KERKNIEUWS*
OFFICIEELE BERICHTEN.
BOEKAANKONDIGING.
varieerde menschenleven dan Christus. Als Hij
wordt erkend en als wij aan Hem gebonden zijn
door een levend geloof in zijn Woord, dan heb
ben wij de hoogste en zuiverste vrijheid gevonden.
Vanuit deze gedachten is 't begrijpelijk, dat de
dorst naar vrijheid den Gereformeerden in het
bloed heeft gezeten. De dorst naar vrijheid op
elk gebied in gezin, maatschappij, kerk en staat,
wetenschap en opvoeding. Waar de Gerefor
meerde leer de overhand kreeg, hebben de vrij
heden gebloeid. De leer van een vrije kerk in
een vrije staat is op Gereformeerd erf opgeko
men. Calvijn zelf kende die leer nog niet. Toch
is deze leer Calvinistisch, Gereformeerd. Calvijn
zelf had nog niet alle consequenties getrokken uit
zijn eigen standpunt, die er toch vanzelf uit moes
ten voortvloeien.
Onze Gereformeerde of Presbyteriaansche
kerkinrichting is een en al vrijheid door gebonden
heid aan de orde, die Christus in Zijn Woord
heeft ingesteld. Wijlen Prof. Bouwman van Kam
pen placht nogal eens te zeggen in onze studen
tentijd er is geen zuiverder democratie dan die
van de Gereformeerde kerkregeering.
Om de vrijheid van de kerk hebben de Afge
scheidenen zich straffen en verguizing getroost.
Zware boeten opgebracht. Van Raalte en Scholte
zijn om de vrijheid voor de kerk te verkrijgen
naar Michigan en Wisconsin, N. Amerika, ver
trokken. Ze hebben daar koude, honger, ontbe
ring doorstaan om de vrijheid te bemachtigen,
om den Naam des Heeren aan te roepen zonder
dat menschelijke beperkingen daarbij werden op
gelegd.
Deze vrijheidsdorst wordt vaak verkeerd be
grepen. Groen schrijft in z'n Ongeloof en Revo
lutie
,,De Hervorming, gelijk het Evangelie, predikt
vrijheid maar vrijheid in onderwerping gegrond.
Onderwerping aan Gods Woord en Wet. On
derwerping aan elke waarheid uit Gods Woord
afgeleid aan elk gezag aan Gods gezag ontleend".
Brouwershaven. J. MEESTER.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, December 1940.
De zakelijkheid van den tijd, waarin we leven,
spiegelt zich ook af in de preek van onze dagen.
De preek is kort, op den man af, sober.
Tegenwoordig moet zelfs gewaarschuwd wor
den tegen een zekere platheid.
Uit reactie tegen de vroegere gezwollenheid
en hoogdravendheid valt men nu soms in een
ander uiterste en gebruikt men uitdrukkingen, die
eer ontstichten dan stichten.
Men is wel pikant en men heeft wel de aan
dacht, maar de goede smaak wordt gekwetst.
De stijl is dikwijls slecht en de woordkeus be
neden peil.
We moeten, dunkt me, onze kracht niet zoeken
in allerlei woorden van de straat, waardoor voor
al de meer beschaafden onder onze hoorders ge
ërgerd worden.
Een zekere waardigheid in kleeding zoowel als
in taal is op den kansel wel op z'n plaats.
Onze tijd vraagt weinig naar vormen.
Goede vormen veraangenamen echter het leven
en zijn ook voor den Christen een sieraad.
Natuurlijk wil ik niet naar den ouden tijd terug
met zijn overdreven deftigheid, hoogdravendheid
en onwaarachtigheid.
Laat de preek maar gehouden worden in de
taal van de twintigste eeuw.
Laat de preek maar kort en zakelijk zijn.
Vroeger hadden de predikanten soms niet den
moed „amen" te zeggen zoodra als hun preek
feitelijk uit was. „Negentig procent der domi
nees" zoo klaagde iemand „zeuren, als ze
hun onderwerp behandeld hebben, nog een poos
na, blijkbaar om de 1^2 uur zeven kwartier
vol te krijgen."
Ook verlang ik niet terug naar den preektoon.
In dit opzicht vooral valt sterke verbetering
te constateeren.
Er wordt natuurlijk gesproken. Het onnatuur
lijk „gezalf" van vroeger hoort men weinig meer
(althans in onze kerk).
