KERKNIEUWS* OFFICIEELE BERICHTEN. BOEKAANKONDIGING. varieerde menschenleven dan Christus. Als Hij wordt erkend en als wij aan Hem gebonden zijn door een levend geloof in zijn Woord, dan heb ben wij de hoogste en zuiverste vrijheid gevonden. Vanuit deze gedachten is 't begrijpelijk, dat de dorst naar vrijheid den Gereformeerden in het bloed heeft gezeten. De dorst naar vrijheid op elk gebied in gezin, maatschappij, kerk en staat, wetenschap en opvoeding. Waar de Gerefor meerde leer de overhand kreeg, hebben de vrij heden gebloeid. De leer van een vrije kerk in een vrije staat is op Gereformeerd erf opgeko men. Calvijn zelf kende die leer nog niet. Toch is deze leer Calvinistisch, Gereformeerd. Calvijn zelf had nog niet alle consequenties getrokken uit zijn eigen standpunt, die er toch vanzelf uit moes ten voortvloeien. Onze Gereformeerde of Presbyteriaansche kerkinrichting is een en al vrijheid door gebonden heid aan de orde, die Christus in Zijn Woord heeft ingesteld. Wijlen Prof. Bouwman van Kam pen placht nogal eens te zeggen in onze studen tentijd er is geen zuiverder democratie dan die van de Gereformeerde kerkregeering. Om de vrijheid van de kerk hebben de Afge scheidenen zich straffen en verguizing getroost. Zware boeten opgebracht. Van Raalte en Scholte zijn om de vrijheid voor de kerk te verkrijgen naar Michigan en Wisconsin, N. Amerika, ver trokken. Ze hebben daar koude, honger, ontbe ring doorstaan om de vrijheid te bemachtigen, om den Naam des Heeren aan te roepen zonder dat menschelijke beperkingen daarbij werden op gelegd. Deze vrijheidsdorst wordt vaak verkeerd be grepen. Groen schrijft in z'n Ongeloof en Revo lutie ,,De Hervorming, gelijk het Evangelie, predikt vrijheid maar vrijheid in onderwerping gegrond. Onderwerping aan Gods Woord en Wet. On derwerping aan elke waarheid uit Gods Woord afgeleid aan elk gezag aan Gods gezag ontleend". Brouwershaven. J. MEESTER. ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, December 1940. De zakelijkheid van den tijd, waarin we leven, spiegelt zich ook af in de preek van onze dagen. De preek is kort, op den man af, sober. Tegenwoordig moet zelfs gewaarschuwd wor den tegen een zekere platheid. Uit reactie tegen de vroegere gezwollenheid en hoogdravendheid valt men nu soms in een ander uiterste en gebruikt men uitdrukkingen, die eer ontstichten dan stichten. Men is wel pikant en men heeft wel de aan dacht, maar de goede smaak wordt gekwetst. De stijl is dikwijls slecht en de woordkeus be neden peil. We moeten, dunkt me, onze kracht niet zoeken in allerlei woorden van de straat, waardoor voor al de meer beschaafden onder onze hoorders ge ërgerd worden. Een zekere waardigheid in kleeding zoowel als in taal is op den kansel wel op z'n plaats. Onze tijd vraagt weinig naar vormen. Goede vormen veraangenamen echter het leven en zijn ook voor den Christen een sieraad. Natuurlijk wil ik niet naar den ouden tijd terug met zijn overdreven deftigheid, hoogdravendheid en onwaarachtigheid. Laat de preek maar gehouden worden in de taal van de twintigste eeuw. Laat de preek maar kort en zakelijk zijn. Vroeger hadden de predikanten soms niet den moed „amen" te zeggen zoodra als hun preek feitelijk uit was. „Negentig procent der domi nees" zoo klaagde iemand „zeuren, als ze hun onderwerp behandeld hebben, nog een poos na, blijkbaar om de 1^2 uur zeven kwartier vol te krijgen." Ook verlang ik niet terug naar den preektoon. In dit opzicht vooral valt sterke verbetering te constateeren. Er wordt natuurlijk gesproken. Het onnatuur lijk „gezalf" van vroeger