FEUILLETON. DIE UW LEVEN I VERLOST KERKNIEUWS* OFFICIEELE BERICHTEN. dacht moet de gemeente dat Woord van God aanhooren. Welk een rijke gemeente is de gemeente van Christus. Wat zijn de bemoeiingen vele van den Heere nog vóórdat het Woord gepredikt wordt Als we er maar op letten BEHEERSCHING. Er wordt van ons allen vooral in dezen tijd gevraagd beheersching. Dat er vele dingen zijn, die nieuw zijn in dezen tijd, kunnen we allen dagelijks constateeren. En reeds eerder schreven we, dat we al het nieuwe niet met gejuich begroeten. Nieuw is geen norm. Evenmin mogen we halstarrig ons vasthouden aan het oude, en zeggen het oude is en was alleen goed. Het oude is geen norm. Norm van het oude en nieuwe is de wet, Gods wet. Die geeft ons aan, of het nieuwe, dat we ervaren en het oude, dat we willen behouden, goed is. En dwars door al het nieuwe en al het oude gaat dan ook heen die alleen-goede maat staf het Woord des Heeren. De omstandigheden brengen mede, dat we veel, ook dingen waaraan we gehecht waren moeten loslaten. Dat is dikwijls niet aangenaam. Maar de feiten zijn er eenmaal. Wat moeten we nu doen? Onbeheerscht ingaan tegen machten, die over ons gesteld zijn 1 Mogen we meedoen aan openlijk verzet. Mogen w.e in de hand werken, dat de straat het tooneel wordt van rumoer of erger opstand Met alle ernst zeggen we tot een iederten eerste om de eisch van het Woord, alsook om wei-doordacht eigenbelang beheerscht u Wraakgevoelens passen den Christen niet. En komen ze op, dan moeten we bidden om kracht ze niet te openbaren, maar te verdrijven. De Heere zegtMij komt de wrake toe, Ik zal het vergelden. Vooral tot onze jongens en meisjes zeggen weOpenbaar u als leden van Christus' Kerk. En bidt God om kracht dit te blijven doen. Stoïsche zelfbeheersching zoekt hoogmoedig zichzelf. Maar Christelijke beheersching weet een uit weg, n.l. naar den Heere. En wie den Heere bidt om kracht, die zal niet beschaamd worden. EERBIED. II. Het karakter van den eeredienstdat God tot Zijn volk komt, en het volk tot zijn God. dat brengt met zich mede, dat we vol eerbied moe ten zijn in het huis des Heeren. We zijn nu ge komen tot een element in den eeredienst, waar we allen dit karakter heel sterk aanvoelen de gemeente spreekt haar God aan, door het gebed. Die eerbied brengen we op verschillende ma nieren tot uiting. Vele mannen hebben de goede gewoonte, om te gaan staan. Wel is waar zou knielen veel eerbiediger zijn, zooals dit gewoonte is in de Roomsche- en Anglicaansche kerk, maar onze kerken zijn daarvoor nu eenmaal niet ge schikt. Het knielend bidden is echter de meest eerbiedige vorm. Zoo doen we het ook in onze huizen des avonds en des morgens en we druk ken daarin uit, dat we neerzinken voor den troon van den Almachtige, als een klein hulpbehoe vend schepsel. Maar niet alleen in het staan van de mannen, maar ook in het vouwen der handen en het slui ten der oogen drukken we onzen eerbied uit. Met de gevouwen handen spreken we uit, dat we als geboeiden, machteloozen tot den Heere komen. Alles verwachten we van Hem. Alleen de Heere kan ons helpen. En met het sluiten der oogen drukken we uit, dat we onze aandacht ten volle willen bepalen bij den Heere alleen. Zinlijke wezens als we zijn, worden we spoedig afgeleid door hetgeen we zien. Om dit te voorkomen, zien we niet. Willen we alleen geestelijk zien. En met hart en mond spreken tot Onzen Vader. Mij is wel eens de vraag gedaan, of het zonde is als men zijn oogen open houdt. Ik zou willen antwoorden in den regel wel. In den regel opent men de oogen onder het bidden, omdat men zijn aandacht niet bij het bidden heeft. Omdat men iets wil zien. Wie echter in staat is zijn aandacht ten volle bij het bidden