FEUILLETON.
DIE UW LEVEN
I VERLOST
KERKNIEUWS*
OFFICIEELE BERICHTEN.
dacht moet de gemeente dat Woord van God
aanhooren.
Welk een rijke gemeente is de gemeente van
Christus. Wat zijn de bemoeiingen vele van den
Heere nog vóórdat het Woord gepredikt wordt
Als we er maar op letten
BEHEERSCHING.
Er wordt van ons allen vooral in dezen tijd
gevraagd beheersching. Dat er vele dingen zijn,
die nieuw zijn in dezen tijd, kunnen we allen
dagelijks constateeren.
En reeds eerder schreven we, dat we al het
nieuwe niet met gejuich begroeten. Nieuw is geen
norm.
Evenmin mogen we halstarrig ons vasthouden
aan het oude, en zeggen het oude is en was
alleen goed. Het oude is geen norm.
Norm van het oude en nieuwe is de wet, Gods
wet. Die geeft ons aan, of het nieuwe, dat we
ervaren en het oude, dat we willen behouden,
goed is. En dwars door al het nieuwe en al het
oude gaat dan ook heen die alleen-goede maat
staf het Woord des Heeren.
De omstandigheden brengen mede, dat we
veel, ook dingen waaraan we gehecht waren
moeten loslaten. Dat is dikwijls niet aangenaam.
Maar de feiten zijn er eenmaal.
Wat moeten we nu doen? Onbeheerscht ingaan
tegen machten, die over ons gesteld zijn 1 Mogen
we meedoen aan openlijk verzet. Mogen w.e in
de hand werken, dat de straat het tooneel wordt
van rumoer of erger opstand
Met alle ernst zeggen we tot een iederten
eerste om de eisch van het Woord, alsook om
wei-doordacht eigenbelang beheerscht u
Wraakgevoelens passen den Christen niet.
En komen ze op, dan moeten we bidden om
kracht ze niet te openbaren, maar te verdrijven.
De Heere zegtMij komt de wrake toe, Ik zal
het vergelden.
Vooral tot onze jongens en meisjes zeggen
weOpenbaar u als leden van Christus' Kerk.
En bidt God om kracht dit te blijven doen.
Stoïsche zelfbeheersching zoekt hoogmoedig
zichzelf.
Maar Christelijke beheersching weet een uit
weg, n.l. naar den Heere. En wie den Heere bidt
om kracht, die zal niet beschaamd worden.
EERBIED.
II.
Het karakter van den eeredienstdat God tot
Zijn volk komt, en het volk tot zijn God. dat
brengt met zich mede, dat we vol eerbied moe
ten zijn in het huis des Heeren. We zijn nu ge
komen tot een element in den eeredienst, waar
we allen dit karakter heel sterk aanvoelen de
gemeente spreekt haar God aan, door het gebed.
Die eerbied brengen we op verschillende ma
nieren tot uiting. Vele mannen hebben de goede
gewoonte, om te gaan staan. Wel is waar zou
knielen veel eerbiediger zijn, zooals dit gewoonte
is in de Roomsche- en Anglicaansche kerk, maar
onze kerken zijn daarvoor nu eenmaal niet ge
schikt. Het knielend bidden is echter de meest
eerbiedige vorm. Zoo doen we het ook in onze
huizen des avonds en des morgens en we druk
ken daarin uit, dat we neerzinken voor den troon
van den Almachtige, als een klein hulpbehoe
vend schepsel.
Maar niet alleen in het staan van de mannen,
maar ook in het vouwen der handen en het slui
ten der oogen drukken we onzen eerbied uit.
Met de gevouwen handen spreken we uit, dat
we als geboeiden, machteloozen tot den Heere
komen. Alles verwachten we van Hem. Alleen
de Heere kan ons helpen.
En met het sluiten der oogen drukken we uit,
dat we onze aandacht ten volle willen bepalen
bij den Heere alleen. Zinlijke wezens als we zijn,
worden we spoedig afgeleid door hetgeen we
zien. Om dit te voorkomen, zien we niet. Willen
we alleen geestelijk zien. En met hart en mond
spreken tot Onzen Vader.