hoort men weinig meer (althans in onze kerk). De prediker leeft meer met zijn heele persoon lijkheid in hetgeen hij zegt. Gelukkig geldt voor onzen tijd minder het veelszins ware woord van een theoloog „Overal hoort men de menschen sprekenin de recht zaal, het parlement maar ze houden er mee op, als ze den kansel betredenEn zulke preekers kunnen zich nog op hun voordracht en stem verheffen, dat ze niet zijn als andere men schen. Het is een hard woord, dat de toga het lijkkleed is voor het echt persoonlijke Uit mijn jongensjaren herinner ik me nog uit drukkingen als „Aan u zal voorgelezen worden hetgeen uw gewijde aandacht opgeteekend vindt in het zooveelste capittel vanof: „Aan dachtige gemeente, in Christus geliefde toehoor ders". Op mijn praeparatoir examen kreeg ik nog een reprimande van een lateren collega, omdat ik in mijn preek in plaats van „krijgsknecht" nu en dan van „soldaat" had gesproken. „Soldaat" was geen kanselterm De tijd ligt nu wel achter ons, waarin men sprak van „de gevederde wekker des dageraads" omeen doodgewonen haan aan te duiden. Wanneer men het woord thee wil gebruiken, kan men dat tegenwoordig wel doen en is geen verheven omschrijving noodig in den trant van het edele kruid, dat daar groeit in ons schoon Insulinde. Nog verder in de historie teruggaande komen we tot den tijd, waarin het eenvoudige woord „bijbel" omschreven moest worden met„de rolle van Jehova's eeuwige waarheden". Men hoorde voorlezenonze tekstwoorden zijn geschept uit den grooten oceaan van Mozes, de derde springbron, uit den elfden emmer, den dertigsten druppel„ende de mol". Kort gezegd de tekst was Levitikus 11 30 (het slot). Het thema was de mol als beeld van den zondaar. Natuurlijk waren er de drie tradioneele punten: aDe mol ende derselver blintheyt b. De mol ende derselver wroeten in de aarde; c. De mol ende derselver jammerlyck uyteynde. De aanleiding tot het nadenken over de pree- ken van heden en verleden was de lezing van het nieuwe boek van Dr M. van Rhijn „Gemeenschap en Vereenzaming, een studie over J. J. van Oos terzee (Uitg. H. J. Paris, Amsterdam). Dr van Rhijn teekent in dit werk op meester lijke wijze de tragiek in het leven van dezen be kenden kanselredenaar. Eerst werd hij geëerd en was hij een zeldzaam gevierd prediker. Aan het eind van zijn leven voelde hij zich eenzaam en had hij zijn roem overleefd. De halfslachtigheid van zijn theologisch standpunt plaatste hem zoo wel tegen de Modernen als tegen de Gerefor meerden. Het opkomend geslacht vroeg meer soberheid in de preeken en kon van Oosterzee's preeken niet meer zóó waardeeren als de hoor ders in zijn glorietijd te Rotterdam deden. Ontegenzeggelijk had van Oosterzee rijke ga ven. Hij was minder man van wetenschap en denker dan meester van de taal en man van breede kennis. Ons tegenwoordig geslacht kan zijn preeken nog waardeeren, ook al klinken ze ons te rheto- risch in de ooren en begeeren wij meer diepte en minder breedsprakigheid. We kunnen ons moeilijk voorstellen hoe ge vierd van Oosterzee in z'n beste jaren te Rotter dam is geweest. Letterkundigen als Potgieter mochten hem ka- rakteriseeren als „een hippopotamus in een toga" oftewel „het redevoerende Nijlpaard" de massa schaarde zich in dichte drommen om zijn kansel en werd zeldzaam geboeid door zijn voor drachten en bezielende prediking. Het eenvoudige volk kwam bij hem in de kerk. Zelf maakte hij eens de opmerking „Ik heb het voetvolk en Beets het paardevolk. Als wij tegelijk preeken, dan sturen ze mij den knecht en de ka menier, en meneer en mevrouw gaan naar