No* 14 Vrijdag 4 April 1941 55c Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS* VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds* A* H* OUSSOREN. MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, Dr N. J. HOMMES, A. B. W. M. KOK, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ fb OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE MACHT VAN BOVEN. Jezus antwoorddeGij zoudt geen macht hebben tegen Mij, indien het u niet van boven gegeven ware. Joh. 19:11a. Jezus staat voor Pilatus. De slotacte van het rechtsgeding is thans nabij gekomen. Maar het heeft den stadhouder heel wat hoofd breken gekost voordat hij dit punt bereikt had. Want het proces heeft geen vlot verloop gehad. Tijdens het verhoor heeft hij maar geen termen kunnen vinden om Christus te verooraeelen. Her haalde malen zegt hij dan ook tot de Joden „Ik vind geen schuld in Hem". Toch durft hij Hem niet vrij te laten, omdat hij bevreesd is voor het volk. En zoo roept hij dan ten einde raad uit„Neemt gijlieden Hem en kruist Hem, want ik vind in Hem geen schuld". Als de Joden het aandurven om Hem te doo- den moeten ze iet doen, doch hij beschouwt het als een gerechtelijke moord. Het volk echter is van Jezus' schuld over tuigd. „Hij heeft Zichzelf Gods Zoon gemaakt", en daarom is het naar recht, wanneer hier het doodvonnis geveld wordt. Deze woorden hebben op Pilatus echter een andere uitwerking dan de Joden bedoelen. Hij is nog niet geheel los van het heidensche bijgeloof, dat goden soms in menschengestalte op aarde verschenen. En daarom maakt een onzegbare angst zich van hem meester. Hij mocht zich in Jezus eens aan een van deze hoogere wezens vergrijpen Hij gaat dan ook met Hem het rechthuis weer in, en wil een onderzoek instellen naar Zijn her komst. „Vanwaar zijt Gij komt Ge inder daad uit den hemel of niet Hij ontvangt van Christus echter geen ant woord. Dit was geen vraag, die uit zuivere mo tieven opkwam, en daarom zwijgt de Heiland. Maar dat kan Pilatus niet verdragen. Wat denkt deze mensch wel van hem Hij wijst er Jezus dan ook, op, dat zwijgen wel heel gevaarlijk voor Hem is. Hij als rechter heeft toch de bevoegdheid om Hem de vrijheid te her geven, of Hem ter dood te veroordeelen. „Spreekt Gij tot mij niet Weet Gij niet, dat ik macht heb U te kruisigen, en macht heb U los te laten?" Pilatus wil het dus doen voorkomen, alsof de beslissing van hem alleen afhangt. Maar dan wijst Christus hem aanstonds terug met dit woord vol majesteit„Gij zoudt geen macht hebben tegen Mij, eigenlijk staat er: Gij zoudt niet de minste macht over Mij hebben, indien het u niet van boven gegeven ware". Dit is een geweldige uitspraak. Christus ziet van de menschen volkomen af, en Hij houdt het oog op God alleen gericht. Wat Hem overkomt is uitsluitend een beschikking des Vaders. Als Pilatus meent, dat hij de bevoegdheid heeft om Jezus naar het kruis en den dood te ver wijzen, dan is zijn vergissing wel heel groot. Neen, dat kruis en die dood komen van boven We denken in dit verband nu aan een voorval uit het leven van David, toen hij vluchtte voor Absalom en bespot en gelasterd werd door Simeï. En dan is het een van zijn volgelingen, die het voor hem opneemt. Abisaë kan maar moeilijk dien smaad verdragen. Hij geeft dan ook te ken nen, dat deze „doode hond" het recht niet heeft om den koning te beschimpen. Maar wat doet David? Hij antwoordt dit, en het is toen misschien wel een van de schoon ste momenten van zijn leven geweest„De Heere heeft tot hem gezegd vloek David". Ook hier treffen we dus weer hetzelfde aan. David blijft niet bij de menschen staan, want Simeï wordt door God gebruikt. En hierin is David een voorlooper van den Christus. David en de Davidszoon