FEUILLETON. DIE UW LEVEN I VERLOST lijk toont de geleerde auteur dit aan met het voorbeeld van Maria Hemelvaart. Het is vooral hier, dat hij laat zien, op welke wijze Rome haar dogmas fixeert. In het hoofdstuk Dogma en Exegese komt dui delijk uit, hoe vooringenomen, hoe dogmatisch bepaald Romes uitleg van de Schrift is. Niet de Schrift laat Rome spreken, maar de kerk geeft een bepaalde inhoud aan de Schrift. Zoo vooral met de instellingswoorden van het Avondmaal. Een ieder, die zichzelf verrijken wil, leze dit mooie geleerde en duidelijke werk. Soms hebben we de vraag gesteld of de redeneering wel heel logisch is. Maar dit doet niets af van de prach tige opzet en het rustige betoog. We waardeeren dit werk zeer en bevelen het menigmaal gaarne aan. A. H. OUSSOREN. ZIJN ONZE KERKEN VERPOLITIEKT? Van meer dan een zijde is deze vraag beves tigend beantwoord. Deze beschuldiging, dat de Kerken verpolitiekt zouden zijn, doet vooral in bepaalde kringen opgeld. Is ze juist Over de wijze, waarop Rome haar geloovigen door het episcopaat ook bindt in po litieke zaken, willen wij niet handelen. Haar methode is de onze niet. Om de beschuldiging te gen onze kerken is het ons hier te doen. In eigen kring is de aanklacht tegen verpolitieking van ons kerkelijk leven een tijd geleden ingediend door Prof. Dr A. A. van Schelven. Deze aan klacht bracht onder ons begrijpelijke deining. Tot op heden bleef Prof. van Schelven in ge breke om zijn aanklacht met bewijzen te recht vaardigen. Ik geloof dat hij ook niet bij machte is ze te leveren om de eenvoudige reden, dat ze er niet zijn. De beschuldiging van Prof. van Schelven is sterk generaliseerend. Dat is haar zwakte. In zijn verdienstelijke brochure „Kerk en Po litiek" toont Prof. Dijk overtuigend aan, dat de beschuldiging onhoudbaar is. Hij geeft daarbij volmondig de mogelijkheid toe, dat niet ieder lid en ieder ambtsdrager hoofd voor hoofd in dezen steeds van vreemde smetten vrij is geweest. Op pg. 43 geeft hij zelfs een paar staaltjes uit eigen pastorale ervaring, die wijzen op een be denkelijk te kort aan onderscheidingsvermogen tusschen Kerk en Politiek. Maar dit zijn slechts incidenteele gevallen, waarvoor men onze Geref. Kerken niet verant woordelijk mag stellen. Ik geloof, dat de feiten juist uitwijzen, dat onze Kerken een fijne neus hebben voor het onderscheid tusschen Kerk en Politiek. Incidenteele verwarring tusschen beide ter reinen wordt direct gesignaleerd en bestreden. Achter Synodale beslissingen als van Leeuwar den en Amsterdam en de discussies daarover in onze pers, ligt de ernstige poging om voortdu rend te waken voor vermenging van Kerk en Politiek. In het betrekken van de wacht zijn we hierin angstvallig nauwgezet. Dit kan bewezen worden. Terwijl de tegenstander de beschuldiging tegen ons uitschreeuwt van verpolitieking op grond van de besluiten van Amsterdam in 1936, wegen wij in onze eigen pers op een goudschaaltje deze besluiten en uiten zoo noodig openlijk onze be zwaren Ik acht dit een bewijs van innerlijke kracht Het is mij bekend, dat onder ons sommigen zich afvroegen of het wel wijs en verstandig was van Prof. Hepp om juist nu in deze omstandig heden openlijk zijn bezwaren tegen de besluiten van Amsterdam te uiten. Dit zou natuurlijk door den tegenstander wor den uitgebuit Inderdaad. Toch deel ik die aarzeling niet. Wie de mogelijkheid wil afsnijden om uitge buit te worden, moet geen letter op papier zetten. Zoo is het echter nog niet veilig, want dan kan het zwijgen weer worden uitgebuit. Ik geloof, dat Prof. Hepp met zijn welover wogen