te concentreeren met geopende oogen, doet geen zonde. En waar we nu een maal gewoon zijn de oogen te sluiten, is het beter deze oude gewoonte te handhaven. Het is een vorm, die niet zinneloos is, integendeelwe slui- door I B. HENGELAAR 42) ,,Me dunkt, hij komt er niet weer boven op, maar dat hebben we op kantoor al vaker tegen elkaa? gezegd." „Dit wou ik je zeggen, Frits. Als Karei straks gaat verdwijnen, dan is jouw plaats hier beneden hoor, en niet boven. Begrijp je „Jawel, Catrien", deed Frits onderdanig. „Heb je me daarvoor zooeven geïnterpelleerd „Dus je bent weer niet thuis vanavond „Malle meid, wees nou niet onbillijk. Er is in de wereld meer te doen dan koffiepraatjes hou den." „Dat begrijp ik." „Je weetmorgen stemdag." „Schaper zal er wel komen zonder jou schamperde Catrien. „Hè, da's nou niet aardig van je." „Niet aardig Je zou ons maar helpen. Colijn er te krijgen, dan zou je je nog verdienstelijk kunnen maken." „Wablief Wil je nou 'n politiek debat met me openen „Hou je politiek maar bij je, jullie brengt ons allen naar de kelder met die Schaper en z'n tra wanten." ten ons van de wereld om ons heen af, en we ontsluiten ons voor den geestelijke wereld. Ook kan de vraag gedaan worden, of het niet wenschelijk is, dat allen zouden staan onder het bidden, mannen en vrouwen, zooals dit in andere landen ook gewoonte is. In Zwitserland, Duitsch- land, Engeland staat een ieder ook onder het zingen en zeer zeker verhoogt dit de eerbied. Ook zijn er vooral in ons land bezwaren aan verbonden. Het gebed voor alle nood der chris tenheid is het zgn. „lange" gebed. En velen zullen het moeilijk vinden 10 mi nuten of langer met gesloten oogen stil te staan. En zeker is, dat dit voor allen, die zijn saam- gekomen ondoenlijk is. In het buitenland zijn de gebeden dan ook kor ter. En m.i. is er veel voor te zeggen dit gebed niet al te lang te doen zijn. Wanneer dit gebed soms een kwartier, zelfs twintig minuten duurt, is dit zulk een inspanning der ziel, dat de aan dacht, het bewust meebidden, moet verslappen, en gaat de eerbied achteruit. Zelfs kunnen we het wel zoo zeggen de eerbied is omgekeerd evenredig aan den lengte van het gebed. Terugkeerend tot de vraag of niet allen zou den moeten staan onder het bidden, meenen we hierop negatief te moeten antwoorden. Het zou voor tal van aanwezigen ondoenlijk zijn om re denen die we hier niet nader aanduiden, afgezien nog van onze oudere broeders en zusters. Knielend bidden zou zeer zeker wel voor allen mogelijk zijn. En daarheen moeten onze kerken het leiden. Met den bouw moeten we hiermede rekenen. Wat nu het materieele van het gebed betreft we zeiden reeds, het is het gebed voor alle nood der christenheid. We komen als schuldige gemeente bij monde van den dienaar des Woords tot den Heere. Die dienaar is de tolk van wat de gemeente te zeggen heeft. En zoo stalt hij de nooden uit voor Gods aangezicht. Maar wat meer is, bovenal is dit bidden aanbidden. Het is het uitspreken van onze liefde voor den Heere en het loven van Zijn werk aan zondaren. Een ieder gevoelt, hier past de hoogste eer bied. En droef is het als in de gemeente van Christus sommigen staan te hangen, anderen zelfs met hun hoofd op de bank liggen, derden zelfs niet eens meebidden, maar iets anders doen. Zij beseffen waarschijnlijk niet, dat ze daarmee in de eerste plaats den Heere, maar ook zichzelf beleedigen. Zij beleedigen den Heere, want uit hun hou ding komt uit, dat hun hart niet bij het bidden is. Ze doen alsof ze bidden, maar ze meenen het niet. Neen, het is niet alleen in de wereld der goddeloozen, maar ook in het Huis des Heeren, dat Zijn Naam ijdelijk gebruikt wordt. Juist om dat de inhoud van het bidden betreft