FEUILLETON.
DIE UW LEVEN
I VERLOST
lijk toont de geleerde auteur dit aan met het
voorbeeld van Maria Hemelvaart. Het is vooral
hier, dat hij laat zien, op welke wijze Rome haar
dogmas fixeert.
In het hoofdstuk Dogma en Exegese komt dui
delijk uit, hoe vooringenomen, hoe dogmatisch
bepaald Romes uitleg van de Schrift is. Niet de
Schrift laat Rome spreken, maar de kerk geeft
een bepaalde inhoud aan de Schrift. Zoo vooral
met de instellingswoorden van het Avondmaal.
Een ieder, die zichzelf verrijken wil, leze dit
mooie geleerde en duidelijke werk. Soms hebben
we de vraag gesteld of de redeneering wel heel
logisch is. Maar dit doet niets af van de prach
tige opzet en het rustige betoog. We waardeeren
dit werk zeer en bevelen het menigmaal gaarne
aan.
A. H. OUSSOREN.
ZIJN ONZE KERKEN VERPOLITIEKT?
Van meer dan een zijde is deze vraag beves
tigend beantwoord.
Deze beschuldiging, dat de Kerken verpolitiekt
zouden zijn, doet vooral in bepaalde kringen
opgeld.
Is ze juist Over de wijze, waarop Rome haar
geloovigen door het episcopaat ook bindt in po
litieke zaken, willen wij niet handelen. Haar
methode is de onze niet. Om de beschuldiging te
gen onze kerken is het ons hier te doen. In
eigen kring is de aanklacht tegen verpolitieking
van ons kerkelijk leven een tijd geleden ingediend
door Prof. Dr A. A. van Schelven. Deze aan
klacht bracht onder ons begrijpelijke deining.
Tot op heden bleef Prof. van Schelven in ge
breke om zijn aanklacht met bewijzen te recht
vaardigen.
Ik geloof dat hij ook niet bij machte is ze te
leveren om de eenvoudige reden, dat ze er niet
zijn.
De beschuldiging van Prof. van Schelven is
sterk generaliseerend. Dat is haar zwakte.
In zijn verdienstelijke brochure „Kerk en Po
litiek" toont Prof. Dijk overtuigend aan, dat de
beschuldiging onhoudbaar is. Hij geeft daarbij
volmondig de mogelijkheid toe, dat niet ieder lid
en ieder ambtsdrager hoofd voor hoofd in dezen
steeds van vreemde smetten vrij is geweest.
Op pg. 43 geeft hij zelfs een paar staaltjes uit
eigen pastorale ervaring, die wijzen op een be
denkelijk te kort aan onderscheidingsvermogen
tusschen Kerk en Politiek.
Maar dit zijn slechts incidenteele gevallen,
waarvoor men onze Geref. Kerken niet verant
woordelijk mag stellen.
Ik geloof, dat de feiten juist uitwijzen, dat
onze Kerken een fijne neus hebben voor het
onderscheid tusschen Kerk en Politiek.
Incidenteele verwarring tusschen beide ter
reinen wordt direct gesignaleerd en bestreden.
Achter Synodale beslissingen als van Leeuwar
den en Amsterdam en de discussies daarover in
onze pers, ligt de ernstige poging om voortdu
rend te waken voor vermenging van Kerk en
Politiek.
In het betrekken van de wacht zijn we hierin
angstvallig nauwgezet. Dit kan bewezen worden.
Terwijl de tegenstander de beschuldiging tegen
ons uitschreeuwt van verpolitieking op grond
van de besluiten van Amsterdam in 1936, wegen
wij in onze eigen pers op een goudschaaltje deze
besluiten en uiten zoo noodig openlijk onze be
zwaren
Ik acht dit een bewijs van innerlijke kracht
Het is mij bekend, dat onder ons sommigen
zich afvroegen of het wel wijs en verstandig was
van Prof. Hepp om juist nu in deze omstandig
heden openlijk zijn bezwaren tegen de besluiten
van Amsterdam te uiten.
Dit zou natuurlijk door den tegenstander wor
den uitgebuit
Inderdaad. Toch deel ik die aarzeling niet.
Wie de mogelijkheid wil afsnijden om uitge
buit te worden, moet geen letter op papier zetten.
Zoo is het echter nog niet veilig, want dan
kan het zwijgen weer worden uitgebuit.
