No* 14
Vrijdag 4 April 1941
55c Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
UIT HET WOORD*
DADERS DES WOORDS*
VAN VERRE EN NABIJ.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds* A* H* OUSSOREN.
MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, Dr N. J. HOMMES, A. B. W. M. KOK, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ fb
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
DE MACHT VAN BOVEN.
Jezus antwoorddeGij zoudt geen
macht hebben tegen Mij, indien het u
niet van boven gegeven ware.
Joh. 19:11a.
Jezus staat voor Pilatus. De slotacte van het
rechtsgeding is thans nabij gekomen.
Maar het heeft den stadhouder heel wat hoofd
breken gekost voordat hij dit punt bereikt had.
Want het proces heeft geen vlot verloop gehad.
Tijdens het verhoor heeft hij maar geen termen
kunnen vinden om Christus te verooraeelen. Her
haalde malen zegt hij dan ook tot de Joden
„Ik vind geen schuld in Hem".
Toch durft hij Hem niet vrij te laten, omdat
hij bevreesd is voor het volk. En zoo roept hij
dan ten einde raad uit„Neemt gijlieden Hem
en kruist Hem, want ik vind in Hem geen schuld".
Als de Joden het aandurven om Hem te doo-
den moeten ze iet doen, doch hij beschouwt het
als een gerechtelijke moord.
Het volk echter is van Jezus' schuld over
tuigd. „Hij heeft Zichzelf Gods Zoon gemaakt",
en daarom is het naar recht, wanneer hier het
doodvonnis geveld wordt.
Deze woorden hebben op Pilatus echter een
andere uitwerking dan de Joden bedoelen. Hij is
nog niet geheel los van het heidensche bijgeloof,
dat goden soms in menschengestalte op aarde
verschenen. En daarom maakt een onzegbare
angst zich van hem meester. Hij mocht zich in
Jezus eens aan een van deze hoogere wezens
vergrijpen
Hij gaat dan ook met Hem het rechthuis weer
in, en wil een onderzoek instellen naar Zijn her
komst. „Vanwaar zijt Gij komt Ge inder
daad uit den hemel of niet
Hij ontvangt van Christus echter geen ant
woord. Dit was geen vraag, die uit zuivere mo
tieven opkwam, en daarom zwijgt de Heiland.
Maar dat kan Pilatus niet verdragen. Wat
denkt deze mensch wel van hem
Hij wijst er Jezus dan ook, op, dat zwijgen wel
heel gevaarlijk voor Hem is. Hij als rechter heeft
toch de bevoegdheid om Hem de vrijheid te her
geven, of Hem ter dood te veroordeelen. „Spreekt
Gij tot mij niet Weet Gij niet, dat ik macht
heb U te kruisigen, en macht heb U los te laten?"
Pilatus wil het dus doen voorkomen, alsof de
beslissing van hem alleen afhangt.
Maar dan wijst Christus hem aanstonds terug
met dit woord vol majesteit„Gij zoudt geen
macht hebben tegen Mij, eigenlijk staat er:
Gij zoudt niet de minste macht over Mij hebben,
indien het u niet van boven gegeven ware".
Dit is een geweldige uitspraak. Christus ziet
van de menschen volkomen af, en Hij houdt het
oog op God alleen gericht. Wat Hem overkomt
is uitsluitend een beschikking des Vaders.
Als Pilatus meent, dat hij de bevoegdheid heeft
om Jezus naar het kruis en den dood te ver
wijzen, dan is zijn vergissing wel heel groot.
Neen, dat kruis en die dood komen van boven
We denken in dit verband nu aan een voorval
uit het leven van David, toen hij vluchtte voor
Absalom en bespot en gelasterd werd door Simeï.
En dan is het een van zijn volgelingen, die het
voor hem opneemt. Abisaë kan maar moeilijk
dien smaad verdragen. Hij geeft dan ook te ken
nen, dat deze „doode hond" het recht niet heeft
om den koning te beschimpen.
Maar wat doet David? Hij antwoordt dit,
en het is toen misschien wel een van de schoon
ste momenten van zijn leven geweest„De
Heere heeft tot hem gezegd vloek David".
Ook hier treffen we dus weer hetzelfde aan.
David blijft niet bij de menschen staan, want
Simeï wordt door God gebruikt. En hierin is
David een voorlooper van den Christus. David
en de Davidszoon zien in het leed, dat over hen
komt, de beschikking des Heeren.
