No. 52
Vrijdag 27 December 1940
54e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS-
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTIEDs. A. C HEIJ en Ds. A, H. OUSSOREN.
MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B, W. M. KOK, A, SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
IMMANUËL.
(Kerstfeest.)
Daarom zal de Heere zelf ulieden een
teeken geven ziet een maagd zal zwan
ger worden en zij zal een Zoon baren,
en zij zal Zijnen naam Immanuël heeten.
Jes. 7: 14.
En dit alles is geschied, opdat ver
vuld zou worden, hetgeen van den
Heere gesproken is door den profeet
zeggende Ziet, de maagd zal zwanger
en eenen Zoon baren, en gij zult Zijnen
naam heeten Emmanuëlhet welk is,
overgezet zijnde, God met ons.
Matth. 1 22, 23.
Van al de namen die Jezus, Christus, Gods
eeniggeboren Zoon, onzen Heere draagt is deze
niet de minst troostvolle.
Reeds onder het Oude Verbond heeft de
Heere hem zelf in donkere dagen van nood en
ellende ten teeken gesteld in een Kind, dat type
was van den komenden Messias.
Dat was in de dagen van Achaz, toen Juda
bedreigd werd door een overmachtigen vijand.
Het voortbestaan van Davids huis stond op het
spel.
Maar als de angst zich van alle harten meester
maakt, wordt Jesaja door de Heere gezonden om
aan Achaz Zijn verlossende hulp aan te kondigen.
En ten bewijze, dat de Heere doen zou, wat
Hij aan Davids huis had toegezegd, mocht Achaz
een teeken vragen.
Maar Achaz wil in den tangen nood niet op
den God des Verbonds vertrouwen en hij be
geert geen teeken. Hij zal het wagen met een
anderen bondgenoot, het machtige Assyrië.
Maar dan komt de profeet des Heeren met de
scherpe aanklacht tegen Achaz en de zijnen, dat
ze door hun ongeloof God en menschen moede
maken en zegt, dat de Heere toch een teeken zal
geven, niet meer tot heil van Achaz en de zijnen,
maar tot troost van het overblijfsel, dat behouden
zal worden Daarom zal de Heere zelf ulieden
een teeken geven ziet een maagd zal zwanger
worden en een zoon baren en zijnen naam Imma
nuël heeten.
En eenigen tijd later ontvangt een jonge vrouw
als eerstgeboren kind een zoon, dien zij Immanuël
noemt.
Tegenover Achaz' ongeloovig vertrouwen op
zijn bondgenoot staat deze jonge vrouw in haar
naamgeving als voorbeeld des geloofs. En haar
kind met zijn wonderrijken naam is teeken van
Gods verlossingswerk in Jezus Christus.
Want in Hem is het „Immanuël-teeken" ten
volle vervuld. En het opzettelijk verzwijgen van
de wil eens mans, in Jesaja's profetie, wijst heen
naar de geheel eenige geboorte van den Emma
nuël uit de maagd Maria, ontvangen van den
Heiligen Geest.
Immanuël, God met ons
Het teeken van Gods bescherming over ons.
Zal dat teeken geloof vinden op de aarde Al
leen door het geloof zien we in het hulpelooze
Kind in de kribbe en in den Man van smarten
aan het kruis het teeken van Gods bescherming.
Door Achaz en vele ongeloovigen met hem
wordt het Immanuëlteeken veracht in nood en
gevaar en zij bouwen hun bescherming op men-
schenkracht. Ja, Immanuël „God met ons", is
gekruisigd en zijn hulp bespot„Indien Gij Gods
zoon zijt, verlos Uzelven en ons".
Maar het overblijfsel zal behouden worden
ziende op Immanuël, die zich openbaarde als den
Levensvorst, den verhoogden Koning der Eere,
ondanks het zwaard van Herodes, de haat der
Joden en het vonnis van den Romein.
De God des verbonds heeft Zijn Immanuël
teeken opgericht in de volheid des tijds en het
is in de wereld van nood en gevaar van bedrei
ging en overmacht een kracht Gods tot bescher
ming van zijn volk.
„God met ons" is God voor ons.
En zoo God voor ons is, wie zou tegen ons
zijn
Deze Immanuël is het teeken van Gods be
scherming.
Het „God met ons" staat geschreven op heel
uw leven in vreugde en smart, in vruchtbare en
onvruchtbare jaren, in gezondheid en krankheid.
Ja, dat teeken is opgericht in de woestijn van
uw leven, om die woestijn weer te maken tot een
paradijs, tot een Kerstfeest.