Ik geloof, dat Prof. Hepp met zijn welover
wogen artikelen over „Zwijgen en Spreken der
Kerk", onze Kerken een groote dienst heeft be
wezen. Ze getuigen van vertrouwen in de kracht
van onze eigen beginselen temidden van al het
aardsch gedruisch der tegenstanders.
Ze vormen een schitterende weerlegging van
de aanklacht van verpolitieking.
Ze handhaven onverzwakt de profetierechten
der Kerk over politieke beginselen.
N. J. HOMMES.
B. HENGELAAR
36)
„Juist, dominee", merkte Frits ironisch op,
„dat leest U in de krant, en dat lees ik ook in
de krant, wij lezen van ontslag en we lezen van
loonsverlaging, maar realiseeren wij het ons nu
wel wat het beteekent, zoo jong soms gedupeerd
te worden door de malaise
„Neen, dat geloof ik niet", antwoordde de pre
dikant, „we zullen er beiden in te kort schieten."
„Goed, maar zijn we daarmee klaar Moeten
we dan nu verder maar berusten en alles lijdelijk
afwachten, dominee Ik vind toch eigenlijk die
christelijke berusting een onding."
„Je maakt me nieuwsgierig, Kooijmans, hoe
bedoel je dat eigenlijk
„Ik vind het heusch absurd, te moeten berus
ten in een rotte maatschappij, of laat mij liever
zeggen in een maatschappij, waarin heel wat valt
te verbeteren. Is het niet onzinnig en dwaas, dat
duizenden menschen in onzen tijd nog niet ge
noeg verdienen om hun gezin behoorlijk te on
derhouden, laat staan eenige weelde te genieten,
is 't niet droevig, dat zooveel jonge mannen te
genwoordig werkeloos en doelloos rondloopen
zonder zekerheid voor hun toekomst, en dat in
een tijd, waarin de techniek bijna volmaakt is
JEZUS EN DE STAATSMACHT.
IX.
Is Jezus Staatsgevaarlijk
Uit het gesprek, dat onze Heiland met Pilatu's
houdt, blijkt wel met hoeveel respect Hij tegen
over de wereldlijke Macht is opgetreden.
Jezus heeft Pilatus als Rechter ten volle er
kend en Zich aan diens verhoor gewillig onder
worpen. Hij heeft op vragen Hem gesteld, het
antwoord gegeven en wel met groote nauwge
zetheid.
De Joden hebben met hun politieke verdacht
making, waarbij zij listig den titel Christus met
Koning weergaven, bij Pilatus succes.
De Stadhouder is geschrokken. De naam Ko
ning heeft het gedaan. Was hij eerst van plan
zich van de zaak af te maken, nu durft hij het
toch niet meer. Hij voelt zich genoodzaakt om
Jezus nu een serieus verhoor af te nemen. Pilatus
gaat daarbij direct op de kern van de zaak in
en keert zich tot Jezus met de vraag Zijt Gij
de Koning der Joden
De Stadhouder ontvangt daarop niet direct
een antwoord, maar Jezus stelt hem rustig een
wedervraag Zegt gij dit van uzelven, of hebben
anderen het U van Mij gezegd? (Joh. 18:34.)
Pilatus is dat blijkt ook uit de reactie
uiterst verbaasd geweest door deze wending van
het gesprek. Hij heeft ongetwijfeld verwacht, dat
Jezus op zijn vraag ontkennend zou hebben ge
antwoord. Te grooter zal zijn verbazing geweest
zijn door zulk een wedervraag. Uit de repliek
is duidelijk merkbaar een geprikkelde stemming
bij den Stadhouder over de vrijmoedigheid van
Jezus.
Over de strekking van Jezus' vraag is onder
de uitleggers geen volkomen eenstemmigheid. De
meening, als zou Jezus er mee bedoeld hebben
Pilatus attent te maken op den verdachten oor
sprong van dezen titel, achten wij niet juist.
Evenmin de opvatting, als zou Jezus met de vraag
het recht hebben opgeëischt te weten, wie deze
vraag heeft opgeworpen. Jezus weet wel van
welken kant de beschuldiging komt, dat Hij as-,
piraties zou hebben naar het Koningschap.
