FEUILLETON. DIE UW LEVEN I VERLOST Nu is het niet moeilijk om trouw te zijn als het voor den wind gaat. Als het zonnetje schijnt, als we' niets te duchten hebben, dan gaat het vanzelf. Maar als het tegen den wind gaat, als we wat moeten lijden om trouw te zijn, offers moeten brengen om trouw te zijn, zie, dan komt uit wat we voor menschen zijn. Daarom spreekt de Schrift overtrouw tot den dood. En aan dezulken wordt beloofd de kroon des levens. Ik kom tot alle lezers van de Kerkbode om van hen te vragen of ze aan de beginselen naar Gods Woord trouw willen zijn. A.s. Maandag verschijnt De Zeeuw, ons alge meen Christelijk dagblad weer. Nu, ja, nu moet uitkomen of ge trouw zijt aan uw beginsel. Of ge dat blad in deze moeilijke tijden wilt helpen. Of ge een offertje wilt brengen. We spreken van ronde Zeeuwen. Als dit beteekent, dat ze hun ja, ja doen zijn, betoon dan nu uw trouw aan uw beginsel. Zeeuwen, De Zeeuw mag weer verschijnen. Weest daarvoor dankbaar. Maar bovenal Weest trouw A. H. OUSSOREN. VAN DE SCHOONE VELDTOCHT DER KERK. II. 1 Tim. 2:1, 2: Ik vermaan dan vóór alle dingen, dat gedaan worden smeekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle menschen. Voor koningen en allen, die in hoog heid zijn opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle Godzaligheid en eerbaarheid. Behalve aan de wereld der wedstrijden, ontleent de apostel Paulus gaarne beelden aan het militaire leven. Zoo doet hij in Efeze 6, als hij oproept om aan te doen de volle wapenrusting van het ge loof. Zoo doet hij hier in zijn brief aan Ti- motheüs door de ambtelijke dienst in de samen komst der geloovigen te vergelijken met een strateia, een veldtocht. En die veldtocht wordt tot een schoone veldtocht, wanneer in die kerk vergadering gebeden wordt voor alle menschen en voor de Overheden. Op de vraag, waarom de apostel deze voor bede wil, geeft hij in de volgende verzen een duidelijk antwoord. „Want dat is goed en aangenaam voor God, onzen Zaligmaker Welke wil, dat alle menschen zalig worden en tot kennis der waarheid komen" (1 Tim. 2:3, 4). De woorden „want dat is goed en aangenaam voor God", slaan niet terug op een gerust en stil leven, maar op voorbede voor alle menschen en voor de Overheden. Daarvan zegt Paulus, dat zij goed en aange naam voor God is. En waarom dit het geval is, wordt meteen aangegeven. God wil, dat alle menschen zalig worden en tot kennis der waarheid komen. Dat hier met „alle menschen" niet wordt bedoeld alle men schen hoofd voor hoofd, maar allerlei soort men schen, moet iedere exegeet, van welke overtui ging hij ook is, toegeven. Het verband is hier zonder meer duidelijk. God wil de verbreiding en de doorbraak van het Evangelie onder alle menschen, zonder on derscheid van rang en stand, ras en kleur. In de verlossing moeten allen deelen, eenvoudigen en aanzienlijken, onderdanen en Overheden. Dit is de wil Gods en is geheel in overeenstemming met het Zendingsbevel van Christus Gaat dan heen, onderwijst alle volkeren. Het is Gods wil, dat ook Vorsten en Overheden zalig zullen wor den. Calvijn wijst in zijn Commentaar in dit ver band op de uitspraak in Ps. 2:10: „Nu dan, gij koningen handelt verstandiglijk". Een appèl aan Vorsten en Machthebbers om zich te buigen voor Jezus Christus. Het Evangelie is universeel. God wil niet, dat de loop van het Evangelie verhinderd worde door de slagboomen van stand en positie, ras en nationaliteit. Het Evangelie moet onder