De prediker leeft meer met zijn heele persoon
lijkheid in hetgeen hij zegt.
Gelukkig geldt voor onzen tijd minder het
veelszins ware woord van een theoloog „Overal
hoort men de menschen sprekenin de recht
zaal, het parlement maar ze houden er mee
op, als ze den kansel betredenEn zulke
preekers kunnen zich nog op hun voordracht en
stem verheffen, dat ze niet zijn als andere men
schen. Het is een hard woord, dat de toga het
lijkkleed is voor het echt persoonlijke
Uit mijn jongensjaren herinner ik me nog uit
drukkingen als „Aan u zal voorgelezen worden
hetgeen uw gewijde aandacht opgeteekend vindt
in het zooveelste capittel vanof: „Aan
dachtige gemeente, in Christus geliefde toehoor
ders".
Op mijn praeparatoir examen kreeg ik nog
een reprimande van een lateren collega, omdat
ik in mijn preek in plaats van „krijgsknecht" nu
en dan van „soldaat" had gesproken.
„Soldaat" was geen kanselterm
De tijd ligt nu wel achter ons, waarin men
sprak van „de gevederde wekker des dageraads"
omeen doodgewonen haan aan te duiden.
Wanneer men het woord thee wil gebruiken,
kan men dat tegenwoordig wel doen en is geen
verheven omschrijving noodig in den trant van
het edele kruid, dat daar groeit in ons schoon
Insulinde.
Nog verder in de historie teruggaande komen
we tot den tijd, waarin het eenvoudige woord
„bijbel" omschreven moest worden met„de
rolle van Jehova's eeuwige waarheden".
Men hoorde voorlezenonze tekstwoorden
zijn geschept uit den grooten oceaan van Mozes,
de derde springbron, uit den elfden emmer, den
dertigsten druppel„ende de mol".
Kort gezegd de tekst was Levitikus 11 30
(het slot).
Het thema was de mol als beeld van den
zondaar.
Natuurlijk waren er de drie tradioneele punten:
aDe mol ende derselver blintheyt
b. De mol ende derselver wroeten in de aarde;
c. De mol ende derselver jammerlyck uyteynde.
De aanleiding tot het nadenken over de pree-
ken van heden en verleden was de lezing van het
nieuwe boek van Dr M. van Rhijn „Gemeenschap
en Vereenzaming, een studie over J. J. van Oos
terzee (Uitg. H. J. Paris, Amsterdam).
Dr van Rhijn teekent in dit werk op meester
lijke wijze de tragiek in het leven van dezen be
kenden kanselredenaar. Eerst werd hij geëerd en
was hij een zeldzaam gevierd prediker. Aan het
eind van zijn leven voelde hij zich eenzaam en
had hij zijn roem overleefd. De halfslachtigheid
van zijn theologisch standpunt plaatste hem zoo
wel tegen de Modernen als tegen de Gerefor
meerden. Het opkomend geslacht vroeg meer
soberheid in de preeken en kon van Oosterzee's
preeken niet meer zóó waardeeren als de hoor
ders in zijn glorietijd te Rotterdam deden.
Ontegenzeggelijk had van Oosterzee rijke ga
ven. Hij was minder man van wetenschap en
denker dan meester van de taal en man van
breede kennis.
Ons tegenwoordig geslacht kan zijn preeken
nog waardeeren, ook al klinken ze ons te rheto-
risch in de ooren en begeeren wij meer diepte
en minder breedsprakigheid.
We kunnen ons moeilijk voorstellen hoe ge
vierd van Oosterzee in z'n beste jaren te Rotter
dam is geweest.
Letterkundigen als Potgieter mochten hem ka-
rakteriseeren als „een hippopotamus in een toga"
oftewel „het redevoerende Nijlpaard" de
massa schaarde zich in dichte drommen om zijn
kansel en werd zeldzaam geboeid door zijn voor
drachten en bezielende prediking.
Het eenvoudige volk kwam bij hem in de kerk.
Zelf maakte hij eens de opmerking „Ik heb het
voetvolk en Beets het paardevolk. Als wij tegelijk
preeken, dan sturen ze mij den knecht en de ka
menier, en meneer en mevrouw gaan naar Beets".
Wanneer van Oosterzee den middagdienst had,
was de kerk 's morgens reeds vol de menschen
bleven eenvoudig in de kerk zitten om zeker te
zijn van een plaats in den dienst, waar van Oos
terzee zou voorgaan.
