FEUILLETON.
DIE UW LEVEN—
I VERLOST
KERKNIEUWS*
van God, dat óók aan het Avondmaal een be
tere gids is dan onze eigen gedachten. Wel zal
in kleine kerken dit eenige moeilijkheid geven,
maar misschien dat zoo meerderen zouden wor
den tevreden gesteld.
Echter dit is duidelijk ons formulier geeft
aan, dat er gelezen wordt, terwijl men commu
niceert. En wie zich aan dit formulier houdt kan
niet het verwijt ontvangen, in te gaan tegen de
gewoonte der Vaderen.
Een volgende vraag is of diegenen, die aan
de tafel zijn geweest direct zullen bidden zoodra
ze weer op hun plaatsen zijn gekomen.
En ik meen hierop „neen" te moeten antwoor
den.
Laten we eens nagaan wat eigenlijk Avond
maal vieren is. Het is aanzitten aan een maaltijd.
En dan beginnen we gemeenschappelijk. We bid
den allen met elkander vóór we aankomen. Pre
cies zooals we dat doen in onze gezinnen. In
ieder gezin waar de orde is, zal het toch niet
zoo gaan dat nu eens de één en dan weer de
ander zal gaan bidden en zich aan tafel zal zet
ten. Neen, zooveel mogelijk gebeurt dit in ge
zinsverband. En de Vader als priester verstaat
zijn roeping niet indien hij niet overluid voor
gaat in gebed.
En na het eten aan de huiselijke disch is het
toch niet zoo, dat nu eens de ééne bidt en dan
weer de ander en dat ze maar wegloopen wan
neer ze dit wenschen, neen, het gezinsverband
zal gehandhaafd worden. Juist omdat het een
maaltijd is, zal men gemeenschappelijk beginnen
en gemeenschappelijk eindigen.
Is het anders bij het Heilig Avondmaal
Ook hier past orde. Dat wil God de Heere.
Hij wil, dat we als kinderen van een gezin ge
meenschappelijk zullen aankomen, zooveel dit
mogelijk is, en gemeenschappelijk zullen eindigen,
zooveel dit mogelijk is. Immers wanneer allen
aan de tafel des Heeren zijn aangeweest, dan
wordt gezamelijk God den Heere gedankt met
Ps 103, waaraan nog wordt toegevoegd een kort
maar zeer schoon dankgebed, God de eere ge
vend voor de gave van den Middelaar, voor de
gave des geloofs, voor de gave van het Sacra
ment.
Het is in elk geval niet overeenkomstig de li
turgische orde, wanneer men persoonlijk en niet
gemeenschappelijk bidt. Als men vraagt of het
dan zonde is och, neen, dit woord zou me te
sterk zijn. Liturgisch onjuist, is m.i. beter uitge
drukt. We zullen niemand er met één woord
over lastig vallen, wanneer hij meent, dat dit
danken direct moet geschieden, wanneer men
weer op zijn plaats zit. Alleen maar onze Va
deren kenden dit bidden niet.
Iets geheel anders is natuurlijk het onnoodig
de dienst verbreken door ontijdig, zonder samen
gedankt te hebben, en zonder samen met Ps 103
den Heere geloofd te hebben en zonder den ze
gen des Heeren ontvangen te hebben en zonder
de liederen met Gods volk gezongen te hebben
den dienst te verlaten. Dit is niet alleen onlitur
gisch, maar verkeerd. Wanneer een kerkeraad
hieraan zou toegeven, zou het Avondmaal ten
slotte verloopen ineen gelegenheid om-even-
aan-te-komen-en-weg-te-gaan. Van dienst is dan
geen sprake meer, noch van gezinsverband, noch
van eerbied voor de liturgische orde. Ouders zul
len goed doen hun kinderen er op te wijzen, dat
God de Heere een God van orde is, en niet van
wanorde.
Een vraag, die hier onmiddellijk mee in ver
band staat is deze kunnen de diensten niet kor
ter zijn. Vooral in groote kerken is het toch wel
heel, heel erg als men ongeveer twee uur in de
kerk moet zitten. Het is eenvoudig niet om uit
te houden.