Neen, Pilatus, ge meent wel het lot van Jezus
in uw handen te dragen, maar ge zoudt geen
macht tegen Hem hebben, wanneer het u niet
van boven gegeven ware. Laten dan tegen Jezus
vergaderd zijn beiden Herodes en Pontius Pila
tus met de heidenen en de volken Israëls, ze
kunnen toch niets anders doen dan alwat Gods
hand en Gods raad tevoren bepaald had dat
geschieden zou. Geen macht tegen Christus dan
van boven.
Maar wat krijgt, in dat licht beschouwd, het
kruis des Heeren een rijke beteekenis voor ons.
Want al is het dan door menschen opgericht,
het komt tenslotte toch van boven. God laat het
plaatsen, en Hij laat Christus daar vervloeken,
omdat Hij met onze schuld beladen was zooals
wij het ook lezen in Jes. 53 „Wij dwaalden
allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk
naar zijn weg, doch de Heere heeft ons aller
ongerechtigheid op Hem doen aanloopen".
En daarom is er voor ons bevrijding. Want
als wij in het lijden van Christus de hand van
Zijn Vader niet konden opmerken, maar slechts
het optreden van menschen, dan zou onze ver
zoening nog niet zijn aangebracht.
Doch nu is hier het licht van boven. Er is aan
het recht des Heeren voldaan. Hij heeft Christus
krank gemaakt. Hij heeft Hem verbrijzeld. Het
lijden, dat over Hem gekomen is, is van boven
gegeven. En daarom ligt onze zaligheid vast.
En al kunnen wij ons lijden nooit vergelijken
met dat van Christus, toch heeft Zijn woord, tot
Pilatus gesproken, voor ons evenzeer beteekenis
in onze beproeving. Want het doet ons omhoog
zien. De smart, die ons drukt, komt niet van
menschen, of van omstandigheden, die ons tegen
zijn, maar ze is ons van boven gegeven.
En als we dat erkennen, kunnen wij het lijden
veel gemakkelijker dragen. Niet, dat het dan van
ons zal worden weggenomen, maar we kunnen
toch bij alle teleurstelling en tegenslag uitspre
ken Ge zoudt geen macht hebben tegen Mij,
indien het u niet van boven gegeven ware.
Dat is het licht, dat op ons donkere lijdens
pad valt.
En hebben wij dat vooral in onze dagen niet
noodig
De sombere schaduwen, die zich over de we
reld uitspreiden, worden al dichter en benauwen
der. Wanneer wij aan de toekomst denken, kan
het ons vooral met het oog op onze kinderen
dikwijls bang te moede worden. Alle uitwegen
schijnen dan toegemuurd te zijn.
Maar neen, daar is één uitweg, die altijd open
blijftde weg naar boven. Alles ligt vast in
Gods handen.
In ons eigen leven met al zijn nooden geschiedt
niets bij geval, maar het wordt door onzen he-
melschen Vader bepaald.
En zoo is het ook in het wereldleven, waarin
de donkerheid gaandeweg toeneemt. We weten
niet wat God over ons besloten heeft, maar we
beleven onheilspellende tijden. De toekomst tee
kent zich voor Christus' kerk zeer somber af.
En toch kan het kind van God in rustig ver
trouwen voortgaan. Immers, hij ziet omhoog, en
hij aanschouwt boven al het woeden der volken
en alle leed des levens zijn hemeslchen Vader,
Die alle dingen bestuurt, en Die alles zóó leidt,
dat het niet de minste macht over hem hebben
zou, wanneer het die macht niet van boven ont
ving.
Haamstede. H. C. VOORNEVELD.
EEN PRACHTIG ZENDINGSBOEK VAN
Ds MERKELIJN.
Naar men zegt, is er in dezen tijd een groote
vraag naar boeken over onze Vaderlandsche ge
schiedenis en vinden zelfs nog al kostbare en
dure werken daarover gereede koopers.
Dat is dan in dezen crisistijd een moedgevend
verschijnsel. Zou ons volk nu los worden van
z'n historie en zich overgeven aan den waan,
door enkelen gekoesterd, dat al wat er vroeger
geschiedde alleen maar ongerechtigheid en ellen
de was, maar dat het nu heelemaal goed gaat
worden, dan zou ons volk een verloren volk zijn
en de ellende eerst recht beginnen. Maar laat ons
volk kennis nemen van onze roemrijke historie,
dan zal het gewapend zijn tegen dien waan.