de nood van de menschen en de nood van de gemeente, daarom past hier zooveel eerbied. We hebben niets aan te bieden, we hebben te belijden, dat we alleen maar van genade kunnen leven. Laten we er allen aan meewerken, dat we naar waarheid kunnen zeggenMijn beê met opgeheven handen, klimme voor uw Heilig Aan gezicht, als reukwerk voor U toegericht als of fers, die des avonds branden. A. H. OUSSOREN. „EEN SOMBER VOORGEVOEL", EN ONZE THEOLOGISCHE HOOGESCHOOL. Drie jaren vóór de stichting der Theologische School te Kampen, in 1851, verscheen van de hand van H. van Berkum, Hervormd Predikant te Stiens, een merkwaardig boek over een merk waardig man. Het was een monographie over De Labadie en de Labadisten de ondertitel luidde „een bladzijde uit de geschidenis der Nederlandsche Hervormde Kerk". De monographie was destijds hoog in eere het bestudeeren van zoo'n enkele pagina uit het krijgsjournaal der ecclesia militans, der strijdende kerk, behoorde tot de meest geliefde bezigheden der theologen. Niemand minder dan Goethe had immers gezongen dat „diepgaande kennis van het bijzondere ons tevens het algemeene doet verstaan". Waarom Ds van Berkum juist deze bladzijde uit het historieboek had opgeslagen Hij geeft daarvan rekenschap in zijn voorrede, die voor ons doel belangrijker is dan zijn boek zelf. Hij is van oordeel, dat „daadzaken der ge schiedenis altijd betere waarschuwingen en ver maningen zijn dan vele woorden". „Ware dit boek, zoo schrijft hij, voor tien, vijftien jaren geschreven, men zou het misschien houden voor een waarschuwing tegen het sepa ratisme van onze dagen, en als het ook nu nog „Wat doe je fanatiek, zus. Ga jij ook al doen aan politiek, Catrien. Zou je dat maar niet over laten aan je Gerritje Catrien lachte hartelijk. En Frits lachte mee. Dan verdween hij naar boven, wilde achter z'n bureautje gaan zitten, en voor hij zich kon bezinnen, had hij het boekje van Catrien reeds in z'n hand. 'n Bijbeltje. Er onder lag een vel papier, waarop eenige verzen stonden geschre ven. 't Was Catrien's hand. Frits las CRISIS. De Bijbel, waar hij vroeger uit voorlas, Ligt ergens in een vergeten hoek. Toen hij een jaar zonder werk was Smeet hij het boek weg met een vloek. Vroeger werd er aan tafel gebeden En 's avonds, geknield voor het bed Werden de daag'lijksche zonden beleden, Nu is God met den Bijbel opzij gezet. Als hij van 't stemp'len en vruchteloos zoeken Terugkeert, kijkt hij bezeerd naar zijn vrouw. Als zij gaat huilen, begint hij te vloeken En toch ze zijn elkander zoo trouw Alleen maar ze hebben iets moois verloren. Hij dacht, dat het zijn betrekking was. Maar zij haar blik zegt en hij zal het [eenmaal hooren Als je eens weer uit den Bijbel las in de handen van sommigen onzer afgescheiden broeders komen mocht, zal het ligtelijk ook hun nog zijne diensten doen." Ge bemerkt reeds, dat de geest van dezen historieschrijver niet toevalligerwijze aan het onderwerp De Labadie en de Labadisten is blij ven haken. Er moesten menschen gewaarschuwd en vermaand worden. Het gevaarlijke separa tisme zat den schrijver hóóg, dat leest ge tus- schen de regels door. Maar er was één troost voor hem hoe fel het vuur van het Labadisme eerst opgevlamd mocht zijn, het is tenslotte fi naal uitgedoofd. Daaraan gedenkend, wordt de waarschuwende en vermanende beschrijver van het vroegere se paratisme plotseling een ongeluksprofeet voor de afgescheidenen van zijn eigen tijd. „In allen gevalle, zoo gaat hij verder, is het verleden hun een voorspelling van de toekomst, en zoo kan deze geschiedenis bij hen een somber voorgevoel wekken van den aanstaanden onder gang van hun kleine gemeente." Als men nu, naar Goethe's regel, uit deze bijzondere