Ik trek dit in twijfel. Sterker ik wil dit ont
kennen. Hoe lang duurden de diensten voor 25
B. HENGELAAR
52)
Frits, plots dook weg.
Daar stond Anneke Goudoever
Het 'duizelde hem even.
Anneke
Zag hij 't goed
Anneke hier Zij hier spreken
Wat overkwam hem nu
Toch vergiste hij zich niet.
't Was zéker Anneke.
Ze liet haar blik weiden over de honderden
die in spanning wachtten, dan luisterden naar
wat ze ging zeggen.
Frits luisterde en zij sprak.
Anneke Goudoever sprak en hij luisterde, luis
terde met heel z'n aandachtige, ontvankelijke
ziel.
Hoe bekoorde hem die stem.
Hoe dronk hij haar woorden in.
Hoe dwong ze hem tot luisteren.
En toch hoe eenvoudig sprak ze.
Anneke, 't was nog het Anneke van vroeger.
Die stem, zoo bekoorlijk. Die toon, zoo over
tuigend. Die woordkeuze, zoo beslist.
Toch scheen ze veranderd, 't Was of een
bovenaardsche glans haar bestraalde, haar in dit
uur een hoogere schoonheid gaf. Wat voelde hij
zich nietig bij Anneke.
Wat stond het meisje ver boven hem.
Wat ademde ze in een sfeer van heiligheid.
Wat sprak ze van dingen, waaraan zijn poo-
vere gedachten niet raakten zelfs.
Hoe had hij toch geleefd de laatste jaren, ge
leefd als in een sleur, geloopen als in een tred
molen. Verblind door een onwezenlijk idealisme.
Hoe bracht dit meisje hem enkel reeds door
jaar geleden Wat zei men wanneer een dienst
geen twee uur duurde
En moest men toen niet veel meer moeite doen
om in de kerk te komen dan nu. Uren liepen
sommigen. En des middags en des avonds velen
weer. En toch kwam de gemeente op, trouw
zelfs. Toén kon het. Nu niet? Zijn we zoo ver
weekt, verzwakt, dat we nu niet meer twee uur
in Gods huis kunnen zitten, en dan nog maar één
keer in de drie maanden
Bovendien dit zitten is geen actieloos neerzit
ten. Wanneer telkens uit Gods Woord wordt
voorgelezen, wanneer telkens psalmen worden
gezongen, doet men dan niets Wanneer men
telkens ziet hoe velen hun geloof belijden, is dat
niet een feest op zichzelf. Neen, doelloos is het
zitten in de kerk allerminst. Wie bewust mee
luistert, meezingt, terwijl hij nog op zijn plaats
zit is actief bezig in des Heeren huis. Het werpt
een somber licht op ons hart, wanneer we zulk
Schriftlezen, zulk zingen, zulk belijden van de
gemeente zouden verachten en kleineeren door
te zeggen we hebben daar niets aan Dan ge
ven we wel een duidelijk oordeel over ons zelf.
Een andere vraag is weer, of we niet moeten
streven naar kortere diensten. Inderdaad meen
ik dat dit wenschelijk is. Maar niet, omdat men
dan korter zou moeten „wachten". Wel, omdat
ouden van dagen en sommige zusters zulk een
langen dienst moeilijk valt. Daartoe geve men
korter psalmen op. Prof. Hoekstra ried zijn stu
denten aan bij de viering van het Heilig Avond
maal het „lange" gebed, het gebed voor allen
nood der christenheid geheel weg te laten en zich
in 't gebed te concentreeren op het vieren van
het Avondmaal. Bovendien behoeft een dienaar
des Woords niet de Psalmen geheel voor te lezen.
Veel buitenlandsche kerken hebben de gewoonte
alleen maar de eerste regel aan te geven. En
wanneer er dan als maatregel van orde de
Avondmaalgangers niet tegen elkander inloopen,
maar diegenen die aankomen van de ééne zijde
aangaan en diegenen die naar hun plaatsen gaan
van de andere zijde wegggaan, dan zal de dienst
in den regel niet langer dan twee uur duren.