alle vol ken gepredikt en zijn licht moet niet alleen schij nen in de woningen der onderdanen, maar ook in de paleizen der koningen en magistraten. Daar zijn ook zondaren, daar is het leven ook in nood. Ze hebben immers allen gezondigd en derven allen de heerlijkheid Gods. doot I B. HENGELAAR 47) Kooijmans stond op de donkere, eenzaam ver laten Esserweg, voor hem lag Esserveld, ver zonken in een geheimzinnig duister. Geen gerucht drong tot hem door, een immense stilte stond benauwend om hem, maar hij voelde geen vrees, geen angst bekroop hem. Hoe meer z'n strakke staaroogen het donker doorvorschten, hoe groo- ter en grilliger de geheimzinnige omgeving voor z'n aandachtige blik opreesZag hij nu het graf van boekhouder Kloosterhuis Hier, hier onder den donkeren nachthemel, waarin sterren, veel sterren pinkelden, wist hij zich gelukkig, vervulde hem een vreemde blij heidhier wist hij zich ontvlucht uit de be nauwende samenleving, was hij vèr weg van z'n trieste alledags bestaan, dat omhuld bleek met een schijn van geluk. Kloosterhuishij zag weer Kloosterhuis, zooals hij daar zat gebogen over z'n werk maandenlang had hij heimelijk verlangd naar Kloosterhuis' doodgemeend, dat z'n dood hem levensopgang zou bieden, en nu, vandaag had een onzichtbare hand de rollen omgekeerd Kloosterhuis was gelukkig volgens dominee Breedveld Kloosterhuis was in den hemel, en Het volle menschenleven in al. zijn verscheiden heid van rang en stand, hoog en laag, wil God in Jezus Christus redden. Zoo blijkt het inder daad een getrouw woord te zijn, dat Jezus Chris tus in de wereld is gekomen om zondaren zalig te maken. Het groote doel van de voorbede der Kerk is dus de doorbraak van het Evangelie in heel de wereld. Alle knie moet zich buigen. Ook konin gen, vorsten, overheden moeten Jezus Christus belijden. De voorbede voor de Overheden is er, opdat de Overheid Christelijke Overheid moge zijn. Daarheen moet het verlangen der Kerk gaan en dat verlangen moet zij vertolken in haar voor bede. Dat is de schoone veldtocht, waartoe de apostel de geloovigen in de godsdienstoefening oproept. Wat opvalt zijn de uiteenloopende woorden en benamingen die Paulus hier gebruikt voor het gebed. Men vervalt tot willekeur en vindingrijk heid door hier wezenlijke onderscheidingen te zoeken. Er is inderdaad wel nuanceering in de drie woorden, die Paulus hier voor gebed ge bruikt, maar wezenlijk verschil is er niet. Alle drie zijn gangbare woorden voor gebed. Calvijn vermoedt, dat Paulus deze opeensta peling van namen voor het gebed zou geven, om ons des te sterker op de consciëntie te binden zonder ophouden en met groote naarstigheid de voorbede te doen. Het is heel moeilijk hier beslissende uitspraak in te doen. Persoonlijk voel ik meer voor de ge dachte, dat de onderscheidene benaming van het gebed aanduiding is, dat de voorbede afgestemd moet zijn op de tijdsomstandigheden en de bi- zondere nooden en gebeurtenissen. De nood des tijds kan de voorbede een bizon der accent verleenen. In bewogen tijden kan het worden een innige smeeking om verlossing en uitredding, maar ook uitmonden in een hooger beroep op God. De voorbede kan ook haar besluit vinden in een dankgebed voor geschonken uitredding. Het leven is zoo veelzijdig, rusteloos aan verandering onderhevig. Zoo ondergaat ook de voorbede de deining van den tijd. In het apostolisch vermaan tot voorbidding worden nu de koningen en allen die met macht bekleed zijn, bizonder