zien in het leed, dat over hen komt, de beschikking des Heeren. Neen, Pilatus, ge meent wel het lot van Jezus in uw handen te dragen, maar ge zoudt geen macht tegen Hem hebben, wanneer het u niet van boven gegeven ware. Laten dan tegen Jezus vergaderd zijn beiden Herodes en Pontius Pila tus met de heidenen en de volken Israëls, ze kunnen toch niets anders doen dan alwat Gods hand en Gods raad tevoren bepaald had dat geschieden zou. Geen macht tegen Christus dan van boven. Maar wat krijgt, in dat licht beschouwd, het kruis des Heeren een rijke beteekenis voor ons. Want al is het dan door menschen opgericht, het komt tenslotte toch van boven. God laat het plaatsen, en Hij laat Christus daar vervloeken, omdat Hij met onze schuld beladen was zooals wij het ook lezen in Jes. 53 „Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg, doch de Heere heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanloopen". En daarom is er voor ons bevrijding. Want als wij in het lijden van Christus de hand van Zijn Vader niet konden opmerken, maar slechts het optreden van menschen, dan zou onze ver zoening nog niet zijn aangebracht. Doch nu is hier het licht van boven. Er is aan het recht des Heeren voldaan. Hij heeft Christus krank gemaakt. Hij heeft Hem verbrijzeld. Het lijden, dat over Hem gekomen is, is van boven gegeven. En daarom ligt onze zaligheid vast. En al kunnen wij ons lijden nooit vergelijken met dat van Christus, toch heeft Zijn woord, tot Pilatus gesproken, voor ons evenzeer beteekenis in onze beproeving. Want het doet ons omhoog zien. De smart, die ons drukt, komt niet van menschen, of van omstandigheden, die ons tegen zijn, maar ze is ons van boven gegeven. En als we dat erkennen, kunnen wij het lijden veel gemakkelijker dragen. Niet, dat het dan van ons zal worden weggenomen, maar we kunnen toch bij alle teleurstelling en tegenslag uitspre ken Ge zoudt geen macht hebben tegen Mij, indien het u niet van boven gegeven ware. Dat is het licht, dat op ons donkere lijdens pad valt. En hebben wij dat vooral in onze dagen niet noodig De sombere schaduwen, die zich over de we reld uitspreiden, worden al dichter en benauwen der. Wanneer wij aan de toekomst denken, kan het ons vooral met het oog op onze kinderen dikwijls bang te moede worden. Alle uitwegen schijnen dan toegemuurd te zijn. Maar neen, daar is één uitweg, die altijd open blijftde weg naar boven. Alles ligt vast in Gods handen. In ons eigen leven met al zijn nooden geschiedt niets bij geval, maar het wordt door onzen he- melschen Vader bepaald. En zoo is het ook in het wereldleven, waarin de donkerheid gaandeweg toeneemt. We weten niet wat God over ons besloten heeft, maar we beleven onheilspellende tijden. De toekomst tee kent zich voor Christus' kerk zeer somber af. En toch kan het kind van God in rustig ver trouwen voortgaan. Immers, hij ziet omhoog, en hij aanschouwt boven al het woeden der volken en alle leed des levens zijn hemeslchen Vader, Die alle dingen bestuurt, en Die alles zóó leidt, dat het niet de minste macht over hem hebben zou, wanneer het die macht niet van boven ont ving. Haamstede. H. C. VOORNEVELD. EEN PRACHTIG ZENDINGSBOEK VAN Ds MERKELIJN. Naar men zegt, is er in dezen tijd een groote vraag naar boeken over onze Vaderlandsche ge schiedenis en vinden zelfs nog al kostbare en dure werken daarover gereede koopers. Dat is dan in dezen crisistijd een moedgevend verschijnsel. Zou ons volk nu los worden van z'n historie en zich overgeven aan den waan, door enkelen gekoesterd, dat al wat er vroeger geschiedde alleen maar ongerechtigheid en ellen de was, maar dat het nu heelemaal goed gaat worden, dan zou ons volk een verloren volk zijn en de ellende eerst