Dan zal het ook wel lezen van ongerechtige
dingen en van veel ellende, die daarvan het ge
volg was. Die geschiedenis is niet een geschiede
nis van heiligen en van een volk, dat in z'n ge
heel alleen maar voorspoed had. Maar dan zal
het ook kunnen zien, dat in tijden, waarin het
Woord Gods heerschappij voerde, de ongerech
tigheid met groote kracht werd bestreden, en er
dan ook een rijke zegen genoten werd. Dan zal
het zien de waarheid van het woord in Spr.
1434 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar
de zonde is een schandvlek der naties. Als ons
volk zich bekeert tot den Heere en in Zijn we
gen wandelen gaat, zal het nog een gezegende
toekomst mogen verwachten. Maar ook dan alles
Niet minder dan boeken over onze Vaderland
sche geschiedenis moeten nu gelezen worden
boeken over de Zending.
Niet alleen ons volk maakt, met andere vol
ken, een crisis door, dat is ook zoo met de
Christelijke Kerk, die belijdenis doet van den
Naam van onzen Heere Jezus Christus, als van
den eenigen Zaligmaker der wereld, als van den
Eenige, van Wien het heil is te verwachten en
die alle macht ontving in den hemel en op de
aarde die de Koning der koningen en de Heere
der heeren is.
Het geloof in Hem wordt beproefd als mach
ten, die Hem verwerpen en alleen op den mensch
steunen, sterk worden en, in 't geval van hun
kracht, groote dingen beloven voor dit leven.
Dan schijnt het Evangelie gelogenstraft te wor
den.
Daartegen ligt er ook een wapen in het zich
verdiepen in de geschiedenis der kerk, maar niet
minder in het kennis nemen van den Zendings-
arbeid in dezen tijd, waarin zoo kennelijk uit
komt het werk van den verhoogden Christus.
Hij gaat voort overwinnende en opdat Hij over-
winne (Op. 6:2).
Ook daarom is het ons al een oorzaak van
blijdschap, dat we hier mogen aankondigen een
Zendingsboek van onzen emeritus-dienaar des
Woords Ds Merkelijn, dat dezer dagen verschijnt
bij D. A. Daamens Uitg. Mij te 's-Gravenhage.
Maar temeer nog omdat dit boek handelt over
den arbeid op ons eigen Zendingsterrein. De
titel is A. Merkelijn 26 jaren op het Zendings-
veld. Herinneringen van een missionair predikant.
Door vriendelijke beschikking van de uitgeef
ster konden we vóór de verschijning daarvan
kennis nemen, zoodat we het aanstonds bij de
verschijning kunnen aankondigen.
En die aankondiging kan dan zijn een zeer
krachtige en hartelijke aanbeveling.
Ds Merkelijn geeft zijn boek in den vorm van
herinneringen. Dat heeft dezen gevaarlijken kant,
dat een boek zóó een ik-boek kan worden,
waarin het ik telkens hinderlijk op den voor
grond treedt. Van dat kwaad heeft de schrijver
zich echter verre gehouden. Hij schrijftherin
neringen aan wat de Heere deed in de leiding
van zijn komen tot het Zendingswerk en in die
van het Zendingswerk zelf en van de Zendings
vrucht.
En zoo heeft deze vorm ook groote voordee-
len, omdat we nu vanaf het begin den voortgang
van den arbeid op ons Zendingsterrein kunnen
volgen. Ook dit is het voordeel, dat Ds Merke
lijn, die uitnemend vertellen kan de aandacht tot
het einde vasthoudt en we zoo een heldere voor
stelling ons kunnen maken van wat er op ons
Zendingsterrein zooal gedaan werd en wordt en
op het hoe velerlei wijze getracht werd het.
Evangelie tot de menschen te brengen.
We kunnen er niet aan denken een volledig
overzicht te geven van den rijken inhoud van dit
Zendingsboek, maar willen toch enkele dingen
noemen.
Wat kostte het een moeite om contact te krij
gen met de bevolking. In 't begin begon Ds Mer
kelijn, om dat contact te zoeken, een cursus in
het Hollandsch, waarvoor wel liefhebbers te vin
den waren. Al spoedig kon hij dat werk, tot z'n
blijdschap, aan anderen overgeven.