genoemd. Naar het apostolisch woord moeten deze per sonen bizonder in het publieke gebed worden ge dacht. Dat een apostel, die Rom. 13 schreef, deze voorbede beveelt, behoeft niet te verwonderen. Hij ziet de Overheidspersonen immers als diena ren Gods, liturgen Gods, die een zoo groote en verantwoordelijke plaats innemen, dat zonder hen de menschelijke samenleving tot ontbinding zou overgaan. Het optreden, het doen en laten der Overhe den is dus van diep ingrijpende beteekenis voor heel het menschenleven. Er is alle reden om deze dienaren Gods, die zorgen voor de mogelijkheid van saamleving in deze gevallen wereld in 't ge bed te gedenken. Ze nemen een centrale plaats in in het leven. Ze kunnen een gezegende en een noodlottigen invloed uitoefenen. Waar ze met alle menschen deelen in den zondenood, zijn ze van vele ge varen omringd. Hun leven kent zijn eigen verzoekingen en ge varen. Er schuilt in macht en uitoefening van macht een enorme verzoeking, n.l. de verzoeking tot misbruik. Niemand ziet zoo scherp als een christen de gevaarlijkheid der zonde hier, gelijk ook niemand zoo scherp den zegen in de instelling der Over heden ziet. Daarom kunnen christenen ook alleen bidden voor de Overheden. Zij verstaan op hun marschroute langs de afgronden van deze geval len wereld, wat er op het spel staat met de Overheid. Zij verstaan daarom de dringende noodzaak tot den schoonen veldtocht der voor bede. Zij mobiliseeren zich sinds eeuwen op den eersten dag der week en voleindigen dezen veld tocht in geloof en goed geweten. De Kerk bidt voor de Overheid, ook al balt deze haar hand tot een vuist. Dit is de schoone veldtocht in de wapenrusting Gods. De Kerk houdt haar om drieërlei reden. 1°. Zij verlangt dat de luchter van het Evange lie ook ontstoken worde in de paleizen, op dat ook daar alle knie zich buige voor Jezus Christus. Zij bidt om een Christelijke Over heid. 2°. Zij verlangt de bewaring van de Overheid als ordinantie Gods over dit gevallen leven. 3°. Zij verlangt vermijding van elk conflict tus- schen Staat en Kerk. Zij wil niet, dat Over- hij, Kooijmans voelde zich meer dan ooit ont nuchterd, ellendig, straks tobbend met een wan kel bestaan, met een leven zonder verschiet. Kloosterhuis in een weelde van hemelsch licht, hij in een volslagen duister, in z'n hart alles donkerheid. Had God de rollen omgekeerd? God? Hoe kon God hem zoo smartelijk teleurstellen? „O God kreet z'n ziel, help me toch God, wees mij een helpergeef me licht HOOFDSTUK XXIX. Enschedé „En wanneer ga je nu, Anneke vroeg Van Minnen gemoedelijk-amicaal, terwijl hij even van z'n krant opblikte. „Donderdag, oom", zei het meisje gedecideerd. „Ga je toch al Donderdag kwam mevrouw van Minnen verwonderd, „maar je invitatie dan van Rudolf ,,'t Spijt me heusch, tante, maar 'k heb hem moeten teleurstellen." „Dus hij weet het „Rudolf weet het. U begrijpt, dat 'k graag zoo gauw mogelijk naar Groningen vertrek, om daar m'n vrije dagen door te brengen." „Toch wel jammer voor de familie Eggink", zei tante Ella even teleurgesteld, „men zal voor het partijtje zeker op je rekenen." ,,'k Heb haar reeds geschreven, tante", stelde Anneke gerust. ,,'k Zou denken", bromde van Minnen achter z'n krant, „dat An toch oud en wijs genoeg is heid en Kerk elkander als vreemden op straat passeeren. Zij begeert, dat de Kerk met haar prediking volop ruimte en vrijheid ontvange. Zij wijst in haar gebed de Over heid op haar roeping deze