Preekte hij 's winters in een week- of avond
godsdienstoefening, dan verdrongen zich jaren
achtereen twee duizend en meer hoorders rondom
den kansel.
Bij Avondmaalsbedieningen waren er 35 tafels,
eens zelfs meer dan 40, „zoodat er voor het
einde nog brood moest aangebracht worden".
Eigenaardig is 't dat hij toch het Rotterdam-
sche gehoor niet hoog heeft aangeslagen.
Later schrijft hij aan Da Costa, die ook geen
hoogen dunk had van het publiek te Rotterdam
„Uw appreciatie van het Rotterdamsche publiek
is, helaas, slechts al te juist. Gij kunt het u nau
welijks oppervlakkig en onbevoegd genoeg voor
stellen".
Als hij in Utrecht is, denkt hij met weemoed
terug aan de Rotterdamsche hartelijkheid en
spreekt hij van de „Stichtsche dood-in-de-pot,
een kostjen, dat u machtig gauw tegen staat".
Het was voor hem een voortdurende kwelling,
dat het drukke leven te Rotterdam hem geregelde
studie ten eenenmale onmogelijk maakte.
Hij is „in zijn dagen reeds min of meer het
slachtoffer geweest van het feit, dat in onze Her
vormde Kerk (hetzelfde geldt van de Gerefor
meerde Kerk K.) aan mannen, die een uitge
sproken studie-aanleg hebben, precies hetzelfde
werk wordt toevertrouwd als aan uitsluitend tot
de practijk neigende naturen. Er zijn nu eenmaal
theologen die gemakkelijk met menschen kunnen
omgaan en organiseeren, anderen die het liefst
onderwijs geven, weer anderen wier begaafdheid
vooral in den kansel-arbeid is gelegen. In de ge
neeskunde is de specialisatie tot in het onover
zienbare doorgevoerd, maar in de theologisch-
kerkelijke wereld worden allen nog rustig over
één kam geschoren" (Dr v. Rhijn a.w. bl. 307).
A. B. W. M. KOK.
DRIETAL TE
Siegerswolde (Fr.):
Cand. F. Colenbrander, hulppr. te Montfoort.
Cand. J. van Eerden te Alkmaar.
Cand. A. G. Honig Jr., hulpp. te Dedemsvaart
BEROEPEN TE
Harlingen H. W. Wierda te Vijfhuizen.
Utrecht (vac. Kaajan): C. Veenhof te Haarlem.
Deze week is ten zijnen huize te Kampen
overleden op 76-jarigen leeftijd Prof. Dr A. G.
Honig, oud-hoogleeraar der Theol. Hoogeschool
te Kampen.
In Prof. Honig verliest de Kamper Hoogeschool
en ook de Geref. theologie een van haar uitne-
mendste dienaren. Wij schrijven verliest, want
hoewel Prof. Honig in Januari 1934 het hoog-
leeraarsambt had neergelegd, was het met hem
evenals met wijlen Prof. Lindeboom hij bleef in
Kampen wonen en leefde eigenlijk nog geheel
mee met den kring, waarin hij 31 jaren de be
kwame docent en der studenten vriendelijke
raadsman was. Bovendien voerde hij na het eme
ritaat nog ijverig de pen, getuige zijn laatste
boek, het Handboek der Geref. Dogmatiek, dat
opnieuw blijk gaf van zijn wetenschappelijken
aanleg en helderheid van betoog.
Toen Prof. Honig 8 April 1903 het hoog
leraarsambt te Kampen aanvaardde, was de toe
stand der Theol. School somber. Prof. Bavinck
en Prof. Biesterveld waren naar Amsterdam ver
trokken en het aantal studenten was tot een mi
nimum geslonken. Aan Prof. Honig werden de
gewichtige vakken dogmathiek, ethiek, encyclo
paedic, Chr. religie en Ned. letterkunde opge
dragen en het is de erkende verdienste van den
overledene geweest, dat hij bij de mee door hem
gevormde predikanten een onuitwischbare herin
nering heeft nagelaten aan degelijke, logisch ge
bouwde en uiteraard leerzame colleges. Daarbij
was hij de immer vriendelijke en hoffelijke pro
fessor, die een sfeer van vrede om zich heen wist
te scheppen, iets wat ook zijn optreden ter Gen.
