No* 24 Vrijdag 13 Juni 1941 55e Jaargang f WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS* (1). VAN VERRE EN NABIJ* ZEEUWSCHE KERKBODE HOOFDREDACTEUR: Ds A. H. OUSSOREN. REDACTEUR: Ds A. C HEIJ. MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, Dr N. J. HOMMES, A. B. W. M. KOK, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 L. S. In verband met een ingekomen schrijven van het Departement van Volksvoorlichting en Kun sten heeft het Bestuur der Persvereeniging „Zeeuwsche Kerkbode" in eene vergadering met beide redacteuren van dit weekblad na bespre king in volle eenstemmigheid besloten aan Ds A. H. Oussoren te verzoeken op te treden als verantwoordelijk hoofdredacteur van de „Zeeuw sche Kerkbode". Het Bestuur der Persvereeniging wenscht dit openlijk mede te deelen, opdat elke verkeerde gedachte, die zou kunnen rijzen, gebannen blijve. Ook hoopt het Bestuur, dat allen zullen willen medewerken het den verantwoordelijken hoofd redacteur zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Namens het Bestuur v.n., A. SCHEELE, Voorzitter. J. BOSSELAAR, Secretaris. DE LETTER DOODT. De letter doodt, maar de Geest maakt levend. 2 Cor. 3b. „De letter doodt." Een mishandelde tekst I Telkens en telkens weer heeft men zich op deze woorden beroepen, om hen, die zich eenvoudig aan de woorden van den Bijbel vasthielden té veroordeelen als „letterknechten". Eeuwen lang, vanaf het begin der christelijke kerk tot nu toe heeft dit woord moeten dienen, om allerlei dwa ling te verdedigen. De een redeneerde zóó Die bijbel is wel een goed boek, als je hem maar goed leest, als je „de waarheid achter de waarheid" weet te ont dekken. Velen lezen alleen de letter. Maar de letter doodt. Waar het op aankomt, dat is de verborgen zin, de geest. En met de meest dwaze allegorieën haalden ze er uit, wat ze er eerst zelf ingelegd hadden. Een ander meende De bijbel leert ons wel, dat Christus geboren en gestorven is en opge staan, doch het komt er maar op aan, of Hij in uw hart is geboren en opgestaan of ge daar zeker van zijt. Die doode letter zal u niet baten. De Geest in ons hart, die is het eigenlijke licht. Dat licht moet u leiden. En sommigen vervielen tot het grofste subjectivisme. Weer een ander zeiKerkgaan is wel goed. Maar och, daar zijn zoo véél menschen, die er eigenlijk niet bij hooren. Alles doet maar belijde nis. Alles gaat maar aan het Avondmaal. Ze kennen de letter wel, maar echte bevinding is hun vreemd. Ik vind het eigenlijk veel prettiger, om met een kleine groep van echt-geestelijke menschen eens van hart tot hart te spreken. Zoo kwam men tot individualisme. En nog weer anderen vonden Och, die bijbel en dat kerkgaan, dat is toch alles maar uitwen dig. De bijbel is een dood boek met doode letters. Je kunt hem honderd maal lezen en er koud bij blijven. Al die stoffelijke dingen, wat heb je er eigenlijk aan 't Komt toch maar op den Geest aan, die je de echte gemeenschap met God geeft. Aan den bijbel heb je ten slotte ook niet veel. Die „papieren paus" brengt je evenmin in den hemel als de paus van Rome. De Bijbel zegt het zelfDe letter doodt, maar de Geest, zie je, die maakt levend Wie heeft ook onder ons nooit dergelijke rede neeringen gehoord Er zijn nóg wel huisbezoe ken, waar die toon klinkt. Waar zit de fout Allereerst hier, dat men leestDe letter is dood. En er staatde letter maakt dood. En dat is een groot verschil. Wie dood is, die doodt niet. Maar wat wordt er dan toch bedoeld met die doodende letter Dat is de letter, die stond op de tafelen der tien geboden, door God zelf er op geschreven, m.a.w. dat is de wet, die ge iederen Zondag hoort voorlezen. Maar nu wordt het nog onduidelijker. Wat doen wij dan nog langer met die wet in onze kerken Als die toch niet anders doet dan ons dooden Is dan de Geest het niet eens met die wet Was die oude wet der Joden dan zoo ver keerd Waarom hooren we haar dan telkens weer en wordt er ieder jaar tien maal over ge preekt Wij leven toch