Beets". Wanneer van Oosterzee den middagdienst had, was de kerk 's morgens reeds vol de menschen bleven eenvoudig in de kerk zitten om zeker te zijn van een plaats in den dienst, waar van Oos terzee zou voorgaan. Preekte hij 's winters in een week- of avond godsdienstoefening, dan verdrongen zich jaren achtereen twee duizend en meer hoorders rondom den kansel. Bij Avondmaalsbedieningen waren er 35 tafels, eens zelfs meer dan 40, „zoodat er voor het einde nog brood moest aangebracht worden". Eigenaardig is 't dat hij toch het Rotterdam- sche gehoor niet hoog heeft aangeslagen. Later schrijft hij aan Da Costa, die ook geen hoogen dunk had van het publiek te Rotterdam „Uw appreciatie van het Rotterdamsche publiek is, helaas, slechts al te juist. Gij kunt het u nau welijks oppervlakkig en onbevoegd genoeg voor stellen". Als hij in Utrecht is, denkt hij met weemoed terug aan de Rotterdamsche hartelijkheid en spreekt hij van de „Stichtsche dood-in-de-pot, een kostjen, dat u machtig gauw tegen staat". Het was voor hem een voortdurende kwelling, dat het drukke leven te Rotterdam hem geregelde studie ten eenenmale onmogelijk maakte. Hij is „in zijn dagen reeds min of meer het slachtoffer geweest van het feit, dat in onze Her vormde Kerk (hetzelfde geldt van de Gerefor meerde Kerk K.) aan mannen, die een uitge sproken studie-aanleg hebben, precies hetzelfde werk wordt toevertrouwd als aan uitsluitend tot de practijk neigende naturen. Er zijn nu eenmaal theologen die gemakkelijk met menschen kunnen omgaan en organiseeren, anderen die het liefst onderwijs geven, weer anderen wier begaafdheid vooral in den kansel-arbeid is gelegen. In de ge neeskunde is de specialisatie tot in het onover zienbare doorgevoerd, maar in de theologisch- kerkelijke wereld worden allen nog rustig over één kam geschoren" (Dr v. Rhijn a.w. bl. 307). A. B. W. M. KOK. DRIETAL TE Siegerswolde (Fr.): Cand. F. Colenbrander, hulppr. te Montfoort. Cand. J. van Eerden te Alkmaar. Cand. A. G. Honig Jr., hulpp. te Dedemsvaart BEROEPEN TE Harlingen H. W. Wierda te Vijfhuizen. Utrecht (vac. Kaajan): C. Veenhof te Haarlem. Deze week is ten zijnen huize te Kampen overleden op 76-jarigen leeftijd Prof. Dr A. G. Honig, oud-hoogleeraar der Theol. Hoogeschool te Kampen. In Prof. Honig verliest de Kamper Hoogeschool en ook de Geref. theologie een van haar uitne- mendste dienaren. Wij schrijven verliest, want hoewel Prof. Honig in Januari 1934 het hoog- leeraarsambt had neergelegd, was het met hem evenals met wijlen Prof. Lindeboom hij bleef in Kampen wonen en leefde eigenlijk nog geheel mee met den kring, waarin hij 31 jaren de be kwame docent en der studenten vriendelijke raadsman was. Bovendien voerde hij na het eme ritaat nog ijverig de pen, getuige zijn laatste boek, het Handboek der Geref. Dogmatiek, dat opnieuw blijk gaf van zijn wetenschappelijken aanleg en helderheid van betoog. Toen Prof. Honig 8 April 1903 het hoog leraarsambt te Kampen aanvaardde, was de toe stand der Theol. School somber. Prof. Bavinck en Prof. Biesterveld waren naar Amsterdam ver trokken en het aantal studenten was tot een mi nimum geslonken. Aan Prof. Honig werden de gewichtige vakken dogmathiek, ethiek, encyclo paedic, Chr. religie en Ned. letterkunde opge dragen en het is de erkende verdienste van den overledene geweest, dat hij bij de mee door hem gevormde predikanten een onuitwischbare herin nering heeft nagelaten aan degelijke, logisch ge bouwde en uiteraard leerzame colleges. Daarbij was hij de immer vriendelijke en hoffelijke pro fessor, die een sfeer van vrede om