Van heel groote beteekenis voor het contact
met de bevolking is het instituut van de helpers.
Zonder deze zou het werk onmogelijk zijn. Een
prachtig hulpmiddel was de uitgave van een
Evangelisatieblad. Ook kiosken waarin bijbels
en andere Christelijke lectuur verkrijgbaar was,
deden goede diensten.
We lezen hier van de armenkolonie Blondo,
van het hulphospitaal te Parakan en van de aan
verrassing zoo rijke geschiedenis van het Zen
dingsziekenhuis te Magelang onder leiding van
Dr Dreckmeier. Van den arbeid onder de vrou
wen en meisjes van Mej. Baarbé. Vooral voor
hen, die van uit de verte dezen arbeid hebben
zien ontstaan en groeien is dit heel boeiend.
Ook van de moeilijkheden, waarmee de jonge
Christenen in hun omgeving te worstelen hebben
vernemen we hier ontroerende, maar ook tot
blijdschap stemmende dingen.
Wie dit Zendingsboek leest, wordt gesterkt in
het geloof, dat het Evangelie ook nu een kracht
Gods is tot zaligheid, en grijpt nieuwen moed.
We kunnen verstaan, wat Ds Merkelijn ons
schreef, dat het schrijven van dit boek voor hem
gewerkt heeft als medicijn in zijn leven. Door
Gods goedheid is hij weer hersteld uit ernstige
ziekte, zoodat hij weer kan arbeiden en ook een
enkele maal kan preeken. Dit boek kan werken
als een medicijn tegen infectiekiemen, die het ge
loofsleven bedreigen.
Op bl. 293 waar als geboden, die het huwelijk
en den eigendom beschermen, worden genoemd
het zevende en het negende, zal het laatste wel
moeten worden veranderd in het achtste.
Het boek is goed uitgegeven en met een heel
duidelijke letter gedrukt. Een gebonden exem
plaar maakt een kostelijken indruk.
We zouden heel gaarne zien dat dit Zendings
boek, vooral in Zeeland, Noord-Brabant en
Limburg, een zeer ruim debiet vond en al onze
gezinnen dat zouden kunnen lezen.
Nu zou de prijs daarvoor wel eens een be
zwaar kunnen zijn. Het werd een boek van 368
bladzijden. De papierprijzen zijn omhoog gegaan.
Vele mooie foto's zijn opgenomen, wat ook weer
uitgaven meebracht. Een gebonden exemplaar
kost dan ook 4.25.
Allicht denkt menigeen, dat dit voor hem te
duur is en hij zich die weelde niet kan veroor
loven. Daartegenover zouden we dan echter het
volgende willen opmerken, dat het niet een
weelde is te achten dit boek te bezitten, in den
zin van iets, dat men zonder schade ook wel
kan missen. Men doet zichzelf schade als men
dit boek niet leest. En voor menigeen is de uit
gave van 4.25 niet een uitgave, die men niet
zou kunnen verantwoorden. Laat men dit boek
ook geven als verjaringsgeschenk. In geen bi
bliotheek van Mannen- en Jongelings- en Pro-
paganda-vereenigingen mag dit boek ontbreken.
En dan is er misschien nog wel een manier te
vinden om dit boek in bijna al onze gezinnen te
brengen en die we aan de overweging van de
uitgeefster willen aanbieden.
Het is deze het werk verkrijgbaar te stellen
in afleveringen, die maandelijks of halfmaande-
lijks verschijnen. Als er dan in elke plaats iemand
gevonden wordt, die deze afleveringen rond
brengt en het geld ontvangt, zou het een grooten
kring mogelijk zijn zich die kleinere uitgave te
veroorloven.
In dit Zendingsboek zien we een groot Zen-
dingsbelang. Daardoor komt het werk op ons
Zendingsterrein zoo heel kort bij ons, dat de
liefde en belangstelling daarvoor wordt gewekt
en versterkt.
En het is zoo niet alleen bevorderlijk aan het
Zendingswerk, maar ook aan onzen eigen op
bouw in het allerheiligst geloof.
JUBILEUM Ds A. B. W. M, KOK.
We willen ook hier onzen collega Ds Kok
van Zaamslag onze hartelijke gelukwenschen
aanbieden met het voorrecht, dat hij D.V. a.s.
Woensdag 9 April zijn zilveren ambtsjubileum
vieren mag.