Mij is wel eens de vraag gedaan, of het zonde
is als men zijn oogen open houdt. Ik zou willen
antwoorden in den regel wel. In den regel opent
men de oogen onder het bidden, omdat men zijn
aandacht niet bij het bidden heeft. Omdat men
iets wil zien.
Wie echter in staat is zijn aandacht ten volle
bij het bidden te concentreeren met geopende
oogen, doet geen zonde. En waar we nu een
maal gewoon zijn de oogen te sluiten, is het beter
deze oude gewoonte te handhaven. Het is een
vorm, die niet zinneloos is, integendeelwe slui-
door I
B. HENGELAAR
42)
,,Me dunkt, hij komt er niet weer boven op,
maar dat hebben we op kantoor al vaker tegen
elkaa? gezegd."
„Dit wou ik je zeggen, Frits. Als Karei straks
gaat verdwijnen, dan is jouw plaats hier beneden
hoor, en niet boven. Begrijp je
„Jawel, Catrien", deed Frits onderdanig. „Heb
je me daarvoor zooeven geïnterpelleerd
„Dus je bent weer niet thuis vanavond
„Malle meid, wees nou niet onbillijk. Er is in
de wereld meer te doen dan koffiepraatjes hou
den."
„Dat begrijp ik."
„Je weetmorgen stemdag."
„Schaper zal er wel komen zonder jou
schamperde Catrien.
„Hè, da's nou niet aardig van je."
„Niet aardig Je zou ons maar helpen. Colijn
er te krijgen, dan zou je je nog verdienstelijk
kunnen maken."
„Wablief Wil je nou 'n politiek debat met
me openen
„Hou je politiek maar bij je, jullie brengt ons
allen naar de kelder met die Schaper en z'n tra
wanten."
ten ons van de wereld om ons heen af, en we
ontsluiten ons voor den geestelijke wereld.
Ook kan de vraag gedaan worden, of het niet
wenschelijk is, dat allen zouden staan onder het
bidden, mannen en vrouwen, zooals dit in andere
landen ook gewoonte is. In Zwitserland, Duitsch-
land, Engeland staat een ieder ook onder het
zingen en zeer zeker verhoogt dit de eerbied.
Ook zijn er vooral in ons land bezwaren aan
verbonden. Het gebed voor alle nood der chris
tenheid is het zgn. „lange" gebed.
En velen zullen het moeilijk vinden 10 mi
nuten of langer met gesloten oogen stil te staan.
En zeker is, dat dit voor allen, die zijn saam-
gekomen ondoenlijk is.
In het buitenland zijn de gebeden dan ook kor
ter. En m.i. is er veel voor te zeggen dit gebed
niet al te lang te doen zijn. Wanneer dit gebed
soms een kwartier, zelfs twintig minuten duurt,
is dit zulk een inspanning der ziel, dat de aan
dacht, het bewust meebidden, moet verslappen,
en gaat de eerbied achteruit. Zelfs kunnen we
het wel zoo zeggen de eerbied is omgekeerd
evenredig aan den lengte van het gebed.
Terugkeerend tot de vraag of niet allen zou
den moeten staan onder het bidden, meenen we
hierop negatief te moeten antwoorden. Het zou
voor tal van aanwezigen ondoenlijk zijn om re
denen die we hier niet nader aanduiden, afgezien
nog van onze oudere broeders en zusters.
Knielend bidden zou zeer zeker wel voor allen
mogelijk zijn. En daarheen moeten onze kerken
het leiden. Met den bouw moeten we hiermede
rekenen.
Wat nu het materieele van het gebed betreft
we zeiden reeds, het is het gebed voor alle
nood der christenheid. We komen als schuldige
gemeente bij monde van den dienaar des Woords
tot den Heere. Die dienaar is de tolk van wat
de gemeente te zeggen heeft. En zoo stalt hij de
nooden uit voor Gods aangezicht. Maar wat
meer is, bovenal is dit bidden aanbidden. Het is
het uitspreken van onze liefde voor den Heere
en het loven van Zijn werk aan zondaren.
