WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN ÏN ZEELAND. No* 25 Vrijdag 20 Juni 1941 55e Jaargang UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS* ZEEUWSCHE KERKBODE HOOFDREDACTEUR: Ds A. H. OUSSOREN. REDACTEUR: Ds A. C HEIJ. MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, Dr N. J. HOMMES, A. B. W. M. KOK, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE RIJKDOM VAN DE EVANGELIE PREDIKING. I. 5. Want wij prediken niet onszelve, maar Christus Jezus den Heere en onszelve, dat w ij uwe dienaren z ij n om Jezus' wil. 1 Cor. 3 5. 6. Want God die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zoude schij nen, is degene, die in onze harten ge schenen heeft, om te geven ver lichting van de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Chris tus. Gen. 1 3. Joh. 8:12. 7. Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht Godes zij en niet uit ons. 2 Corinthe 4 57. In dit schriftwoord wordt dé rijkdom van den Evangelieinhoud op drie manieren tot uitdruk king gebracht. Allereerst zegt Paulus dat hij niet zichzelf pre dikt maar Christus Jezus den Heere, ofdat Christus Jezus Heer is. Ziedaar de prediking, die ook in de wereld van onzen tijd moet klinken Christus Jezus is Heer, Hij regeert. Hij is de overste van de ko ningen der aarde. Hem is alle macht gegeven. Dit was de belijdenis, de strijdkreet, de over- winningsroep van de oude Christelijke Kerk Jezus is Heer Niemand naast Hem Hij heeft absoluut gezag Die belijdenis werd uitgesproken in een we reld, waarin de keizer van Rome als godenzoon, als Heer werd vereerd en verheerlijkt. Zoo kwamen keizervergoding of staatsvergo- ding en Christusaanbidding met elkander in con flict. Voor den Christen was de keuze de keizer Heer of Jezus de Heer. Natuurlijk werd aanpassing aanbevolen Wat zou dat even een kniebuiging voor den aardschen keizer te doen Maar de Christenen stelden de antithese óf de een öf de ander. En toen vloeide het martelaarsbloed. In een oud martelaarsboek wordt bij den dood van iederen martelaar het jaar genoemd van den keizer die toen regeerde, maar steeds wordt er als een triumfkreet aan toegevoegd maar bij ons was koning onze Heer Jezus Christus. Die boodschap klinkt nog door de wereld. Het Evangelie komt met een absoluten eisch. Transigeeren, schipperen is niet geoorloofd. En dat kan ook in de toekomst martelaarschap beteekenen, wanneer andere heeren onzen Heer op zij trachten te dringen. Make God ons getrouw. De belijdenis „Jezus is Heer" beteekent dat we den dienst van andere heeren weigeren. Wanneer Jezus Heer is zijn wij Zijn eigendom en beschikt Hij geheel over ons. Niets van ons menschelijk bestaan kunnen en mogen we voor een anderen Heer reserveeren. Niemand kan twee Heeren dienen. Strijden we tegen alle „Heeren", die onzen Heere naar de kroon steken In vers zes drukt de apostel Paulus op andere wijze de zeldzame rijkdom van den Evangelie- inhoud uit. De hoofdgedachte is deze hetgeen God doet, als Hij een mensch tot nieuw leven, tot herschepping brengt, kan vergeleken worden met de schepping van het licht. De scheppings daad van het licht draagt hetzelfde karakter als de herscheppingsdaad van het geestelijk licht in de donkerheid van het zondaarsbestaan. Paulus wil ons laten gevoelen het wonderbaar lijke, het geweldige van dien overgang uit den geestelijken nacht tot het geestelijk licht. Duisternis is heel den Bijbel door het woord, dat de geestelijke ellende van ons menschenge- slacht teekent. Maar welk een wonder van macht en genade tegelijk God sprak ook in déze duisternis daar zij licht En toen is gekomen het licht, het geestelijk licht, dat de geestelijke duisternis verdrijft, het licht des hemels, het Koninkrijk van Gods won derbaar licht. Het natuurlijk licht nu vraagt om een oog, om de stralen van het licht te kunnen opvangen. Het licht van Godsgenade roept om een hart, om een