FEUILLETON. DIE UW LEVEN j VERLOST den vinger is aan te wijzen) hebben zoowel Ori- gines als zijn leerling Eusebius bewust en onbe wust verbonden met hun theologisch denken. En we kunnen God de Heere niet dankbaar genoeg zijn, dat Hij in dien tijd een strijd heeft doen ontbranden, die wel vreeselijk is geweest, maar die toch dit tot gevolg heeft gehad, dat het Neo Platonisme zoo niet geheel, dan toch groo- tendeels gebannen is uit de kerk. Intusschen merkten we reeds op, dat sporen hier en daar nog wel zijn op te merken, welke echter ook door het gezegend optreden van de Calvinistische wijsbegeerte als onchristelijk zijn aangewezen. ENKELE VOORDEELEN VAN ONZEN TIJD. Zijn die werkelijk in onzen tijd nog aan te wijzen Voordeelen, dus geestelijke winst Is het niet alles ellende wat de klok slaat We meenen, dat bij de vele ongemakken en ons mindere aangename dingen er werkelijk posi tieve waarde-vermeerderingen zijn aan te wijzen. Neen, niet materieel, maar wel geestelijk. In de eerste plaats meen ik, dat Gods verbor gen omgang toeneemt. Mijn zeer geachten leer meester Prof. H. Bouwman zeide dikwijls op zulk een joviale manier tot ons: „jongens, weet je wan neer de kerk weer zal gaan bloeien Als het haar tegen den wind gaat", Deze geschiedkundige kende de historie van ons land en volk en kerk. En hij wist uit die bron aan te wijzen, dat dan een kerk het meest gezegend wordt, wanneer ze moet worstelen voor den genadetroon. Wanneer de wind blaast in de zeilen en wij niets anders hebben te doen dan ons wat te vermaken in on zen voorspoed, o, dan slaan we zoo spoedig ach teruit als Jeschurun. Maar wanneer we geslagen worden door oorlog en allerlei wederwaardighe den, dan verdiept het gebed. Dan worden we klein afhankelijk, dan zeggen we steeds inniger mijn hulp is in den Naam des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft. Voorts meen ik te kunnen constateeren, dat over de geheele linie het kerkgaan trouwer is dan vóór 10 Mei. Het besef, dat het een voorrecht is te mogen opgaan naar Gods huis, is groeiende. En met dit gebruik der genademiddelen neemt in den middellijken weg de liefde tot de kerk en tot des Heeren dienst toe. Wonderlijk is het ook, dat de gaven vóór 10 Mei voor de kerk, onze armen en de Zending niet zoo rijk vloeiden als na 10 Mei. En werke lijk kunnen we niet beweren, dat dit komt door dat we zooveel meer inkomen hebben. Integen deel. De uitgaven voor het dagelijksch onderhoud zijn grooter. De belastingen hooger. De prijzen stijgende. Toch stuit men op veel minder weer stand als men vraagt om een offer voor Gods Koninkrijk na 10 Mei dan vóór dien tijd. Dat komt hiervandaan onze harten zijn aangeraakt. En wiens hart openstaat voor den dienst des Heeren, diens beurs staat ook open. Heerlijke vrucht van tegenspoed. Voorts weet ik uit verschillende bronnen, dat het gezinsleven niet lijdt, maar integendeel op bloeit. Bij sommigen is dit wel noodgedwongen. Ze kunnen niet weg. In den tijd vóór 10 Mei was er bijna geen avond of vader of moeder of broer of zus moesten weg. Meermalen hebben we er op gewezen, dat we leefden in een tijd van over- organisatie. En overal moesten we heen, en daarvoor moest de catechisatie zelfs opzij gaan. Zie, deze uithuizigheid is gelukkig aan het minderen. En ik verheug me er persoonlijk in, dat ik weet dat vele kinderen des verbonds des avonds nu bij hun ouders thuis zijn en zoo de band der eenheid aangekweekt wordt. En wat een zegen kan er uit deze omstandigheid groeien, wanneer vader en