recht beginnen. Maar laat ons volk kennis nemen van onze roemrijke historie, dan zal het gewapend zijn tegen dien waan. Dan zal het ook wel lezen van ongerechtige dingen en van veel ellende, die daarvan het ge volg was. Die geschiedenis is niet een geschiede nis van heiligen en van een volk, dat in z'n ge heel alleen maar voorspoed had. Maar dan zal het ook kunnen zien, dat in tijden, waarin het Woord Gods heerschappij voerde, de ongerech tigheid met groote kracht werd bestreden, en er dan ook een rijke zegen genoten werd. Dan zal het zien de waarheid van het woord in Spr. 1434 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der naties. Als ons volk zich bekeert tot den Heere en in Zijn we gen wandelen gaat, zal het nog een gezegende toekomst mogen verwachten. Maar ook dan alles Niet minder dan boeken over onze Vaderland sche geschiedenis moeten nu gelezen worden boeken over de Zending. Niet alleen ons volk maakt, met andere vol ken, een crisis door, dat is ook zoo met de Christelijke Kerk, die belijdenis doet van den Naam van onzen Heere Jezus Christus, als van den eenigen Zaligmaker der wereld, als van den Eenige, van Wien het heil is te verwachten en die alle macht ontving in den hemel en op de aarde die de Koning der koningen en de Heere der heeren is. Het geloof in Hem wordt beproefd als mach ten, die Hem verwerpen en alleen op den mensch steunen, sterk worden en, in 't geval van hun kracht, groote dingen beloven voor dit leven. Dan schijnt het Evangelie gelogenstraft te wor den. Daartegen ligt er ook een wapen in het zich verdiepen in de geschiedenis der kerk, maar niet minder in het kennis nemen van den Zendings- arbeid in dezen tijd, waarin zoo kennelijk uit komt het werk van den verhoogden Christus. Hij gaat voort overwinnende en opdat Hij over- winne (Op. 6:2). Ook daarom is het ons al een oorzaak van blijdschap, dat we hier mogen aankondigen een Zendingsboek van onzen emeritus-dienaar des Woords Ds Merkelijn, dat dezer dagen verschijnt bij D. A. Daamens Uitg. Mij te 's-Gravenhage. Maar temeer nog omdat dit boek handelt over den arbeid op ons eigen Zendingsterrein. De titel is A. Merkelijn 26 jaren op het Zendings- veld. Herinneringen van een missionair predikant. Door vriendelijke beschikking van de uitgeef ster konden we vóór de verschijning daarvan kennis nemen, zoodat we het aanstonds bij de verschijning kunnen aankondigen. En die aankondiging kan dan zijn een zeer krachtige en hartelijke aanbeveling. Ds Merkelijn geeft zijn boek in den vorm van herinneringen. Dat heeft dezen gevaarlijken kant, dat een boek zóó een ik-boek kan worden, waarin het ik telkens hinderlijk op den voor grond treedt. Van dat kwaad heeft de schrijver zich echter verre gehouden. Hij schrijftherin neringen aan wat de Heere deed in de leiding van zijn komen tot het Zendingswerk en in die van het Zendingswerk zelf en van de Zendings vrucht. En zoo heeft deze vorm ook groote voordee- len, omdat we nu vanaf het begin den voortgang van den arbeid op ons Zendingsterrein kunnen volgen. Ook dit is het voordeel, dat Ds Merke lijn, die uitnemend vertellen kan de aandacht tot het einde vasthoudt en we zoo een heldere voor stelling ons kunnen maken van wat er op ons Zendingsterrein zooal gedaan werd en wordt en op het hoe velerlei wijze getracht werd het. Evangelie tot de menschen te brengen. We kunnen er niet aan denken een volledig overzicht te geven van den rijken inhoud van dit Zendingsboek, maar willen toch enkele dingen noemen. Wat kostte het een moeite om contact te krij gen met de bevolking. In 't begin begon Ds Mer kelijn, om dat contact te zoeken, een cursus in het Hollandsch, waarvoor wel liefhebbers te vin den waren. Al spoedig kon hij dat