Een ieder gevoelt, hier past de hoogste eer
bied. En droef is het als in de gemeente van
Christus sommigen staan te hangen, anderen zelfs
met hun hoofd op de bank liggen, derden zelfs
niet eens meebidden, maar iets anders doen. Zij
beseffen waarschijnlijk niet, dat ze daarmee in
de eerste plaats den Heere, maar ook zichzelf
beleedigen.
Zij beleedigen den Heere, want uit hun hou
ding komt uit, dat hun hart niet bij het bidden
is. Ze doen alsof ze bidden, maar ze meenen het
niet. Neen, het is niet alleen in de wereld der
goddeloozen, maar ook in het Huis des Heeren,
dat Zijn Naam ijdelijk gebruikt wordt. Juist om
dat de inhoud van het bidden betreft de nood
van de menschen en de nood van de gemeente,
daarom past hier zooveel eerbied. We hebben
niets aan te bieden, we hebben te belijden, dat
we alleen maar van genade kunnen leven.
Laten we er allen aan meewerken, dat we
naar waarheid kunnen zeggenMijn beê met
opgeheven handen, klimme voor uw Heilig Aan
gezicht, als reukwerk voor U toegericht als of
fers, die des avonds branden.
A. H. OUSSOREN.
„EEN SOMBER VOORGEVOEL", EN
ONZE THEOLOGISCHE HOOGESCHOOL.
Drie jaren vóór de stichting der Theologische
School te Kampen, in 1851, verscheen van de
hand van H. van Berkum, Hervormd Predikant
te Stiens, een merkwaardig boek over een merk
waardig man. Het was een monographie over
De Labadie en de Labadisten de ondertitel
luidde „een bladzijde uit de geschidenis der
Nederlandsche Hervormde Kerk".
De monographie was destijds hoog in eere
het bestudeeren van zoo'n enkele pagina uit het
krijgsjournaal der ecclesia militans, der strijdende
kerk, behoorde tot de meest geliefde bezigheden
der theologen. Niemand minder dan Goethe had
immers gezongen dat „diepgaande kennis van
het bijzondere ons tevens het algemeene doet
verstaan".
Waarom Ds van Berkum juist deze bladzijde
uit het historieboek had opgeslagen Hij geeft
daarvan rekenschap in zijn voorrede, die voor
ons doel belangrijker is dan zijn boek zelf.
Hij is van oordeel, dat „daadzaken der ge
schiedenis altijd betere waarschuwingen en ver
maningen zijn dan vele woorden".
„Ware dit boek, zoo schrijft hij, voor tien,
vijftien jaren geschreven, men zou het misschien
houden voor een waarschuwing tegen het sepa
ratisme van onze dagen, en als het ook nu nog
„Wat doe je fanatiek, zus. Ga jij ook al doen
aan politiek, Catrien. Zou je dat maar niet over
laten aan je Gerritje
Catrien lachte hartelijk.
En Frits lachte mee.
Dan verdween hij naar boven, wilde achter
z'n bureautje gaan zitten, en voor hij zich kon
bezinnen, had hij het boekje van Catrien reeds
in z'n hand. 'n Bijbeltje. Er onder lag een vel
papier, waarop eenige verzen stonden geschre
ven.
't Was Catrien's hand.
Frits las
CRISIS.
De Bijbel, waar hij vroeger uit voorlas,
Ligt ergens in een vergeten hoek.
Toen hij een jaar zonder werk was
Smeet hij het boek weg met een vloek.
Vroeger werd er aan tafel gebeden
En 's avonds, geknield voor het bed
Werden de daag'lijksche zonden beleden,
Nu is God met den Bijbel opzij gezet.
Als hij van 't stemp'len en vruchteloos zoeken
Terugkeert, kijkt hij bezeerd naar zijn vrouw.