Volgende week hopen we meer te zeggen van
het ritueele gedeelte.
A. H. OUSSOREN.
DE GEREFORMEERDE KERKEN EN DE
EENHEID.
I.
In de bekende brochure, waarin Prof. Dr Se-
verijn en Prof. L. H. v. d. Meiden schreven res
pectievelijk over de Hervormde- en de Christ.
Geref. Kerk en de eenheid, heeft Dr K. Sietsma,
Geref. predikant te Amsterdam-Zuid een opstel
geplaatst over onze Kerken en de eenheid.
Zijn bijdrage is prachtig.
Prachtig door helderheid; strekking en be
doeling.
Dr Sietsma schrijft aan het eind, dat hij over
tuigd is, dat hij spreekt uit het hart van de Geref.
Kerken wat de hoofdstrekking aangaat. Mij
dunkt zoo is het. Iedere meelevende Gerefor
meerde zal van heeler harte instemmen met dit
betoog. Het zal hen goed doen het te lezen.
Niet omdat de Geref. Kerken en de leden van
die Kerken op het schild worden geheven. Niet
omdat bij de Geref. Kerken alles wordt gepre
zen. Dr Sietsma kent de gebreken van onze ker
ken en weet ze ook aan te duiden, en de fouten
van de leden onzer Kerken inzake het stuk van
de Kerk en de eenheid ziet hij heusch niet voor
bij. We komen daar op terug.
Hij schrijft aan het eind ook, dat hij zich be
wust is voor eigen verantwoording te hebben
geschreven en dat hij kritiek verwacht, kritiek
van binnen en van buiten. Maar onzes inziens
zal de kritiek van binnen onze kerken zeker niet
veel kunnen zijn. Stellig zal zij er niet kunnen
zijn op eenig punt van beteekenis.
haar woorden in een wereld van een door hem
nooit vermoede heerlijkheid
Wij moeten den weg terug. Terug naar God,
die de bron is van geluk."
„Naar God terug" echode 't in Frits.
God, de bron van geluk.
Zoo sprak een socialist niet.
Die verwachtte het van beneden, van den
mensch.
Anneke's woorden drongen door tot z'n ziele-
oor raakten ook zijn nood.
„Onze tijd wil van schuld niet weten. De
mensch van onze dagen wil niet erkennen, dat
hij ellendig is, nu ronddoolt als een balling, ver
van 't Vaderhuis.
Maar wie in schuldgevoel tot den Vader terug
keert en Hem oprecht z'n zonden belijdt, zal
zéker bij Hem gehoor vinden.
Daar is vergeving altoos bij Hem geweest.
Ook nu nog.
Erkent Hem dan uw onmacht.
Belijdt Hem uw schulden, uw zonden.
Ga tot Hem in uw nood en met uw nooden.
Gods genade zal dan uw kranke hart genezen,
uw jeugd vernieuwen als eens arends.
Dus waar dan heen Tot God alleen. Hij zal
ons niet verstooten. Zijn eigen zoon heeft tot
Gods troon den weg ons weer ontsloten."
Het Park stroomde leeg.
Frits peddelde naar huis.
Zonder Welders.
Hij wilde liever alleen zijn, alleen zijn en op
zich laten inwerken de woorden, die hij van
middag had gehoord, die woorden die hem niet
loslieten meer, woorden die nadreunden in z'n
ziel.
Hier was hij ontmaskerd, in z'n leugenachtig
bestaan ontdekt.
Hier was God geweest.
Frits Kooijmans begreep.
Hier was hem het halt toegeroepen.