moeder er slag van hebben het „gezellig" te maken, zoodat hun kin deren des avonds niet gaarne weer het pad op gaan. Al zou ik nog meer kunnen noemen ik wil eindigen met te wijzen op het toenemende lezen van goede boeken. Meer dan een bibliothecaris verzekert mij, dat de tijd van het zoeken van allerlei detectives bijna voorbij is. Over het al gemeen zoekt men weer het goede boek. En Gode zij dank men wil weer historische boeken lezen, historische romans, en vaderlandsche wer- I B. HENGELAAR 24) ,,'t Werk zal je niet meevallen, kleine idealist en wat wou je dan ook solliciteeren naar „Eudokia" Anneke vatte moed. „Als 'k er liefde voor heb, dan zal me de weg wel worden aangewezen, vadertje." Goudoever begreep z'n dochter niet meer, ver moedde allerminst, dat ze met zulke voornemens rondliep. „Wat haal je je in 't hoofd", kwam hij even treurig. „Wou je ons dan verlatenje vader je moeder ,,'t Is toch heel niet zeker, dat ik in „Eudokia" aanlandwaarom zou er hier geen plaatsje voor me zijn „Hoor 's, An", zei Goudoever, na even te heb ben nagedacht, „dat je er ernstig over hebt ge- prakkizeerd, neem ik direct aan, maar zou je je nu toch nog niet eens bezinnen, voor je stappen onderneemt, waarover je later spijt zou hebben Als je boek uit is, en Gretha Verleur zit daar moederziel alleen in Rotterdam, zou je enthou siasme dan nog zoo groot zijn „Dacht u, dat het daarmee veranderde.. maar goed, als u het beter vindtdan wil ik ken. Ons volk is mede door het gedwongen thuis zijn des avonds weer aan het lezen geslagen en wanneer dit goede boeken zijn, zal dit stellig medewerken tot verrijking van den geest. Zoo zien we dus positieve waarden in dezen tijd groeiende, die er vóór 10 Mei niet waren. We hebben dikwijls ons oog open voor het onaange name, laten we onze oogen ook open hebben voor het goede. A. H. OUSSOREN. JEZUS EN DE STAATSMACHT. II. God en Keizer. De Heiland heeft geleefd in een politiek on rustige tijd vol revolutionaire beweging. Dat blijkt uit tal van gegevens in het Evangelie. Het blijkt ook hier uit de vraag naar het recht den Keizer schatting te geven. Rondom de Romeinsche heerschappij heerschte in die dagen partijstrijd onder de Joden. Slechts noode bukten velen zich onder het opgelegde re giem. Onderling waren de Joden tegenover Rome ook verdeeld. In de toonaangevende kringen waren voor- en tegenstanders van het Imperium. Onder de tegenstanders weer gematigde en verbitterde. De partij der Zeloten was de meest radicale in verzet tegen den Keizer en zijn vertegenwoor digers. Zij wilde consequent den openlijken op stand tegen den overweldiger. In Judas de Gali- leër vond zij haar eersten leider en onder hem brak de eerste revolutie uit. De vraag aan Jezus gesteld over de schatting aan den Keizer, was voor de Zeloten reeds lang een brandende politieke kwestie. De Joodsche ge schiedschrijver Flavius Josephus deelt ons mede, dat een der motieven tot den opstand onder Ju das den Galileër ook was het verzet tegen de schatting. Naast de radicale Zeloten bestond de partij der Farizeën. Zij waren de leiders van het religieuze leven, van tempel en eeredienst en hadden daardoor de breede massa onbetwistbaar in hun greep. Ofschoon overwegend religieus georienteerd en tamelijk indifferent inzake de Politiek, stonden ze tegenover het Romeinsche regiem in groote meerderheid gereserveerd. De haat en de afkeer tegen het huis van Herodes de Groote, die zijn heerschappij met een permanente buiging voor Rome had gekocht, zat den Farizeën diep in het