Van deze vijf en twintig dienstjaren bracht hij
er ruim veertien in Zeeland door. 9 April '16
bevestigd in Velsen, ging hij 14 Nov. '20 naar
Wommels en kwam hij 19 Dec. '26 in Zaamslag.
Aan de behartiging van de kerkelijke belan
gen in onze provincie had hij een ruim aandeel,
niet alleen in de Classis Axel, maar ook voor
het heele gewest, waar hij al sinds jaren geregeld
werd afgevaardigd naar de Particuliere Synode
en daar een gewaardeerde plaats innam.
Bovendien heeft hij zijn gaven voor persarbeid
niet alleen in dienst gesteld van de landelijke,
maar ook van onze provinciale pers en was hij
al sinds vele jaren medewerker aan onze Zeeuw-
sche Kerkbode, niet maar alleen in naam maar
ook metterdaad.
Zijn leerzame artikelen, die zich vaak bewogen
op het terrein der geschiedenis, worden gaarne
gelezen.
Hartelijk hopen we, dat de Heere hem nog
vele jaren zal sterken tot zijn ambtelijken en tot
anderen arbeid in het Koninkrijk Gods, en die
onze kerken en ook ons blad moge ten goede
komen.
HEIJ.
Herplaatsing wegens miszetting.
EERBIED.
I.
Wanneer de gemeente van den Heere Jezus
Christus in het huis des Heeren is samengeko
men, dan is ze opgegaan om God te ontmoeten.
En God is daar om zijn volk te ontmoeten. Dit
komt wel heel duidelijk uit bij het aanhooren
van de wet. Immers door middel van een dienaar
des Woords of door middel van een ouderling
spreekt de Heere tot zijn volkIk ben de Heere,
uw God, die u uit Egypteland uit het diensthuis
heb uitgeleid.
Met dit woord laat de Heere heel duidelijk
uitkomen de verbondsverhouding. Hier is niet
een vreemde God aan het Woord. Hier spreekt
niet tot de gemeente een onbekenden God. Neen,
de God die zich verbonden heeft aan het saam-
gekomen volk. Die dat volk de vaste beloften
heeft gegeven vergeving van zonden en eeuwig
leven. Het is die God, die in den Heiligen Doop
diezelfde beloften aan de kinderen des Verbonds
heeft beteekend en verzegeld.
Welnu, die God, die bekende God, die God
van het volk, dat hij liefheeft, Die openbaart
zich aan de vergaderde gemeente. Het is alsof
onze Vader tot Zijn kinderen komt en hun de
hand op het hoofd legt en dan diep in de oogen
ziet en zegtIk ben de Heere uw God. Ik ben
uw Vader in Christus. Ik ben hier bij Mijn kin
deren, die ik liefheb en die Mij dienen mogen.
Zoo wordt dus in dit woord uitgedrukt de rech
ten des Verbonds.
Maar evenzeer de plichten des Verbonds. Als
God de Heere hier zegtIk ben de Heere uw
God, dan beteekent dit ook, dat wij gedoopte en
belijdende leden geen zelfbeschikkingsrecht meer
hebben. We behooren de Heere toe. Hem moe
ten we dienen. Niet alleen maar in het huis,
waar we nu vergaderd zijn, maar vooral op het
breede terrein van het leven.
We zijn immers verbonden met God. We
staan op een niveau, zoo hoog, dat we lichtdra
gers zijn in deze donkere wereld. We moeten
dat licht, dat we ontvingen, laten schijnen. We
moeten diep onder den indruk komen van het
Woord Ik ben de Heere uw God, vooral ook
om de bijvoeging die u uit het diensthuis der
zonde heb uitgeleid.
Mozes roept uitwelk een volk heeft zulk een
God. Zie, tot die betuiging moeten ook wij ko
men, wanneer we de wet hooren wat een liefde,
wat een genade God onze God. De Almachtige
schepper onze Vader.
Dit positieve staat voorop. Dat zal een ieder
ook dringen, om met de grootste eerbied die wet
aan te hooren. Want nu is de wet voor ons
liefdewet. Een gouden draad voor het leven der
dankbaarheid. Nu mogen we leven naar de wet.
Ze is niet meer de knots, die ons neerslaat, maar
de gids voor het leven der heiligmaking.