uitspraak tot algemeener inzichten in de Herv. Kerk van het midden der vorige eeuw gaat concludeeren, dan ziet men, dat de papieren der afgescheidenen destijds niet op hoog peil stonden. Het voorgevoel aangaande hun nabijzijnden ondergang moet door vele buitenstaanders ge koesterd zijn, eer Ds van Berkum dit zóó maar drukken liet. Of was de wensch hier de vader van de gedachte Zelf waren hij en zijn geest verwanten over dit somber voorgevoel niet be paald somber gestemd. Zijn boek had immers, volgens zijn eigen getuigenis, „een heilzame strek king voor de gemeente". Weldra bleek echter dat men hier spreken moest van een te vroeg gegrepen triumf. De „rouwklager" uit Stiens had te voorbarig aangeklopt aan het vermeende sterfhuis der Af scheiding. Drie jaren later bleek de patiënte nog aller minst overleden. De verwachte ondergang bleek een opgang te zijn. Het sombere voorgevoel werd beschaamd. In plaats van een sterfhuis kon men een ge boortehuis vinden. De Theologische School werd gesticht. Er tintelde nieuw, jong en frisch leven. Het lag nog wel in de windselen, het was niet terstond volgroeid wie kon dit eischen maar er was gezonde vitaliteit en durvende acti viteit onder de veel gesmade vromen, die bij het Woord van hun God leefden, op de beloften van Christus bouwden en om Zijns Naams wil vervolging en smaad hadden getrotseerd. Toen is het somber voorgevoel verlegd naar het andere kamp. Tot dusver was het immers in de liberale en hoog-kerkelijke kringen gewoonte geweest de afgescheidenen te brandmerken als domme dwe pers, a-cultureele obscurantisten, vijanden van de ware verlichting, onkundige haters der echte theologie, remmers van den vooruitgang, uitdoo- vers van de fakkels der ware wijsheid, een bot soort gezelschapsmenschen, die het liefst luister den naar lompe en plompe voorgangers, en ieder verfoeiden die in de scholen der wetenschap was gevormd, een schamel groepje kleine luiden, ver zwakt door natuurlijke en geestelijke inteelt enz. enz. En dat deze menschen nu toonden hoogen prijs te stellen op de wetenschappelijke vorming hunner aanstaande predikanten, en daarvoor hun liefde, hun gebed, hun geld en hun goed wilden offeren, dat maakte de bezorgdheid erger, want nu beschaamden de „daadzaken der geschiedenis" de verwachtingen der monographen, die in hun voorbarigheid reeds bezig waren het blad van 18341854 uit te scheuren uit het vaderlandsch kerkelijk historieboek. Op eenmaal ging men be grijpen we zijn niet klaar met die „separatisten"; ze beginnen pas goed Één ding gaf nog stof tot hooghartige critiek, dat n.l. dit werk te Kampen zoo zwak en simpel begonnen werd, zoodat ieder die deze kerkelijke school vergeleek met de openbare inrichtingen voor hooger onderwijs een meewarigen glimlach niet bedwingen kon. En nu? Is het somber voorgevoel niet op vreugdevolle wijze beschaamd Het werk groei de onder de handen der biddende bouwers. De Heere verbond er Zijn zegen aan. Als School kan onze Theologische Hoogeschool met eere worden genoemd. Meerdere harer hoogleeraren kregen plaats onder de mannen-van-naam op wetenschappelijk gebied. Zij leverden vele dis cipelen af, wier arbeid onze kerken ten zegen strekte. Het onderwijs staat er op hoog peil. Het is wel waarlijk Hooger Onderwijs. Het draagt een eigen stempelhet dient een eigen doel het kan elke eerlijke controle doorstaan. Dit kunnen de Een vreemde ontroering overmeesterde hem. En hij las weer dezelfde woordenen hij las ze nog eens. „Als je eens weer liit den Bijbel las Maar wat wilde ze toch met hemCatrien. Hijzou weer lezenin den Bijbel Hoe kwam ze er bij Daar zat hij nou waar achtig met een Bijbel in z'n handen Neen maar, dat moesten z'n partijgenooten nu eens kunnen