Synode en in vergaderingen sierde. Een afschuw
had hij van ruwheid, platheid of persoonlijke aan
vallen een groote liefde, ontstoken aan de liefde
van zijn Heiland, heeft zijn gansche leven ambte
lijk en persoonlijk gekenmerkt. In den Kamper
kring, waarin hij zich bij het klimmen der jaren
en het afnemen der krachten almeer had terugge
trokken, zal er oprecht leedwezen zijn over het
gemis van den voorganger, die School en Kerken
droeg op het hart als weinigen. In Prof. Honig is
een man van innige vroomheid en rijke talenten
heengegaan, die geleerdheid én wijsheid tot zegen
van velen heeft mogen verbinden.
In verschillende bladen stond te lezen het
bericht, dat Prof. Dr K. Schilder Zaterdag j. 1.
mocht terugkeeren in zijn gezin en ook, dat hij
Maandag j.l. zijn colleges aan de Theol. Hooge
school heeft hervat.
Dit bericht zal met groote dankbaarheid aan
God, Die aller wegen richt, zijn ontvangen. Ster
ke Hij den nieuwen rector der Hoogeschool in
alles tot Zijne eer.
Rectorale rede Prof. Greijdanus.
Kampen, 6 Dec. Hedenmiddag te half drie heeft
in de Groote Aula der Hoogeschool de over
dracht van het rectoraat der Theol. Hoogeschool
der Geref. Kerken.
Prof. Dr S. Greijdanus heeft daarbij een rede
gehouden over„Het Grieksch de autentieke
tekst voor de exegese van het Nieuwe Testa
ment".
Naar aanleiding van een artikel van Prof. Dr
J. Zwaan in „Vox Theologica" van Juni j.l. be
handelde spreker de vraag naar den authentieken
tekst voor de exegese van het Nieuwe Testament.
Volgens Rome is dat de Vulgaat. Maar de Re
formatie handhaafde, dat het Grieksch die tekst
is. In den lateren tijd nemen geleerden wel aan,
dat enkele boeken van het Nieuwe Testament of
gedeelten dier boeken oorspronkelijk in het Ara-
meesch geschreven zijn, zoodat het Grieksch,
waarin wij ze hebben, een vertaling is of zou zijn.
Dan ware dus van deze boeken of deelen het
Arameesch de authentieke tekst. Bovendien is
veel van wat onze Evangelieverhalen bevatten,
het eerst in het Arameesch gesproken, en ook
redevoeringen in de Handelingen der Apostelen.
Daarbij waren de autores secundarii, de mensche
lijke auteurs van de boeken van het Nieuwe Tes
tament, bijna allen Joden, en nog ook Palestijn-
sche Joden, en was ook Lucas goed met de LXX
en het Joodsche leven in Palestina bekend, en
sprak Paulus evenzeer Arameesch als Grieksch.
Het gemoedsbestaan, het taalgevoel, het denken
en voorstellen van bijna alle deze auteurs was
Joodsch en Arameesch, en niet Grieksch. Moeten
we dan niet van het Grieksch terug naar het
Arameesch voor den authentieken tekst van het
Nieuwe Testament?
Dit kan idealiter zoo schijnen, maar stuit prac-
tisch op onoverkomelijke bezwaren. Want wat
ook waar moge zijn van oorspronkelijk Aramee-
sche boeken of boekdeelen van het Nieuwe Tes
tament, en hoewel metterdaad de Heere in het
Arameesch de scharen heeft geleerd en tot Zijn
vijanden gesproken, en ook de apostelen te Jeru
zalem tot de Palestijnsche Joden wel in het Ara
meesch gepredikt zullen hebben, zoo is dit een
eenvoudig feit, dat zulke Arameesche originalia
nu niet aangewezen kunnen worden, reeds
eeuwen lang niet. We hebben als authentieken
tekst van het Nieuwe Testament alleen het
Grieksch.
Ook kennen we het Arameesch, destijds in
Palestina, te Jeruzalem en in Galilea gesproken,
niet tot in kleinigheden om in staat te zijn, de
boeken van het Nieuwe Testament daarin weer
te kunnen terugvertalen. En al konden we dit
laatste, dan moest over de juistheid dier vertaling
toch geoordeeld worden naar den Griekschen
tekst.
