FEUILLETON. DIE UW LEVEN I VERLOST tje' -f republiek of alleenheerschappij, d.w.z., daar viel de beslissing over het politeuma, over den Staat en den Staatsvorm. Aan de stad Philippi was sindsdien de roem van de nieuwe politeuma, de nieuwe Staat en Staatsvorm voor altoos verbonden. De stad werd als zoodanig ook geëerd. Zij was een Romein- sche kolonie (Hand. 16: 12). Zij bezat onderscheidene privileges. De bur gers waren vrij van verschillende belastingen en in het bezit van het Romeinsch burgerrecht. De stad had de eeretitel van „eerste stad". Het is te begrijpen, dat de burgers van Philippi zeer trotsch waren op de glorie van hun stad. Zij was eenmaal vol geweest met oud-strijders in de groote dagen van Augustus. Wij weten trouwens uit de Schrift (Hand. 16:21), hoe de inwoners met trotsch gebaar wezen op hun Ro meinsch burgerschap. „Wij zijn Romeinen", zoo roepen zij uit en dat is voldoende om een amechtigen Jood als Paulus, die het waagde in hun stad op te treden, eens flink te striemen. Hoe durft die brutale Jood dit te doen Hün roemruchte stad te be roeren Hün stad, waar de beslissing gevallen is over het politeuma, over den Staat en den Staats vorm. Dat is toch wel het toppunt. De inwoners van Philippi zijn diep verontwaardigd. Wij lezen in Hand. 16, hoe zij uit de hoogte doen en geu ren met het Romeinsch burgerschap. De politeuma-gedachte beheerscht het denken dezer menschen. In deze stad nu, waar alle dingen gewogen en getaxeerd worden naar de politeuma, naar Staat en Staatsgedachte, is een gemeenschap van Chris tenen, aan wie Paulus toeroeptOns politeuma is in de hemelen Dit staat in scherpe antithese met menschen, die niets hoogers kennen als het Romeinsche politeuma imperium. Ze heeten vijanden van het Kruis en menschen, die aard- sche dingen bedenken. Hun bestaan cirkelt om de glorie van een aardsch politeuma. Daartegen over poneert PaulusOns politeuma is in de hemelen Scherper en duidelijker kon Paulus aan de gemeente in déze stad niet teekenen de diepe tegenstelling tusschen kruisaanbidders en kruis- verachters. In Philippi beteekende het Evangelie: strijd tusschen het politeuma van beneden en van boven, strijd tusschen Civitas terrena en Civitas Dei. Dat wordt het steeds als men het aardsche politeuma verabsoluteerd. Dan wordt het Evan gelie de antithese tusschen het politeuma van beneden en van boven. De apostel kiest met de gemeente voor het laatste Ons politeuma is in de hemelen. Dat is niet in strijd met Rom. 13. Paulus waardeert ook het aardsche politeuma, maar binnen grenzen. Het is voor hem geen Evangelie. Dat politeuma ligt elders in de heme len. Daar is Paulus' politieke activiteit! N. J. HOMMES. DE EENHEID DER KERKEN. II. De Hervormde Kerk en de eenheid. Aldus is de titel van het eerste hoofdstuk van het boekje over de eenheid der kerken. Dit hoofdstuk is geschreven door een Hervormd Hoogleeraar Dr J. Severijn, vooraanstaand lid van den Gereformeerden Bond binnen de Herv. Kerk. Een van de leidende figuren van de Ge reformeerden die de Herv. Kerk niet hebben ver laten met Afscheiding of Doleantie, doch in de kerk zijn achtergebleven om binnen de Herv. Kerk de strijd voort te zetten voor vrijmaking van de ongereformeerde bestuursorganisatie. Enkele hoofdgedachten uit dit hoofdstuk van professor Severijn zullen wij trachten in 't kort weer te geven. Gemakkelijk valt dat niet. De professor heeft niet altijd een licht verstaanbare