Als zij gaat huilen, begint hij te vloeken
En toch ze zijn elkander zoo trouw
Alleen maar ze hebben iets moois verloren.
Hij dacht, dat het zijn betrekking was.
Maar zij haar blik zegt en hij zal het
[eenmaal hooren
Als je eens weer uit den Bijbel las
in de handen van sommigen onzer afgescheiden
broeders komen mocht, zal het ligtelijk ook hun
nog zijne diensten doen."
Ge bemerkt reeds, dat de geest van dezen
historieschrijver niet toevalligerwijze aan het
onderwerp De Labadie en de Labadisten is blij
ven haken. Er moesten menschen gewaarschuwd
en vermaand worden. Het gevaarlijke separa
tisme zat den schrijver hóóg, dat leest ge tus-
schen de regels door. Maar er was één troost
voor hem hoe fel het vuur van het Labadisme
eerst opgevlamd mocht zijn, het is tenslotte fi
naal uitgedoofd.
Daaraan gedenkend, wordt de waarschuwende
en vermanende beschrijver van het vroegere se
paratisme plotseling een ongeluksprofeet voor de
afgescheidenen van zijn eigen tijd.
„In allen gevalle, zoo gaat hij verder, is het
verleden hun een voorspelling van de toekomst,
en zoo kan deze geschiedenis bij hen een somber
voorgevoel wekken van den aanstaanden onder
gang van hun kleine gemeente."
Als men nu, naar Goethe's regel, uit deze
bijzondere uitspraak tot algemeener inzichten in
de Herv. Kerk van het midden der vorige eeuw
gaat concludeeren, dan ziet men, dat de papieren
der afgescheidenen destijds niet op hoog peil
stonden.
Het voorgevoel aangaande hun nabijzijnden
ondergang moet door vele buitenstaanders ge
koesterd zijn, eer Ds van Berkum dit zóó maar
drukken liet. Of was de wensch hier de vader
van de gedachte Zelf waren hij en zijn geest
verwanten over dit somber voorgevoel niet be
paald somber gestemd. Zijn boek had immers,
volgens zijn eigen getuigenis, „een heilzame strek
king voor de gemeente".
Weldra bleek echter dat men hier spreken
moest van een te vroeg gegrepen triumf.
De „rouwklager" uit Stiens had te voorbarig
aangeklopt aan het vermeende sterfhuis der Af
scheiding.
Drie jaren later bleek de patiënte nog aller
minst overleden.
De verwachte ondergang bleek een opgang
te zijn.
Het sombere voorgevoel werd beschaamd.
In plaats van een sterfhuis kon men een ge
boortehuis vinden.
De Theologische School werd gesticht.
Er tintelde nieuw, jong en frisch leven.
Het lag nog wel in de windselen, het was niet
terstond volgroeid wie kon dit eischen
maar er was gezonde vitaliteit en durvende acti
viteit onder de veel gesmade vromen, die bij het
Woord van hun God leefden, op de beloften
van Christus bouwden en om Zijns Naams wil
vervolging en smaad hadden getrotseerd.
Toen is het somber voorgevoel verlegd naar
het andere kamp.
Tot dusver was het immers in de liberale en
hoog-kerkelijke kringen gewoonte geweest de
afgescheidenen te brandmerken als domme dwe
pers, a-cultureele obscurantisten, vijanden van
de ware verlichting, onkundige haters der echte
theologie, remmers van den vooruitgang, uitdoo-
vers van de fakkels der ware wijsheid, een bot
soort gezelschapsmenschen, die het liefst luister
den naar lompe en plompe voorgangers, en ieder
verfoeiden die in de scholen der wetenschap was
gevormd, een schamel groepje kleine luiden, ver
zwakt door natuurlijke en geestelijke inteelt enz.
enz.