geopend, ontvankelijk hart, opdat de stralen van dat hemelsch genadelicht in het men schelijk hart kunnen indringen. En met welk doel schijnt God in dat hart Om dat hart te verlichten door de kennis van Gods heerlijkheid. God doet door de prediking Zijn heerlijkheid kennen als een licht, dat de predikers hebben uit te dragen. Paulus put dus niet uit zichzelf. Hij brengt niet eigen geloofservaring, ook al gaat de prediking niet buiten zijn ervaring om. Alleen die zelf verlicht is kan en mag anderen verlichten. Doch niet met eigen licht. Neen zulk een prediker wil een instrument zijn tot verlichting met de kennis van Gods heerlijkheid. Welk een geweldige inhoud heeft de Evan gelieprediking De apostelen en alle Evangeliepredikers heb ben Christus te prediken als het licht der wereld. Door Hem ontvangen we de zuivere kennis Gods. God bewoont een ontoegankelijk licht, maar Hij openbaart zich in den Zoon. Christus moet schijnen in de donkere harten, dan wordt verkregen „verlichte oogen des ver stands". Israël kreeg kennis Gods uit het aangezicht van Mozes. Wij kennen God uit het aangezicht van Jezus Christus. Het volle Evangelie van Gods licht en genade is door Hem geopenbaard en door de Apostelen gepredikt. Wanneer ge God in Christus kent, wanneer ge in het licht het licht ziet, dan ontvangt ge het eeuwige leven. Dit is immers het eeuwige leven dat wij den eenigen en waarachtigen God kennen en Jezus Christus, dien Hij gezonden heeft. i V-' Geen wonder dat de apostel ten slotte de rijk dom van het Evangelie samenvat in het ééne woordschat. Wij hebben dezen schat. Het Evangelie brengt ons een volheid van on verdiende genadegaven. Het voorziet in alle zielsbehoeften, in alle nooden en doet dat met een alles te boven gaande mildheid. Alle aard- sche schatten zijn van verre niet te vergelijken met dezen hemelschen schat. Wie dezen schat bezit kan desnoods alle an dere schatten verliezen. Bovendien kan hij dezen grootsten schat nooit verliezen. Het Koninkrijk der hemelen met zijn goederen blijft. Als wij alles, alles derven, blijft Jezus' liefde ons bij in smart. Is de inhoud van het Evangelie niet zeldzaam rijk Zaamslag. KOK. SIMSON. Door eigen volk overgegeven, toch overwinnaar (2). Richteren 15. Juda werd dan voor de keuze gesteld öf vóór Simson te kiezen en het te wagen met hem de Filistijnen te trotseeren en als volk Gods de heidenen te verdrijven van de heilige erve öf nog langer den smaad te dragen als men maar het leven er mocht afbrengen. En toen kwam uit, hoe diep Israël, ook Juda was weggezonken. Van het geloof, dat het door zijn God, den God des hemels en der aarde, was afgezonderd onder de volkeren, dat het in zijn God onoverwinlijk was en door Hem over de vijanden zou triumfeeren, geen spoor. Ze zien alleen de macht van den vijand en in ongeloof meenen ze niet anders te kunnen doen, dan zich aan hem te onderwerpen, ook al moeten ze dan het juk blijven dragen. De prachtige ge legenheid hun geboden, om onder leiding van Simson het juk af te werpen en de eere van Gods-volk-te-zijn te hernemen, laten ze voorbij gaan. Drieduizend mannen van Juda gaan naar Sim son te Etam, maar ze gaan niet om te zeggen wij stellen ons achter u, wees onze aanvoerder. Ze gaan hem verwijten, dat hij de Filistijnen dorst trotseeren. Dat had hij niet mogen doen. Daardoor bracht hij hen maar in de moeite. „Wist gij niet" zoo zeggen ze „dat de Filistijnen over ons heerschen Waarom hebt gij ons dan dit gedaan Het was waar, dat de Filistijnen over hen heerschten dat wist Simson ook wel maar dit was hun zonde, dat ze dat als een vanzelf sprekende zaak aanvaardden, dat ze niet het abnormale gevoelden, dat het volk Gods over- heerscht werd door heidenen. Dit was hun zonde, dat ze niet opmerkten de genade Gods over Israël, als Hij een Simson deed opstaan, en in hem deed zien, dat de Fi listijnen niet onoverwinlijk waren, dat