na het Pinksterfeest. De Geest is toch uitgestort in de gemeente. En als die Geest nu zoo geheel anders werkt dan die letter, die wet, waarom houden we het dan maar niet bij den Geest, die levend maakt en schaffen die letter af, die doodt Neen, zoo is het niet. Want onder het Oude Verbond werkte de Geest ook. En het Nieuwe Verbond kan het ook niet zonder letters doen. Letter en Geest, Wet en Geest zijn geen tegen stelling. Ze zijn het volmaakt eens, want de Geest spreekt door het Woord, door de letter, door de Wet. Paulus bedoelt ditDie Wet was heilig en goed. Maar de zonde van Israël is geweest, dat het die wet alleen als letter heeft gezien, als uit wendig gebod. Israël heeft die Wet afgodisch vereerd en doet het nog. Met „heiligen" inkt is ze geschreven op „heilig" perkament en met een zilveren vingertje alleen mag ze aangewezen wor den als men haar leest. Ga maar eens naar de Synagoge en vraag of ge de wetsrollen moogt zien En toch die goddelijk vereerde wet is door niemand meer mishandeld dan door die zelfde Schriftgeleerden. Ze hebben 365 verboden en 248 geboden er bij gemaakt als „omtuining" der wet, maar volgens Jezus' eigen woord Gods gebod krachteloos gemaakt door de overtreding der wet. Ze hebben gemeend Die wet kan ik wel houden. Ik zal het eeuwige leven er mee verdienen Dit alles heb ik onderhouden van mijn jonkheid aan, wat ontbreekt mij nog Welk een ontstellend gebrek aan zelfkennis Het ge bod was ten leven, maar het is hun ten doode geworden, want ze hebben het niet begrepen de wet is geestelijk Ze hebben zóó ongeveer gelezen Afgoden Dat is Heidensch. Beelden7 Die heb ik in mijn huis niet. Gods naam Ik spreek dien zelfs nooit uit. Gods dag Ik leg geen blokje hout op het vuur. Mijn ouders eeren? Ik kom uit een goed gezin. Dooden, echtbreuk, diefstal Vreeselijk, wat een zonden Ik dank U, dat ik niet ben als die tollenaar. Ik doe zelfs meer dan de wet verlangtIk vast tweemaal per weekZe kenden hun Bijbel van voren naar achteren, door en doorMaar Jezus' woord komt hun tegenGij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin het eeuwige leven te heb ben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te heb ben. Gij staart u blind op de letter, maar de letter los van Mij, die zal u dooden. Israël heeft in de wet een document van eigen gerechtigheid gezien en Gods gerechtigheid ver worpen, die ons in Christus als een gave wordt geschonken. (Geld. Kerkbode) SIMSON. Door eigen volk overgegeven, toch overwinnaar Richteren 15. Op Simsons bruiloft kwam het dan tot een conflict met de Filistijnen, in welk conflict het recht ontwijfelbaar aan Simsons zijde was. Dit eerste conflict zou leiden tot een tweede. Was Simson in toorn weggegaan van Tim- nath, z'n hart hing toch nog aan de Filistijnsche, die hij getrouwd had, waarom hij besloot haar w'eer te bezoeken. Als bewijs, dat hij het weer goed wilde, ma ken, nam hij een klein geschenk mee, een geiten bokje, blijkbaar een gebruikelijk cadeau. Dan wacht hem echter een groote ontnuchte ring. De vrouw, die hij getrouwd had, was door haar vader aan een anderen man gegeven. En wel aan een man, die zijn metgezel genoemd wordt (vs 2). Daarmee zal wel bedoeld zijn, dat die man op de bruiloft gefungeerd had als de vriend des bruidegoms. De vader verontschul digde dit z'n doen met te zeggen, dat, naar hij meende, Simson z'n vrouw haatte en dus wel niet meer tot haar zou terugkeeren. Hij wil ech ter Simson tevreden stellen en biedt hem daarom een jongere zuster van z'n vrouw aan, die, naar z'n zeggen, nog schooner was. We krijgen hier een blik op het Filistijnsche leven, die doet zien tot welk een laag peil het gezonken was. Door dat alles werd aan Simson gruwelijk on recht gedaan. Het was de vrouw, met wie hij wettig getrouwd was, waarover zoo, in strijd met alle goede zeden, was beschikt. En in dat onrecht werd niet alleen Simson persoonlijk ge krenkt, maar daarin lag ook een smaad voor Israël. Simson, wien persoonlijk deze