zich heen wist te scheppen, iets wat ook zijn optreden ter Gen. Synode en in vergaderingen sierde. Een afschuw had hij van ruwheid, platheid of persoonlijke aan vallen een groote liefde, ontstoken aan de liefde van zijn Heiland, heeft zijn gansche leven ambte lijk en persoonlijk gekenmerkt. In den Kamper kring, waarin hij zich bij het klimmen der jaren en het afnemen der krachten almeer had terugge trokken, zal er oprecht leedwezen zijn over het gemis van den voorganger, die School en Kerken droeg op het hart als weinigen. In Prof. Honig is een man van innige vroomheid en rijke talenten heengegaan, die geleerdheid én wijsheid tot zegen van velen heeft mogen verbinden. In verschillende bladen stond te lezen het bericht, dat Prof. Dr K. Schilder Zaterdag j. 1. mocht terugkeeren in zijn gezin en ook, dat hij Maandag j.l. zijn colleges aan de Theol. Hooge school heeft hervat. Dit bericht zal met groote dankbaarheid aan God, Die aller wegen richt, zijn ontvangen. Ster ke Hij den nieuwen rector der Hoogeschool in alles tot Zijne eer. Rectorale rede Prof. Greijdanus. Kampen, 6 Dec. Hedenmiddag te half drie heeft in de Groote Aula der Hoogeschool de over dracht van het rectoraat der Theol. Hoogeschool der Geref. Kerken. Prof. Dr S. Greijdanus heeft daarbij een rede gehouden over„Het Grieksch de autentieke tekst voor de exegese van het Nieuwe Testa ment". Naar aanleiding van een artikel van Prof. Dr J. Zwaan in „Vox Theologica" van Juni j.l. be handelde spreker de vraag naar den authentieken tekst voor de exegese van het Nieuwe Testament. Volgens Rome is dat de Vulgaat. Maar de Re formatie handhaafde, dat het Grieksch die tekst is. In den lateren tijd nemen geleerden wel aan, dat enkele boeken van het Nieuwe Testament of gedeelten dier boeken oorspronkelijk in het Ara- meesch geschreven zijn, zoodat het Grieksch, waarin wij ze hebben, een vertaling is of zou zijn. Dan ware dus van deze boeken of deelen het Arameesch de authentieke tekst. Bovendien is veel van wat onze Evangelieverhalen bevatten, het eerst in het Arameesch gesproken, en ook redevoeringen in de Handelingen der Apostelen. Daarbij waren de autores secundarii, de mensche lijke auteurs van de boeken van het Nieuwe Tes tament, bijna allen Joden, en nog ook Palestijn- sche Joden, en was ook Lucas goed met de LXX en het Joodsche leven in Palestina bekend, en sprak Paulus evenzeer Arameesch als Grieksch. Het gemoedsbestaan, het taalgevoel, het denken en voorstellen van bijna alle deze auteurs was Joodsch en Arameesch, en niet Grieksch. Moeten we dan niet van het Grieksch terug naar het Arameesch voor den authentieken tekst van het Nieuwe Testament? Dit kan idealiter zoo schijnen, maar stuit prac- tisch op onoverkomelijke bezwaren. Want wat ook waar moge zijn van oorspronkelijk Aramee- sche boeken of boekdeelen van het Nieuwe Tes tament, en hoewel metterdaad de Heere in het Arameesch de scharen heeft geleerd en tot Zijn vijanden gesproken, en ook de apostelen te Jeru zalem tot de Palestijnsche Joden wel in het Ara meesch gepredikt zullen hebben, zoo is dit een eenvoudig feit, dat zulke Arameesche originalia nu niet aangewezen kunnen worden, reeds eeuwen lang niet. We hebben als authentieken tekst van het Nieuwe Testament alleen het Grieksch. Ook kennen we het Arameesch, destijds in Palestina, te Jeruzalem en in Galilea gesproken, niet tot in kleinigheden om in staat te zijn, de boeken van het Nieuwe Testament daarin weer te kunnen terugvertalen. En al konden we dit laatste, dan moest over de juistheid dier vertaling toch geoordeeld worden naar