artikelen over „Zwijgen en Spreken der Kerk", onze Kerken een groote dienst heeft be wezen. Ze getuigen van vertrouwen in de kracht van onze eigen beginselen temidden van al het aardsch gedruisch der tegenstanders. Ze vormen een schitterende weerlegging van de aanklacht van verpolitieking. Ze handhaven onverzwakt de profetierechten der Kerk over politieke beginselen. N. J. HOMMES. B. HENGELAAR 36) „Juist, dominee", merkte Frits ironisch op, „dat leest U in de krant, en dat lees ik ook in de krant, wij lezen van ontslag en we lezen van loonsverlaging, maar realiseeren wij het ons nu wel wat het beteekent, zoo jong soms gedupeerd te worden door de malaise „Neen, dat geloof ik niet", antwoordde de pre dikant, „we zullen er beiden in te kort schieten." „Goed, maar zijn we daarmee klaar Moeten we dan nu verder maar berusten en alles lijdelijk afwachten, dominee Ik vind toch eigenlijk die christelijke berusting een onding." „Je maakt me nieuwsgierig, Kooijmans, hoe bedoel je dat eigenlijk „Ik vind het heusch absurd, te moeten berus ten in een rotte maatschappij, of laat mij liever zeggen in een maatschappij, waarin heel wat valt te verbeteren. Is het niet onzinnig en dwaas, dat duizenden menschen in onzen tijd nog niet ge noeg verdienen om hun gezin behoorlijk te on derhouden, laat staan eenige weelde te genieten, is 't niet droevig, dat zooveel jonge mannen te genwoordig werkeloos en doelloos rondloopen zonder zekerheid voor hun toekomst, en dat in een tijd, waarin de techniek bijna volmaakt is JEZUS EN DE STAATSMACHT. IX. Is Jezus Staatsgevaarlijk Uit het gesprek, dat onze Heiland met Pilatu's houdt, blijkt wel met hoeveel respect Hij tegen over de wereldlijke Macht is opgetreden. Jezus heeft Pilatus als Rechter ten volle er kend en Zich aan diens verhoor gewillig onder worpen. Hij heeft op vragen Hem gesteld, het antwoord gegeven en wel met groote nauwge zetheid. De Joden hebben met hun politieke verdacht making, waarbij zij listig den titel Christus met Koning weergaven, bij Pilatus succes. De Stadhouder is geschrokken. De naam Ko ning heeft het gedaan. Was hij eerst van plan zich van de zaak af te maken, nu durft hij het toch niet meer. Hij voelt zich genoodzaakt om Jezus nu een serieus verhoor af te nemen. Pilatus gaat daarbij direct op de kern van de zaak in en keert zich tot Jezus met de vraag Zijt Gij de Koning der Joden De Stadhouder ontvangt daarop niet direct een antwoord, maar Jezus stelt hem rustig een wedervraag Zegt gij dit van uzelven, of hebben anderen het U van Mij gezegd? (Joh. 18:34.) Pilatus is dat blijkt ook uit de reactie uiterst verbaasd geweest door deze wending van het gesprek. Hij heeft ongetwijfeld verwacht, dat Jezus op zijn vraag ontkennend zou hebben ge antwoord. Te grooter zal zijn verbazing geweest zijn door zulk een wedervraag. Uit de repliek is duidelijk merkbaar een geprikkelde stemming bij den Stadhouder over de vrijmoedigheid van Jezus. Over de strekking van Jezus' vraag is onder de uitleggers geen volkomen eenstemmigheid. De meening, als zou Jezus er mee bedoeld hebben Pilatus attent te maken op den verdachten oor sprong van dezen titel, achten wij niet juist. Evenmin de opvatting, als zou Jezus met de vraag het recht hebben opgeëischt te weten, wie deze vraag heeft opgeworpen. Jezus weet wel van welken kant de beschuldiging komt, dat Hij as-, piraties zou hebben naar het Koningschap. Met de wedervraag bedoelt Jezus meer. De kwestie, die Pilatus aan de orde stelt, is niet zoo eenvoudig. Jezus kan daar zonder meer niet ja of neen op antwoorden. Deed Hij dat, dan