krenking werd aangedaan, had als Nazireër Gods en Richter Israëls hier een roeping. Hij ziet terecht daarin het doen van de Filistijnen en zegt„ik ben dit maal onschuldig van de Filistijnen, wanneer ik aan hen kwaad doe. En dat kwaad brengt hij hun toe op een ori- gineele manier. Hij vangt driehonderd vossen. In plaats van „vossen" willen sommigen ver talen „jakhalzen". En dat wel om deze reden, dat de jakhalzen in kudden leven en het daarom mogelijk was om driehonderd van die beesten te vangen, terwijl de vossen niet in kudden leven en het dan onbegrijpelijk is, dat Simson in korten tijd driehonderd kon vangen. Daartegenover wij zen anderen er dan weer op, dat niet jakhalzen, maar wel vossen zulke lange staarten hebben als noodig waren voor Simsons doel. Hij bindt n.l. die dieren paarsgewijze met de staarten aan elkaar en tusschen de staarten brengt hij een fakkel aan. Als die honderd en I vijftig paren zóó gebonden zijn, steekt hij de fak kels in brand, waarop de dieren in grooten angst op de vlucht slaan. Het waren toen de dagen van den tarweoogst vs 1een deel van het koren stond nog op 'e veld, een ander deel was al op de hoopen saamgebracht. Daar vlogen de vossen langs en door en het vuur stak in brand zoowel de koren- hoopen als het staande koren. Ja zelfs de wijn gaarden en olijfboomen werden door het vuur aangetast. Overal, waar die beesten langs ge vlucht waren lieten ze een verwoesting achter zich. Te begrijpen, dat de Filistijnen woedend wa ren en vroegen, wie dat gedaan had Wie dat had aangedurfd? Toen werd hun gezegd, dat Simson dat had gedaan, omdat men z'n vrouw genomen en aan een ander gegeven had. En toen begingen de Filistijnen een vreeselijk ding. Ze verbrandden Simsons vrouw en haar vader met vuur. Had Simsons vrouw maar niet, uit vrees, de zijde van de Filistijnen gekozen, ware zij maar haar man trouw gebleven. Maar ze was gezwicht voor de bedreiging, dat men haar en haars vaders huis met vuur verbranden zou, als zij den Filistijnen niet de oplossing van het raadsel verklaarde (14:15). En het einde van haar ontrouw was, dat zij toch met haars vaders huis met vuur verbrand werd. Deze onmenschelijke wandaad der Filistijnen geeft weer aan Simson reden om tegen hen op te treden. Als hij daarvan verneemt zegt hij wanneer dit uw manier van doen is, dan zal ik voorwaar niet ophouden voordat ik mij op u gewroken heb. De Filistijnen, die zich aan dien gruwel had den schuldig gemaakt, hebben dat duur moeten bekoopen. Hij sloeg ze den schenkel en de heup met een grooten slag. En dan trekt hij zich terug in de rotskloof van Etam. Deze meedeeling zal wel moeten dienen om te doen zien, dat Simson die eenzame plaats koos om anderen niet in gevaar te brengen. Hij wilde niet, dat men aan Israël zou wreken het kwaad, dat hij den Filistijnen gedaan had. Want, dat zij dat zouden willen wreken, was natuurlijk te verwachten. Ze konden het niet ongewroken laten, dat een man van het zoo ver achte Israël het aangedurfd had zóó tegen hen op te treden. Zoo ernstig namen zij het op, dat een heel leger Filistijnen werd gemobiliseerd om aan het doen van Simson paal en perk te zetten (vs 9). Het conflict met Simson zien zij en terecht als een conflict met heel Israël en bijzonder dan Juda. Er begint teekening te komen in de ver houding van Israël tot de Filistijnen, het gaat den goeden kant uit, de antithese tusschen de Filistijnen en Simson wordt er een tusschen de Filistijnen en Israël. In legerformatie komen de Filistijnen op in Lechi, en dan begrijpt Juda, dat het ook in het conflict betrokken wordt. De vroegere conflicten gingen nog buiten hen om, daar stonden ze bui ten. Simson had van zijn kant ook alles gedaan, om zijn volk er nog buiten te laten. Maar de Filistijnen beginnen nu zelf er een volkszaak van te maken. Zij zelf zien de tegenstelling tusschen volk en volk. En dan wordt Juda genoodzaakt om partij te kiezen, en zich uit te spreken over den voor vechter van Israël, Simson. De