No* 17 Vrijdag 25 April 1941 55e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C HEIJ en Ds» A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERSD.D» W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, Dr N. J» HOMMES, A. B. W. M. KOK, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ ft OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 BEDIENING DES WOORDS. Tot het eigenlijke puntde bediening des Woords in het midden der gemeente, waren we nu toegekomen. Zoowel van de zijde van den bedienaar als van de zijde der gemeente past hier eerbied. Taal en stijl moeten zijn in over eenstemming met hetgeen verkondigd wordt. De dienaar des Woords moet doordrongen zijn van het heilig karakter van de vergadering waarin het Woord wordt bediend. Taal en stijl zijn middelen om het Evangelie te verkondigen, maar geen geringe middelen. Ze moeten passen bij den inhoud van het verkondig de, bij Hem, die in het midden der gemeente is. Voetius zegt hiervan, dat taal en stijl zich nauw moeten aansluiten aan de Schrift. Natuurlijk wil dat niet zeggen, dat het een aaneenrijing van texten zal zijn, maar zóó zegt Prof. Hoekstra dat de preek een gewijd karakter zal dragen, dat de taal gezalfd zij (in den goeden zin van het Woord) gedrenkt met de olie des Geestes, en al het profane worde geweerd. De boeken van Dr B. Wielenga hebben menig dienaar des Woords op dit punt heel wat te leeren. Hoe schoon heeft deze geleerde zich in geleefd in de taalschat van de Schrift, heeft hij zich aangesloten bij haar woorden, die geest en leven zijn. De tale Kanaans in goeden zin is kos telijk, op de verkeerde „tale Kanaans" kan niet genoeg critiek worden geleverd. Dat op dit gebied van de zijde van den bedie naar des Woords wel gezondigd wordt, laat zich zoo gemakkelijk verstaan. Wie altijd in het Hei lige bezig is, ziet zoo licht het geheiligd en ge wijd karakter over het hoofd. Het heilige wordt ploegaarde. Wij dienaren des Woords moeten waken en bidden om niet in verzoeking te komen met het Allerheiligste profaan om te gaan. In het taalgebruik moet dan ook het lage en vulgaire gemeden worden. Prof. Hoekstra zegtGeen prediker late zich door de zucht om populair te zijn, zich verleiden tot het gebruik van platte woorden, ruwe en onbeschaafde uitdrukkingen. De eenvoudigen over wier ziel de schaaf van den Heiligen Geest ging, zullen zich aan plat heden en vulgaire taal stooten, al kunnen ze het niet beredeneeren. Ze gevoelen het als niet pas send bij de verkondiging des Woords. Iedere die naar des Woords zal hiertegen min of meer moe ten strijden. In de eerste plaats dus moet door den Dienaar des Woords eerbied betracht worden. Veel hangt van hem af of en in hoeverre er eerbied betracht wordt in de samenkomst der gemeente. Wie als geheiligd persoon heilig met de heilige dingen omgaat, zal eerbied afdwingen. Niet voor zijn persoon, maar voor het Heilige, dat hij brengt. Het gebed aan het begin van den dienst door de gemeente oogezonden voor den dienaar mag zeker tot inhoud hebben Heere, zalf Uw dienstknecht met Uw Heiligen Geest. En zoo komen we tot de andere zijde de gemeente die het Woord ontvangt. Over de in houd spreken we hier dus niet. Alleen over de wijze, waarop wij het Woord moeten ontvangen. En dat geldt in de eerste plaats ditHet Woord komt van God. Al gebruikt de Heere ook daar voor een nietig en zondig instrument, God spreekt zijn gemeente aan. God komt tot haar in Christus en door Zijn Geest. We kunnen ons niet genoeg inprenten iederen Zondag weer wat er eigenlijk gebeurt in de sa menkomsten van Gods volk. Daar verschijnt maar niet een Vorst, een Koning, neen, daar buigt zich de Almachtige, de Driemaal Heilige God neer tot den zondigen mensch met genade en vrede. En die God predikt vergeving en eeuwig leven voor zijn volk. Dit is zulk een machtig feit, zulk een geweldige gebeurtenis, dat we nooit genoeg eerbiedig kunnen zijn onder de prediking van het Woord. Dat de gemeente van dit feit niet altijd door drongen is, komt uit b.v. in het slapen van som migen. O zeker, we kunnen hiervoor allerlei re denen vinden. In mijn vorige gemeente, die me nog altijd dierbaar is, was het erger dan in Zee land. Maar men sprak dit slapen op de volgende manier goed in het voorjaar moet de landman hard werken