den Griekschen tekst. Zouden we dan echter dien door ons gerecon- strueerden en door terugvertaling uit het Grieksch verkregen Arameeschen tekst als den authentie ken tekst voor de exegese van het Nieuwe Tes tament willen laten gelden, dan zouden we blijk baar vergeten, dat we dan toch den tekst niet in het oorspronkelijk Arameesch had den, maar in den vorm dien wij zouden meenen, dat de oorspronkelijke was. Naar onze gedachte over de kennis en bekwaamheid der auctores se cundarii terzake van het Arameesch en van het Grieksch zouden wij dan den vermeenden grond tekst vormen. Daarbij zou het subjectieve element van den in het Arameesch terugvertalende te groote beteekenis krijgen, waarbij ook nog zou komen het verschillend oordeel en gevoelen van Aramaïsten over wat in het Arameesch mogelijk óf niet-mogelijk, passend óf niet-aannemelijk zou zijn. Bovendien werd dan over het hoofd gezien, dat de vertaling van 's Heeren Arameesche pre diking ook reeds van het begin der Christelijke kerk in het Grieksch heeft moeten geschieden, mede door de apostelen, en dat God het Nieuwe Testament, in het Grieksch, niet in het Arameesch heeft bewaard doen blijven, en daardoor ons aan dat Grieksch als den authentieken tekst voor onze exegese heeft gebonden. Dat Grieksch was te voren onder Zijn voorzienige leiding daartoe ge vormd, en gelijk Hij een groot gedeelte van het Nieuwe Testament onder Zijne inspiratie direct in het Grieksch heeft doen opschrijven, zoo zul len we ook mogen aannemen, dat Hij de verta ling van hetgeen oorspronkelijk in het Arameesch gesproken of geschreven werd, onder Zijn inspi- reerende leiding in het Grieksch heeft doen ge schieden, daar Hij het Nieuwe Testament niet in het Arameesch, maar in het Grieksch bewaard wilde doen blijven de eeuwen door. Hierna deelde de spreker de lotgevallen der Theologische Hoogeschool gedurende dit jaar mede en droeg hij vervolgens het rectoraat over. K. B. S. De vergadering van de Kerken in de Classis Zierikzee zal D.V. worden gehouden op Woens dag 8 Januari. Stukken voor het agendum te zenden aan de eerstondergeteekende vóór 25 December. Namens de roepende kerk van Geersdijk, A. DE RIDDER, Praeses. S. BREURE, Scriba. Middelburg. Donderdag 19 dezer hoopt on- dergeteekende zitting te houden in de Noorder- kerk van 11 y2W/2 uur tot inning der collecten voor Verstrooiden in Indië. P. B. TAZELAAR, Corresp. Heilig ze in uw waarheid door Ds R. van Maare en Ds J. M. Spier. Kok, Kampen. Wat de inhoud betreft, die is uitnemend. Ds Spier is een bekende onder ons door zijn inlei ding in de wijsbegeerte der wetsidee. Hij heeft de gave de dingen uitnemend helder voor te stel len. Maar al waardeeren we den inhoud, we be treuren de vermeerdering van het aantal leer boekjes en hopen, dat er binnenkort niet meer dere zullen verschijnen. A. H. OUSSOREN. VERANTWOORDING van LIEFDEGAVEN. Oostkapelle. De Diaconie kwam Dinsdagavond op uitnoodiging van de Vrouwenvereen. „Doet wel aan allen" bijeen. Mevr. Hofland opende dit samenzijn met Schriftlezing en gebed, spreekt daarna een welkomst woord, waarna Mej. C. Matthijsse 67 stuks gemaakte goederen aan de Diaconie overdroeg, waarna br. G. de Visser in welgekozen woorden deze Vereen, dank zegt voor het vele werk door haar verricht., vooral in deze moeilijke tijden. Geve onze barmhartige Hoogepriester in deze be narde tijden bij de gemeente veel offervaardigheid, op dat deze Vereen, weer met opgewektheid aan het werk mag voortgaan voor diegene, die Christus in zijn plaats achterliet. Namens de Diaconie, S. WONDERGEM