Dat het in de gemeenten wel eens oneerbiedig
is bij het voorlezen van de wet, heeft zijn oor
zaak in het feit, dat we dit positieve niet genoeg
zien. We zijn er zoo gewoon aan. We zien de
waarden niet genoeg, die we bezitten. We leven
temidden van de schatten en daardoor zien we
de eeuwigheidswaarde niet meer, althans niet ge
noeg. Wanneer we echter weer diep onder den
indruk komen van de groote beteekenis, dan zal
de eerbied ook weer grooter worden en zullen
we verstaan, dat de God des Verbonds hier zijn
Bondsvolk aanspreekt.
Het negatievedat niet alles Israël is wat Is
raël heet, m.a.w. dat er in die saamgekomen ver
gadering van Christgeloovigen ongeloovigen zijn,
leert Gods Woord ons heel duidelijk. Nu zijn er
echter menschen, die daarop maar steeds den
nadruk willen leggen. Daar leven ze a.h.w. bij.
Spreekt ge met hen, dan hebben ze het daarover.
Ze vinden er blijkbaar een vermaak in, om te
zien naar hetgeen niet de gemeente is, naar het
geen het kaf onder het koren is. Gelukkig dit
negativisme aan het uitsterven, maar hier en
daar komt het nog voor.
Maar zelfs ook bij het nadruk leggen op dit
feit, moet men consequent komen tot de eisch
van eerbied. Immers gesteld, dat er velen zijn
die niet „van Israël" zijn, wel die hooren daar
God spreken en zeggen dat heel het menschen-
leven staat onder Zijn Heilige Wet. En dat een
ieder, die de wet breekt, door de wet gebroken
zal worden. Ze hooren daar hun oordeel. Ze
zien daar de Wetgever, die van geen compromis
wil weten en daar ze geen uitzicht op Christus
hebben doodt de wet hen. Met ontzag, met diepe
eerbied moeten dezulken vervuld zijn bij het
aanhooren van hun vonnis. Ze zijn daar voor
den Rechter van hemel en aarde en wat de ge-
loovigen ervaren is hun vreemd.
Diezelfde wet die voor Gods volk een liefde
wet is en die Gods volk met blijdschap en eer
bied doet hooren naar wat hun Vader te zeggen
heeft, doet hen beven.
Zoo kunnen we dus concludeeren, dat de wet
een der meest directe aanspraken Gods is in de
vergadering der gemeente. Als immers het
Woord gepredikt wordt, dan komen hier ook
menschelijke factoren bij. Maar in de wet wordt
de mensch a.h.w. uitgeschakeld. God gebruikt
alleen maar een mensch, om zijn gemeente aan
te spreken, met zijn eigen directe Woord.
En God doet dat in het heden. Niet een ver
haal uit den tijd van Israëls vertoeven bij de
Sinaï wordt ons ten gehoore gebracht. Neen
God spreekt nu tot zijn volk. Met hoeveel eer
bied moet dus die wet worden aangehoord.
In vele kerken is het gewoonte, om na de wet
staande of zittende een lied aan te heffen. Een
antwoord dus op de aanspraak tot den Heere.
Eerst heeft God gesproken tot Zijn volk, nu wil
het volk in een lied tot God zeggen, dat ze die
wet als geredde gemeente wil betrachten. Dat
ze die doet „uit dankbaarheid".
O.i. is er iets voor te zeggen, om deze aan
spraak niet te onderbreken, want immers na de
wet komt God de Heere weer tot Zijn volk en
nu met het Woord.
Heeft God de Heere eerst door Zijn wet laten
zien, welke de betrekking is tusschen Hem en
Zijn volk, nu wil Hij die gemeente ook verder
aanspreken. Nu wil Hij nader gaan spreken over
de verhouding, die er tusschen Hem en de ge
meente is. Dat hier ook past de diepste eerbied,
behoeft nauwelijks gezegd. Het door den Heili
gen Geest geïnspireerde Woord wordt daar ge
bracht aan zondige menschenkinderen, die saam
zijn gekomen met hun God. Wij, die van nature
verdorven zijn, mogen daar hooren de gedachten
des vredes. Juist door de voorlezing van dit
Woord worden onze gedachten almeer opge
trokken naar den hemel, waar Christus woont.
Want wat is het Woord anders dan „het ge
waad waarin Christus tot ons komt Dat
Woord is de gids door ons leven. Dat Woord
is de lamp voor onze voet. Dat Woord helpt
ons in den strijd, geeft ons voedsel en sterkt ons
in dagen van benauwdheid. Met welk een aan-