ziende Heeterdonkersen Scholtens ze zouden gieren Dus schaamde hij zich Wei neen, dat zou hij zelf toch wetenDe Bijbel was mooi, er stonden prachtgedeelten in, vooral de Evangeliën, dat wist hij immers wel. De Jezus- figuur was interessant. In zijn partij dweepten velen nog met Jezus, die 't zoo kranig opnam voor de armen en berooiden. Wat had Catrien gezegd Hij mocht het boekje hebben, mits hij er in las. Dus niet lezen beteekende het boekje weigeren. En dat kon hij toch niet, waarom zou hij haar bedroeven, waarom haar geen plezier doen, ze meende 't goed met hem. Dus hij ging weer in den Bijbel lezen. Och, wat werd hij een sentimenteele stakker de laatste maanden. Alle fut was er uit. Was 't wel verstandig aan die weekheid, aan die teer gevoeligheid toe te geven Zou hij op die manier er ooit weer boven op komen? Wel ooit z'n vroegere capaciteiten herwinnen Er werd gefloten buiten. Frits veerde op, keek uit 't raam, op de straat. Daar liep een jongen heen en weer. Gerrit Goudoever. „Hallo riep Frits, „mot je mijn hebbe curatoren gemakkelijker zeggen dan de profes soren. Waarom zouden zij het verzwijgen Uit het gesmade volksdeel dat in 1851 ten doode stond opgeschreven, ontwikkelde' zich door de gunst onzes Gods een levenskrachtige en geloofskrachtige groep, die niet minder dan twee hoogescholen stichtte, één in kerkelijk, en één in vrij verband, en deze beide in stand houdt; en, wel verre van zich in een separatistisch iso lement te laten wegdringen of zich, daarin terug te trekken. Kerk en volk en wereld in oprecht heid zoekt te dienen. Laat het ons dan een heilige roeping zijn het pand, ons toevertrouwd, te bewaren. Het aanvaarden van deze taak zal ons ook nu vrijwaren van sombere voorgevoelens, die in 1941 evenmin passen als in 1851. Want Christus houdt Zijn Kerk in stand. Veritas victrix de waarheid overwint. Rotterdam. F. C. MEYSTER. ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 95. Raad van een wijze. „Goede raad is duur", zegt een goed Hol- landsch spreekwoord. Duur in de zin van moei lijk verkrijgbaar niet alleen, maar ook omdat ze van zoo buitengewoon groot belang is. O, daar is wel veel raad in het algemeen, maar zoo weinig baat. Ieder weet wel raad te geven, soms op hoogen toon en met groote stelligheid. Maar de raad van een wijze, die meestal kort en krachtig is, is zeldzaam. Hoe menig Ouder, hoe menig Vader en Moeder heeft vaak gezucht: wist ik maar goede raad En hoe ingewikkelder de gevallen zijn en hoe moeilijker de omstandig heden en hoe ernstiger de tijd, hoe schaarscher wijze raad gevonden wordt. Het wordt er voor onze Ouders en onze kin deren, onze grootere kinderen vooral, niet ge makkelijker op in onze dagen. Zijn de tijden wel ooit zóó moeilijk geweest en waren de gevaren wel ooit zóó groot De raadgevers zijn legio en de een weet het al beter dan de ander maar is het raad van een wijze, die geboden wordt Immers alle andere raad is foutief en in wezen en gevolg enkel maar verkeerd. Wie is de wijze Dat is niet, die het hardste roept en meent een held te zijn in het veel dur ven Onze jongeren worden daardoor zoo licht verleid en onbezonnenen worden zoo gemakke lijk verleid Beproeft de geesten, of ze uit God zijn De ware wijsheid is voor ons als Christen ouders en voor onze Christen-jeugd alleen te vinden in des Heeren Woord. Dat is al de eeuwen door de eenige beproefde wijsheid ge weest en ook gebleken te zijn. Laten we dat toch vasthouden, wij ouders en kinderen. En laat dat toch in onze gezinnen en in onze besprekingen onderling ook de beproefde wijsheid mogen blij ven. Anders gaan we op doolpaden en volgen we dwaallichtdan, ja, dan gaan we verloren! Is dat te veel gezegd Neen, dat is het