Jr., Voorz. K. COPPOOLSE, Secr. O. en W. Souburg. Donderdagavond 5 Dec. 1940 was voor onze Diaconie een bijzonderen avond, daar wij in vergadering mochten bijeen zijn met het Bestuur der M.V. „Persis". Niettegenstaande moeilijkheden die zich voor de M.V. thans voordoen, waren zij toch in staat een ruim aantal kleedingstukken, laken, sloopen enz. onze Diaconie te overhandigen, waarvoor wij zeer dankbaar zijn. Geve de Heere, dat de Gemeente van Souburg haar roeping moge verstaan, om ook dit jaar dit mooie werk te steunen, opdat weder dit jaar „Per- sis" zich moge geven tot het werk der barmhartigheid. Namens de Diaconie, CHR. SIMONSE, Scriba. Middelburg. In de Diaconale collecte bevond zich een gift van 1.van J. K. voor de Wintercollecte. Voorts ontvangen door tusschenkomst van br. Terp stra van N.N. 1.50 voor de Diaconie. Verder ge vonden in mijn brievenbus een enveloppe bevattend vijf gulden „van een ouden broeder", met de vraag of hij mij dit ter hand mag stellen ten behoeve van ons Rusthuis. Deze gift, evenals eerstgenoemde bedragen, werden in dank door brs diakenen geaccepteerd. F. DAMEN, Kassier Diaconie. Wagenaarstraat 6. Gironummer 329748. VEREENIGINGSLEVEN. De Geref. M.V. „Wees een Zegen" te St. Laurens vergadert 19 December. Gew. Gesch. O. T. Schets 44. „Van Asa en Josa- fat" door Cor Marijs. Opvoedkunde. No. 45 B. en B. 20e jaargang „Kind en Bijbel" door Mina Hillebrand. Bijdrage door Suus Sanderse. Geref. Meisjesvergadering „Nunia", Middelburg. Afdeeling II. Inleiding „Job" door Maatje Roth. Na de pauze voorlezen. Geref. Meisjesvereeniging „Meisjesroeping"M'burg. Kerkgesch. „De Kerkhervorming I", No. 42 van de 16e jaargang. Bijdrage door Mien van Sluis. Geref. Meisjesvereeniging MeisjesplichtM'burg. Geloofsleer. Art. 12. „Van de schepping der enge len", 19e jaarg. no. 2 door Rie de Schipper. Reciteeren door Corrie Corbijn, Frans PouWelse, Mien Ton. Bijb. Gesch. „Mozes' geboorte en jeugd" door Ma- rietje Joosse. Improvisatiewedstrijd door Jeanne de Bruin, Marietje en Luntje Joosse, Sien Sturm en Suus Leijnse. De Geref. Mannenver. Onderzoekt de Schriften" te St. Laurens vergadert D.V. op Zondag 15 December, 's avonds half zeven in de consistorie der Geref. Kerk. Inleiding over Geloofsbelijdenis Art. 10 en 11 in te leiden door br. L. Davidse. Voor lectuur zie Mannen blad Maart 1937. Het Bestuur. De J. V. op G. G. „Spr. 833a" te St. Laurens vergadert op Zondag 8 Dec. 8 uur. S. S. 62. „Het Apostolaat", vr. L. Riemens. Vrij onderw. „De leiding op de J.V.", J. Sanderse. Geref. Knapenvergadering „Benjamin" te St. Laurens. Vergadert op 15 December. „De genezing van den kreupele", Handelingen 3 133 door W. Wattel. Knapenblad Oct. 1939. Na de pauze „Zending, de Medische dienst" door vr. J. Janse. V. „Dr. Lützen Wagenaar", Middelburg. Zondag 15 December 1940, 7 uur. Zending. Vrij onderwerp, vr. H. M. Kingmans. K. G. 5. „De Kerk in het Westen", M. v. Iwaarden. Varia vr. A. Poppe. Geref. jongelingsver. „Sola-Fide", Middelburg. O. T. Schets 17. „Izak" door Abr. de Boks. Vrij onderwerp door W. Walraven. Geref. jongelingsvereeniging „Herman Faukeel". G. B. 17. „Volkomenheid der H. Schrift", door vr. M. Verstraate. K. G. „De tijd der verlichting", vr. H. Verstraate. „Actualiteit", vr. W. de Wolf. Gereformeerde Knapenv erg adering „Samuël", M'burg. Afdeeling I. B. G. „Het sterven van Jacob" door vr. Verstraate. Daarna stemming en bijdrage door vr. Damen. Afdeeling III. Bijb. Gesch. „De hereeniging", H. Mandenmaker. Na de pauze vrije werkzaamheden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1940 | | pagina 3