zou Hij in beide gevallen misverstand bij Pilatus wekken en dat wil Hij niet. De zaak is daarvoor veel te ernstig. Pilatus heeft een zeer ernstige kwestie aan de orde gesteld, waarover Jezus voor alles klaarheid wil brengen. Vandaar Zijn vraag, waarvan de zin kan wor den weergegeven als Hoe bedoelt ge eigenlijk Jezus wil nader van Pilatus hooren of hij de vraag naar Zijn Koningschap politiek dan wel religieus bedoelde. Er is tweeërlei Koningschap. Pilatus heeft daar geen begrip van. Hij kent slechts een Koningschap in politieken zin, waar voor hij als Romein op zijn hoede dient te zijn. De Joden willen hem onder de suggestie bren gen, dat Jezus daarnaar streeft. Dat nu is misleidend en Jezus wil niet, dat Pilatus op dit punt als Rechter een prooi van misleiding wordt. Op Pilatus' vraag of Jezus een koning is, kan en mag de Heiland niet ontkennend antwoorden. Dat zou in strijd zijn met de waarheid, want Jezus is inderdaad een koning. Maar Zijn Ko ninkrijk is van geheel bizonderen aard. Het heeft niets te maken met Koninkrijken, zooals deze wereld ze kent. Er is een diepgaand verschil tusschen Zijn Rijk en die van deze we reld. Jezus wil, dat Pilatus als Rechter van deze dingen op de hoogte is en zich daarvan reken schap geve. Daarom vraagt de Heiland, voordat Hij Zijn Koningschap belijdt, in welken zin Pi latus spreekt van Koning der Joden. Pilatus, die een „Realpolitiker" is en niets be grijpt van een religieuzen Koningstitel, is geprik keld over de wedervraag van Jezus. Wat heeft hij met al die Joodsche spitsvondigheden te ma ken Er ligt een diepe verachting in zijn vraag Ben ik een Jood In deze vraag klinkt iets door van de trotsche klank, waarmede de Romein zijn eigen waarde beleed in de spreuk cives Roma- nus sum (ik ben een Romeinsch burger). De Stadhouder wil zich niet vermoeien met specifiek Joodsche kwestie. Hij commandeert Je zus om kort en bondig antwoord te geven, wat er met Hem aan de hand is. Wat doet Jezus Hij blijft zuiver in het rechts geding ook tegenover een ongeduldigen Rechter. Hoe bewonderenswaardig is Jezus hier in Zijn geduld met ongeduldige trotsche menschen. Hij zou het recht gehad hebben om na de Dominee Breedeveld luisterde gespannen met 'n fijn ironisch lachje op 't gelaat. „Een volmaakte techniek", kuchte de predi kant, „en dan toch een rotte maatschappij Klinkt dat niet tegenstrijdig Hoe is dat met elkaar te rijmen. Hoe kan zoo iets samengaan „Dat is heel logisch zou ik meenen", vervolgde Frits ernstig, „zoolang de werkgevers, de men schen van het kapitaal blijven doorgaan met zich te verrijken ten koste van hun ondergeschikten, zoolang zij weigeren de gemaakte en behaalde winsten nuttig aan te wenden, tot heil van de gemeenschap, zoolang zal het er voor den arbei der slecht blijven uitzien." „Hoe dacht jij je dan een gezonde samenleving in, je maakt me toch nieuwsgierig." „Er is dan eerst sprake van een behoorlijke samenleving, dominee, wanneer elk het zijne krijgt, waarop hij krachtens arbeidsprestatie recht heeft, en als dan ieder genoeg verdient om be hoorlijk en netjes van rond te komen, dan zijn voor hem de voorwaarden aanwezig voor een gelukkig bestaan." Dominee Breedeveld had met belangstelling geluisterd naar het idealistisch betoog van den jongen Kooijmans. Hier was iemand aan 't woord, die het socialisme oprecht beleed, te goeder trouw verdedigde. „En hoe wou je dat nu alles bereiken, Kooij mans „Mijn ideaal is, dat een arbeider zich bewust wordt van de voorname plaats, die hij in de samenleving moet en kan innemen. De arbeider moet beter leeren beseffen, hij