En dat deze menschen nu toonden hoogen
prijs te stellen op de wetenschappelijke vorming
hunner aanstaande predikanten, en daarvoor hun
liefde, hun gebed, hun geld en hun goed wilden
offeren, dat maakte de bezorgdheid erger, want
nu beschaamden de „daadzaken der geschiedenis"
de verwachtingen der monographen, die in hun
voorbarigheid reeds bezig waren het blad van
18341854 uit te scheuren uit het vaderlandsch
kerkelijk historieboek. Op eenmaal ging men be
grijpen we zijn niet klaar met die „separatisten";
ze beginnen pas goed
Één ding gaf nog stof tot hooghartige critiek,
dat n.l. dit werk te Kampen zoo zwak en simpel
begonnen werd, zoodat ieder die deze kerkelijke
school vergeleek met de openbare inrichtingen
voor hooger onderwijs een meewarigen glimlach
niet bedwingen kon.
En nu? Is het somber voorgevoel niet op
vreugdevolle wijze beschaamd Het werk groei
de onder de handen der biddende bouwers. De
Heere verbond er Zijn zegen aan. Als School
kan onze Theologische Hoogeschool met eere
worden genoemd. Meerdere harer hoogleeraren
kregen plaats onder de mannen-van-naam op
wetenschappelijk gebied. Zij leverden vele dis
cipelen af, wier arbeid onze kerken ten zegen
strekte.
Het onderwijs staat er op hoog peil. Het is
wel waarlijk Hooger Onderwijs. Het draagt een
eigen stempelhet dient een eigen doel het kan
elke eerlijke controle doorstaan. Dit kunnen de
Een vreemde ontroering overmeesterde hem.
En hij las weer dezelfde woordenen hij
las ze nog eens.
„Als je eens weer liit den Bijbel las
Maar wat wilde ze toch met hemCatrien.
Hijzou weer lezenin den Bijbel
Hoe kwam ze er bij Daar zat hij nou waar
achtig met een Bijbel in z'n handen Neen maar,
dat moesten z'n partijgenooten nu eens kunnen
ziende Heeterdonkersen Scholtens
ze zouden gieren Dus schaamde hij zich Wei
neen, dat zou hij zelf toch wetenDe Bijbel
was mooi, er stonden prachtgedeelten in, vooral
de Evangeliën, dat wist hij immers wel. De Jezus-
figuur was interessant. In zijn partij dweepten
velen nog met Jezus, die 't zoo kranig opnam
voor de armen en berooiden.
Wat had Catrien gezegd
Hij mocht het boekje hebben, mits hij er in las.
Dus niet lezen beteekende het boekje weigeren.
En dat kon hij toch niet, waarom zou hij haar
bedroeven, waarom haar geen plezier doen, ze
meende 't goed met hem. Dus hij ging weer in
den Bijbel lezen.
Och, wat werd hij een sentimenteele stakker
de laatste maanden. Alle fut was er uit. Was
't wel verstandig aan die weekheid, aan die teer
gevoeligheid toe te geven Zou hij op die manier
er ooit weer boven op komen? Wel ooit z'n
vroegere capaciteiten herwinnen
Er werd gefloten buiten.
Frits veerde op, keek uit 't raam, op de straat.
Daar liep een jongen heen en weer.
Gerrit Goudoever.
„Hallo riep Frits, „mot je mijn hebbe
curatoren gemakkelijker zeggen dan de profes
soren. Waarom zouden zij het verzwijgen
Uit het gesmade volksdeel dat in 1851 ten
doode stond opgeschreven, ontwikkelde' zich
door de gunst onzes Gods een levenskrachtige
en geloofskrachtige groep, die niet minder dan
twee hoogescholen stichtte, één in kerkelijk, en
één in vrij verband, en deze beide in stand houdt;
en, wel verre van zich in een separatistisch iso
lement te laten wegdringen of zich, daarin terug
te trekken. Kerk en volk en wereld in oprecht
heid zoekt te dienen.
Laat het ons dan een heilige roeping zijn het
pand, ons toevertrouwd, te bewaren.
Het aanvaarden van deze taak zal ons ook nu
vrijwaren van sombere voorgevoelens, die in
1941 evenmin passen als in 1851.