mannen van Juda stellen de Filistijnen de vraag, waarom deze tegen hen opgetogen waren? en het antwoord was, dat het hun alleen om Simson te doen was, om hem te binden en hem te doen, zooals hij hen gedaan had. Over de Israëlieten waren ze niet ontevreden, die droegen geduldig het juk. Daarom dachten ze er ook niet over om Juda aanstonds aan te vallen en alzoo tegen zich in het harnas te jagen. Dan zouden ze Israël gedwongen hebben om zich bij Simson aan te sluiten. Dat wilden ze voorkomen. Daarom werd aan Israël alleen maar de eisch gesteld, dat ze Simson zouden uitleve ren, dan zouden zij zelf ongemoeid blijven. Zoo werd Juda voor een keus gesteld óf vóór Simson te kiezen en het wagen met hem de Filis tijnen te trotseeren en als volk Gods de heidenen te verdrijven van de heilige erve óf nog langer den smaad te dragen als men maar het leven er mocht afbrengen. Het werd gesteld voor de keuze óf de anti these tusschen Israël en de heidenen aanvaarden en het op een strijd laten aankomen in vertrou wen op den God van Israël óf zich op één lijn stellen met de Filistijnen en dat volk dan blijven dienen omdat het nu eenmaal machtiger was. HEIJ. ENKELE VRAGEN OM HET HEILIG AVONDMAAL. III. Het ritueele gedeelte. Voordat we communiceeren, bidden we met elkander. We bidden, dat de Heere in onze har ten wil bewerken door zijn Geest, dat we ons vertrouwen steeds meer op Christus stellen, en wij niet twijfelen aan Gods genade. Dit schoone gebed is dus een roep om krachtiger geloof, meer leunen en steunen op Christus. Schoon is het, dat in dit gebed het Onze Vader en de Geloofs belijdenis zijn opgenomen. Bidden is immers ge loof uitspreken. Niet maar. een uitstallen van al lerlei nooden en behoeften, maar God de Heere erkennen als Onze Vader. Na dit gebed volgt de opwekkingSursum Corda de harten omhoog. We worden opgeroe pen niet naar binnen te zien, maar naar buiten. In de week van voorbereiding moeten we onszelf recht beproeven, maar nu moeten we letten op de dingen die buiten ons gebeuren brood bre ken, wijn vergieten, letten op kleur van brood en wijn, luisteren naar het Woord, zingen ons lied ter eere van God. De formule, die de dienaar des Woords uit spreekt is ontleend aan 1 Cor. 10 16. Thans zijn we aangekomen bij een punt waar over onder sommigen geen eenparigheid van ge voelen bestaat. Immers wat zal men doen terwijl men com municeert Zal de dienaar des Woords dan geheel en al stil zijn Zal er een soort gelegenheid zijn voor meditatie Nu is echter één ding zeker de dienaar des Woords heeft zelf voor meditatie geen gelegen heid. Indien er ooit een werk is, dat hem geheel en al in beslag legt, dan is het wel een Avond- maalsbediening. Is de mogelijkheid voor meditatie er wel voor diegenen, die aanzitten We meenen ook van niet. In de eerste plaats is elke gang naar het Avondmaal vol spanning. Ieder weet, dat hij hier een stap doet. Dat hij in nauwe aanraking komt met dezen Heiland. Vooral als men voor het eerst aankomt is alles tot het uiterste gespannen. En wie ouder is zal ook erkennen, dat het aan komen en aanzitten aan den disch des Heeren veel meer spannend is, dan het rustig luisteren naar een predikatie. Juist daarom, om die ge spannen gedachten in goede richting te leiden, om alles te doen concentreeren om den Heere en Zijn Woord, hebben onze Vaderen gezegd terwijl men communiceert zal men stichtelijk zin gen of sommige hoofdstukken lezen, die dienen ter gedachtenis van het lijden van Christus. Misschien is de combinatie van het aanzitten zonder dat iets gezegd wordt (b.v. terwijl het brood rondgaat) en het aanzitten, terwijl een gedeelte wordt voorgelezen (b.v. als de beker rondgaat) de ideaaloplossing. Dan heeft men onder het rondgaan van het brood gelegenheid om te letten op de elementen en 4e zien naar hetgeen Christus deed, terwijl dan onder het rondgaan van den beker onze aandacht geconcentreerd wordt op het Woord

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 1