ruimte en vrijheid te verschaffen. Het apostolisch vermaan om te bidden vooi koningen en die in hoogheid zijn gezeten, eindigt met de woorden „opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen, in alle Godzaligheid en eer baarheid". Op den klank af lijkt het, alsof met deze woorden, het doel van de voorbede wordt aan gewezen, maar dit is toch niet juist. We hebben reeds opgemerkt, dat het eigen lijke motief voor de voorbede door Paulus in de volgende verzen wordt aangegeven Gods wil, dat in alle rangen en standen het Evangelie een kracht Gods tot zaligheid zal zijn. De wil Gods, dat het heil in Jezus Christus universeel zal zijn. Een gerust en stil leven van de Kerk kan dus niet het doel van de- voorbede zijn. Indien dat het motief was, dan zou de voorbede geen voor bede meer zijn. Een gebed, waarin de bidder beoogt zelf iets te erlangen, is geen voorbede voor anderen meer. Zoo kan het gerust en stil leven der Kerk niet het doel zijn van de voorbede. Deze doelzin be teekent ook iets anders. Met-een „gerust en stil leven" wijst de apos tel aan de vrucht, die de Kerk met haar voor bede en dankzegging begeert en hoopt te ontvan gen. Zij verlangt dat niet van de zijde der men schen. Ten onrechte heeft men deze woorden wel eens zoo verklaart, als zou Paulus bedoelen, dat de Overheden, hoorende van deze geregelde voorbede, de christenen niet langer als Staats gevaarlijke menschen, maar omgekeerd als loyale burgers zouden gaan beschouwen. De Kerk bidt niet voor de Overheid, opdat daardoor haar crediet in de oogen der Macht hebbers moge stijgen. Dit is een al te mensche lijke berekening, die geheel in strijd is met alle waarachtig bidden. Zij bidt haar voorbede voor de Overheid al lereerst om de Overheid zelve en dat om Gods wil, maar daarnaast hoopt zij als vrucht voor zich- zelve van God te ontvangen een gerust en stil leven. Dit laatste is niet in strijd met het eerste Wie God naar Zijn Woord dient, mag ook ho pen op en uitzien naar den zegen en de vrucht in den dienst des Heeren. De belofte van die zegen en vrucht heeft God Zelf gegeven. Het is geen zelfzucht daarnaar te verlangen. De Kerk bidt niet voor de Overheid om van haar een bewijs van goed gedrag te ontvangen. Zij bidt om heel iets anders. Haar gebedsmotie ven liggen heel wat dieper. Dat blijkt ook wel uit de nadere omschrijving van dat gerust en stil leven. Paulus voegt er aan toe „in alle God zaligheid en eerbaarheid". Hieruit alleen blijkt reeds duidelijk, dat de Kerk met haar voorbede voor de Overheden hooger reikt dan de verovering van een bewijs van goed gedrag of een partijinsigne. Zij stelt haar ideaal hooger in haar voorbede. Zij bidt haar voorbede om Gods wil, om der wille van de Overheid als Gods dienaresse, los van haar everi- tueele welwillende of niet welwillende houding. Zij bidt om haar levenswil en om de redding der wereld en de doorbraak van het Evangelie. De Kerk weet, hoeveel er voor de wereld, maar ook voor haar zelve op het spel staat met de Overheid. Aan dat laatste denkt Paulus, als hij spreekt over een „gerust en stil leven". Hij somt hier de vruchten op, die de Kerk in de schoot vallen, als de Overheden zelve zich gedragen naar de ordinantie Gods. Welke zijn dat Wat bedoelt de apostel met „een gerust en stil leven in alle godzaligheid en eerbaarheid" Met „gerust en stil leven" bedoelt hij niet een gemakkelijk en gemoedelijk renteniersbestaan. Evenmin is de opvatting juist, als zou Paulus hier de Kerk leeren bidden om een Christendom van Doopersche mijding, teruggetrokken levend ver van alle politiek gedruisch en spanning. Noch de rentiener, die zijn couponnetjes knipt, noch de pilaarheilige, die zich afzondert, is Paulus' ideaal voor de Kerk. Met een „gerust en stil leven" bedoelt hij iets anders. De brieven aan de Thessalonicenzen kunnen ons hier helpen om nader vast te stellen, wat de apostel hier bedoelt. Hij gebruikt daar ook tweemaal dat begrip stil zijn. In 1 Thess. 