zegtrant. En het onderwerp waarover hij schrijft is ook niet licht. Als een man met een niet ge makkelijke zegtrant schrijft over een niet licht onderwerp, dan kan het geschrevene wel haast ■oor j B. HENGELAAR 45) „Wil je nou wel gelooven, Marie", zei Goud oever na even te hebben gepeinsd, „dat 'k liever had gehoord, dat z'n broer daar een betrekking had gekregen „Fritsvroeg mevrouw Goudoever even nadenkend. Dan begreep ze. „Zou je heusch denken, Hugo, dat Anneke... Ze voltooide haar zin niet. „Ja, Marie", vulde hij onmiddellijk aan„ik zou heusch denken, dat Anneke den jongen nog nooit heeft kunnen vergeten." Er viel even een stilte. Dan vervolgde hij „Hoor eens, Marie, toen Anneke indertijd in „Ziekenzorg" een betrekking kreeg, zag 'k tegen haar vertrek geweldig op, ik kon het meisje moeilijk missen, maar er was een lichtpuntje in het donker, ik hoopte, dat Anneke het geval met Frits nu uit 't hoofd zou zetten, hem daar gemakkelijker zou vergeten, maar nu ze weer terugkomt, nu weet ik het niet „Maar Hugoje zou toch niet willen, dat ze daar altoos bleefjuist het verblijf in En schedé heeft haar den jongen doen vergeten en je weet, Anneke heeft daar veel nieuwe rela ties opgedaan, met veel jongelui kennis gemaakt." Goudoever staarde strak voor zich heen en peinsde. Dan ging moeders stem over in een zachte fluistering, als verklapte ze een zoet geheim daar is er ééri, Hugodie op ons An neke een goed oogje heeft, 't zou me niet ver wonderen als hij haar reeds het hof maakte Vader lachte, zei dan, iets vermoedend „Ru- dolf Eggink De student „Juist Hugo, toen wij in Maart bij Piet en Ella niet anders dan moeilijk zijn om te vatten, hier en daar. De Herv. Kerk is nu eenmaal een moei lijk onderwerp, vooral voor een Gereformeerde, die aan de Geref. Belijdenis getrouw wil blijven. En vooral als de Hervormde Kerk in verband moet worden gebracht met de „eenheid der ker ken", dat wil zeggen met de eenheid der ver schillende Geref. Kerken, dan wordt het heel moeilijk. Immers, is de Herv. Kerk niet juist de oorzaak van de veelheid der kerken Is de Herv. Kerk niet juist de oorzaak van de Scheiding in 1834 en de Doleantie in 1886, en wat daar verder nog mee samenhangt Is dé Herv. Kerk niet juist de oorzaak, dat er nu al 125 jaren een „strijd voor kerkherstel" wordt gevoerd binnen de Herv. Kerk zelf Welnu, schrijf dan maar eens over de Herv. Kerk eii de eenheid der kerken. Het is veel lichter om te schrijven over de Herv. Kerk en de verscheurd heid der kerken in ons vaderland, dan over de Herv. Kerk en de eenheid. Prof. Severijn weet dat, en schrijft het ook nadrukkelijk neer. Hij schrijft in dit stuk wel niet over de kerkelijke geschiedenis. Hij wil de geschiedenis voorbijgaan. Maar schrijven over de tegenwoordige toestand der kerken heelemaal zonder met het verleden rekening te houden, is een onmogelijkheid. Evenzeer als het een on mogelijkheid zou zijn, dat iemand over Neder land en Nederlandsche toestanden zou schrijven en van het verleden van Nederland niets zou willen weten. Dat kan niet. Nederland is wat het is door zijn verleden. In 't verleden ligt het heden. Nu, met de hedendaagsche kerkelijke toestan den in ons land staat het niet anders. De heden daagsche kerkelijke gespletenheid is gegroeid uit het verleden. En is niet te begrijpen en niet recht te beoordeelen wanneer men door dat verleden eenvoudig een streep haalt. En zegtweg daar mee. Is ook niet te verbeteren