het mo gelijk was aan hun overheersching een einde te maken. Dat verwijt kon Simson op goede gronden af wijzen. Niet hij was begonnen, hij had alleen de Filistijnen gedaan, zooals zij hem gedaan hadden (vs 11). Desondanks deelen zij hem als hun besluit mede, dat ze hem willen binden en overleveren in de handen der Filistijnen. Ook zij vonden het gelijk later Kajafas beter dat één voor het volk stierve opdat het heele volk niet zou ver loren gaan. Smartelijker ding was voor Simson wel niet mogelijk. Hoe haakte zijn ziel naar de verlossing van Israël naar het oogenblik, dat Israël door het geloof in Zijn God den moed zou grijpen, de Filistijnen te weerstaan. Hoe hoopte hij, dat wat hij deed Israël daartoe bewegen zou. Het mocht niet zoo zijn. Tegen dat besluit van zijn volk verzet Simson zich dan echter niet. Hij is bereid zich door hen te laten overleveren. Alleen moeten ze hem be loven dat ze hem niet zullen dooden. Hij laat zich binden met nieuwe touwen en door zijn eigen volk zich alzoo overleveren aan zijn en hun eigen vijanden. Zoo scheen dan Simsons lot beslist en de ver lossing, waarmee hij begonnen was Israël te ver lossen, een droef einde te vinden in de sma delijke daad, van z'n eigen volk. Met den gebonden Simson in hun midden gaan de drieduizend mannen van Juda er ligt ironie in dat woord „mannen" (vs 11) naar het legerkamp der Filistijnen te Lechi. Met groot gejuich werden ze daar ontvangen. De Filistijnen hadden toch nog wel eenige vrees gekoesterd, dat Israël eens kon gaan denken aan een opstand nu ze een man als Simson in hun midden hadden. Die vrees bleek dan echter on gegrond. Zie ze daar komen met den gebonden Simson in hun midden. Dat was om te juichen. Nu zal het met de stoutigheden van Simson ge daan zijn Nu zullen ze hem wel onschadelijk maken Wat een begin scheen te worden van een op stand van Israël tegen de Filistijnen, zal in 't be gin worden gesmoord. Het zou blijven zooals het was en zooals het huns inziens ook behoorde, dat Israël aan hen onderworpen bleef. Wat zou toch die ééne Simson tegen een heel leger van Filistijnen. Het was nu maar een kwes tie van een oogenblik om hem voor goed on schadelijk te maken. Juicht dan Filistijnen, juicht Maar ze juichten dan toch te vroeg. Ze dach ten verkeerd. Ze dachten, dat Simson alleen stond tegenover hun gansche leger. Maar daarin vergisten ze zich dan. Ja, als men lette op de dingen, die gezien werden, dan was het zoo, maar bij Gods volk moet ook gerekend worden met de dingen, die niet gezien worden. Simson was niet alleen. Ook hier gold de waarheid van Luthers lied Hem stond een sterke held terzij. Vraagt gij zijn naam, zoo weet, dat Hij de Christus heet, Gods eengeboren Zoon, overwinnaar van den troon. De zege is Hem beschoren. Er was aan de geboorte van Simson iets bij zonders voorafgegaan. De Engel des Heeren was verschenen aan zijn moeder om haar te zeggen, dat haar een zoon zou geboren worden, die be ginnen zou Israël te verlossen. Die Engel des Heeren was hier bij hem .Die zou hem bijstaan. In dien Engel des Heeren was God met hem en God zou hem de overwinning geven. Het liep dan ook heel anders dan de Filistij nen het zich gedacht hadden. Niet zij zouden met hun schijnbare overmacht triumfeeren over Simson, maar hij over hen. Als Simson gebonden staat in 't midden der Filistijnen, wordt de Geest des Heeren vaardig over: hem en die geeft hem bovenmenschelijke kracht. De nieuwe touwen hebben dan niet meer kracht dan door het vuur gezengde vlasdraden. De gebondene verbreekt die touwen en eens klaps staat hij voor hen als een ongebondene. Z'n handen zijn vrij, hij grijpt een versch ezels kaakbeen, dat daar lag en slaat er mee op de Filistijnen in. Het werd een groote slachting. Hij was niet te weerstaan. Bij hopen slaat hij de Filistijnen neer, bij honderden. Het juichen was voor Simson. Hij kan straks zijn zegelied