4:11 in den vorm van een werkwoord. In 2 Thess. 3 12 in den vorm van een zelfstandig naamwoord. Als wij daar het verband in zien, om zelf te beslissen. De Groningers zullen wel naar je verlangen, meisje." Zich dan wendend tot zuster Carolien, vervolgde hij „ben je niet ja- loersch op je vriendin, nu ze in Groningen zoo'n prachtpositie heeft gekregen „Ze wil me mee hebben naar 't Noorden", lachte Carolien coquet, „ze dringt er op aan, dat 'k solliciteer, hoe vind U dat „Doe dat niet", smeekte mevrouw van Minnen, „dan zouden we niks van jullie gezelligheid over houden. Anneke te moeten missen is al erg ge noeg." Dan werd er gebeld. ,,'t Zal Rudolf zijn", vermoedde van Minnen. Hij stopte z'n pijp. ,,'k Hoor meer stemmen", luisterde Anneke scherp. Mevrouw verscheen met twee heeren. „Twee vliegen in één klap", lachte ze. „En wat voor vliegen prees de gastheer. Hij stelde hen voor over en weer. Daar zaten ze Rudolf Eggink en Karei Kooij mans, elk aan een kant van den gemoedelijk- amicalen van Minnen, die maar lustig aan z'n pijp trok. Karel's slanke fiere gestalte kwam voordeelig uit naast den reeds grijzenden gastheer. Rudolf zat er met 'n zekere nonchalance. Voelde hij zich niet aanstonds op z'n gemak Hij blikte soms even scheef naar de jonge da mes, converseerde dan luidruchtig met de heeren. Van Minnen presenteerde sigaren. Karei accepteerde. Rudolf weigerde, verontschuldigde zich. „Hoe zoo kwam de gastheer verrast. dan blijkt ons, dat Paulus in deze brieven met dat begrip „stil zijn" eenzelfde verkeerde houding en levenswandel bij sommigen in de gemeente bestrijdt. In de brieven aan de Thessalonicenzen is het bevel tot „stil zijn" synoniem aan rustig en nuch ter ons dagelijksch werk verrichten en den kost verdienen. Door overspannen verwachtingen aangaande de wederkomst van Christus, hadden sommige menschen hun werk neergelegd. Paulus moet daar niets van hebben. Hij beveeltstil zijn, rustig aan je werk gaan. Geen verwarring en chaos, maar orde en nuch tere werkelijkheidszin. Geen eigenmachtig ingrijpen in de orde vtfn het leven, waardoor verwarring ontstaat. Met „gerust en stil leven" bedoelt Paulus dus zonder twijfel, een leven waarin rust en orde heerschen en wij ons werk kunnen doen. Het is het tegendeel van verwarring en revo lutie, opstand en vervolging. Een uiterlijk geordende samenleving en dat als noodzakelijke basis voor „alle godzaligheid en eerbaarheid". Dit laatste ziet op de levenshouding tegenover God, die zich naar binnen openbaart in gods vrucht, naar buiten in waardige, stemmige levens houding. Uit deze vruchten van een goed Over- heidsregiem, blijkt duidelijk hoeveel er op het spel staat met de Overheid ook voor de Kerk en het Koninkrijk Gods. Waar de Overheden ge steld zijn tot bewaring van het menschelijk ge slacht, zijn ze onmisbare voorwaarde voor de doorwerking van het Evangelie. Er is wel reden voor de Kerk de gestelde Machten in den gebede te gedenken. Met