niet. Hier staat de wijze Spreukendichter aan onze zijde of liever hier wijst de wijze Salomo ons den rechten weg. Hij had veel meer ervaren dan velen onzer en bovendien en bovenal hij had wijsheid van zijn God verkregen, om in de wir war van allerlei raad het beste te kiezen. En wat zegt hij dan in Spreuken 1 vers 10 Dit„mijn zoon, indien de zondaars u aanlokken, bewillig nietEn in vers 15 „mijn zoon, wandel niet met hen op den weg, weer uw voet van hun pad". Dat is wijze raad, noodzakelijk te behartigen. Altijd en door ieder, maar inzonderheid in onze dagen. Vaders, moeders, zonen, dochteren, denkt daaraan en handelt daarnaar het zal u behouden en God zal u zegenen het zal zijn tot eere van Zijn Naam En zeg nu niet, dat het hier een raad geldt tegenover buitengewoon groote goddeloozen en dat ge u daarmee nog nooit hebt bemoeid dat ge wel zult oppassen, met die grove goddeloos heid niet mee te doen. Want de wijze dichter spreekt hier van „zondaars" Dat zijn allen, die niet vragen, wat God wil, dat ze doen zullen, maar die dat zelf willen bepalen. Zondaars, die dus eigeni wil voorop zetten, kunnen nog zoo mooi praten daarom gebruikt Salomo hier het woord „aanlokken". Maar „bewillig nietzegt de wijze. Dat is kort en krachtig. En wat klinkt dat „mijn zoon", twee maal herhaald, hier ern stig en liefdevol en dringend Ga niet ook een klein beetje met hen mee wandel niet met hen op den weg uw hart wordt zoo licht verleid. Sterker nog weer uw voet van hun pad Omdat gij beter zijt dan die anderen Uit- nemender We weten wel beter. Maar juist om dat ook in ons hart de aanknoopingspunten lig gen tot meegaan en meedoen. Dat maakt het gevaar zoo groot. Niet op hun pad omdat onze God het zoo niet wil en wij alleen maar moeten vragen „Wat wilt Gij, dat ik doen zal Van W. te W. „Ken aan jou niks verdiene kwam de stem op straat. „Wie wil je dan ,,'k Hoor liever 'n damesstem grapte Gerrit. „Zou je zeggen, nou bel dan maar beneden, vr ou wenaf deeling „Dank voor je verlof", boog Gerrit quasi be leefd. De deur werd al geopend. „Catrien, meisje." „Gerrit, kom binnen schat." „Graag", stamelde hij dankbaar. „Lieveling", kuste ze hem, „ben je klaar?" „Waarmee Hij blikte haar in d'r mooie oogen, en kon z'n groot geluk niet op. „Nou, klaar met je lui voor den stemdag." „Heelemaal klaar", verdofte z'n stem in Ca- triens stevige omhelzing, „jij bent m'n laatste, die 'k bezoek, jij ken me geen kwaad doen „Dacht je niet?" kwam ze lief. „Neen lachte hij tevreden, m'n meisje mag nog niet stemmen, hé „Jammer, Ger „Jammer, Catrien Op wien zou jij gaan stem men dan „OpColijn, wou je wel, hé Doe 'k toch niet, hoor „Weineen", soesde Gerrit blij-gelukkig. „Jouw stem is nu voor mij „Heelemaal voor jou, hoor", kuste ze hem. „Maar, is ze niet ongeldig, Ger", lachte ze naïef. „Ben je mal, meid", zei Gerrit in z'n verliefde overmoed„jouw stem is mij vanavond meer TWEETAL TE Middenmeer G. Morsink te Bergentheim. A. W. Schaafsma te Oldemarkt. Eist (Bet.): Cand. J. Z. Potjer te Winschoten. Cand. E. Torenbeek, hulppred. te Rotterdam-Delfshaven. BEROEPEN TE Enkhuizen B. Timmer te Wagenborgen. Harlingen A. Bos te Hoogersmilde. De kerk van Rijnsburg zal binnenkort overgaan tot het ingebruiknemen van een derde preekgelegenheid. Ook ligt het in het voornemen een hulpprediker aan te stellen. In den nacht van Zaterdag op Zondag is na een ziekbed van eenige weken overleden Ds R. K. M. Hummelen, em. predikant van Gorin- chem. Ds Hummelen werd in 1875 geboren. Hij stu deerde aan de Theol. Hoogeschool te Kampen en werd in 1900 candidaat. Zijn eerste gemeente was Langeslag-Heino (Ov.) en hij was tevens de eerste dienaar des Woords van deze kerk, waar hij op 30 Sept. 1900 zijn intrede