werk, tot z'n blijdschap, aan anderen overgeven. Van heel groote beteekenis voor het contact met de bevolking is het instituut van de helpers. Zonder deze zou het werk onmogelijk zijn. Een prachtig hulpmiddel was de uitgave van een Evangelisatieblad. Ook kiosken waarin bijbels en andere Christelijke lectuur verkrijgbaar was, deden goede diensten. We lezen hier van de armenkolonie Blondo, van het hulphospitaal te Parakan en van de aan verrassing zoo rijke geschiedenis van het Zen dingsziekenhuis te Magelang onder leiding van Dr Dreckmeier. Van den arbeid onder de vrou wen en meisjes van Mej. Baarbé. Vooral voor hen, die van uit de verte dezen arbeid hebben zien ontstaan en groeien is dit heel boeiend. Ook van de moeilijkheden, waarmee de jonge Christenen in hun omgeving te worstelen hebben vernemen we hier ontroerende, maar ook tot blijdschap stemmende dingen. Wie dit Zendingsboek leest, wordt gesterkt in het geloof, dat het Evangelie ook nu een kracht Gods is tot zaligheid, en grijpt nieuwen moed. We kunnen verstaan, wat Ds Merkelijn ons schreef, dat het schrijven van dit boek voor hem gewerkt heeft als medicijn in zijn leven. Door Gods goedheid is hij weer hersteld uit ernstige ziekte, zoodat hij weer kan arbeiden en ook een enkele maal kan preeken. Dit boek kan werken als een medicijn tegen infectiekiemen, die het ge loofsleven bedreigen. Op bl. 293 waar als geboden, die het huwelijk en den eigendom beschermen, worden genoemd het zevende en het negende, zal het laatste wel moeten worden veranderd in het achtste. Het boek is goed uitgegeven en met een heel duidelijke letter gedrukt. Een gebonden exem plaar maakt een kostelijken indruk. We zouden heel gaarne zien dat dit Zendings boek, vooral in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, een zeer ruim debiet vond en al onze gezinnen dat zouden kunnen lezen. Nu zou de prijs daarvoor wel eens een be zwaar kunnen zijn. Het werd een boek van 368 bladzijden. De papierprijzen zijn omhoog gegaan. Vele mooie foto's zijn opgenomen, wat ook weer uitgaven meebracht. Een gebonden exemplaar kost dan ook 4.25. Allicht denkt menigeen, dat dit voor hem te duur is en hij zich die weelde niet kan veroor loven. Daartegenover zouden we dan echter het volgende willen opmerken, dat het niet een weelde is te achten dit boek te bezitten, in den zin van iets, dat men zonder schade ook wel kan missen. Men doet zichzelf schade als men dit boek niet leest. En voor menigeen is de uit gave van 4.25 niet een uitgave, die men niet zou kunnen verantwoorden. Laat men dit boek ook geven als verjaringsgeschenk. In geen bi bliotheek van Mannen- en Jongelings- en Pro- paganda-vereenigingen mag dit boek ontbreken. En dan is er misschien nog wel een manier te vinden om dit boek in bijna al onze gezinnen te brengen en die we aan de overweging van de uitgeefster willen aanbieden. Het is deze het werk verkrijgbaar te stellen in afleveringen, die maandelijks of halfmaande- lijks verschijnen. Als er dan in elke plaats iemand gevonden wordt, die deze afleveringen rond brengt en het geld ontvangt, zou het een grooten kring mogelijk zijn zich die kleinere uitgave te veroorloven. In dit Zendingsboek zien we een groot Zen- dingsbelang. Daardoor komt het werk op ons Zendingsterrein zoo heel kort bij ons, dat de liefde en belangstelling daarvoor wordt gewekt en versterkt. En het is zoo niet alleen bevorderlijk aan het Zendingswerk, maar ook aan onzen eigen op bouw in het allerheiligst geloof. JUBILEUM Ds A. B. W. M, KOK. We willen ook hier onzen collega Ds Kok van Zaamslag onze hartelijke gelukwenschen aanbieden met het voorrecht, dat hij D.V. a.s. Woensdag 9 April zijn zilveren ambtsjubileum vieren mag. Van deze vijf en