No* 6
Vrijdag 7 Februari 1941
55e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS*
VAN VERRE EN NABIJ*
ZEEUWSCHE
REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A H. OUSSOREN.
MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ ft
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
ROEPING.
De Verplichting der Roeping.
En hij, alles verlatende, stond op en
volgde Hem.
Lukas 5 28.
Neen, ge behoeft u niet bezorgd af te vragen
of ge u de genade Gods wel moogt toeëigenen
of ge u wel voor verloste in Christus moogt
houden.
Ge moogt dat, want ge wordt daartoe door
het Evangelie ernstiglijk en waarachtiglijk van
God geroepen.
Ge hebt iets anders te doen dan u deze vragen
weifelend te stellen.
Ge moet deze roeping in geloof aan
vaarden.
Let wel, in geloof aanvaarden, dat wil niet
zeggen voor dat ge de roeping opvolgt en
de genade in die roeping u toeëigent, moet ge
eerst bij uzelven op een of andere wijze heb
ben geconstateerd, dat ge een geloovige zijt en
pas wanneer dat constateeren en aanwijzen van
geloof bij u bevredigend is verloopen, laat ge de
roeping voor u van kracht worden. We zouden
dan weer in de fout vallen van voorwaarden te
gaan stellen aan Gods genade, nu in dien zin dat
het geloof een voorwaarde werd. Wat een puur
Remonstrantsche gedachte zou zijn. De Remon
stranten zeiden immers, dat God zijn genade al
leen deed toekomen, aan wie Hij van te voren
zag, dat ze geloofden. Hiertegenover handhaaf
den juist onze Gereformeerde, vaderen, het geloof
volgt op Gods genade, is vrucht van Gods
genade.
Neen, in geloof aanvaarden wil dit zeggen
u wordt iets aangeboden nu steekt gij uw hand
uit om het aangebodene aan te nemen daarmee
toont ge uw geloof in den gever. God biedt u
zijn genade in Christus aan en zoo aanvaardt ge
die genade in geloof, dat ge die genade u nu ook
toeëigent, u, naar Gods belofte, voor zijn kind
houdt. Gelooven dat is ja en amen zeggen op
Gods beloften in Woord en Sacrament.
In geloof Gods genadebevel aanvaarden, dat
deed Levi. Hij maakt geen tegenwerpingen, ook
geen vrome o, Heer, ik ben te zondig of zoo,
maar hij stond op en volgde Jezus.
In geloof aanvaarden, ge moet niet denken, dat
dat zoo eenvoudig is. Ge moet niet als bezwaar
inbrengen, dat we ons zoo al te gemakkelijk af
maken van de eeuwige dingen.
Gods genade in geloof aanvaarden, dat houdt
wat in. Ge zijt niet klaar met woorden, het komt
op daden aan.
Zie naar Levi. En hij, alles verlatende,
stond op en volgde Jezus. Zeker, Levi eigende
zich Gods genade in Christus toe, hij aanvaarddz
het. Maar dat aanvaarden kwam hem op heel
wat te staan. Zijn tollenaarsbetrekking moest hij
er aan geven, met wie weet wat voor winst
mogelijkheden.
Alles verlaten.
Ge begrijpt, dat we de verplichting, die het
opvolgen van Gods roeping Levi oplegde, niet
maar zoo op ons mogen overbrengen, alsof op
ons, als wij echte geloovigen willen zijn, nu ook
de verplichting rust onze betrekking, ons geld
enz. op te geven om bijv. een monnikenbestaan
of kluizenaarsleven te gaan leiden. Sommige
Roomsche heiligen hebben teksten als deze als
argument opgegeven voor hun leven van wereld
verzaking. Maar neen, elke opdracht Gods toch
is, naar een woord van Prof. Schilder, gedateerd,
Christus geeft niet aan al zijn volgelingen in alle
tijden en omstandigheden dezelfde "opdrachten,
maar die varieeren naar tijd, omstandigheid en
persoon.
Levi werd geroepen met de speciale taak op
geleid te worden tot Christus' apostel, om straks
het Evangelie in Christus uit te dragen in de
wereld. In verband hiermee kan natuurlijk Levi
geen tollenaar blijven, ook al deed hij dit voort
aan zonder bedrog.
Alles verlaten. Wat houdt dat voor mij in 7
Ik heb dat te verstaan door ernstig te luisteren
naar wat Gods Woord van mij vraagt in de
gegeven omstandigheden, waarin ik verkeer.
In 't algemeen kunnen we zeggen, houdt het
in een loslaten van alles wat ons in den weg
staat onze roeping ons van God opgelegd te ver
vullen.
In de eerste plaats beteekent het dan een bre
ken met de zonde.