Terug naar God. De weg terug
Hoe was hij zoo verdoold geraakt. Was hij
wel ooit vrij geweest Neen, hij had zich zelf
Dr Sietsma begint met de historische lijn te
volgen, welke er in onze kerken is inzake het
zoeken van eenheid met andere kerken en leden
van Geref. belijdenis. Er is inderdaad in onze
Kerken een historische lijn in dezen. Niet alleen
als het particulier gevoelen van sommige voor
aanstaande broeders. Onze kerken hebben zich
telkens ook officieel uitgesproken over hun be
reidheid om te strijden tegen sectarisme, ver
splintering en verscheuring van de eenheid der
Gereformeerden in ons vaderland.
Nooit heeft het in onze kerken ontbroken aan
pleitbezorgers voor deze zaak der eenheid, aan
mannen die gevoelden, hoe het gebod des Heeren
en het wezen van de Kerk beide, nopen om zich
te bezinnen over de oorzaken der scheuring en
over het wegnemen daarvan. En dat waarlijk
niet uit een zekere neiging om de grenzen te ver
doezelen. Neen, aldus de schrijver, het zijn niet
zelden juist „de broeders geweest, die alles wil
den opofferen voor de handhaving der onver-
valschte waarheid, voor het bewaren van het
Woord Gods en de belijdenis der kerk, en voor
de rechte bediening van Woord, Sacrament en
tucht, die een warm pleidooi voerden voor het
samengaan van die waarlijk bijeen hooren".
En dat niet alleen. Zooals we schreven, ook
officieel hebben onze kerken met wisselende ge
trouwheid en gevarieerden nadruk zich uitge
sproken voor het zoeken van eenheid met hen,
die één geloof met ons belijden en één doop met
ons ontvangen hebben.
Met enkele woorden wijst Dr S. dan hoe deze
tendenz, deze neiging naar eenheid met alle broe
ders van Gereformeerde belijdenis aanwezig was
ver vóór de vereeniging van 1892 en ver vóór
de Doleantie van 1886.
De Acte van Afscheiding van 1834 geeft reeds
de uitspraak onzer vaderen „zich te willen ver-
•eenigen met elke op Gods onfeilbaar Woord ge
gronde vergadering". En dat dit gemeend was,
hebben zij getoond in 1869 (hereeniging met de
kruisgemeenten) en daarna in 1892 (vereeniging
met de doleantie-kerken).
Vooral die laatste stap is een stap geweest,
die de toenmalige Christ. Geref. Kerk wat ge
kóst heeft. Het was wat voor „de gescheidenen"
om hun reeds vertrouwde kerkelijke samenleving
te zien doorbreken en om zich in allerlei dingen
te schikken naar den gang der nieuw ingetrede-
nen. Wij kunnen ons niet meer voorstellen hoe
véél dat hen gekost heeft, schrijft Dr Sietsma.
Maar zij déden het, gedreven door dezelfde ge
hoorzaamheid, die in 1834 leefde.
De Kerken der Doleantie stonden hierin niet
achter bij de toenmalige Christ. Geref. Kerk.
Zij zochten van meetaf eenheid met alle Gere
formeerden die vrij waren van de Hervormde
bestuursorganisatie.
Aanstonds was bij hen het besef levend, dat
zij niet de Geref. Kerken waren, maar slechts
een deel, een groepeering van de Geref. Kerken.
Welsprekend getuigenis van dat bewustzijn geeft
het feit, dat de kerken der Doleantie in 1887 en
volgende jaren samenkwamen onder den naam
„Voorloopige Synode der Nederduitsch Gere
formeerde Kerken". Dat was geen fraze. Wel
bewust kozen zij den naam voorloopige Synode
om daarmee uit te drukken, dat hun kerkgroe-
peering nog niet af was, om te toonen, dat op
een Synode der Geref. Kerken ook de Christ.
Geref. Kerk moest vertegenwoordigd zijn en ook
de plaatselijke Geref. Kerken, die nog waren ach
ter gebleven onder het juk van de Haagsche Sy
node. Deze voorloopige Synode weigerde dan
ook, schrijft Dr S. op het agendum te plaatsen
dié zaken, die, als van principieelen aard, be
hoorden tot de competentie van de volle ver
gadering van alle Geref. Kerken. Zelfs liet zij
na om bij de hooge overheid een bede in te
dienen om rechtsherstel inzake het stoffelijk
goed, omdat zij achtte dat dit een zaak was die
de heele Geref. gezindheid aanging. Uit een en
ander blijkt een groote waakzaamheid tegen alle
sectarisme. De doleerenden wilden het aantal
een last opgelegd, die al zwaarder drukte, die al
feller benauwde.