twintig dienstjaren bracht hij er ruim veertien in Zeeland door. 9 April '16 bevestigd in Velsen, ging hij 14 Nov. '20 naar Wommels en kwam hij 19 Dec. '26 in Zaamslag. Aan de behartiging van de kerkelijke belan gen in onze provincie had hij een ruim aandeel, niet alleen in de Classis Axel, maar ook voor het heele gewest, waar hij al sinds jaren geregeld werd afgevaardigd naar de Particuliere Synode en daar een gewaardeerde plaats innam. Bovendien heeft hij zijn gaven voor persarbeid niet alleen in dienst gesteld van de landelijke, maar ook van onze provinciale pers en was hij al sinds vele jaren medewerker aan onze Zeeuw- sche Kerkbode, niet maar alleen in naam maar ook metterdaad. Zijn leerzame artikelen, die zich vaak bewogen op het terrein der geschiedenis, worden gaarne gelezen. Hartelijk hopen we, dat de Heere hem nog vele jaren zal sterken tot zijn ambtelijken en tot anderen arbeid in het Koninkrijk Gods, en die onze kerken en ook ons blad moge ten goede komen. HEIJ. Herplaatsing wegens miszetting. EERBIED. I. Wanneer de gemeente van den Heere Jezus Christus in het huis des Heeren is samengeko men, dan is ze opgegaan om God te ontmoeten. En God is daar om zijn volk te ontmoeten. Dit komt wel heel duidelijk uit bij het aanhooren van de wet. Immers door middel van een dienaar des Woords of door middel van een ouderling spreekt de Heere tot zijn volkIk ben de Heere, uw God, die u uit Egypteland uit het diensthuis heb uitgeleid. Met dit woord laat de Heere heel duidelijk uitkomen de verbondsverhouding. Hier is niet een vreemde God aan het Woord. Hier spreekt niet tot de gemeente een onbekenden God. Neen, de God die zich verbonden heeft aan het saam- gekomen volk. Die dat volk de vaste beloften heeft gegeven vergeving van zonden en eeuwig leven. Het is die God, die in den Heiligen Doop diezelfde beloften aan de kinderen des Verbonds heeft beteekend en verzegeld. Welnu, die God, die bekende God, die God van het volk, dat hij liefheeft, Die openbaart zich aan de vergaderde gemeente. Het is alsof onze Vader tot Zijn kinderen komt en hun de hand op het hoofd legt en dan diep in de oogen ziet en zegtIk ben de Heere uw God. Ik ben uw Vader in Christus. Ik ben hier bij Mijn kin deren, die ik liefheb en die Mij dienen mogen. Zoo wordt dus in dit woord uitgedrukt de rech ten des Verbonds. Maar evenzeer de plichten des Verbonds. Als God de Heere hier zegtIk ben de Heere uw God, dan beteekent dit ook, dat wij gedoopte en belijdende leden geen zelfbeschikkingsrecht meer hebben. We behooren de Heere toe. Hem moe ten we dienen. Niet alleen maar in het huis, waar we nu vergaderd zijn, maar vooral op het breede terrein van het leven. We zijn immers verbonden met God. We staan op een niveau, zoo hoog, dat we lichtdra gers zijn in deze donkere wereld. We moeten dat licht, dat we ontvingen, laten schijnen. We moeten diep onder den indruk komen van het Woord Ik ben de Heere uw God, vooral ook om de bijvoeging die u uit het diensthuis der zonde heb uitgeleid. Mozes roept uitwelk een volk heeft zulk een God. Zie, tot die betuiging moeten ook wij ko men, wanneer we de wet hooren wat een liefde, wat een genade God onze God. De Almachtige schepper onze Vader. Dit positieve staat voorop. Dat zal een ieder ook dringen, om met de grootste eerbied die wet aan te hooren. Want nu is de wet voor ons liefdewet. Een gouden draad voor het leven der dankbaarheid. Nu mogen we leven naar de wet. Ze is niet meer de knots, die ons neerslaat, maar de gids voor het leven der heiligmaking. Dat het in de gemeenten wel eens oneerbiedig is bij het voorlezen van de wet, heeft zijn oor zaak in het feit, dat we dit positieve niet genoeg zien. We zijn er zoo gewoon aan. We zien de