Christus roept u tot volgen, God schenkt u
zijn genade en ge moogt die aanvaarden, ge moet
het zelfs, maar dan met een loslaten van alles wat
verkeerd is in uw leven, uw hangen aan wat de
wereld biedt, maar niet is naar Gods wil.
Als ge maar een goed verstaander zijt, dan
hoeft ge u niet af te vragen alles verlaten, wat
zou dat toch voor mij beteekenen
Alles verlaten, het kan in gegeven omstandig
heden ook beteekenen een opgeven van iets, dat
op zichzelf niet verkeerd is, maar ons toch in de
situatie waarin we verkeeren in den weg staat.
Hoewel op zichzelf iemand wel tollenaar kon
blijven en een kind Gods zijn, als hij maar niet
meer eischte dan hem gezet was, (Luk. 3 13)
mocht Levi het in verband met z ij n roeping
niet blijven.
We denken nu ook aan onzen tijd, aan de
toekomst. Misschien kunt ge een heel goede be
trekking krijgen, een winstgevend bestaan, op
zichzelf heel eervol, maar er wordt in bepaalde
omstandigheden van u gevraagd een transigeeren
met uw beginselen. Gelooft ge niet, dat Christus
dan van u vraagt dit te verlaten
Alles verlaten, ja het kan in zekere omstan
digheden beteekenen, een opgeven van onze be
trekking, een loslaten van onze bestaansmogelijk
heid, een opofferen zelfs van onze vrijheid, van
ons leven.
De discipel is toch niet boven zijn meester
(Luk. 6 40) N.m.l. wanneer ons gevraagd wordt
ook maar in het allerminst iets tegen Gods wil
te doen (Catech. vr. 94).
Volgen van Jezus, Jezus Christus hebben als
uw Heiland, het gaat zoo maar. Ge hebt geen
enkele voorwaarde te vervullen. Ge moogt het
zoo maar aannemen. En toch Jezus volgen, Chris
tus als uw Zaligmaker belijden, het gaat zoo maar
niet. Het sluit in zich een verlaten van alles, waar
de mensch van nature aanhangt.
Wanneer wij dan op Jezus' woord Hem vol
gen, wanneer wij vertrouwend op Gods belofte
in de Schrift, ons verheugen in Gods heil, dan
gaan wij niet roemen in ons zelf, maar in Gods
genade. God die door zijn genade, onze wil, die
niet wilde, gewillig heeft gemaakt, die ons die
wederspannig waren tot gehoorzaamheid heeft
gebracht, die met de krachtige werking des we
derbarenden Geestes tot in de binnenste deelen
van ons is doorgedrongen. (Dorditsche leerr.
hoofdst. 3 en 4, XI).
Nieuwerkerk. H. VENEMA.
HET JAARBOEK 1941,
Als we op het jaarboek onzer kerken hier te
rugkomen, letten we eerst op de statistiek. Die
wijst uit, dat er in 1940 temidden van en on
danks alle vreeselijke dingen, die daarin geschied
den, een regelmatige vooruitgang was in ons ker
kelijk leven.
Het aantal kerken vermeerderde met 2 te Val
kenburg, bij Leiden en te Breskens en is nu 765.
Zoo staat het tenminste op bl. 358. Maar daar
staat ook, dat het aantal kerken in Gelderland
nu 69 is het vorig jaar was dat 68. Dan zou het
dus met 3 vermeerderd zijn. En dat klopt weer
met de opgave van het totaal der kerken voor
1940 werd opgegeven 762, voor nu 765. 't Is
niet duidelijk, hoe het nu metterdaad is.
Dienstdoende predikanten waren er op 1 Jan.
1941 808, op 1 Jan. 1940 was dat getal 791.
Alzoo een vooruitgang met 17. Het aantal vaca
tures daalde van 83 op 68, verminderde alzoo
met 15. Het zielenaantal klom van 64098 in 1940
tot 640815 in 1941, althans in Nederland zelf.
De classes Buenois-Aires, Batavia, Oostfriesland
en Graafschap Bentheim zijn hierbij niet inbegre
pen. In ons land een toename dus van 9831 zie
len. Het aantal belijdende leden is nu 330636 en
was in 1940 325418, groeide met 5218. De bui-
tenlandsche kerken meegerekend is het totaal nu:
zielen 662566, en belijdende leden 336735.