Zouden we dan echter dien door ons gerecon-
strueerden en door terugvertaling uit het Grieksch
verkregen Arameeschen tekst als den authentie
ken tekst voor de exegese van het Nieuwe Tes
tament willen laten gelden, dan zouden we blijk
baar vergeten, dat we dan toch den tekst
niet in het oorspronkelijk Arameesch had
den, maar in den vorm dien wij zouden meenen,
dat de oorspronkelijke was. Naar onze gedachte
over de kennis en bekwaamheid der auctores se
cundarii terzake van het Arameesch en van het
Grieksch zouden wij dan den vermeenden grond
tekst vormen. Daarbij zou het subjectieve element
van den in het Arameesch terugvertalende te
groote beteekenis krijgen, waarbij ook nog zou
komen het verschillend oordeel en gevoelen van
Aramaïsten over wat in het Arameesch mogelijk
óf niet-mogelijk, passend óf niet-aannemelijk zou
zijn.
Bovendien werd dan over het hoofd gezien,
dat de vertaling van 's Heeren Arameesche pre
diking ook reeds van het begin der Christelijke
kerk in het Grieksch heeft moeten geschieden,
mede door de apostelen, en dat God het Nieuwe
Testament, in het Grieksch, niet in het Arameesch
heeft bewaard doen blijven, en daardoor ons aan
dat Grieksch als den authentieken tekst voor onze
exegese heeft gebonden. Dat Grieksch was te
voren onder Zijn voorzienige leiding daartoe ge
vormd, en gelijk Hij een groot gedeelte van het
Nieuwe Testament onder Zijne inspiratie direct
in het Grieksch heeft doen opschrijven, zoo zul
len we ook mogen aannemen, dat Hij de verta
ling van hetgeen oorspronkelijk in het Arameesch
gesproken of geschreven werd, onder Zijn inspi-
reerende leiding in het Grieksch heeft doen ge
schieden, daar Hij het Nieuwe Testament niet in
het Arameesch, maar in het Grieksch bewaard
wilde doen blijven de eeuwen door.
Hierna deelde de spreker de lotgevallen der
Theologische Hoogeschool gedurende dit jaar
mede en droeg hij vervolgens het rectoraat over.
K. B. S.
De vergadering van de Kerken in de Classis
Zierikzee zal D.V. worden gehouden op Woens
dag 8 Januari.
Stukken voor het agendum te zenden aan de
eerstondergeteekende vóór 25 December.
Namens de roepende kerk van Geersdijk,
A. DE RIDDER, Praeses.
S. BREURE, Scriba.
Middelburg. Donderdag 19 dezer hoopt on-
dergeteekende zitting te houden in de Noorder-
kerk van 11 y2W/2 uur tot inning der collecten
voor Verstrooiden in Indië.
P. B. TAZELAAR, Corresp.
Heilig ze in uw waarheid door Ds R.
van Maare en Ds J. M. Spier. Kok,
Kampen.
Wat de inhoud betreft, die is uitnemend. Ds
Spier is een bekende onder ons door zijn inlei
ding in de wijsbegeerte der wetsidee. Hij heeft
de gave de dingen uitnemend helder voor te stel
len. Maar al waardeeren we den inhoud, we be
treuren de vermeerdering van het aantal leer
boekjes en hopen, dat er binnenkort niet meer
dere zullen verschijnen.
A. H. OUSSOREN.
VERANTWOORDING van LIEFDEGAVEN.
Oostkapelle. De Diaconie kwam Dinsdagavond op
uitnoodiging van de Vrouwenvereen. „Doet wel aan
allen" bijeen. Mevr. Hofland opende dit samenzijn met
Schriftlezing en gebed, spreekt daarna een welkomst
woord, waarna Mej. C. Matthijsse 67 stuks gemaakte
goederen aan de Diaconie overdroeg, waarna br. G.
de Visser in welgekozen woorden deze Vereen, dank
zegt voor het vele werk door haar verricht., vooral in
deze moeilijke tijden.
Geve onze barmhartige Hoogepriester in deze be
narde tijden bij de gemeente veel offervaardigheid, op
dat deze Vereen, weer met opgewektheid aan het werk
mag voortgaan voor diegene, die Christus in zijn plaats
achterliet. Namens de Diaconie,
S. WONDERGEM Jr., Voorz.
K. COPPOOLSE, Secr.
O. en W. Souburg. Donderdagavond 5 Dec. 1940
was voor onze Diaconie een bijzonderen avond, daar
wij in vergadering mochten bijeen zijn met het Bestuur
der M.V. „Persis". Niettegenstaande moeilijkheden die
zich voor de M.V. thans voordoen, waren zij toch in
staat een ruim aantal kleedingstukken, laken, sloopen
enz. onze Diaconie te overhandigen, waarvoor wij zeer
dankbaar zijn. Geve de Heere, dat de Gemeente van
Souburg haar roeping moge verstaan, om ook dit jaar
dit mooie werk te steunen, opdat weder dit jaar „Per-
sis" zich moge geven tot het werk der barmhartigheid.