en dikwijls des nachts op het vee letten ergo, geen wonder dat hij slaapt in de kerk. In den zomerdan is het oogsttijd en na een week van inspanning valt men dan onder den dienst als vanzelf in slaap. In het najaar gaat het bloed langzamer stroomen, terwijl de drukte op het land nog groot is ergo, de drang tot slapen is weer groot en in den winter doen zeer velen hun winterslaap en dommelt de mensch ook gemakkelijk in, vooral bij een warme kachel en de vrouwen op hun stoofje. Waarmee ik maar zeggen wilde vonden zijn vele. Veeleer meen ik, dat het zoo staat met het slapen, bij sommigen leeft niet de gedachte van het groote gebeuren in iederen dienst des Woords. Dit is de hoofdoorzaak. En natuurlijk geven we ook gaarne toe, dat het ellendige zingen, dat onnatuurlijke ,,spreken" van sommige dienaren des Woords ook schuldig is aan het slapen. Het doet me soms denken aan een accordeon, die men ook uittrekken moet en weer samendrukken om geluid te hooren en als dan soms de woorden galmend uitgeperst en dan weer zalvend lang gerekt worden, dan wordt men inderdaad in slaap gezongen. Maar hoofdzaak blijve hier men zij zich be wust, zoowel de dienaar des Woords en de ge meente God de Heere spreekt tot ons, is in ons midden en daarom past ons hoogste eerbied. Zonde is het voor den Heiligen God, wanneer sommigen een oneerbiedige houding aannemen. Wie met zijn hoofd in de bank ligt, beleedigt God. Dat doen we al niet in gezelschap als iemand tot ons spreekt. Stel u voor Hoeveel minder dan als God tot ons spreekt. Het is niet alleen zeer oneerbiedig, maar ook hoogst on beschaafd. Vele zonden zouden hier nog zijn te noemen. Ik wil het echter hierbij laten. In houding, in luisteren, zingen, kortom in alles kome uit, dat men bij den Heere is. En hoe meer de gemeenten hiervan doordrongen worden, des te grooter zal de eerbied zijn en Gods eer ge zocht worden. Tenslotte niet alleen van ons doen zullen we verantwoording moeten afleggen. Maar ook van hetgeen we hebben nagelaten. Laten we na eer biedig te zijn of die eerbied te bevorderen, we staan schuldig. Moge de kerk op aarde nu reeds iets van dien eerbied openbaren, die ze eeuwig hiernamaals voor den Heiligen God zal toonen. A. H. OUSSOREN. PAULUS OVER POLITIEKE ACTIVITEIT. II. Wanneer men het gebruik van politeuma bij de Grieksche schrijvers nagaat, blijkt het een thema te zijn met tal van variaties. Het woord doet zijn intrede in de Grieksche litteratuur voor het eerst in de 4de eeuw v. Chr. om zich ongeveer tot de 4de eeuw n. Chr. te handhaven. Als oudste getuige voor het gebruik van poli teuma vinden we den beroemden attischen rede- naar-stylist Isocrates (436338 v. Chr.), leer ling van Socrates en tijdgenoot van Plato. Voor Isocrates heeft politeuma de beteekenis van grondwet, grondprincipe van Staatsbestuur. Het werkwoord politeuesthai, dat Paulus in Phil. 1 27 gebruikt en in onze vertaling met „wandelen" is weergegeven, heeft Isocrates orn politieke werkzaamheid aan te duiden. Waar de Staat als onsterfelijk gezien wordt en Staatsdienst den mensch een zekere onsterf lijkheid bereidt, daar krijgt het woord politeuma een religieuzen tint. Zoo was het ook bij Isocra tes. De mensch, wiens houding tegenover het poli teuma, tegenover het grondprincipe van Staats bestuur zuiver is, die ontvangt deel aan de on sterfelijkheid. Nimmer heeft men deze gedachte, dat de Staat de poort is, waardoor men ingaat tot de onsterfelijkheid weer. losgelaten in de Grieksch-Romeinsche cultuurwereld. Men heeft haar steeds gekoesterd en in tal van beschouwingen ontmoeten we haar in het antieke denken- In scherpe antithese daarmede staat Phil. 3 20, waar Paulus uitroeptOns (met nadruk) poli teuma is in de hemelen Met dit woord grijpt de apostel in het hart van heel de toenmalige cultuurwereld. Hiermede doet hij een aanval op de verheerlijking van aardsche politeuma's. Acht eeuwen lang heeft het woord politeuma een heerschende plaats ingenomen in denken en doen der oude wereld. Vier eeuwen voor en vier eeuwen na Chr. en daar midden in staat Paulus, de dienstknecht van Jezus Christus en in die wereld werpt hij een geheel nieuwe, onbekende opvatting over het politeuma. Zij beteekent een geestelijke revolutie in de wereld. Het Christendom komt met een eigen politeu ma en