een goede ambtsbediening staan ze in dienstrelatie van het Koninkrijk Gods. De zaak der Overheid is zoo indirect de zaak van het Evangelie en van de Kerk. Calvijn in zijn Commentaar citeert in dit ver band terecht Jer. 29 7, waar de profeet tot Is raël zegt: „bidt voor haar (Babel), want in haren vrede zult gij vrede hebben". Dit is in wezen hetzelfde als wat Paulus aan duidt met gerust en stil leven in alle godzaligheid en eerbaarheid. De voorbede der Kerk is zoo een schoone veldtocht in de wapenrustig Gods. In haar veld tocht verlangt zij drieërlei 1°. De zaligheid van Overheidspersonen, dat ook zij den Zoon kussen. "2°. De bewaring van het menschelijk leven te gen ontbinding. 3°. De vrede van den Keizer, opdat zoo volop en ongestoord de vrede met God door Jezus Christus worde genoten. Gelijk de aarde verordend is om voedsel voort te brengen, zoo zijn de Overheden van God ver ordend, om de religie in rust en eere te bewaren, zegt Calvijn ter plaatse. De voorbede voor de Overheid wordt zoo de bede Uw Koninkrijk kome. De schoone veldtocht omgezet tot een triump- tocht van Jezus Christus. N. J. HOMMES. DE EENHEID DER KERKEN. III (Slot). De voorslag van Prof. Severijn. Het eenvoudige recept dat bij Afscheiding en Doleantie toepassing heeft gevondenuit ge hoorzaamheid aan Christus den Koning der Kerk breken met de ongereformeerde bestuursorgani satie der Herv. Kerk, dat wil Prof. Severijn niet. Althans niet bepaald, gelijk wij schreven in het voorgaand artikel. Op dit punt is de professor moeilijk nauwkeurig te verstaan in zijn bedoelin gen. Wat wenscht professor Severijn met betrek king tot de eenheid der kerken dan wel te doen? Welke weg wijst hij Hij heeft een dubbel voorstel. Wat de Herv. Kerk betreft wenscht hij naar binnen en naar buiten aan het werk te gaan. Naar binnen om de vrijheid en zelfstandigheid der plaatselijke kerken terug te krijgen. Die vrijheid is noodig om het Woord weer onbelemmerd te prediken en naar het Woord te handelen in de kerk. Naar buiten om contact te zoeken met andere kerken die dezelfde belijdenis hebben als de Herv. Kerk. Over het eerste, hetgeen naar binnen gedaan ,,'k Rook niet", beweerde Eggink, ,,'t is slecht voor m'n beurs en m'n hersens ,,'t Is waar ook", lachte van Minnen. „Je hebt ze gratis schertste mevrouw. „M'n hersens of de sigaren veerde Rudolf °P- „Jij allebei", snapte Carolien, vroeg dan plots aan Karei„hoe bevalt U 't hier, meneer Kooij mans „Dank U, heel goed", antwoordde Karei, ,,'t werken is heel prettig hier en 'k raak ai prachtig in m'n kennissen, zooals U merkt." „Nou", zei Anneke gul, ,,'t is hier ook 'n heer lijk tehuis voor allen, die vreemd in Enschedé arriveeren." „Dank je An voor je compliment", praalde mevrouw van Minnen, terwijl ze opstond om kof fie te schenken. Als ze presenteerde en Rudolf aannam, zei ze heel onverwacht„Nu gaat An reeds Donderdag naar Groningen, hoe vind je dat Rudolf „Bepaald jammer voor Anneke", bloosde de student, die er zichzelf over verwonderde, dat hij z'n teleurstelling zoo diplomatiek wist te ver bergen. ,,'t Belooft 'n aardig partijtje te worden", nam mevrouw het voor Rudolf op. „Partijtje informeerde Karei onschuldig. „Laat mij je mogen inwijden in 't geheim", lichtte van Minnen gretig toe „Rudolf's zuster, Willy Eggink gaat zich verloven met 'n zekere iemand in Breda en nu zou Anneke daar de ge zelligheid een beetje verhoogen." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 2