Met de wedervraag bedoelt Jezus meer. De
kwestie, die Pilatus aan de orde stelt, is niet
zoo eenvoudig. Jezus kan daar zonder meer niet
ja of neen op antwoorden. Deed Hij dat, dan
zou Hij in beide gevallen misverstand bij Pilatus
wekken en dat wil Hij niet. De zaak is daarvoor
veel te ernstig. Pilatus heeft een zeer ernstige
kwestie aan de orde gesteld, waarover Jezus
voor alles klaarheid wil brengen.
Vandaar Zijn vraag, waarvan de zin kan wor
den weergegeven als Hoe bedoelt ge eigenlijk
Jezus wil nader van Pilatus hooren of hij de
vraag naar Zijn Koningschap politiek dan wel
religieus bedoelde. Er is tweeërlei Koningschap.
Pilatus heeft daar geen begrip van. Hij kent
slechts een Koningschap in politieken zin, waar
voor hij als Romein op zijn hoede dient te zijn.
De Joden willen hem onder de suggestie bren
gen, dat Jezus daarnaar streeft.
Dat nu is misleidend en Jezus wil niet, dat
Pilatus op dit punt als Rechter een prooi van
misleiding wordt.
Op Pilatus' vraag of Jezus een koning is, kan
en mag de Heiland niet ontkennend antwoorden.
Dat zou in strijd zijn met de waarheid, want
Jezus is inderdaad een koning. Maar Zijn Ko
ninkrijk is van geheel bizonderen aard.
Het heeft niets te maken met Koninkrijken,
zooals deze wereld ze kent. Er is een diepgaand
verschil tusschen Zijn Rijk en die van deze we
reld. Jezus wil, dat Pilatus als Rechter van deze
dingen op de hoogte is en zich daarvan reken
schap geve. Daarom vraagt de Heiland, voordat
Hij Zijn Koningschap belijdt, in welken zin Pi
latus spreekt van Koning der Joden.
Pilatus, die een „Realpolitiker" is en niets be
grijpt van een religieuzen Koningstitel, is geprik
keld over de wedervraag van Jezus. Wat heeft
hij met al die Joodsche spitsvondigheden te ma
ken Er ligt een diepe verachting in zijn vraag
Ben ik een Jood In deze vraag klinkt iets door
van de trotsche klank, waarmede de Romein zijn
eigen waarde beleed in de spreuk cives Roma-
nus sum (ik ben een Romeinsch burger).
De Stadhouder wil zich niet vermoeien met
specifiek Joodsche kwestie. Hij commandeert Je
zus om kort en bondig antwoord te geven, wat
er met Hem aan de hand is.
Wat doet Jezus Hij blijft zuiver in het rechts
geding ook tegenover een ongeduldigen Rechter.
Hoe bewonderenswaardig is Jezus hier in Zijn
geduld met ongeduldige trotsche menschen.
Hij zou het recht gehad hebben om na de
Dominee Breedeveld luisterde gespannen met
'n fijn ironisch lachje op 't gelaat.
„Een volmaakte techniek", kuchte de predi
kant, „en dan toch een rotte maatschappij Klinkt
dat niet tegenstrijdig Hoe is dat met elkaar te
rijmen. Hoe kan zoo iets samengaan
„Dat is heel logisch zou ik meenen", vervolgde
Frits ernstig, „zoolang de werkgevers, de men
schen van het kapitaal blijven doorgaan met zich
te verrijken ten koste van hun ondergeschikten,
zoolang zij weigeren de gemaakte en behaalde
winsten nuttig aan te wenden, tot heil van de
gemeenschap, zoolang zal het er voor den arbei
der slecht blijven uitzien."
„Hoe dacht jij je dan een gezonde samenleving
in, je maakt me toch nieuwsgierig."
„Er is dan eerst sprake van een behoorlijke
samenleving, dominee, wanneer elk het zijne
krijgt, waarop hij krachtens arbeidsprestatie recht
heeft, en als dan ieder genoeg verdient om be
hoorlijk en netjes van rond te komen, dan zijn
voor hem de voorwaarden aanwezig voor een
gelukkig bestaan."
Dominee Breedeveld had met belangstelling
geluisterd naar het idealistisch betoog van den
jongen Kooijmans. Hier was iemand aan 't woord,
die het socialisme oprecht beleed, te goeder
trouw verdedigde.