wanneer men een streep zet door het verleden. Over het verleden dan schrijft Prof. Severijn heel voorzichtig dit „De conclusie, waartoe de historie leidt is dezedat de organisatie der Herv. Kerk zoomin de eenheid als de gemeenschap der Gereformeerde Kerken van weleer heeft kunnen bevorderen of behouden". Verder „Dit kan iemand nog vreemder aandoen, als hij meent, dat de vereeniging der kerken in de organisatie van 1816 de gemeenschap der kerken op de meest ideale wijze zou waarborgen. Het eenheidsinstituut (van 1816) heeft integendeel met de opheffing van de zelfstandigheid der plaatselijke ker ken de voorwaarde der gemeenschap mede opgeheven". Het wordt heel voorzichtig gezegd, maar het wordt toch gezegd, dat het eenheidsinstituut dat in 1816 aan de Herv. Kerk gegeven is, het tegem deel gebracht heeft van hetgeen het moest bren gen. Het moest eenheid brengen. Eenheid boven geloofsverdeeldheid. Het heeft de Gereformeer den uit elkaar gedreven en in de Herv. Kerk zelf belijders en loochenaars van Christus samenge voegd en samengehouden. Gaarne zouden wij uit de pen van Prof. Se verijn positiever woorden lezen. Maar nu wij die niet lezen moeten wij genoegen nemen met het geen er staat en hetgeen waar is, alleen men kan de waarheid negatief en positief zeggen. Dikwijls is het laatste noodiger dan het eerste zal hetgeen wij zeggen verstaan worden en indruk maken. Nu verder over de huidige toestand der kerk. Het eenvoudigst ware om te schrijvende Herv. Kerk moet zich reformeeren, moet de on gereformeerde organisatie afschudden, moet de onchristelijke leervrijheid afschaffen, moet leer- tucht invoeren, in één woord moet terugkeeren logeerden, toen we daar gezellig zaten te con verseeren, en daar ook dat jongmensch uit Am sterdam aanwezig was, die maar steeds om An neke heen draaide, toen heb ik er meer van be grepen dan jullie allemaal." „Natuurlijk", vroolijkte Goudoever opgewekt, „wij zaten er weer bij met de oogen dicht, maar alle respect voor jouw fijne speurzin, hoor. Heb je soms nog meer ontdekt „Ik heb dit er van begrepen, Hugo, dat die Eggink ongetwijfeld z'n initiatief zal hebben ge nomen, of nog zal nemen." „Laat hij dan z'n best maar doen." „Vind je ook, hé lachte ze lief. Dan verscheen Betty luidruchtig. „Allemaal gegroet", boog ze blij-opgewekt; „Nou heb 'k een fijn muziekstuk op de kop ge tikt. In de uitverkoop gekocht voor een dubbel- „Wat is het vroeg vader geïnteresseerd. „Het onze Vader van v. d. Sloot." „Nou, laat maar 's hooren", stelde hij''voor, „dan zal 'k je gauw vertellen, of 't een koopje! is geweest." „En anders luistert u nooit", plaagde het meisje. Betty klapte het orgel open, begon te prutsen; aan haar fantasie. En vader veinsde te luisteren naar Betty's spel, maar fantaseerde stilletjes voort op z'n oude motief. Anneke weer terug. „Moeder", dacht hij, „je kon ook wel gelijk' hebben", en hij peinsde na over het zoo even besprokene. „Het zou heusch niet ondenkbaar zijn, dat Rudolf Eggink, dat die student aan de: Vrije, een goed oogje zou hebben op Anneke.' Marie had het wel goed begrepen, al meende ze" dan, dat zij het alleen had ontdekt. Hij, Goud-| oever en de anderen, ze voorvoelden het welde' student zou zeker z'n slag slaan. Piet en Ella, wisten er blijkbaar meer van? Waarom kwam; hij er zoo af en toe Omdat z'n moederstad zo aantrok Omdat Enschedé hem niet losliet Er zat meer achter natuurlijk. Betty speelde nog. tót de leer