Voor onze provincie zijn de gegevens de vol
gende. Het aantal kerken vermeerderde met één,
Breskens en is nu 54. In dit jaar kwam daar nog
bij Zoutespui in de classis Axel, dus is hier in
totaal 55. Dienstdoende predikanten nu 47, was
44. Aantal vacatures nu 6, was 8. Aantal zielen
nu 28695, was 28492, belijdende leden nu 15308,
was 15115, een totale vermeerdering van zielen
met 203 en belijdende leden met 192. Voor de
verschillende classes wordt ditclassis Axel nu,
zielen 5534, bel. leden 2890 was: zielen 5501,
bel. leden 2819, telt nu 33 zielen meer en 71 bel.
leden. Classis Goes 4860 en 2552 was 4817 en
2518, dus meer 43 zielen en 34 bel. leden. Classis
Middelburg nu: 11791 en 6440 was 11784 en
6417 alzoo 7 zielen meer en 23 bel. leden. Classis
Tholen nu: 2528 en 1287 was 2525 en 1283,
meer zielen 3, meer bel. leden 4. Classis Zierik-
zee nu 3982 en 2138 was 3865 en 2078. Een
vermeerdering van 117 zielen en 60 b el. leden.
In de Kerkbode heeft Ds Meester er onlangs op
gewezen, dat de vorige statistiek van de kerk te
Zierikzee niet in orde was. Dat dient hierbij in
beschouwing te worden genomen.
Bij de cijfers over Zeeland moet tevens wor
den bedacht, dat in het vorig jaar velen de pro
vincie hebben verlaten. Vlissingen had het vorig
jaar 1534 zielen en 830 bel. leden en gaf nu op
1452 zielen en 781 bel. leden, dit is wel daaruit
te verklaren, dat velen zich metterwoon elders
gingen vestigen.
Het kerkelijk overzicht van de hand van Ds
Meyster, die eerst assessor en later praeses der
Generale Synode werd, geeft metterdaad een
goed overzicht over de voornaamste kerkelijke
gebeurtenissen, waarbij uiteraard het verhandelde
op de Gen. Synode de aandacht heeft.
In April kwam de Synode weer bijeen en het
vroeger genomen besluit om een herderlijk schrij
ven te doen uitgaan over de perspolemiek, kwam
toen tot uitvoering dit schrijven werd opge
nomen.
Verder worden vermeld het rapport over het
hulppredikerschap en dat over de tucht op doop
leden.
Tijdens die zitting stierf Dr Kaajan. En niet
zoo lang nadat de Synode weer voorloopig ge
sloten was, overleden ook de praeses Ds J. L.
Schouten en Ds W. Breukelaar. Toen de Sy
node begin Augustus in Utrecht bijeen kwam,
werden deze dooden herdacht.
In die zitting werd besloten nog weer een
schrijven te richten tot de Generale Synode der
Chr. Geref. Kerk, om aan te dringen op een
samenspreking.
Voorstellen om het punt van de „meenings-
verschillen" van het agendum af te voeren wer
den niet aanvaard. Als begindatum voor de af
handeling daarvan werd 24 Sept.* vastgesteld. Dat
ging toen niet door. De vraag is nog in bespre
king of de provisorisch gesloten Synode nog weer
saamkomen zal. Gepubliceerd werd, dat het mo-
deramen, in overleg met de gewone adviseurs der
Gen. Synode, meende voorloopig daartoe nog
niet te moeten overgaan.
Vermeld worden ook de moeilijkheden, die de
Zendingsarbeid ondervindt doordat er geen com
municatie is met onze Zendingsterreinen maar
opgewekt wordt ook, dien Zendingsarbeid niet
los te laten. Waarbij terecht wordt opgemerkt,
dat wel van bijzondere beteekenis is, dat we nu
in Prof. Bavinck een Zendingshoogleeraar heb
ben, die op allerlei wijze de belangstelling wak
ker houdt.
Tenslotte maakt het overzicht nog melding van
twee hoogleeraren der Theol. Hoogeschool. Van
den blijden terugkeer van Prof. Schilder, die juist
op den dag, waarop het rectoraat aan hem zou
worden overgedragen in vrijheid gesteld werd uit
zijn hechtenis en zijn arbeid aan deze Hooge
school weer kon aanvaarden.
En van het overlijden van den emeritushoog-
leeraar Prof. Dr A. G. Honig, die gedurende een
lange reeks van jaren, van 19031933 de kerken
diende als professor in de dogmatiek en andere
vakken en in dien belangrijken arbeid tot rijken
zegen gesteld werd.
Aan het ,,In Memoriam" in het jaarboek, waar
voor gebruikt werd de herdenkingsrede van den
rector der Theol. Hoogeschool, ontleenen we een
woord van Prof. Honig zelf, door hem gesproken
bij zijn afscheid als Hoogleeraar
,,De School, welke ik mocht dienen en lief
hebben, was uit de Afscheiding en beide zijn
ze voor kerk en volk zoo vruchtbaar gebleken.
Evenals voor de Afscheiding, zoo was ook
voor de Theologische School het Credo onver
zwakte handhaving van de Canones van Dordt
Dat blijve hare eer, wat de Almachtige ook over
Nederland brengen moge.
Van deze plaats richt ik nog eens mijn oog
naar het artistieke gebrandschilderde symbool
De Kerk op een rots, die omspoeld wordt door
onstuimige baren in onze groote Aula.