„En hoe wou je dat nu alles bereiken, Kooij
mans
„Mijn ideaal is, dat een arbeider zich bewust
wordt van de voorname plaats, die hij in de
samenleving moet en kan innemen. De arbeider
moet beter leeren beseffen, hij moet zich kunnen
realiseeren wie hij is, en wat hij wil. Dat is m.i.
hooghartige trotsche afwijzing van Pilatus te
zwijgen. Immers Pilatus zelf heeft dringend ge
vraagd hem niet met die Joodsche religieuze
ideeën over het Koningschap lastig te vallen.
Maar Jezus zwijgt niet. Hij wil aan Pilatus als
Overheidspersoon geven, wat hem toekomt, al
is deze er niet van gediend.
Hij wil hem inlichten, ook al vraagt hij er niet
om.
Zoo waakt de Heiland over Pilatus als Over
heidspersoon.
Hij beschermt hem tegen zichzelf en tegen de
Joden.
Pilatus moet als Rechter bij de gratie Gods
nauwkeurig weten, hoe het staat met Zijn Ko
ninkrijk.
Daarom gaat Jezus toch spreken van Zijn Ko
ninkrijk, al beveelt Pilatus Hem daarvan te zwij
gen.
Dat is de grootheid van Jezus, dat Hij alle
dingen zuiver ziet en zuiver houdt onder alle
omstandigheden. Het is niet Pilatus, maar het is
Jezus, die het proces beheerscht.
Hij belijdt, dat Hij koning is, maar Hij doet
het zóó, dat de aanklacht der Joden wordt ge
wraakt en ontzenuwd en Pilatus volkomen ge
rust kan zijn. Pilatus, de representant van den
Keizer, kan inderdaad gerust zijn. Jezus geeft
een verklaring, die aan duidelijkheid niets te
wenschen overlaat. Hij is wel een Koning, maar
Zijn Rijk bedreigt dat van den Keizer niet. Het
Rijk van Jezus wil geen revolutie tegen de Staats
orde van den Keizer.
Het is niet gebaseerd op en het opereert niet
met macht en geweld. Het is niet gefundeerd op
vuistrecht, maar op waarheid.
En de waarheid dwingt niet van buiten af,
maar overtuigt innerlijk en zegeviert van binnen
uit.
Voor Pilatus heeft Jezus openlijk getuigd, dat
Hij geen concurrent is van den Keizer. Zoo heeft
Hij in Zijn getuigen van Zijn Koninkrijk Pilatus
geholpen om zijn ambtelijke taak als Rechter
naar behooren te vervullen. Pilatus is door Jezus
niet in mist en nevel gelaten.
Jezus heeft zoo van Zijn Rijk gesproken, dat
Hij het Rijk van den Keizer ongerept heeft ge
laten, ja zelfs beveiligd en verdedigd tegen leu
gen en misleiding.
Jezus is niet Staatsgevaarlijk. Zijn Kerk is het
ook niet.
Als zij getuigt van het Koninkrijk Gods, be
veiligt en verdedigt zij daardoor den Keizer. Dat
is Ühar roem tegenover de Machten in deze we
reld.
N. J. HOMMES.
BIJBEL EN PYRAMIDE.
II.
De pyramide die, zooals wij in het vorig arti
kel schreven, naast den bijbel wordt gesteld als
bevattende een goddelijke openbaring in steen,
is dë grootste van de verschillende pyramides
van Gizeh, de zoogenaamde Cheopspyramide.
Dr Rademaker de samensteller van het de vorige
keer door ons vermeldde geschriftWaar ble
ven de tien stammen van Israël betoogt, dat
deze -pyramide het grootste steenen bouwwerk
van de wereld is het grootste dat ooit gebouwd
is. De pyramide heeft een inhoud van 90 millioen
kubieke voet, een hoogte van bijna 500 voet en
de omtrek van het grondvlak is bijna 1200 meter.
Het gebouw is opgetrokken uit geweldige stee
nen. Sommigen van die steenen wegen meer dan
16 ton en hebben een oppervlakte van 35 vier
kante voet. Deze enorme steenblokken worden
samengehouden door een cementlaag, welke niet
dikker is dan «een haar. Het is een raadsel, hoe
de werklieden in de oudheid deze dunne cement-
voegen hebben gemaakt. Het is een wonder, hoe
zij deze zware steenen op hun plaats gekregen
hébben. Heel het kolossale bouwwerk met zijn
bewonderenswaardige afmetingen, constructie en
vorm.dwingt onze bewondering af.