Vreest niet, Ik ben hetImmanuël „God met
ons".
tb
Immanuël is ook een teeken van Gods genade:
God met ons, zondaren
Met ons die in Adam zeiden wij als God, wij
zonder God, wij tegen God.
Maar Hij kwam terug in Christus en Hij trok
ons terug uit de duisternis der zonde in het
wonderbaar licht van Zijn teeken der genade.
KerstfeestGod wil nog met ons zijn
Hij beschermt Davids huis niet op grond voor
de verdienste van dat huis, maar terwille van
Davids Zoon.
Hij trekt de lijn van zijn kerk door uit louter
genade over het zondige overblijfsel, dat behou
den zal worden door het bloed des kruises.
En daarom kan niemand tegenover dat Imma
nuëlteeken beschuldigingen inbrengen tegen de
uitverkorenen Gods.
Maria beleed ook Immanuël als teeken van de
genade Gods, Die in haar lagen staat Zijn dienst
maagd niet versmaadt.
Kerstfeest is roemen in Gods bescherming,
maar niet minder roemen in Gods genade. God
met ons, die hun schulden nog dagelijks meerder
maken.
Maar al waren uwe zonden als scharlaken...
vreest niet, Ik ben hetImmanuël, God met ons!
Immanuël is niet minder een teeken van Gods
liefde wat deed uit 's Hemels zalen, o Heer der
heerlijkheên, op aard' U nederdalen Uw groote
liefde alleen, Uw eindeloos erbarmen
De grondslag voor Zijn bescherming is, dat
Hij ons genadig is, maar de grondslag voor Zijn
genade is, dat Hij ons liefheeft.
Die liefde dreef de Vader om dat Immanuël
teeken op te richten in dit jammerdal, waar zijn
eeniggeboren Zoon zijn Via Dolorosa moest
gaan van kribbe naar kruis.
Geen menschen- en satanshaat konden dat
liefdeoffer keeren Vader, Ik ben gekomen om
Uw wil te doen.
Immanuël, Hij is arm geworden daar Hij rijk
was. Hij heeft de gestalte eens dienstknechts aan
genomen en is gehoorzaam geworden tot den
dood, ja den dood des kruises.
Zijn liefde is sterker dan de haat.
Dat is toch ons Kerstfeest ook als wij weten
„Zie mijn haters, daar 't getal vast vermeert
van dit mij vloeken".
Vreest niet, Ik ben het, Immanuël, God met ons!
Immanuël, teeken van Gods bescherming De
Heer, de God der legerscharen is met ons, hoedt
ons in gevaren.
Immanuël, teeken van Gods genade Barmhar
tig is de Heer en zeer genadig, schoon zwaar ge
tergd
Immanuël, teeken van Gods liefde Leer m'
U danken daarvoor.
Veere. J. W. SMITT.
WAAR IS DE GOD DES OORDEELS?
De vraag waar is de God des oordeels werd
blijkens Mal. 2:17 door het volk zóó gesteld,
dat blijkbaar naar diens komst werd verlangd.
Herhaaldelijk stelden ze die vraag zóó vaak,
dat ze den Heere daarmee vermoeiden. De pro
feet moest zeggen „Gij vermoeit den HEERE"
en als ze vragen waarmee was het antwoord
daarmee, dat ge zegtal wie kwaad doet is goed
in de oogen des HEEREN en Hij heeft lust aan
zoodanigen ofwaar is de God des oordeels 7
Het was hun dus daarmee ernst het was een
zaak, die heel hun denken beheerschte, waarmee
ze voortdurend bezig waren. Dat konden ze niet
verwerken, dat zoovelen, die kwaad deden, goed
leken in de oogen des Heeren en Zijn gunstelin
gen. Die kwaaddoeners leefden in voorspoed in
stede daarvan, dat ze door het gericht Gods ge
troffen werden. Bij dat, hen verbijsterend gebeu
ren, kwam al maar weer de vraag boven waar
is de God des oordeels God moet toch de
kwaaddoeners veroordeelen en straffen Met die
vraag wisten ze geen uitweg daar zaten ze mee.
Bij deze vragen is niet te denken aan godde-
loozen, die God niet vreesden en het oordeel
Gods over zichzelf inriepen. De houding dec
goddeloozen tegenover het oordeel Gods is deze,
dat ze daarmee spotten (2 Petri 3:3 vg.)
Zoo geen goddeloozen, waren het dan mis
schien menschen, die in eigen oog rechtvaardig
waren, voorloopers van de Farizeën
Als aan zulke menschen hier te denken ware,
zou dat in het antwoord des Heeren op die vraag,
wel duidelijk zijn aangewezen, maar dat blijkt
juist niet.