en de tucht der vaderen tot de hand having der Geref. belijdenis. Dit ware het eenvoudigste recept. En het klaarste woord. Maar in de praktijk is het niet eenvoudig om dit recept toe te passen. Wie moet de Herv. Kerk reformeeren, de on gereformeerde organisatie afschudden en de leer vrijheid afschaffen Natuurlijk de kerk zelf. Maar die kerk zit gebonden. De plaatselijke kerk is haar zelfstandigheid en vrijheid kwijt, die haar rechtens toekomt naar de Schrift. En wie zal haar die vrijheid en zelfstandigheid om te han delen en op te treden zooals het behoort terug geven Prof. Severijn hoopt dat de bestuurs organisatie dat nog eens zal doen. Maar dan zet de bestuursorganisatie der Herv. Kerk meteen zichzelf aan kant. Het is mogelijk, dat dat nog eens zal gebeu ren. Maar tevens niet zeer waarschijnlijk. De geschiedenis van Afscheiding en Doleantie laten twee manieren zien waarop is gepoogd om aan de plaatselijke kerk haar zelfstandigheid en vrijheid om geheel naar het Woord te handelen, terug te geven. Twee pogingen om de Herv. Kérk van binnenuit tot reformatie te roepen. Beide pogingen zijn mislukt. Namelijk als pogingen om de Herv. Kerk tot reformatie te roepen. Zoowel bij de Afscheiding als bij de Doleanti^. zijn de deelnemers buiten de Herv. Kerk terécht gekomen en de Herv. Kerk is vrijwel onveranderd gebleven die zij waseen ongereformeerd kerkelijk eenheidsli chaam dat schriftuurlijk geloof en modernisme als gelijkberechtigd heeft verklaard en onder haar hoede heeft genomen. Een eenheidslichaam, dat de belijders die het waagden deze onchris telijke eenheid aan te tasten, uitwierp onder schande en smaad. Prof. Severijn geeft dit eenvoudige recept bovengenoemd niet. Dat is teleurstellend. Maar laten wij er dadelijk bij bedenken, dat het voor ons makkelijker is om dit antwoord te geven dan voor hen, die nog tot de Herv. Kerk behooren. Wij zijn vrij van het juk. Wij weten eigenlijk niet meer wat het be- teekent Waardeeren wij onze vrijheid nog wel Wij staan zelf niet meer voor de vraag hoe moeten wij pogen de zelfstandigheid en vrijheid van Christus' Kerk terug te krijgen. Daarom is het voor ons heel gemakkelijk om den weg te wijzen en te zeggen zóó moet het. Dat willen wij graag erkennen. Wij zeggen nietalle Gereformeerden moeten de Herv. Kerk verlaten en naar onze kerken overkomen. Wat wij wel zeggen is ditlaat ieder Gerefor meerde binnen de Herv. Kerk op de plaats waar hij staat aan de reformatie der kerk meewerken in gehoorzaamheid. Laat hij trouw zijn aan Christus. Laat hij dat doen Met al zijn vermogen. Dan mogen en kunnen wij de uitkomst aan den Heere overgeven. Maar Prof. Severijn is nog niet uitgesproken. Volgende keer verder. Brouwershaven. J. MEESTER. ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 96. Een gewaardeerde gast, Laatst, binnentredend in een voorname wo ning, zag ik in de breede vestibule een eenvoudig bordje, in nette lijst, waarop stond „Hier is Jezus de stille Gast, die getuige is van al onze gesprekken". Dat trof me buitengewoon. Zeker, zulk een mededeeling moest eigenlijk in een Christenland overbodig zijn. We moesten altijd in een stemming zijn en in een sfeer verkeeren, waarbij we voortdurend als in de onmiddellijke nabijheid van den Heere ons gevoelden. Maar we vragen ons met schaamte af is dit wel steeds Vader luisterde. En werkte voort op het oude motief z'n An neke weer hier. „Moeder kon wel gelijk hebben, en 't zou