Eiken dag hoorde Frits 't luider en dringen
der „Naar God terug, de weg terug."
Hoe had toch het socialisme hem kunnen be
koren, hem levensvolheid kunnen bieden.
Nu werd hij het moe, doodelijk moe.
Had hij in een roes geleefd
Niet geweten, niet vermoedend, dat het so
cialisme, dat de partij, dat heel de samenwerking
met socialisten z'n jonge fiere leven had gebon
den, gekneld, in boeien had geslagen.
Had hij er geen levensopgang verwacht
Had het niet levensondergang gebracht?
Geluk, echt levensgeluk had hij er gezocht.
Ontnuchtering had het bezorgd, enkel ellende.
O, als het leven hem weer een kans gaf
O, als hij weer de weg wist naar geluk.
Anneke had het gezegd.
Ook hem gezegd, vooral hem gezegd.
Anneke's boodschap was geworden Gods
boodschap aan hem. Haar had hij mogen hooren.
Moeten hooren.
Gods gunst over hem Gods liefde tot hem
Liet God zich nog vinden De heilige God
Dan dagen later
Frits Kooijmans lag er als een boeteling, en
z'n ziel kermde „Red mij Heer, red mij uit m'n
nooden".
Het klonk als een kreet. Een kreet om genade.
Zou God Zijn gena vergeten Niet meer van
ontferming weten
God hoorde.
Hij ontfermde zich.
Nu, in dit uur, over Frits Kooijmans.
De nevelen weken. De zon van Gods genade
brak zegevierend door, deed het licht dagen in
z'n donkere ziel.
Dan op een avond in de stille intimiteit van
het bovenkamertje
Frits Kooijmans zat gebogen over een boek.
't Was stil om hem. Geen geluid drong door.
Daar stond z'n boekenkast. Boeken, veel boe-
secten in ons vaderland niet met één vermeer
deren. Zij beoogden de Gereformeerde Kerk vrij
te maken van haar ongereformeerde en onschrif
tuurlijke boeien en wenschte daartoe niet alleen
verbreking van de Haagsche bestuursorganisatie
der Herv. Kerk, maar ook hereeniging met alle
Gereformeerde Kerken en belijders in ons land.
In de vereenigde kerken na 1892 was alzoo uit
beide kerkgroepen een sterke drang ingedragen,
om kerkelijke samenleving te zoeken daar waar
eenheid van Schriftgeloof en eenheid van belij
denis en van handhaving der belijdenis aanwezig
was.
Daarom staat op onze Synoden na 1892 tel
kens op het agendum de arbeid tot vereeniging
met andere kerken van Geref. belijdenis, ook
met hen, die zich in 1892 van ons losmaakten en
zich opnieuw noemden met den naam Christ.
Geref. Kerk.
Maar Dr Sietsma wijst er heel fijn op, dat na
1892 er ook een ander accent kwam in onze
kerken.
Het „voorloopig" raakte uit.
De organisatie van onze kerken werd meer
gesloten. Zaken van eigen kerkelijk leven eisch-
ten veel zorg. Werden niet langer „voorloopig"
doch definitief geregeld. Langzaam ontstond
meer de idee, dat wij een vastgesloten groep
kerken vormden en de roep om eenheid met an
dere Gereformeerden klonk meer gedempt, werd
straks bijna niet meer vernomen.