vleesch. Josephus deelt ons mede, dat zij tot tweemaal toe den eed van trouw weigerden, dien Herodes eerst voor zich zelf en later voor Augus tus vorderde. De stemming was zoo verbitterd, dat Herodes, de Romeinsche vazalkoning, zich slechts met een streng despotisch regiem wist te handhaven. De revolutionaire woelingen, die ten tijde van Jezus onder de Joden gaandeweg toenamen, wer den indirect gevoed door den grooten invloed der Farizeën. In samenwerking met Judas de Ga lileër, had een Farizeër, Saddukos geheeten, de revolutionaire partij der Zeloten gesticht. Of schoon minder fel in hun optreden, stonden ze principieel aan de zijde der Zeloten. Tegenover de Farizeën stond de partij der Sadduzeën. Het was de partij der hooge aristocratie, waartoe in de Herodiaansch-Romeinschen tijd ook de hoo- gepriesterlijke families behoorden. Vanaf den Griekschen tijd hadden zij steeds de Politiek in handen gehad. In religieus opzicht slap en ver licht, accepteerden zij de Romeinsche heerschap pij als een voldongen feit in welwillende houding. Daairnaast bestond in Jezus' dagen nog de partij der Herodianen. Van hen weten we weinig af. Uit de naam is wel zooveel af te leiden, dat het aanhangers, partijgangers waren van het Ro- meinschgezinde huis van Herodes. We hebben hier dus te doen met een uitge sproken Romeinschgezinde partij. In deze politieke omlijsting moeten we de vraag naar den Keizer, die Jezus werd voorge legd, plaatsen. Hier komen twee elkander be strijdende partijen tot Jezus en leggen Hem een politieke kwestie voor met de bedoeling Hem te verstrikken en te vangen. Zoo is de concrete si tuatie. De eene groep bestaat uit een deputatie leer lingen der Farizeën, de leiders van het religieuze leven. De andere groep uit Herodianen, verte genwoordigers van het politieke leven. In mo derne terminologie uitgedruktvertegenwoordi gers van Kerk en Staat. Beide partijen zijn ieder er nog wel eens over nadenken vader." „Ja, dat lijkt me uitstekendAn Dan kwam hij vol liefde „Je begrijptdat ik je 't in een gewetenszaak niet moeilijk wil makenmaar overweeg nog eens het voor en tegenwil je Anneke gaf vader een stevige zoen. En vader Goudoever slaakte een zucht van verlichting De Heeterdonkers zaten in prettige stemming bijeen. Moeder had zooeven haar breiwerk weer ter hand genomen. Frits en Elly musiceerden. Elly speelde van Sarie Marais, zat haar nieuwe stuk wat in te studeeren aan de piano. Ze speelde al heel behendig in een matig tempo een beetje melancholiek het zacht-gevoelig refrein O bring my trug na die ou Transvaal, Daar waar my Sarie woon Frits kraste met z'n viool, poogde Elly's spel te begeleiden. Vader Heeterdonk zat zeer verdiept in de Volkskrant. Die krant las hij met een voorbeeldige interesse. Heeterdonk was een overtuigde socialist. Heel smakelijk en onderhoudend kon hij ver tellen aan wie luisteren wilde, hoe-ie socialist was geworden in vroeger, jaren. Dan leefde 't ver leden weer voor hem op, dan gloeide er een vuur in z'n oogen, dan kwam er strijderslust in z'n houding. En altoos kwam het hier op neer, dat hij tot de groote arbeiderspartij was toege- op haar wijze levendig geïnteresseerd bij de vraag naar het recht van den Keizer. De Farizeër staat negatief, de Herodiaan positief tegenover het Romeinsche gezag. Het geschil spitste zich sinds de opstand onder Judas de Galileër toe in de practische vraag of men aan den Keizer de census, de schatting, zou betalen. Onder deze census hebben we te ver staan het hoofdgeld, dat iedereen (ook