waarden niet genoeg, die we bezitten. We leven temidden van de schatten en daardoor zien we de eeuwigheidswaarde niet meer, althans niet ge noeg. Wanneer we echter weer diep onder den indruk komen van de groote beteekenis, dan zal de eerbied ook weer grooter worden en zullen we verstaan, dat de God des Verbonds hier zijn Bondsvolk aanspreekt. Het negatievedat niet alles Israël is wat Is raël heet, m.a.w. dat er in die saamgekomen ver gadering van Christgeloovigen ongeloovigen zijn, leert Gods Woord ons heel duidelijk. Nu zijn er echter menschen, die daarop maar steeds den nadruk willen leggen. Daar leven ze a.h.w. bij. Spreekt ge met hen, dan hebben ze het daarover. Ze vinden er blijkbaar een vermaak in, om te zien naar hetgeen niet de gemeente is, naar het geen het kaf onder het koren is. Gelukkig dit negativisme aan het uitsterven, maar hier en daar komt het nog voor. Maar zelfs ook bij het nadruk leggen op dit feit, moet men consequent komen tot de eisch van eerbied. Immers gesteld, dat er velen zijn die niet „van Israël" zijn, wel die hooren daar God spreken en zeggen dat heel het menschen- leven staat onder Zijn Heilige Wet. En dat een ieder, die de wet breekt, door de wet gebroken zal worden. Ze hooren daar hun oordeel. Ze zien daar de Wetgever, die van geen compromis wil weten en daar ze geen uitzicht op Christus hebben doodt de wet hen. Met ontzag, met diepe eerbied moeten dezulken vervuld zijn bij het aanhooren van hun vonnis. Ze zijn daar voor den Rechter van hemel en aarde en wat de ge- loovigen ervaren is hun vreemd. Diezelfde wet die voor Gods volk een liefde wet is en die Gods volk met blijdschap en eer bied doet hooren naar wat hun Vader te zeggen heeft, doet hen beven. Zoo kunnen we dus concludeeren, dat de wet een der meest directe aanspraken Gods is in de vergadering der gemeente. Als immers het Woord gepredikt wordt, dan komen hier ook menschelijke factoren bij. Maar in de wet wordt de mensch a.h.w. uitgeschakeld. God gebruikt alleen maar een mensch, om zijn gemeente aan te spreken, met zijn eigen directe Woord. En God doet dat in het heden. Niet een ver haal uit den tijd van Israëls vertoeven bij de Sinaï wordt ons ten gehoore gebracht. Neen God spreekt nu tot zijn volk. Met hoeveel eer bied moet dus die wet worden aangehoord. In vele kerken is het gewoonte, om na de wet staande of zittende een lied aan te heffen. Een antwoord dus op de aanspraak tot den Heere. Eerst heeft God gesproken tot Zijn volk, nu wil het volk in een lied tot God zeggen, dat ze die wet als geredde gemeente wil betrachten. Dat ze die doet „uit dankbaarheid". O.i. is er iets voor te zeggen, om deze aan spraak niet te onderbreken, want immers na de wet komt God de Heere weer tot Zijn volk en nu met het Woord. Heeft God de Heere eerst door Zijn wet laten zien, welke de betrekking is tusschen Hem en Zijn volk, nu wil Hij die gemeente ook verder aanspreken. Nu wil Hij nader gaan spreken over de verhouding, die er tusschen Hem en de ge meente is. Dat hier ook past de diepste eerbied, behoeft nauwelijks gezegd. Het door den Heili gen Geest geïnspireerde Woord wordt daar ge bracht aan zondige menschenkinderen, die saam zijn gekomen met hun God. Wij, die van nature verdorven zijn, mogen daar hooren de gedachten des vredes. Juist door de voorlezing van dit Woord worden onze gedachten almeer opge trokken naar den hemel, waar Christus woont. Want wat is het Woord anders dan „het ge waad waarin Christus tot ons komt Dat Woord is de gids door ons leven. Dat Woord is de lamp voor onze voet. Dat Woord helpt ons in den strijd, geeft ons voedsel en sterkt ons in dagen van benauwdheid. Met welk een aan-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 1