Dr Sietsma ziet tusschen dit verschijnsel én de
zoogenaamde leer der pluriformiteit een zeker
verband. De voorstanders van de pluriformiteit
der kerk zien de verschillende kerken in Neder
land, min of meer als verscheidenheden, als on
derscheiden openbaringen van de ééne kerk. Na
tuurlijk moet bij deze beschouwing de drang tot
het zoeken van kerkelijke eenheid sterk ver
minderen, omdat de noodzaak daarvan niet lan
ger wordt gevoeld als behoorende tot het wezen
der kerk. Men gaat de verscheurdheid tot op
zekere hoogte als rechtmatig erkennen. Van
schuld is in dezen geen sprake meer.
Brouwershaven. J. MEESTER.
BEROEPEN TE
Haren (2e pred. pl.B. Timmer te
Wagenborgen.
Velp K. Hart te Oostwold (Oldambt).
Zetten J. H. Teerink, Cand. te Ermelo.
Doetinchem Cand. J. T. Meesters, hulpp. aldaar
AANGENOMEN NAAR
's-Gravenzande (2e pred. pl.): D. W. v. d. Laan
te Sleen (Dr.).
Giessen-Nieuwkerk P. Moerenhout,
Cand. te Utrecht.
Doetinchem Cand. J. T. Meesters, hulppr.
aldaar.
BEDANKT VOOR
Drachten (vac. Staal): Chr. W. J. Teeuwen
te Heerde.
Aan de kerkeraden van de Gereformeerde
Kerken in Nederland is het volgende schrijven
gezonden
Weleerwaarde en Eerwaarde Broeders
De Commissie, door de Curatoren van de
Theologische Hoogeschool benoemd ter organi
seering van den Theologische Hoogeschool-dag,
heeft de eer, U te berichten, dat deze D.V. dit
jaar op Donderdag 19 Juni te Utrecht zal wor
den gehouden. Des avonds te voren zal om 7.30
in de Westerkerk aldaar Catharijnekade 9,
enkele minuten van het station) een Bidstond
worden' gehouden, waarin hoopt voor te gaan
Ds B. Holwerda van Amersfoort. Daarna zal er
een ontmoetings-samenkomst plaats hebben in
Hotel Noord-Brabant op Vreeburg, dicht bij de
Westerkerk.
ken.
Vanavond boeide dit boek hem alleen.
Het groote boek.
Z'n oogen zochten verlangend.
En hij las „Loof den Heere, mijne ziel, en al
wat binnen in mij is, Zijnen heiligen Naam. Loof
den Heere, mijne ziel en vergeet geene van Zijne
weldaden.
Die al uw ongerechtigheid vergeeft.
Die alle uwe krankheden geneest.
Die uw leven verlost van het verderf.
Die u kroont met goedertierenheid en barm
hartigheden.
Die uwen mond verzadigt met het goede, uwe
jeugd vernieuwt als eens arends."
Frits blikte op, zag plots Gods rijke genade
glanzen.
Een golf van zekerheid stuwde in hem op.
Hij wist het geschreven, hij wist het geschre
ven voor eigen ziel„Die uw leven verlost
HOOFDSTUK XXXIII.
De crisis, die maar aanhield over heel de we
reld, die het economische leven wreed in haar
greep hield, heel de samenleving ontwrichtte en
ontredderde, die geen branche meer ontzag, haar
slachtoffers overal telde, de crisis werd ook nij
pend voor Hasselaar's zaak, plaatste ook Has
selaar voor lastige problemen.
Crisis was voor Hasselaar altijd maar een
woord geweest, een klank waarvan de realiteit
nog niet tot hem was doorgedrongen. Hij las er
over in krant en periodiek. Hij babbelde er over
in trein en huiskamer. Hij gaf er ook quasi-
gewichtig z'n meeningen over te kennen aan
vrienden en huisgenooten.
Nu, na een aarzelend uitstel van veel maanden
trof de crisis ook zijn bedrijf, stond het spook
ook voor zijn deur. Tijdens en ook na den we
reldoorlog nog was het bedrijf der firma Hasse
laar en Retèl bijzonder levendig geweest. De
firma had in deze voorspoedjaren gemakkelijk
kunnen wedijveren met haar collega's in de naas
te omgeving. In de goede na-oorlogsche jaren