moet zich kunnen realiseeren wie hij is, en wat hij wil. Dat is m.i. hooghartige trotsche afwijzing van Pilatus te zwijgen. Immers Pilatus zelf heeft dringend ge vraagd hem niet met die Joodsche religieuze ideeën over het Koningschap lastig te vallen. Maar Jezus zwijgt niet. Hij wil aan Pilatus als Overheidspersoon geven, wat hem toekomt, al is deze er niet van gediend. Hij wil hem inlichten, ook al vraagt hij er niet om. Zoo waakt de Heiland over Pilatus als Over heidspersoon. Hij beschermt hem tegen zichzelf en tegen de Joden. Pilatus moet als Rechter bij de gratie Gods nauwkeurig weten, hoe het staat met Zijn Ko ninkrijk. Daarom gaat Jezus toch spreken van Zijn Ko ninkrijk, al beveelt Pilatus Hem daarvan te zwij gen. Dat is de grootheid van Jezus, dat Hij alle dingen zuiver ziet en zuiver houdt onder alle omstandigheden. Het is niet Pilatus, maar het is Jezus, die het proces beheerscht. Hij belijdt, dat Hij koning is, maar Hij doet het zóó, dat de aanklacht der Joden wordt ge wraakt en ontzenuwd en Pilatus volkomen ge rust kan zijn. Pilatus, de representant van den Keizer, kan inderdaad gerust zijn. Jezus geeft een verklaring, die aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat. Hij is wel een Koning, maar Zijn Rijk bedreigt dat van den Keizer niet. Het Rijk van Jezus wil geen revolutie tegen de Staats orde van den Keizer. Het is niet gebaseerd op en het opereert niet met macht en geweld. Het is niet gefundeerd op vuistrecht, maar op waarheid. En de waarheid dwingt niet van buiten af, maar overtuigt innerlijk en zegeviert van binnen uit. Voor Pilatus heeft Jezus openlijk getuigd, dat Hij geen concurrent is van den Keizer. Zoo heeft Hij in Zijn getuigen van Zijn Koninkrijk Pilatus geholpen om zijn ambtelijke taak als Rechter naar behooren te vervullen. Pilatus is door Jezus niet in mist en nevel gelaten. Jezus heeft zoo van Zijn Rijk gesproken, dat Hij het Rijk van den Keizer ongerept heeft ge laten, ja zelfs beveiligd en verdedigd tegen leu gen en misleiding. Jezus is niet Staatsgevaarlijk. Zijn Kerk is het ook niet. Als zij getuigt van het Koninkrijk Gods, be veiligt en verdedigt zij daardoor den Keizer. Dat is Ühar roem tegenover de Machten in deze we reld. N. J. HOMMES. BIJBEL EN PYRAMIDE. II. De pyramide die, zooals wij in het vorig arti kel schreven, naast den bijbel wordt gesteld als bevattende een goddelijke openbaring in steen, is dë grootste van de verschillende pyramides van Gizeh, de zoogenaamde Cheopspyramide. Dr Rademaker de samensteller van het de vorige keer door ons vermeldde geschriftWaar ble ven de tien stammen van Israël betoogt, dat deze -pyramide het grootste steenen bouwwerk van de wereld is het grootste dat ooit gebouwd is. De pyramide heeft een inhoud van 90 millioen kubieke voet, een hoogte van bijna 500 voet en de omtrek van het grondvlak is bijna 1200 meter. Het gebouw is opgetrokken uit geweldige stee nen. Sommigen van die steenen wegen meer dan 16 ton en hebben een oppervlakte van 35 vier kante voet. Deze enorme steenblokken worden samengehouden door een cementlaag, welke niet dikker is dan «een haar. Het is een raadsel, hoe de werklieden in de oudheid deze dunne cement- voegen hebben gemaakt. Het is een wonder, hoe zij deze zware steenen op hun plaats gekregen hébben. Heel het kolossale bouwwerk met zijn bewonderenswaardige afmetingen, constructie en vorm.dwingt onze bewondering af. Maar nu de fantastische beweringen die men rondom deze pyramide heeft opgehangen. Deze pyramide zou ten eerste de geschiedenis van Is raël verzinnebeelden en verder de