zelfs niet onmogelijk wezen, dat hij het meisje mis- schieen reeds had gevraagd, ja wie weet, maar, maar of An dan ook „ja" had gegeven Daar was hij nog zoo zeker niet van Dat was dan zijn ontdekking. En zijn speurzin. Marie zag scherp, maar had ze ook daar soms aan gedacht? Anneke's „ja" zou moeten volgen, als „hij" vroeg Had Marie zich dat wel ingedacht Kende ze dan haar eigen Anneke zoo weinig Wist moeder dan niet, dat haar An, haar oud ste dochter zoo moeilijk van iets was af te bren gen Begreep ze niet, dat er altoos nog een was, een in haar leven, dien ze niet losliet, misschien nooit wilde loslatenhaar Frits. Frits Kooij- mans. Of dacht moeder er nog wel aan Maar rekende ze er niet meer mee. Goudoever zuchtte nu even. Anneke's aanstaande muiskomst, haar benoe ming als verpleegster in het Diaconessenhuis, het had in z'n ziel alles mooi en licht gemaakt, het had hem zoo even vervuld met een stille won derlijke blijdschap. Maar als hij weer dacht aan dat andere, aan Anneke's taaie genegenheid voor Frits Kooij- mans, dan pijnde er even iets in z'n ziel, dan snerpte er plots een wanklank, dan overheerschte het dohker even het licht. En Goudoever besefte nu 't geluk was hier beneden niet volmaakt, er was geen blijdschap hier, die niet door donkere zorg werd overscha duwd. Betty's vingers gleden over de toetsen. De nieuwe fantasie bekoorde haar. En het spel vlotte goed. Maar Goudoever hoorde daarvan al niets meer. Of Betty nu ook een koopje had gedaan Vader lachte en schudde maar z'n hoofd. Hij had zoo bitter slecht geluisterd. het geval Is het niet al te weinig het geval Bij ouders en bij kinderen en bij gasten Het herinnerde mij ook aan het merkwaardige woord, dat onze Heiland eens sprak tegen Za- cheüs, den overste der tollenaren, maar die Jezus zocht„Ik moet heden in uw huis blijven" (zie Lucas 19 vers 5). Dat is het Goddelijk recht van den Heiland en tegelijk het voorrecht van hen, in wier huis Hij komt en blijft. Erkennen wij dat recht van Jezus wel altijd En waardeeren wij steeds wel het voorrecht voor ons „Iemands gedachten zijn tolvrij", wordt nog al eens beweerd. Maar 't is niet waar Zoo min als de gesprekken, die uit die gedachten voort vloeien. Ze behooren beide te staan onder de controle van Hem, die ons leven in al zijn uitin gen behoort te beheerschen. Daarom mocht Jezus met alle klem en met volle recht zeggenIk „moet" heden in uw huis blijven. En dat Godde lijk moeten behoort bij ons te zijn het grootste voorrecht en de rijkste zegen. U vindt het wel eens een beetje lastig, daaraan altijd te moeten denken Gij als vader, gij als moeder, jullie als kinderen Toch mag die last een lust worden en een begeerte der zieldan zal ze ons rijk maken Wat denken en spreken we dikwijls heel erg gemakkelijk in ons huis. Ja, buiten moeten we wat voorzichtiger zijn dan kan die of die het hooren en aanmerking maken. Buiten kan het soms gevaarlijk zijn, wat al te boud te spreken. Ja, wees buiten de deur maar voorzichtig Maar moeten we dan binnenshuis onze ge dachten en onze woorden maar laten gaan, alsof er dan niets in den weg is Dat kan toch niet Onder de controle van de Wet onzes Gods en van de inzettingen en rechten des Heeren zoo moet heel ons leven staan. En de eerste voor name cel van dat leven is ons huisgezin. Denken daar onze ouders wel genoeg aan Onze kinde ren hooren onze woorden en proeven daaruit de gedachten. Ze nemen die op en dragen ze mee in