de eenheid der kerken, schreef Dr K. Sietsma over onze kerken. Wij vermeld den de vorige keer, hoe Dr Seitsma een sterke drang en begeerte naar eenheid met alle kerken en belijders der Geref. confessie aanwezig ziet, zoowel in de kerken der Afscheiding als in de Kerken der Doleantie. Uit deze begeerte naar eenheid die bij beide leefde is de vereeniging van 1892, nauwelijks zes jaar na de Doleantie, voor een groot deel te verklaren. In de vereenigde kerken na 1892 bleef deze drang bestaan en beïnvloedde jarenlang de acti viteit in onze kerken. Het gebed „Breng, Heer, al Uw gevangenen weder" werd eerst voort durend gehoord. Maar het is een niet te looche nen feit, dat langzamerhand de kracht van dit gebed, de kracht van de roep om eenheid afnam. W Dat lag ook in den aard der dingen. Bij de vereeniging werd de organisatie van onze kerken meer gesloten. Allengs verdween het voorloopige karakter, dat de Doleantie-kerken eerst aan hun Synodes gaven. De behoefte werd grooter om de zaken van ons eigen kerkelijk le ven niet maar voorloopig doch definitief te re gelen. Er moesten maatregelen worden genomen voor Zending, Theologische studie, emeritus verzorging, welke definitief waren. De Kerkenorde werd aan een herziening on derworpen in 1905. Artikel 36 van onze Ge loofsbelijdenis werd gewijzigd. Dat waren in grijpende maatregelen ten aanzien van de eenheid met de andere kerken, die de Geref. Belijdenis erkennen. Van Christel. Geref. zijde is er in de laatste jaren officieel op gewezen, dat door de veranderingen in de Kerkenorde en de Belijdenis onze kerken hindernissen hebben geplaatst op den weg naar de eenheid voor hen, die geen wijzigingen in onze belijdenis gewenscht achten. Er is zelfs gezegd, dat onze kerken door deze wijzigingen aan te brengen haar bevoegdheid zijn te buiten gegaan, daar zij toch niet alle, maar slechts een groep der Gereformeerde Kerken in ons vaderland vormen. En een groep heeft niet het recht wijziging te brengen in datgene wat aller bezit is. Nu lijkt zulk een redeneering sterker dan zij is. Dr Sietsma wijst er op, dat ook in andere lan den sommige Geref. Kerken zoo gehandeld heb ben en toch naar vereeniging zijn blijven streven. En bovendien hebben de Geref. Kerken vlak na de Reformatie „door en bij het opstellen van haar confessies toch nimmer uitgesproken of willen uitspreken, dat zij b.v. de Luthersche Kerk niet als Kerk van Christus erkenden en de saam- hoorigheid van de kerken der Reformatie loo chenden", blz. 31. Onze kerken hebben het feit der bestaande verdeeldheid eenvoudig erkend en ook het andere feit, dat deze verdeeldheid niet zoo maar onge daan is te maken. Zij hebben echter ook ge voeld, dat de bestaande scheuringen niet alle voortgaande kerkelijke arbeid tot stilstaan moch ten dwingen. Ook niet de arbeid inzake belijde nis en kerkenorde. Dr Sietsma spreekt als zijn overtuiging uit, dat hij er niet aan tv/ijfeit of de Geref. Kerken zijn bereid voor de besluiten van 1905, waarte gen de Christel. Geref. broeders zooveel bezwa ren hebben, een „voorloopig" te zetten. Een „voorloopig" dat beteekent, dat onze kerken be reid zijn om met waarlijk Geref. Kerken te be raadslagen over de betreffende zaken zonder dat van te voren vast zou moeten staan, dat de be slissingen van onze kerken onveranderlijk en on corrigeerbaar zijn. Wij gelooven, dat Dr Sietsma hier de gevoelens die in onze kerken leven, tref fend weergeeft. Niemand onzer zal Synodebeslui ten, ook niet die van 1905, van te voren buiten hebben te lang gewinkeld." Catrien's stem klonk vroolijk op, ze herinnerde weer aan Karel's brief. Karei kwam thuis. Overmorgen. Hij wilde z'n vacantie doorbrengen in Gronin gen. Er was iets belangrijks in 't zicht. Karei had trouwplannen. De jongen had weer promotie gemaakt. Waarop zou hij nog wachten? Je bleef een eenzame in Enschedé al had je veel kennissen. Kareis brief lag op de schoorsteenmantel. Wat had moeder Kooijmans blij geglunderd, toen haar de brief was voorgelezen. Het ging zoo goed met hem in Enschedé. Toch, als hij trouw de, zou dat voor haar niet voordeeliger worden. Frits verdiende ook weer minder. Maar Catrien had een kantoor, maakte mooi carrière. Je moest letten op wat God gaf in Zijn goedheid. Catrien hield veel van haar kantoor, zou er nooit weer vandaan willen, tenzij haar Gerrit haar kwam halen. Zoover was het nog niet. Gods weldadig heden, je mocht ze nooit vergeten Dat wist moedér Kooijmans. Maar de dankbaarheid bleef wel eens weg, omdat de zorgen drukten en be nauwden. Als het maar goed ging met Frits Maatschappelijk kwam hij zoo slecht vooruit. En de jongen solliciteerde maar. „Nu toch maar opstappen, niet moeder stel de Catrien voor. Ze wandelden verder. „Kalmpjes, dan gaat het best", moedigde ze aan. Moeder monterde op. „Weet je, dat Frits een brief heeft geschre- alle kritisch onderzoek willen stellen, zoo dat kritisch onderzoek slechts plaats heeft op den basis van Schrift en Belijdenis. Als het de een heid kan dienen wenschen wij zelfs