geschiedenis van de heele menschheid in het tijdvak van 4000 jaar vóór Chr. tot 2000 jaar na Christus. Binnen dit tijdvak van 6000 jaren zou de oprichting van het Koninkrijk Gods en van het Rijk van Chris tus op aarde vallen. Dit zou de pyramide „open baren" of liever „onthullen", want het staat er een eerste voorwaarde. Dan is er al heel wat bereikt. De arbeider moet zijn ideaal goed in 't oog houden. Hij moet zich bewust worden „Om kort te gaan, Kooijmans, 't is dus jouw ideaal den arbeider een menschwaardig bestaan te bezorgen Zeker, dominee, dat is ons streven, en vindt U dat geen prachtig ideaal „Ongetwijfeld, dat is een lofwaardig streven, maar zeg mij eens vrind, als dat nu eens bereikt zou kunnen worden, wat wil je dan „Ik zou zeggen, dan zijn we er, nietwaar Dan is ons ideaal bereikt, dan heeft de arbeider een behoorlijk bestaan, dan voelt hij zich rijk en ge lukkig, althans hij kan het zijn." „Ja Zou je er dan zijn Meen je dat heusch, Kooijmans En je ziel danje arme ziel want wat baat het een mensch, zoo hij de ge- heele wereld gewint, en lijdt schade zijner ziel „Ach, dominee, laat U de godsdienstkwestie nu buiten geding. Het Socialisme bemoeit zich nu eenmaal niet met de vraagstukken van godsdien- sti§en aard. Dat moet U toch weten. Het is een maatschappijbeschouwing, waarin men te doen heeft met de verhouding van den eenen mensch tot den anderen. Het Socialisme is een theorie van het menschelijk samenleven hier op aarde, het tracht het kortstondig bestaan van zoovéél mogelijk menschen zoo gelukkig mogelijk te ma ken „En als die arbeider dan sterft Wat dan, Kooijmans Waar gaat hij dan heen Wat heeft hij dan nog aan dat korte geluksbestaan op aar de Er viel een pijnlijke stilteKooijmans ant- alleen maar „zinnebeeldig", symbolisch in te le zen. Men moet de kunst van het lezen dier zinne beelden en symbolen kennen. Wie die kunst niet machtig is, leest met de beste wil van de wereld niets van al die dingen, die de ingewijden er in zeggen te lezen. Het komt er voor een niet- ingewijde zooals U en ik op aan, dat wij de ingewijden-in-de-geheimtaal der pyramide geloo- ven. Het behoort vrijwel tot de onmogelijkheden om zelf de geheimenissen der pyramidale spraak te doorvorschen. Daar is op zijn minst grondige studie van wis- en sterrekunde en Egyptische oudheidkunde voor noodig. Nu denke u bij de namen „Koninkrijk Gods" en „Rijk van Christus" niet aan het Koninkrijk der hemelen, dat de Heere Jezus op aarde heeft gebracht. Het Koninkrijk dat komt overal waar het evangelie wordt gepredikt. Waarvoor Jezus heeft leeren bidden in het Onze Vader. Dezelfde woorden worden gebruikt, maar er wordt door de pyramide-geloovigen heel wat anders bedoeld dan in de Heilige Schrift. Chris tus is hier niet de Heiland en Middelaar Gods en der menschen. Hij is niet het vleeschgeworden Woord dat onder ons heeft gewoond. Het Ko ninkrijk, waarvan zij spreken is niet Christus' Rijk. De schrijvers noemen het rijk dat zij be doelen soms ook het Steenen Koninkrijk, Dat is een beteren naam. En nadrukkelijk verzekeren zij, dat dit rijk allerminst wat met de hemelen te maken heeft. Het is een aardsch rijk en alleen beperkt tot deze wereld. Uit een en ander wordt ons duidelijk, dat men bijbeltaal en bijbeltermen gebruikt, maar wat an ders bedoelt dan de Schrift. De woorden lijken christelijke woorden, maar de geest der pyra mide-geloovigen is niet de geest die belijdt, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zon daars zalig te maken. En we weten, dat alle geest die niet belijdt, dat Jezus Christus de Zoon Gods