Want Christus houdt Zijn Kerk in stand.
Veritas victrix de waarheid overwint.
Rotterdam. F. C. MEYSTER.
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT.
95. Raad van een wijze.
„Goede raad is duur", zegt een goed Hol-
landsch spreekwoord. Duur in de zin van moei
lijk verkrijgbaar niet alleen, maar ook omdat ze
van zoo buitengewoon groot belang is.
O, daar is wel veel raad in het algemeen, maar
zoo weinig baat. Ieder weet wel raad te geven,
soms op hoogen toon en met groote stelligheid.
Maar de raad van een wijze, die meestal kort
en krachtig is, is zeldzaam. Hoe menig Ouder,
hoe menig Vader en Moeder heeft vaak gezucht:
wist ik maar goede raad En hoe ingewikkelder
de gevallen zijn en hoe moeilijker de omstandig
heden en hoe ernstiger de tijd, hoe schaarscher
wijze raad gevonden wordt.
Het wordt er voor onze Ouders en onze kin
deren, onze grootere kinderen vooral, niet ge
makkelijker op in onze dagen. Zijn de tijden wel
ooit zóó moeilijk geweest en waren de gevaren
wel ooit zóó groot De raadgevers zijn legio en
de een weet het al beter dan de ander maar
is het raad van een wijze, die geboden wordt
Immers alle andere raad is foutief en in wezen
en gevolg enkel maar verkeerd.
Wie is de wijze Dat is niet, die het hardste
roept en meent een held te zijn in het veel dur
ven Onze jongeren worden daardoor zoo licht
verleid en onbezonnenen worden zoo gemakke
lijk verleid Beproeft de geesten, of ze uit God
zijn
De ware wijsheid is voor ons als Christen
ouders en voor onze Christen-jeugd alleen te
vinden in des Heeren Woord. Dat is al de
eeuwen door de eenige beproefde wijsheid ge
weest en ook gebleken te zijn. Laten we dat toch
vasthouden, wij ouders en kinderen. En laat dat
toch in onze gezinnen en in onze besprekingen
onderling ook de beproefde wijsheid mogen blij
ven. Anders gaan we op doolpaden en volgen
we dwaallichtdan, ja, dan gaan we verloren!
Is dat te veel gezegd Neen, dat is het niet.
Hier staat de wijze Spreukendichter aan onze
zijde of liever hier wijst de wijze Salomo ons
den rechten weg. Hij had veel meer ervaren dan
velen onzer en bovendien en bovenal hij had
wijsheid van zijn God verkregen, om in de wir
war van allerlei raad het beste te kiezen. En wat
zegt hij dan in Spreuken 1 vers 10 Dit„mijn
zoon, indien de zondaars u aanlokken, bewillig
nietEn in vers 15 „mijn zoon, wandel niet
met hen op den weg, weer uw voet van hun
pad".
Dat is wijze raad, noodzakelijk te behartigen.
Altijd en door ieder, maar inzonderheid in onze
dagen. Vaders, moeders, zonen, dochteren, denkt
daaraan en handelt daarnaar het zal u behouden
en God zal u zegenen het zal zijn tot eere van
Zijn Naam
En zeg nu niet, dat het hier een raad geldt
tegenover buitengewoon groote goddeloozen en
dat ge u daarmee nog nooit hebt bemoeid dat
ge wel zult oppassen, met die grove goddeloos
heid niet mee te doen. Want de wijze dichter
spreekt hier van „zondaars" Dat zijn allen, die
niet vragen, wat God wil, dat ze doen zullen,
maar die dat zelf willen bepalen. Zondaars, die
dus eigeni wil voorop zetten, kunnen nog zoo
mooi praten daarom gebruikt Salomo hier het
woord „aanlokken". Maar „bewillig nietzegt
de wijze. Dat is kort en krachtig. En wat klinkt
dat „mijn zoon", twee maal herhaald, hier ern
stig en liefdevol en dringend Ga niet ook een
klein beetje met hen mee wandel niet met hen
op den weg uw hart wordt zoo licht verleid.