daarom heeft het zijn reserve tegenover de aardsche politeuma's, onverschillig of ze uit gaan van democratie of van dictatuur. Paulus heeft zijn eigen variatie op het thema politeuma. In de Grieksche wereld was het al rijk ge varieerd hetgeen uit de volgende opsomming blijkt. Bij Isocrates beteekende politeumagrondwet, grondprincipe van Staatsbestuur. Bij Plato Staat in heel zijn organisme en onder- deelen. Bij Demosthenes (383322 v. Chr.): politieke handelingen, grondprincipes der politieke activiteit. Bij Aeschines (tegenstander van Demosthenes): democratische grondwet. Bij Aristoteles (384322 v. Chr.): Staatsbestuur, Hoogste Macht, regeering, de regeerende stand, de adel, het burgerschap in volle rech ten. Hoofd van de regeering, regenten, staatsmacht. Bij Polybius (204122 v. Chr.): Staat, burger schap, vaderland, grondwet, staatsvorm. Bij hem staat politeuma in tegenstelling met mo narchie en de rijken der Barbaren. Bij Diodorus (tijdgenoot van Augustus): repu bliek, grondwet. Bij Dionybius Halicarnassus (tijdgenoot van Augustus): vrijstaat in tegenstelling met monarchie. Bij Philo (tijdgenoot van Paulus): burgerschap. Bij Josephus (geb. 37 v. Chr.): Staatsbegrip, in richting van den Staat, saamleving, Staats verband. Bij Epictetus (begin 2de eeuw n. Chr.): maat schappij, republiek. Bij keizer Marcus Aurelius (161180 n. Chr.): burgerlijke gemeenschap. Bij Tatianus (christen-apologeet 2de eeuw n. Chr.): het georganiseerde menschelijke le ven. Bij Cassius Dio (geb. 155 n. Chr.): Staatsbestuur. Behalve in de klassieke litteratuur ontmoeten we het woord politeuma ook vele malen in in scripties. Dan heeft het vaak een militaire bij- beteekenis. Zoo is er te Taijum in Egypte een papyrus gevonden, waarin sprake is van een politeuma. Hier beteekent het een militaire divisie. Zoo lezen we ook van een politeuma van Cre- tenzen, waar de beteekenisis een militair be stuurslichaam. In een inscriptie uit Beneden-Egypte is sprake van een priester van een politeuma, een regiment. In de inscripties heeft politeuma voorts de be teekenis van een met zekere politieke privileges begiftigde gemeenschap, op nationaliteit gegrond. Op grafsteenen van soldaten, die gevonden zijn, leest men herhaaldelijk onder een in me- moriam, naast de namen van vrienden, bekenden of weduwe, ook politeuma» Hier beteekent het zooveel als Bond van tot dezelfde nationaliteit behoorende en in den vreemde dienende soldaten. Zoo is er ook in Pompeji een inscriptie gevon den op een steen uit het jaar 3 v. Chr., waarin politeuma voorkomt en doelt op een vereeniging van in Alexandrië wonende Phrygiërs. Dit is het zelfde wat wij in onzen tijd nog kennen. Menschen van eenzelfde nationaliteit in een vreemd land organiseeren zich tot een Bond. Zoo iets noemen de inscripties een politeuma. Binnen het Romeinsche imperium hadden deze politeuma's zekere privileges en zelfstandigheid. In dien zin spreekt ook Josephus van de eigen politeuma der Joden binnen het Romeinsche Rijk. Uit het voorafgaande blijkt wel, welk een bui tengewoon rijk en buigzaam begrip het woord politeuma was, dat Paulus in Phil. 3 20 gebruikt. Grondbeteekenis van politeuma is de verplich te activiteit van den Staatsburger. Daaruit ont wikkelden zich vele beteekenissen met tal van fijne nuances. We kunnen de volgende lijst op stellen 1°. Denken, handelen van Staatslieden. 2 0Staatsmansbeleid 3°. Staatsbestuur. 4°. Overheid. 5°. Het geheel der regeeringsbekwame burgers. 6°. Het volle burgerrecht. 7°. Souvereiniteit. 8°. Burgerschap. 9°. Vaderland. 10°. Grondwet. 11°. Staat. 12°. Staatsvorm. 13°. Politieke activiteit der burgers. 14°. Republiek in tegenstelling met monarchie. 15°. Menschelijke samenleving. 16°. Maatschappij 17°. Regiment. 