En bij het scheiden in dezen donkeren tijd leg
ik, dierbare Heiland, de hand des geloofs op Uwe
Koninklijke belofte ,,De poorten der hel zullen
Mijne gemeente niet overweldigen" (Mattheüs
16: 18), terwijl ik bid: ,,Ja kom, Heere Jezus"
(Openb. 22:20)."
HEIJ.
IN-DROEF.
Meermalen mochten we met blijdschap consta
teeren, dat er na het uitbreken van den oorlog
een opleving in het geestelijk leven viel waar
te nemen. Die opleving uitte zich op tal van
manieren. Trouwer kwam men op naar Gods
huis, met gulle hand ondersteunde men de ge
troffenen, de huisbezoeken van alle ambtsdragers
waren aangenamer dan voorheen. Dit waren alle
geestelijke voordeelen van de slaande hand des
Heeren. Want Hij was het, die ons sloeg. Hij
tuchtigde Europa tot genezing.
We weten en gelooven, dat in vele gezinnen
deze verandering blijvend is. Het frivole opper
vlakkige leven van heel wat broeders en zusters
heeft plaats gemaakt voor een zoeken van den
Heere in het verborgen en een publiek belijden
van Zijn Naam. Zooals vroeger met Israël, is er
steeds een kern, die zich onder de kastijdingen
blijvend bekeert. Wier leven werkelijk wordt
dienst des Heeren. Menschen, die wandelen met
God.
Maar tegenover, zelfs in constrast met die
kern zijn er, die na de' eerste schrik en na het
eerste zoeken van God als een Noodhulp,
weer teruggevallen zijn tot de oude zonden van
halfheid, lauwheid, laksheid. Dit verschijnsel doet
zich voor in onze Zeeuwsche hoofdstad en doet
zich naar men mij verzekert voor in andere ste
den en ook dorpen. De pijn van de slagen in de
Mei-dagen, de verschrikking van de oorlogsellen
de, is men weer te boven ensommigen
leven weer als vroeger. Een kind, dat om
zijn verkeerdheid gestraft is en dan nog niet luis
tert, doet met die tweede ongehoorzaamheid
grooter zonde dan met de eerste. En liefhebbende
ouders zullen zulk een kind dan voor de tweede
keer ook gevoeliger straffer dan voor de eerste
keer.
We vragen zal ook die zwaardere straf van
den Heere eerst moeten komen vóór er bij allen
waarachtige bekeering komt Wanneer we zien,
hoe gemakkelijk men des Zondagsmorgens den
dienst verzuimt, hoe ouders en kinderen rustig
uitslapen als God de Heere zijn volk samenroept
Zijn dag te heiligen, dan is dit een zonde, die ten
hemel schreit.
De Heere vertoornt zich schrikkelijk over der
gelijke zonden van ontrouw, laksheid, lauwheid.
En Hij zal de zonden zwaar, zeer zwaar moeten
straffen, temeer waar we een gewaarschuwd, ge
slagen volk zijn. Zijn oordeelen kunnen niet uit
blijven, tenzij dat we ons bekeeren.
Opmerkelijk is het, dat in steden en dorpen
altijd die gezinnen het trouwst opkomen naar
Gods huis, die het verst verwijderd wonen. Daar
uit blijkt weer, dat het een kwestie is van een
zoeken van zichzelf, van zijn genot, lust. En dus
is het eigendienst, in plaats van godsdienst.
Dat er niet allerlei motieven kunnen worden
aangevoerd, om de zonde goed te praten, dat
zouden we niet gaarne beweren. Die kunst vei-
stond Adam reeds in het Paradijs en die kunst
heeft de mensch nooit verleerd. Maar wie zich
voor God den Heere wil verantwoorden, komt
met drogredenen niet klaar. Hier ligt een in-
droeve zonde, een schrikkelijk verachten van de
genademiddelen, die ons genadiglijk nog zijn ge
spaard gebleven, hier is een moedwillige zonde
tegen het vierde gebod des Heeren.
En wat de zaak nog zooveel erger maakt: ouders
en ouderen geven daarin een slecht voorbeeld
aan kinderen. Zulke ouders ondergraven met da
den, wat ze met woorden opbouwen. Ze spreken
vroom, maar doen goddeloos. Ze zeggen Heere,
Heere", maar ze doen niet den wil des hemelschen
Vaders. En als later zulke kinderen afdolen, en
de ouders hebben ze niet meer in hun macht, dan
zijn zulke ouders daar zelf de schuld van. Ze
hebben hun kinderen niet anders dan halfheid
geleerd. Vreeselijk als zulke ouders eenmaal zich
moeten verantwoorden in aanwezigheid van hun
kinderen, die verloren zijn gegaan door hun ver
derfelijk voorbeeld.