Maar nu de fantastische beweringen die men
rondom deze pyramide heeft opgehangen. Deze
pyramide zou ten eerste de geschiedenis van Is
raël verzinnebeelden en verder de geschiedenis
van de heele menschheid in het tijdvak van 4000
jaar vóór Chr. tot 2000 jaar na Christus. Binnen
dit tijdvak van 6000 jaren zou de oprichting van
het Koninkrijk Gods en van het Rijk van Chris
tus op aarde vallen. Dit zou de pyramide „open
baren" of liever „onthullen", want het staat er
een eerste voorwaarde. Dan is er al heel wat
bereikt. De arbeider moet zijn ideaal goed in
't oog houden. Hij moet zich bewust worden
„Om kort te gaan, Kooijmans, 't is dus jouw
ideaal den arbeider een menschwaardig bestaan
te bezorgen
Zeker, dominee, dat is ons streven, en vindt
U dat geen prachtig ideaal
„Ongetwijfeld, dat is een lofwaardig streven,
maar zeg mij eens vrind, als dat nu eens bereikt
zou kunnen worden, wat wil je dan
„Ik zou zeggen, dan zijn we er, nietwaar Dan
is ons ideaal bereikt, dan heeft de arbeider een
behoorlijk bestaan, dan voelt hij zich rijk en ge
lukkig, althans hij kan het zijn."
„Ja Zou je er dan zijn Meen je dat heusch,
Kooijmans En je ziel danje arme ziel
want wat baat het een mensch, zoo hij de ge-
heele wereld gewint, en lijdt schade zijner ziel
„Ach, dominee, laat U de godsdienstkwestie
nu buiten geding. Het Socialisme bemoeit zich nu
eenmaal niet met de vraagstukken van godsdien-
sti§en aard. Dat moet U toch weten. Het is een
maatschappijbeschouwing, waarin men te doen
heeft met de verhouding van den eenen mensch
tot den anderen. Het Socialisme is een theorie
van het menschelijk samenleven hier op aarde,
het tracht het kortstondig bestaan van zoovéél
mogelijk menschen zoo gelukkig mogelijk te ma
ken
„En als die arbeider dan sterft Wat dan,
Kooijmans Waar gaat hij dan heen Wat heeft
hij dan nog aan dat korte geluksbestaan op aar
de
Er viel een pijnlijke stilteKooijmans ant-
alleen maar „zinnebeeldig", symbolisch in te le
zen. Men moet de kunst van het lezen dier zinne
beelden en symbolen kennen. Wie die kunst niet
machtig is, leest met de beste wil van de wereld
niets van al die dingen, die de ingewijden er in
zeggen te lezen. Het komt er voor een niet-
ingewijde zooals U en ik op aan, dat wij de
ingewijden-in-de-geheimtaal der pyramide geloo-
ven. Het behoort vrijwel tot de onmogelijkheden
om zelf de geheimenissen der pyramidale spraak
te doorvorschen. Daar is op zijn minst grondige
studie van wis- en sterrekunde en Egyptische
oudheidkunde voor noodig.
Nu denke u bij de namen „Koninkrijk Gods"
en „Rijk van Christus" niet aan het Koninkrijk
der hemelen, dat de Heere Jezus op aarde heeft
gebracht. Het Koninkrijk dat komt overal waar
het evangelie wordt gepredikt. Waarvoor Jezus
heeft leeren bidden in het Onze Vader.
Dezelfde woorden worden gebruikt, maar er
wordt door de pyramide-geloovigen heel wat
anders bedoeld dan in de Heilige Schrift. Chris
tus is hier niet de Heiland en Middelaar Gods
en der menschen. Hij is niet het vleeschgeworden
Woord dat onder ons heeft gewoond. Het Ko
ninkrijk, waarvan zij spreken is niet Christus'
Rijk. De schrijvers noemen het rijk dat zij be
doelen soms ook het Steenen Koninkrijk, Dat is
een beteren naam. En nadrukkelijk verzekeren
zij, dat dit rijk allerminst wat met de hemelen te
maken heeft. Het is een aardsch rijk en alleen
beperkt tot deze wereld.
Uit een en ander wordt ons duidelijk, dat men
bijbeltaal en bijbeltermen gebruikt, maar wat an
ders bedoelt dan de Schrift. De woorden lijken
christelijke woorden, maar de geest der pyra
mide-geloovigen is niet de geest die belijdt, dat
Jezus Christus in de wereld gekomen is om zon
daars zalig te maken. En we weten, dat alle
geest die niet belijdt, dat Jezus Christus de Zoon
Gods is, niet uit God is. Maar dat het de geest
van den antichrist is.