deed. Na vijf jaar aldaar gearbeid te hebben, vertrok Ds Hummelen naar Kapelle-Biezelinge (Z.). In 1907 ging Ds Hummelen naar het Noorden, en deed hij zijn intrede bij de kerk van Hoogkerk (Gr.). Na te Hoogkerk vijf jaar zijn werk te hebben verricht, riep de kerk van Heerenveen hem tot den arbeid. Deze gemeente is hem bijzonder lief geweest. Van 1912 tot 1922 is Heerenveen zijn standplaats geweest. Op 8 Oct. van laatstge noemd jaar werd Ds Hummelen verbonden aan de kerk van Gorinchem. Tot 30 April 1933 bleef hij haar dienaar. Op zijn verzoek ontving hij wegens minder gunstigen gezondheidstoestand eervol 'emeritaat. Ds Hummelen was bij de kerk van Gorinchem vooral gezien door zijn bearbeiding bij het zie kenbezoek, welk werk hij tijdens het veldpredi kerschap van Ds H. Th. van Munster waar nam. De overleden leeraar werd tijdens de laatste mobilisatie door den kerkeraad belast met de geestelijke verzorging van de militairen, waar door zijn belangstelling natuurlijk ook getrokken werd tot het militairen tehuis in de garnizoens plaats Gorinchem. Met Ds Hummelen is een man heengegaan, wiens herderlijk werk in de gemeente ten zeerste gewaardeerd werd, wiens vriendelijk optreden algemeene achting afdwong en wiens arbeid ook op ander terrein dan louter het kerkelijke op hoogen prijs werd gesteld. Coetus Classis Middelburg Maandag 7 April voormiddag 10 uur. Namens de roepende kerk van Wemeldinge berichten ondergeteekenden, dat Donderdag 24 April a.s. des morgens half tien vergadering der Classis Goes gehouden zal worden. Stukken voor het agendum worden uiterlijk vóór 10 April a.s. verwacht bij laatstondergetee- kende. M. P. VAN DIJK, Praeses. J. HOOGERHEIDE, Scriba. De vergadering van de kerken in de Classis Zierikzee zal D.V. worden gehouden op 7 Mei. Stukken voor het agendum te zenden aan den eerst-ondergeteekende vóór 19 April. Namens de roepende kerk van Haamstede, H. C. VOORNEVELD, Praeses. W. OOSSE Mz., Scriba. Theologische Hoogeschool te Kampen. Het vorig jaar bracht dhr. P. Schoonaard, cor respondent voor Middelburg, voor het eerst 200 gulden. Nu ging het hier nog iets boven uit, n.l. 203.25. Een resultaat, waarvoor wij, gezien de omstandigheden, zeer dankbaar moeten zijn. Koudekerke liep iets terug. Br. J. Simonse Sr. overhandigde mij ditmaal 10.75. De correspondent J. de Wolf te Grijpskerke gaf mij 39.dat is 6 gulden meer dan het vorige jaar. Serooskerke bezit twee correspondenten, n.l. de brs K. Coppoolse en Abr. Gideonse. Het be drag van het vorige jaar werd met 5 gulden ver meerderd en is nu 67. De corr. v. d. Cl. Middelburg, J. OLTHOFF. Middelburg, 3 April 1941. waard dan al de stemmen voorColijn „Heerlijk", juichte ze voldaan. En weer vatte hij haar lieve gelaat tusschen z'n liefkoozende handen. Dan viel 't geluid van woord op wederwoord niet meer zoo snel HOOFDSTUK XXV. Tal van nieuwsgierigen drongen en dromden voor de winkelruiten, lazen gretig de bulletins, vele oogen lazen, verslonden de cijfers van de uitslagen van de gehouden verkiezingen voor d£ Tweede Kamer. Hoe was de toestand nu Wie had er gewonnen Wie verloren Hoe waren de verhoudingscijfers Frits Kooijmans ook, stond in spanning, tuurde naar de cijfers, die er op wezen, dat zijn partij geducht pech had. Hij las geboeid, z'n oogen zochten de cijfers, hij trachtte te noteeren, maar dat was bijna ondoenlijk, men bleef maar duwen. Eindelijk, daar stond hij er vlak voor, hoorde achter en om zich kreten en uitroepen van ver bazing, van teleurstelling, 't Gonsde om hem, ter wijl hij schreef. Men gaf z'n ergernis te kennen, men uitte ook z'n vreugde en tevredenheid over de behaalde cijfers. (Wordt vervolgd) -ï

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 2