aanheffen met het kaakbeen van den ezel heb ik ze tot een hoop gemaakt, met het kaakbeen van den ezel heb ik duizend man gekraakt Die plaats werd toen door Simson genoemd Ramath-Lechi, d.i. Kaakbeenshoogte. Wanneer hier het getal duizend wordt ge noemd, is dat niet zóó te verstaan, dat Simson na afloop de verslagenen geteld heeft en dat het er toen juist duizend bleken te zijn. Er wordt mee aangewezen een groote menigte. Dat getal duizend doet ook denken aan de be lofte des Heeren door Mozes indertijd aan Israël gegeven „Hoe zoude een eenige duizend jagen en twee tienduizenden doen vluchten, ten ware dat hunlieder rotssteen hen verkocht en de Heere hen overgeleverd had (Deut. 32:30). Deze be lofte was door Jozua herhaald een eenig man onder u zal er duizend jagen, want het is de Heere uw God zelf, die voor u strijdt, gelijk als Hij tot u gesproken heeft (Joz. 23 10). Hier bleek de waarheid. De Heere was met Simson en deze eenige versloeg duizend man. In Simsons lied ontbrak iets. Daarin sprak hij alleen van zich zelf, en gaf hij zichzelf de eer ik heb duizend man geslagen. Dat was wel waar, maar dat was alleen daarom zoo, omdat de Heere hem gesterkt had. Tot die erkenning van de genade Gods wordt hij echter gebracht. Na alles wat van z'n krach ten gevorderd was, voelde Simson zich uitgeput en werd hij door een hevige dorst gekweld, zoo dat hij vreesde te zullen sterven. En toen kwam hij op z'n plaats. Toen erkende hij Gij, Heere, hebt door de hand Uws knechts dit groote heil gegeven. En toen bad hij zoude ik nu van dorst sterven en vallen in de hand dezer onbesnedenen Daarin spreekt duidelijk Simsons geloof. Dat woord verklaart, dat ook hij in Hebr. 11 wordt genoemd in de rij der geloofshelden. Door het geloof wist Simson zich een knecht des Heeren. Door het geloof erkende hij, dat God die ver lossing geschonken had. Door het geloof riep hij in den nood den Heere aan. De Heere verhoorde dat gebed door een won der te doen. God kloofde de holle plaats die in Lechi is en er kwam water uit en Simson dronk, zijn geest werd weer verkwikt en hij leefde op. Ook aan die fontein geeft Simson een naam. Hij noemt ze „Aanroepers-fontein". Die naam was nog bekend toen het boek Richteren geschre ven werd. Zoo getuigde die plaats van Simsons daad „Kaakbeenhoogte", maar ook van de verlossing door den Heere in den naam „Aanroepers- fontein". Simson werd wel door z'n eigen volk over gegeven aan de vijanden nochtans overwon hij en werd daarin Israëls verlosser. Als Israël in z'n geheel de antithese loslaat, blijft God die handhaven in den éénen Simson en in die handhaving blijft Hij in Zijn genade en trouw Israël zegenen. DISTRICTSVERGADERING 27 JUNI. Reeds tal van jaren kon het negende district van den Schoolraad in een druk bezochte ver gadering regelmatig bijeenkomen, totdat het vo rig jaar die regelmaat verbroken werd. De voorbereidingen waren voltooid, sprekers uitgenoodigd, de datum was vastgesteld, maar de uitnoodigingen konden niet worden verzon den. Het gebouw, waarin de vergadering zou ge houden, St. Joris op de Balans te Middelburg was een ruïne geworden en het verkeer was der mate ontzet, dat er niet aan te denken viel toen te vergaderen. Ook verder in het jaar bleven de verkeersmoeilijkheden een belemmering. Des te meer is het bestuur verblijd, dat het nu weer kan uitnoodigen tot het bijwonen van een vergadering. Die zal dit jaar gehouden wor den D.V.. Vrijdag 27 Juni te Goes in Schutters hof. Het zal nu alleen een middagvergadering zijn, omdat rekening moest gehouden met de distri butie-moeilijkheden. De vergadering begint te half drie en moet ongeveer te vijf uur eindigen. We hebben dan twee en een half uur tijd. De sprekers zullen op hoogstens anderhalf uur be slag leggen en omdat de andere werkzaamheden zeker wel niet meer dan een half uur zullen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 1