hun hart engaan er mee het breede leven in. En vul nu zelf maar in, of al die woor den en oordeelvellingen en uitspraken wel de toets der Goddelijke critiek kunnen doorstaan. Of ze wel blijk geven van uw Godsvrucht en van uw Godsvertrouwen en van uw afzien van alles, wat daarbuiten valt. Of ze wel allereerst en allermeest in het teeken staan van Gode in alles te gehoorzamen en Hem te volgen, waar heen Hij leidt. „Ik moet heden in uw huis blijven." Ge weet, dat het Goddelijk „heden" niet maar beteekent alleen dit oogenblik, maar ook omvat gisteren en morgen, dat is al onze dagen. In ons huis dat is in ons intiemste leven, in onze gezins kring, bij ons eten en drinken, ons waken en slapen, ons denken en spreken en handelen, ons klagen en ons roemen, ons bidden en zingen, ons wankelen en ons staande "blijven, ons leiden en ons geleid worden. Doordringen we ons daarvan „Ik bij u". Dan zal ons gezinsleven in echt Christelijke zin ver diept worden en verrijkt, dat kan niet anders. Zoo is Gods genadig en rijk en wonderlijk bè- doelen. En dan zal de invloed daarvan ook merkbaar zijn, als wij zelf en als onze kinderen buiten de deur stappen en in het volle leven zich begeven. Dat zal een wacht zetten voor den mond en de deuren der lippen behoeden. Niet omdat over macht dat wil, niet door uitwendig geweld maar door de werking van 's Heeren Geest en door het geleid worden door den oversten Leidsman, tot Godes eer en tot ons heil. Van W. te W. Zeelands eenigst Provinciaal kerkelijk orgaan zij uw gids en het zij de gids van allen, die de kerk liefhebben. Medelezers wordt abonné En maar z'n oor geleend aan de trieste melodie van z'n tobbende gedachten. En toch heel diep in z'n hart bleef Goudoever innig blij dien dag. HOOFDSTUK XXVIII. 1 Mei 1933. Belangstellenden stonden saamgegroept op den doodenakker, om ouderling Kloosterhuis de laat ste eer te bewijzen. Men wachtte op het oogenblik, dat de rouw stoet zou arriveeren. Dan naderden plechtig langzaam de zwarte, zwijgende dragers, die in strakke ernst de don kere zwartomfloersde kist torsten tot aan de groeve, waar de menschen wachtten in stille aan dacht, sommigen hun hoofden ontblootten. Dominee Breedeveld trad naar voren, begon te spreken „Mijn hoorders, is er wel een schrijnender te genstelling dan tusschen deze stralende 1 Meidag en dit donkere graf Spreekt deze 1 Meidag niet van een nieuwe lente die gekomen is, van een nieuw jaargetijde, dat aller hart vervult met blijde hoop en zoete verwachting, een voorja.arsd,agf. die reikhalzend doet uitzien naar een nog rijker heerlijkheid van voldragen zomerweelde 1 Mei dag, die het verlangen in onze harten verleven digt omdat nu een lichter seizoen is ingeluid en de donkerheid van den winter is geweken. Is 1 Meidag ook niet de dag, waarop in onze stad. de duizenden hun toogdag vieren, waarop ze in uit bundig enthousiasme hun geloof belijden, hun hoopvolle verwachting uitzeggen van een nieuwe aarde, waar niemand gebrek zal lijden, en nie mand zich ellendig zal weten 1 Meidag, ee$ dag van lichten dan toch op 1 Meidag hier te moeten staan bij dit donkere graf, vloekt het niet tegen elkaar Hier immers, in de duistere groeve, hier op de stille doodenakker heerscht de dood, de vale dood, die alle levensgemeenschap verstoort en ontreddert, die alle levensheerlijk heid aantast en vernietigt, die teere levensbanden verscheurt. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 2