is, niet uit God is. Maar dat het de geest van den antichrist is. We schrijven deze dingen nu reeds en hopen straks uit het boek van Dr Rademaker aan te 'toonen, dat wij hier niet te veel beweren. Natuurlijk is de vraag al bij u opgekomen hoe is men er toch toe gekomen om in deze pyramide zulke bizondere dingen te lezen Ik schreef boven al „fantastische" dingen. En wie heeft die merkwaardigheid van de z.g.n. godde lijke openbaring in de pyramide ontdekt Het is een heel verhaal. De bizonderheden zullen wij u besparen. Het komt in 't kort hierop neer. De oorzaak van de bizondere belangstelling voor deze groote pyramide ligt in de buitenge wone, inwendige constructie van het gangen systeem en in de afmetingen van de pyramide. Dat deze pyramide een ander gangensysteem heeft dan de overige pyramides, moet al ontdekt zijn in het jaar 820 na Chr. door een Arabische kalief die door zijn menschen de pyramide liet onderzoeken in de hoop er groote schatten in te zullen aantreffen. Schatten vond de man niet. Slechts een leege granieten kist werd ontdekt. Vermoedelijk zullen er tevoren al roovers in ge weest zijn, die alles wat waarde had meegeno men hebben. Men weet, dat de pyramides dienst deden als „begraafplaats" voor de farao's, wier mummies met de kroonschatten in het enorme grafmonument werden weggeborgen. Duizend jaren lang werd er over de pyramide niet meer gesproken en geen sterveling wist iets van de „openbaring-in-steen" af. Tot de 19e eeuw kwam met het moderne onderzoek van de Egyptische oudheden. De hiëroglyphen, het heiligdommenschrift werd ont cijferd. De oude Egyptische geschiedenis ging open. Een paar Engelsche geleerden Taylor en Smith hebben zich met den vorm en de afmetin gen van de Cheopspyramide beziggehouden en verscheidene merkwaardigheden ontdekt. Zoo een zekere lengte-eenheid, welke aan de afmetingen der pyramide ten grondslag zou lig gen, welke lengte-eenheid het vijfhonderd mil joenste deel van de lengte van de as der aarde zou zijn. De hoogte van de pyramide zou gelijk zijn aaiij de straal van een cirkel waarvan de omtrek het zonnejaar zou uitdrukken op de schaal van 100 1, enzoovoorts. Deze Taylor en Smith moeten ook verband tusschen pyramide en Bijbel hebben ontdekt. Maar welk verband en hoe, dat blijft in het duister. Later heeft een andere Engelschman ingenieur woordde niet. Er trilde gevoel in z'n stem, toen de predikant eindelijk vervolgde „Ik ben het met je eens, de arbeider is zijn loon waardig, en wie zou hem niet gaarne ge lukkig willen zien op stoffelijk gebied, maar, is dat het voornaamste Het leven, je erkende 't zooeven zelf, is kort van duur, het is zoo broos en vergankelijk.wie redt zijn ziel van 't graf. dan volgt de eeuwigheid. Waar gaat de mensch dan heen, de mensch die zondaar is, en voor den heiligen God niet kan bestaan De Bijbel, Kooij mans, zegt„de mensch gaat dan naar zijn eeuwig huis." „Kooijmans zweeg, gaf geen antwoord. Hij perste z'n lippen op elkaarhij wilde zich niet gewonnen gevenstaarde naar buiten. „Kooijmans, ik verlang thans geen antwoord van je, maar tracht je ook die vraag eens te rea liseerendenk daar nu eens over na, laat die vraag eens op je inwerken, probeer er mee klaar te komen voor je zelf, doe het serieus." Kooijmans zuchtte Hij stamelde „er zijn zooveel raadsels in ons leven „Hoe zoo informeerde de predikant belang stellend. „Ach, dominee, de problemen stormen op ons af, vooral in dezen tijd. En wij, jonge menschen, staan er midden in." „Verklaar je eens nader." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1941 | | pagina 2