Namens de Diaconie,
CHR. SIMONSE, Scriba.
Middelburg. In de Diaconale collecte bevond zich
een gift van 1.van J. K. voor de Wintercollecte.
Voorts ontvangen door tusschenkomst van br. Terp
stra van N.N. 1.50 voor de Diaconie. Verder ge
vonden in mijn brievenbus een enveloppe bevattend
vijf gulden „van een ouden broeder", met de vraag of
hij mij dit ter hand mag stellen ten behoeve van ons
Rusthuis. Deze gift, evenals eerstgenoemde bedragen,
werden in dank door brs diakenen geaccepteerd.
F. DAMEN, Kassier Diaconie.
Wagenaarstraat 6. Gironummer 329748.
VEREENIGINGSLEVEN.
De Geref. M.V. „Wees een Zegen" te St. Laurens
vergadert 19 December.
Gew. Gesch. O. T. Schets 44. „Van Asa en Josa-
fat" door Cor Marijs.
Opvoedkunde. No. 45 B. en B. 20e jaargang „Kind
en Bijbel" door Mina Hillebrand.
Bijdrage door Suus Sanderse.
Geref. Meisjesvergadering „Nunia", Middelburg.
Afdeeling II.
Inleiding „Job" door Maatje Roth.
Na de pauze voorlezen.
Geref. Meisjesvereeniging „Meisjesroeping"M'burg.
Kerkgesch. „De Kerkhervorming I", No. 42 van de
16e jaargang.
Bijdrage door Mien van Sluis.
Geref. Meisjesvereeniging MeisjesplichtM'burg.
Geloofsleer. Art. 12. „Van de schepping der enge
len", 19e jaarg. no. 2 door Rie de Schipper.
Reciteeren door Corrie Corbijn, Frans PouWelse,
Mien Ton.
Bijb. Gesch. „Mozes' geboorte en jeugd" door Ma-
rietje Joosse.
Improvisatiewedstrijd door Jeanne de Bruin, Marietje
en Luntje Joosse, Sien Sturm en Suus Leijnse.
De Geref. Mannenver. Onderzoekt de Schriften" te
St. Laurens vergadert D.V. op Zondag 15 December,
's avonds half zeven in de consistorie der Geref. Kerk.
Inleiding over Geloofsbelijdenis Art. 10 en 11 in te
leiden door br. L. Davidse. Voor lectuur zie Mannen
blad Maart 1937. Het Bestuur.
De J. V. op G. G. „Spr. 833a" te St. Laurens
vergadert op Zondag 8 Dec. 8 uur.
S. S. 62. „Het Apostolaat", vr. L. Riemens.
Vrij onderw. „De leiding op de J.V.", J. Sanderse.
Geref. Knapenvergadering „Benjamin" te St. Laurens.
Vergadert op 15 December.
„De genezing van den kreupele", Handelingen
3 133 door W. Wattel. Knapenblad Oct. 1939.
Na de pauze „Zending, de Medische dienst" door
vr. J. Janse.
V. „Dr. Lützen Wagenaar", Middelburg.
Zondag 15 December 1940, 7 uur.
Zending. Vrij onderwerp, vr. H. M. Kingmans.
K. G. 5. „De Kerk in het Westen", M. v. Iwaarden.
Varia vr. A. Poppe.
Geref. jongelingsver. „Sola-Fide", Middelburg.
O. T. Schets 17. „Izak" door Abr. de Boks.
Vrij onderwerp door W. Walraven.
Geref. jongelingsvereeniging „Herman Faukeel".
G. B. 17. „Volkomenheid der H. Schrift", door vr.
M. Verstraate.
K. G. „De tijd der verlichting", vr. H. Verstraate.
„Actualiteit", vr. W. de Wolf.
Gereformeerde Knapenv erg adering „Samuël", M'burg.
Afdeeling I.
B. G. „Het sterven van Jacob" door vr. Verstraate.
Daarna stemming en bijdrage door vr. Damen.
Afdeeling III.
Bijb. Gesch. „De hereeniging", H. Mandenmaker.
Na de pauze vrije werkzaamheden.