We schrijven deze dingen nu reeds en hopen
straks uit het boek van Dr Rademaker aan te
'toonen, dat wij hier niet te veel beweren.
Natuurlijk is de vraag al bij u opgekomen
hoe is men er toch toe gekomen om in deze
pyramide zulke bizondere dingen te lezen Ik
schreef boven al „fantastische" dingen. En wie
heeft die merkwaardigheid van de z.g.n. godde
lijke openbaring in de pyramide ontdekt
Het is een heel verhaal. De bizonderheden
zullen wij u besparen.
Het komt in 't kort hierop neer.
De oorzaak van de bizondere belangstelling
voor deze groote pyramide ligt in de buitenge
wone, inwendige constructie van het gangen
systeem en in de afmetingen van de pyramide.
Dat deze pyramide een ander gangensysteem
heeft dan de overige pyramides, moet al ontdekt
zijn in het jaar 820 na Chr. door een Arabische
kalief die door zijn menschen de pyramide liet
onderzoeken in de hoop er groote schatten in te
zullen aantreffen. Schatten vond de man niet.
Slechts een leege granieten kist werd ontdekt.
Vermoedelijk zullen er tevoren al roovers in ge
weest zijn, die alles wat waarde had meegeno
men hebben. Men weet, dat de pyramides dienst
deden als „begraafplaats" voor de farao's, wier
mummies met de kroonschatten in het enorme
grafmonument werden weggeborgen.
Duizend jaren lang werd er over de pyramide
niet meer gesproken en geen sterveling wist iets
van de „openbaring-in-steen" af.
Tot de 19e eeuw kwam met het moderne
onderzoek van de Egyptische oudheden. De
hiëroglyphen, het heiligdommenschrift werd ont
cijferd. De oude Egyptische geschiedenis ging
open. Een paar Engelsche geleerden Taylor en
Smith hebben zich met den vorm en de afmetin
gen van de Cheopspyramide beziggehouden en
verscheidene merkwaardigheden ontdekt.
Zoo een zekere lengte-eenheid, welke aan de
afmetingen der pyramide ten grondslag zou lig
gen, welke lengte-eenheid het vijfhonderd mil
joenste deel van de lengte van de as der aarde
zou zijn. De hoogte van de pyramide zou gelijk
zijn aaiij de straal van een cirkel waarvan de
omtrek het zonnejaar zou uitdrukken op de
schaal van 100 1, enzoovoorts.
Deze Taylor en Smith moeten ook verband
tusschen pyramide en Bijbel hebben ontdekt.
Maar welk verband en hoe, dat blijft in het
duister.
Later heeft een andere Engelschman ingenieur
woordde niet.
Er trilde gevoel in z'n stem, toen de predikant
eindelijk vervolgde
„Ik ben het met je eens, de arbeider is zijn
loon waardig, en wie zou hem niet gaarne ge
lukkig willen zien op stoffelijk gebied, maar, is
dat het voornaamste Het leven, je erkende 't
zooeven zelf, is kort van duur, het is zoo broos
en vergankelijk.wie redt zijn ziel van 't graf.
dan volgt de eeuwigheid. Waar gaat de mensch
dan heen, de mensch die zondaar is, en voor den
heiligen God niet kan bestaan De Bijbel, Kooij
mans, zegt„de mensch gaat dan naar zijn
eeuwig huis."
„Kooijmans zweeg, gaf geen antwoord. Hij
perste z'n lippen op elkaarhij wilde zich niet
gewonnen gevenstaarde naar buiten.
„Kooijmans, ik verlang thans geen antwoord
van je, maar tracht je ook die vraag eens te rea
liseerendenk daar nu eens over na, laat die
vraag eens op je inwerken, probeer er mee klaar
te komen voor je zelf, doe het serieus."
Kooijmans zuchtte
Hij stamelde „er zijn zooveel raadsels in ons
leven
„Hoe zoo informeerde de predikant belang
stellend.
„Ach, dominee, de problemen stormen op ons
af, vooral in dezen tijd. En wij, jonge menschen,
staan er midden in."
„Verklaar je eens nader."
(Wordt vervolgd)