Deze vragers hebben we te houden voor Is
raëlieten, die den Heere vreesden. Daarmee is
niet gezegd, dat er onder hen geen huichelaars
waren, maar de groep als groep overziende kon
worden gezegd, dat het vrome, Godvreezende Is
raëlieten waren, die het met deze vraag moeilijk
hadden, verbijsterd als ze waren door het Gods
bestuur.
De Schrift laat heel duidelijk zien, dat ook de
ware vromen vaak met die vraag moeite hadden.
Asaf van Ps. 73 is hiervan een heel sterk bewijs.
Waren nu deze vragers, in het stellen van die
vraag, dwalende geloovigen, ze waren dan toch
ook geloovigen, die niet vreemd waren aan de
kennis en vreeze des Heeren.
Het waren dan menschen, aan wie God, als
Hij een antwoord geeft, niet allerlei verwijten
doet hooren, maar die Hij de toezegging geeft,
dat ze niet tevergeefs vragen, waar is de God
des oordeels
„Waar is de God des oordeels Uit het stel
len van die vraag mag niet zoo maar geconclu
deerd, dat, die ze stellen goddeloozen zijn, vreemd
aan de vreeze des Heeren. Wanneer en wel
bijzonder in de dagen van het Kerstfeest, en de
jaarwisseling die vraag zich telkens weer op
dringt en ons geen rust laat, is dat te verstaan.
Met die vraag zitten niet de menschen, die
met een regeering Gods niet rekenen, die al het
wereldgebeuren zien als buiten God omgaande.
Met de gedachte aan een oordeel Gods spot
ten de goddeloozen.
Maar daar zijn ook anderen, die in al het we
reldgebeuren Gods regeering aanbidden. En die
van die regeering Gods dan deze voorstelling
hebben, dat het ook altijd moet te zien zijn dat
het den rechtvaardige wel en den goddelooze
kwalijk gaat. En wanneer ze dan oordeelen, dat
het zoo heel anders gaat, dan verbijstert hen dat.
Dan plaagt de vraag Waar is de God des oor
deels
Het behoeft dan niemand te verontrusten, wan
neer ook hij met die vraag zou zitten. Hij denke
niet, dat zulk een vraag bij een geloovige niet
zou kunnen voorkomen, dat uit het last hebben
van die vraag zou blijken, dat hij een ongeloovige
zou zijn, ook godvreezenden kennen die vraag.
Maar wie ze stelt moet dan ook willen luiste
ren naar het antwoord, dat de Heere op die vraag
van Israël wilde geven.
In antwoord op die vraag, deed de Heere door
Maleachi uitgaan de profetie van den Heere, die
tot Zijn tempel zou komen, van den Engel des
Verbonds, aan welken zij lust hadden en van
diens wegbereider.
Waar is de God des oordeels Dat was de
vraag. En het antwoord was dat oordeel komt
met den Christus.
Zoo kondigt dan ook Johannes de Dooper,
den onmiddellijk op hem volgenden Christus aan.
Van dezen wegbereider is het aangrijpende beeld
van de boomen aan welke wortel een bijl werd
gelegd. Alle boom, die geen goede vrucht voort
brengt, wordt uitgehouwen en in 't vuur gewor
pen (Matth. 3 10). Van den Christus zegt hij
Wiens wan in zijn hand is en Hij zal zijn dorsch-
vloer doorzuiveren en de tarwe zal Hij in zijn
schuur samenbrengen, en zal het kaf met onuit-
blusschelijk vuur verbranden (Matth. 3: 12).
Christus' komst zou zijn ten oordeel en dat
oordeel zou louterend, maar ook verdervend zijn.
Het zou louterend zijn z'n beeld vinden in
het doen van een goudsmid, die op het vuur het
zilver reinigt en van een voller of bleeker, die
met het bijtende loogzout de kleederen zuivert.
Christus' komst is niet om te verderven, maar
om te behouden. Die komst zou daartoe leiden,
dat de kinderen van Levi gereinigd werden en
weer in gerechtigheid den Heere spijsoffer zou
den toebrengen.
Dat oordeel zou dan echter ook tot verderving
zijn van de goddeloozen, die zich niet wilden
bekeeren. Tot een oordeel zou de Heere komen
tegen de toovenaars, en tegen de overspelers, en
tegen die valschelijk zweren en tegen degenen,
die het loon der daglooners met geweld onthou
den, die de weduwe en den wees en de vreem
deling het recht verkeeren, die den HEERE der
heirscharen niet vreezen.