18°. Bond van burgers of militairen van gelijke nationale herkomst in den vreemde. Zoo blijkt Politeuma een thema te zijn met een schier eindelooze variatie. Paulus voegt er nog een nieuwe aan toe Ons politeuma is in de hemelen. Dit is iets nieuwsZoo is over politeuma nog nimmer gehandeld. Een politeuma in de hemelen met Jezus Christus als een cen trum. Dat is waarlijk nieuw en ongehoord. Het Evangelie schept een nieuw politeuma. Hoe rijk en vol komt het Evangelie door dit begrip voor ons te staan. Ge kunt vertalenOns Vaderland is in de hemelen en de Schrift zegt U, waar ge thuis hoort. Ge kunt vertalen Ons burgerschap is in de hemelen en daarmede wordt U gezegd, wat uw roeping is in deze wereld, aan welke Staatsge- meenschap en menschelijke samenleving ge uw activiteit hebt te geven. Ge moogt vertalen Onze grondwet is in de hemelen en daarmede wordt U gezegd, waaraan ge in leven en sterven gebonden zijt, welke rech ten en plichten daar voor U zijn. Dit Schriftwoord heeft zoo een machtig rijken inhoud, waaronder we verlegen worden bij het vertalen. In Vaderland ligt de innige mystiek van het veilig tehuis zijn in den hemel. In Burgerschap klinkt krachtig en sterk het appèl tot de nieuwe gehoorzaamheid en tot acti viteit, gelijk burgers in volle rechten betaamt. In Grondwet hooren we strak en ondubbelzin nig de afkondiging van onze volstrekte gebonden heid aan den verhoogden Christus, die over heel ons leven geen duimbreed uitgezonderd proclameertHet is Mijn De Philippenzen hebben Paulus' woord ons politeuma is in de hemelen heel goed begrepen. Het is niet toevallig, dat Paulus dit woord poli teuma juist gebruikt in zijn brief aan de gemeente van Philippi. Voor de stad Philippi was het een zeer actueel woord. Om den polemischen zin van Paulus' woord te verstaan, moeten we het plaatsen tegen den historischen achtergrond van de stad Philippi. Paulus spreekt hier antithetisch. Hij zegtOns politeuma en plaatst dit tegenover een ander po liteuma, waarvan Philippi een roemrucht hoogte punt was. Wat Alkmaar in onze geschiedenis is, dat is n.l. Philippi in de wordingsgeschiedenis van het Romeinsche politeuma of imperium. Paulus, die van Rome uit, als gevangene, zijn brief schrijft aan de gemeente van Philippi, was heel goed met de situatie en het politieke zelf bewustzijn van de stad Philippi op de hoogte. Wij weten uit Hand. 16, hoe hij in den nacht te Troas een gezicht kreeg en naar Macedonië werd geroepen. Hij is toen overgestoken en naar Philippi gekomen. Aldaar heeft hij het Evangelie verkondigd. De eerste stad in Europa, waar dit geschiedde. We weten eveneens uit Hand. 16, dat Paulus te Phi lippi heel wat beleefd heeft. Opstootjes, aanklachten van revolutionaire woelingen, geeselingen, gevangenschap, dat was de omlijsting van zijn Evangelieprediking. Het heeft er gestormd over Paulus' hoofd Daarnaast heeft de apostel er veel heerlijks genoten. Er zijn teedere banden gelegd. Jaren la ter, als gevangene te Rome, noemt hij de ge meente nog zijn „blijdschap en kroon". De ge meente is hem iets bizonders. De stad, waarin de gemeente leeft, is echter ook door de politieke gebeurtenissen iets bizon ders. Zij is overladen met politieke roem. Noemt Paulus de gemeente zijn „blijdschap en kroon", de stad had in de aan Christus' geboorte voorafgegane groote politieke worstelingen een belangrijke plaats ingenomen. In de wordingsgeschiedenis van het machtige Romeinsche imperium staat Philippi met gouden letters gegrift. Octavianus, de latere keizer Augustus, kon haar in zekeren zin ook noemen „mijn blijdschap en kroon". De stad, vroeger Crenides geheeten, in 356 v. Christus omgedoopt in Philippi ter eere van koning Philippus van Macedonië, den vader van Alexander de Groote, was van af haar steile hoogte toeschouwster ge weest van een veldslag in haar vlakte, die van beslissende beteekenis was voor toekomst en lot van het Romeinsche Rijk. In het jaar 42 v. Chr. versloeg de latere keizer Augustus in bondge nootschap met Antonius, de moordenaars van Julius Caesar in de vlakte van Philippi. Brutus en Cassius vonden hier bij Philippi den dood met vele anderen van de republikeinsche partij. In de annalen van de Romeinsche geschiedenis staat Philippi roemrijk geschreven. Van haar zongen de dichters. Bij Philippi werd in 42 v. Chr. definitief be slist over de vraag republiek of alleenheer schappij en wel in laatstgenoemden zin. De republiek werd daar begraven, de alleen heerschappij daar geboren. De eerst komende tien jaren zouden de beslissing brengen in welks handen de alleenheerschappij tenslotte zou rus ten, in die van Antonius of die van Augustus. Daarover besliste de zeeslag bij Actium in 31 v. Chr. ten gunste van Augustus. Bij Philippi viel principieel de beslissing over

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 1