Sterker nog weer uw voet van hun pad
Omdat gij beter zijt dan die anderen Uit-
nemender We weten wel beter. Maar juist om
dat ook in ons hart de aanknoopingspunten lig
gen tot meegaan en meedoen. Dat maakt het
gevaar zoo groot. Niet op hun pad omdat onze
God het zoo niet wil en wij alleen maar moeten
vragen „Wat wilt Gij, dat ik doen zal
Van W. te W.
„Ken aan jou niks verdiene kwam de stem
op straat.
„Wie wil je dan
,,'k Hoor liever 'n damesstem grapte Gerrit.
„Zou je zeggen, nou bel dan maar beneden,
vr ou wenaf deeling
„Dank voor je verlof", boog Gerrit quasi be
leefd.
De deur werd al geopend.
„Catrien, meisje."
„Gerrit, kom binnen schat."
„Graag", stamelde hij dankbaar.
„Lieveling", kuste ze hem, „ben je klaar?"
„Waarmee
Hij blikte haar in d'r mooie oogen, en kon z'n
groot geluk niet op.
„Nou, klaar met je lui voor den stemdag."
„Heelemaal klaar", verdofte z'n stem in Ca-
triens stevige omhelzing, „jij bent m'n laatste, die
'k bezoek, jij ken me geen kwaad doen
„Dacht je niet?" kwam ze lief.
„Neen lachte hij tevreden, m'n meisje mag
nog niet stemmen, hé
„Jammer, Ger
„Jammer, Catrien Op wien zou jij gaan stem
men dan
„OpColijn, wou je wel, hé Doe 'k toch
niet, hoor
„Weineen", soesde Gerrit blij-gelukkig. „Jouw
stem is nu voor mij
„Heelemaal voor jou, hoor", kuste ze hem.
„Maar, is ze niet ongeldig, Ger", lachte ze
naïef.
„Ben je mal, meid", zei Gerrit in z'n verliefde
overmoed„jouw stem is mij vanavond meer
TWEETAL TE
Middenmeer G. Morsink te Bergentheim.
A. W. Schaafsma te Oldemarkt.
Eist (Bet.): Cand. J. Z. Potjer te Winschoten.
Cand. E. Torenbeek, hulppred. te
Rotterdam-Delfshaven.
BEROEPEN TE
Enkhuizen B. Timmer te Wagenborgen.
Harlingen A. Bos te Hoogersmilde.
De kerk van Rijnsburg zal binnenkort
overgaan tot het ingebruiknemen van een derde
preekgelegenheid. Ook ligt het in het voornemen
een hulpprediker aan te stellen.
In den nacht van Zaterdag op Zondag is
na een ziekbed van eenige weken overleden Ds
R. K. M. Hummelen, em. predikant van Gorin-
chem.
Ds Hummelen werd in 1875 geboren. Hij stu
deerde aan de Theol. Hoogeschool te Kampen
en werd in 1900 candidaat. Zijn eerste gemeente
was Langeslag-Heino (Ov.) en hij was tevens
de eerste dienaar des Woords van deze kerk,
waar hij op 30 Sept. 1900 zijn intrede deed. Na
vijf jaar aldaar gearbeid te hebben, vertrok Ds
Hummelen naar Kapelle-Biezelinge (Z.). In 1907
ging Ds Hummelen naar het Noorden, en deed
hij zijn intrede bij de kerk van Hoogkerk (Gr.).
Na te Hoogkerk vijf jaar zijn werk te hebben
verricht, riep de kerk van Heerenveen hem tot
den arbeid. Deze gemeente is hem bijzonder lief
geweest. Van 1912 tot 1922 is Heerenveen zijn
standplaats geweest. Op 8 Oct. van laatstge
noemd jaar werd Ds Hummelen verbonden aan
de kerk van Gorinchem. Tot 30 April 1933 bleef
hij haar dienaar. Op zijn verzoek ontving hij
wegens minder gunstigen gezondheidstoestand
eervol 'emeritaat.