gaarne, dat het plaats heeft. De beslissingen van 1905 zullen den toets der kritiek zeer goed kunnen doorstaan. Hetgeen niet wil zeggen, dat zij volmaakt en niet voor verbetering vatbaar zijn. Verbetering naar Schrift en Belijdenis zullen wij met dankbaarheid aanvaarden zoo ze ooit wordt aangebracht. Na 1905 bleven onze kerken wel open staan voor de vereeniging met andere Gereformeerden. Dat kan blijken uit de pogingen om met de Christ. Geref. te spreken over eenheid, van wel ke pogingen we in een onzer voorgaande artikels een en ander vermeld hebben. Toch kwam, aldus Dr Sietsma, de gedachte van de „open Synode", van de „voorloopige" vergadering in de jaren tusschen 1905 en 1930 niet zoo sterk meer naar voren. Hij ziet dat ge ïllustreerd onder anderen in de discussie over de zoogenaamde pluriformiteit. Onze lezers begrij pen dit woord, letterlijk beteekent het meer- vormigheid. Hoewel er veel onhelderheid en ver schil van kijk op die zoogenaamde meer-vormig- heid der kerken bestaat, is er wel zooveel met stelligheid van te zeggen, dat de voorstanders der meer-vormigheidstheorie de verschillende kerken in Nederland zien als min of meer onderschei dene openbaringen van de ééne kerk. Openbarin gen die ook min of meer zuiver zijn. Dat woord „openbaring" is niet geheel vrij van raadselach tigheid in deze samenhang. Aldus sprekende gaat men er van uit, dat „de" kerk zelf, naar haar „wezen" onzichtbaar is. Die onzichtbare kerk of dat onzichtbare „wezen" van de kerk zou dan zichtbaar worden in alle chris telijke kerken in Nederland, hier wat beter en zuiverder dan ginds, maar toch ook ginds. Dat zichtbaar gewordene noemt men in deze gedach- tengang „openbaring". Nu is het niet onze bedoeling hier kritiek te oefenen op de (of een) pluriformiteitstheorie. Het gaat ons om de beteekenis van deze be schouwingen ten aanzien van de eenheid. Dr Sietsma ziet in de voorkeur voor deze be schouwing een zeker relativiteitsbeginsel in onze kerken zijn intrede doen, blz. 33. En terecht onzes inziens. Wie deze meervoudigheidstheorie gaat aan vaarden om zoo het naast elkaar bestaan van verschillende kerkelijke formaties te verklaren en te wettigen, die is bezig de kerkkwestie be trekkelijk te maken. Die voert een beschouwing in onze Gereformeerde gedachtenwereld in wel ke tot nu toe in onze Belijdenis geen plaats heeft. Die is bezig om hetgeen „breuk" is in de door den HEERE gewilde eenheid als een soort nor maal groeiproces te verklaren. Die neemt de schuld van de scheurmaking weg om er voor in de plaats te schuiven de „leer", dat het onzicht bare wezen der kerk zoo rijk is, dat het zich onmogelijk in één „kerkvorm" kan openbaren, alsof een kerkvorm een keurslijf is en de Heere ons niet in Zijn Woord voorschrijft, hoe de kerk ingericht en geregeerd moet worden. Onze belijdenis noemt de schriftuurlijke „kerk vorm" het juk van Christus. Ieder van wat staat of kwaliteit hij is moet zich onder dat juk voegen. Hier mogen wij geen „betrekkelijkheid" in voeren. Doet men het, dan kan het niet anders of de drang om bijeen te brengen wat uiteenging, moet verminderen. Zeker de begeerte om samen te spreken en samen te leven met andere min of meer zuivere kerken en groepen kan blijven, maar de drang en de roeping om actief te zijn in de richting van het gebod van Christus, zinkt noodwendig in. In onze kerken is mede tengevolge van de pluriformiteitsgedachte die drang afgenomen. En mee tengevolge van de discussie die in de laatste tien jaren over deze kerkkwestie is gevoerd is de activiteit om tot eenheid te komen weer ont waakt. Een man als Prof. Schilder door velen gezien als een voorvechter van de Geref. Kerken alleen maar, heeft geweldig veel bijgedragen tot verheldering van de juiste kijk op de kerk naar Schrift en Belijdenis, en zoodoende tot opwek king van de zuivere Gereformeerde eenheids drang. Brouwershaven. J. MEESTER. ven „Een brief Nee, waarheen „Ik had je 't zooeven al willen vertellen. Frits heeft vanmorgen een brief gestuurd aan z'n be stuur. „En kwam het meisje belangstellend. „Dat hij bedankt heeft als lid van de partij." „Ja Catrien schoot in de kleur. Moeder zweeg even. „Hé, heeft hij het toch gedaan „Na veel strijd", zei moeder. ,,'k Ben er blij om, erg blij", zei Catrien opge wekt, „hij heeft er een daad mee verricht." „Er moet nog iets volgen", kwam moeder als ze even had nagedacht, „ik heb den Heer er om gebeden. Hij moet nog zijn Heiland trouw zwe ren, openlijk voor Hem uitkomen." „Frits zal het zeker doen." „God is een hoorder der gebeden", zei moeder ernstig. Ze liep weer moeilijker. „Een trammetje nemen stelde Catrien voor. „Goed", lachte ze dankbaar. Er zoemde een tram aan. Ze stapten in. Het meisje hielp haar moeder. Dan zaten ze. „We hebben toch te lang gewinkeld", vond mevrouwtje weer. Ze zag bleekjes. „We zijn gauw thuis", poogde het meisje er den moed in te houden." Frits zat thuis. Er werd gebeld. Moeder Catrien Die kwamen er zoo in,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 2