Zoo geeft het Kerstfeest een antwoord op de
vraag waar is de God des gerichts
Het Kerstfeest, dat spreekt van het komen
Gods tot de wereld, verkondigt dat God wel
waarlijk recht doen zal op de aarde.
Dat Kerstfeest werpt licht op de dan spoedig
volgende jaarwisseling. Met het oude jaar wordt
de wereldgeschiedenis niet afgesloten, God is er
ook in het nieuwe jaar, Christus zet ook dan Zijn
werk voort.
Bij Zijn eerste komst in de wereld deed Hij
Zijn oordeel gaan ook over Israël. Toen kwam
er een schifting door Hem. Maar een klein deel
van Israël vormde straks de Nieuw-testamenti-
sche gemeente.
En wat gezien werd bij Christus' eerste komst
in de wereld, zal zich herhalen bij Zijn tweede
komst. Dan zal Hij openbaar alle goddeloozen
verwerpen.
Waar is de God des oordeels Die vraag heeft
haar antwoord in Christus' komst in het vleesch.
Maar daarom moet ook een andere vraag wor
den gesteld wie zal den dag zijner toekomst ver
dragen, wie zal bestaan als Hij verschijnt
En dan zullen niet kunnen bestaan, die met
God niet hebben gerekend, die het leven der
wereld, ook hun eigen leven zullen hebben gezien
als staande buiten elke bemoeiing Gods. Om den
Vader te eeren kwam de Zoon op aarde, die dan
den Vader niet zullen geëerd hebben, die zich
niet zullen hebben laten louteren, zal Hij ver
oordeelen.
Maar zonder meer kan dan niet gezegd wor
den, dat allen, die zullen gevraagd hebben waar
is de God des oordeels in dien dag wel zullen
kunnen bestaan.
Die vraag op zichzelven behoeft niet zondig
te zijn. Maar het kan ook een onzuiver motief
geweest zijn, dat tot het stellen van die vraag
leidde. Het herstel van Gods recht kan ook mee
brengen. herstel van ons recht. En de begeerte
naar dat herstel van ons recht kan dan dringen
tot de bede om het herstel van Gods recht. Maar
vergeten mag niet, dat herstel van Gods recht
ook insluit Gods recht op ons en dus leiden moet
tot onze veroordeeling, als wij ook zelf dat recht
Gods zouden geschonden hebben.
Dan klemt de vraag wie zal bestaan in den
dag Zijner toekomst, wie zal dien dag verdragen?
Op die vraag geeft het Evangelie het antwoord.
Het Evangelie gelijk het door Johannes de Doo
per en den Heere Jezus zelf gepredikt is.
Johannes predikte bekeert u, want het ko
ninkrijk der hemelen is nabij gekomen (Matth.
3:7). Hij predikte den doop der bekeering tot
vergeving der zonden. (Mare. 1:4.) En Jezus,
optredende als Zijn eigen voorlooper, predikte
de tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods nabij
gekomen, bekeert u en gelooft het Evangelie
(Marc. 1 15).
Aan Gods recht zal alleen voldaan hebben,
wie in Christus gelooft tot vergeving der zonden.
Wie zal dan bestaan De Catechismus geeft
het antwoord in Zondag 19. Daar wordt gezegd,
dat zij niet bevreesd behoeven te zijn in den dag
des oordeels, die in Christus dan zullen mogen
zien even denzelfden, die zich tevoren om hun
nentwil voor Gods gericht gesteld en al den vloek
van hen weggenomen heeft.
Als iemand dan nog niet zich zou bekeerd
hebben tot den Heere, om in Hem te hebben de
vergeving Zijner zonden, hij meene niet, dat hij
in dien dag zal kunnen bestaan, omdat hij ook
wel eens uitriep waar is de God des oordeels 7
en uitzag naar het oordeel, opdat een hem aan
gedaan onrecht zou gewroken worden. Hij be-
keere zich dan tot den Heere Christus en geloove
het Evangelie, dat er door Hem vergeving van
zonden is.
En wie Christus door het geloof leerde aan
nemen en in dat geloof volhardt, zij verzekerd,
dat God oordeelen zal en dat hij dan den dag
van Zijn toekomst zal kunnen verdragen.
Die zekerheid, waarvan het Kerstfeest weer
sprak, moge hem troosten, als hij terugziet op
het jaar dat voorbijging, en hem bemoedigen voor
het jaar dat komt.
HEIJ.