Ds Hummelen was bij de kerk van Gorinchem
vooral gezien door zijn bearbeiding bij het zie
kenbezoek, welk werk hij tijdens het veldpredi
kerschap van Ds H. Th. van Munster waar nam.
De overleden leeraar werd tijdens de laatste
mobilisatie door den kerkeraad belast met de
geestelijke verzorging van de militairen, waar
door zijn belangstelling natuurlijk ook getrokken
werd tot het militairen tehuis in de garnizoens
plaats Gorinchem.
Met Ds Hummelen is een man heengegaan,
wiens herderlijk werk in de gemeente ten zeerste
gewaardeerd werd, wiens vriendelijk optreden
algemeene achting afdwong en wiens arbeid ook
op ander terrein dan louter het kerkelijke op
hoogen prijs werd gesteld.
Coetus Classis Middelburg Maandag 7 April
voormiddag 10 uur.
Namens de roepende kerk van Wemeldinge
berichten ondergeteekenden, dat Donderdag 24
April a.s. des morgens half tien vergadering der
Classis Goes gehouden zal worden.
Stukken voor het agendum worden uiterlijk
vóór 10 April a.s. verwacht bij laatstondergetee-
kende.
M. P. VAN DIJK, Praeses.
J. HOOGERHEIDE, Scriba.
De vergadering van de kerken in de Classis
Zierikzee zal D.V. worden gehouden op 7 Mei.
Stukken voor het agendum te zenden aan den
eerst-ondergeteekende vóór 19 April.
Namens de roepende kerk van Haamstede,
H. C. VOORNEVELD, Praeses.
W. OOSSE Mz., Scriba.
Theologische Hoogeschool te Kampen.
Het vorig jaar bracht dhr. P. Schoonaard, cor
respondent voor Middelburg, voor het eerst 200
gulden. Nu ging het hier nog iets boven uit, n.l.
203.25. Een resultaat, waarvoor wij, gezien de
omstandigheden, zeer dankbaar moeten zijn.
Koudekerke liep iets terug. Br. J. Simonse Sr.
overhandigde mij ditmaal 10.75.
De correspondent J. de Wolf te Grijpskerke
gaf mij 39.dat is 6 gulden meer dan het
vorige jaar.
Serooskerke bezit twee correspondenten, n.l.
de brs K. Coppoolse en Abr. Gideonse. Het be
drag van het vorige jaar werd met 5 gulden ver
meerderd en is nu 67.
De corr. v. d. Cl. Middelburg,
J. OLTHOFF.
Middelburg, 3 April 1941.
waard dan al de stemmen voorColijn
„Heerlijk", juichte ze voldaan.
En weer vatte hij haar lieve gelaat tusschen
z'n liefkoozende handen.
Dan viel 't geluid van woord op wederwoord
niet meer zoo snel
HOOFDSTUK XXV.
Tal van nieuwsgierigen drongen en dromden
voor de winkelruiten, lazen gretig de bulletins,
vele oogen lazen, verslonden de cijfers van de
uitslagen van de gehouden verkiezingen voor d£
Tweede Kamer.
Hoe was de toestand nu
Wie had er gewonnen
Wie verloren
Hoe waren de verhoudingscijfers
Frits Kooijmans ook, stond in spanning, tuurde
naar de cijfers, die er op wezen, dat zijn partij
geducht pech had. Hij las geboeid, z'n oogen
zochten de cijfers, hij trachtte te noteeren, maar
dat was bijna ondoenlijk, men bleef maar duwen.
Eindelijk, daar stond hij er vlak voor, hoorde
achter en om zich kreten en uitroepen van ver
bazing, van teleurstelling, 't Gonsde om hem, ter
wijl hij schreef.
Men gaf z'n ergernis te kennen, men uitte ook
z'n vreugde en tevredenheid over de behaalde
cijfers.
(Wordt vervolgd)
-ï