slaven en vrouwen) moest opbrengen. De regeling was in het Rijk niet overal gelijk. In Syrië moesten mannen van hun 14de, vrouwen vanaf het 12de jaar tot 65 jaar dit hoofdgeld betalen. De belas tingen uit Judea, dat een keizerlijke provincie was en geen Senaatsprovincie, vloeide daarom niet in de Senaatskas, maar in de keizerlijke kas. De Joden hebben dus in den meest eigenlijken zin hun belasting betaald aan den Keizer. De belastingen waren vrij drukkend. Zoo deelt Tacitus ons mede, dat de provincies Syrië en Judea in 17 n. Chr. smeekten om verlichting. Uit deze feiten blijkt wel, hoe actueel de vraag onder de Joden was, welke aan Jezus werd voor gelegd. Het is de vraag, die sinds de stichting van de Zelotenpartij telkens werd gesteld. Nu komen de Pro- en Contra-menschen met de oude politieke kwestie tot Jezus en vragen van Hem een klaar en bondig antwoord. Ze beginnen met Hem te prijzen om Zijn on afhankelijkheid. Hij, Jezus, is bij uitstek geschikt om deze netelige kwestie op te lossen. Hij is geen partijman Hij ziet den Keizer niet naar de oogen, evenmin de den Keizer vijandige massa Zonder aanzien des persoons spreekt Hij de waarheid. Jezus is op Zijn beurt ook radicaal. Hij is het toch, die gezegd heeftNiemand kan twee hee ren dienen Tot wie kunnen zij zich beter wen den dan tot Jezus met de bondige vraag is het geoorloofd of niet geoorloofd den Keizer schat ting te geven Jezus laat zich door hun vleierij niet verleiden. Hij is er ongevoelig voor. Hij doorziet de sluw heid van deze partijmenschen. Het is hun niet te doen om de waarheid, maar om Jezus via een politieke kwestie te vangen. Zij spelen met de ernstige vraag naar den Kei zer in deze wereld. Daarom striemt Jezus hen on barmhartig. Hij vleit niet, maar noemt deze partij menschen bij hun eigen, ware naam huichelaars, geveinsden. Dat zijn ze hier ook. De vraag naar den Keizer is in déze wereld een bloedernstige, maar zij nemen haar in 't geheel niet ernstig. Ofschoon onderling in scherp conflict over den Keizer, vinden deze menschen elkander met be hulp van den Keizer om Jezus te vangen. Zij ge bruiken den Keizer om zich van Jezus te ontdoen. Het laat hun met al hun belangstelling voor de vraag naar het recht van de schatting, in dit geval koud, waarvoor Jezus kiest. Hij mag pro of contra zich uitspreken, als Hij maar beslist. Dan is Hij in hun macht. Immers spreekt Hij zich positief uit vóór den Keizer, voor de schatting, dan zal Hij als verrader van het volk en als een heuler met het Romeinsche geweld worden uit geroepen. Spreekt Hij tegen de schatting, dan zal men Hem als een staatsgevaarlijk individu bij Herodes of de Romeinen kunnen aanklagen. De vraag, die deze menschen Jezus stellen, is niet ernstig gemeend. Zij verlangen volstrekt niet naar het antwoord van Jezus over den Keizer en diens rechten. Deze menschen hebben in werke lijkheid Jezus niets te vragen, omdat ze voor zich zelf reeds lang het antwoord over den Keizer be zitten. Ze hadden reeds lang zonder Jezus een beslissing genomen. Hun vraag aan Jezus is daar om alleen een listig spel van zelfhandhaving. Dat kwaad herhaalt zich nog telkens. Hoe vaak is en wordt nog het Evangelie geciteerd, niet om wer kelijk uit Jezus' mond de waarheid te hooren en zich daaraan ootmoedig te onderwerpen, maar enkel en alleen om eigen standpunt te handhaven. Er wordt met name in de Politiek veel met het Evangelie van Jezus Christus geopereerd, terwijl men in werkelijkheid niets aan Jezus heeft te vra gen. Men heeft al lang buiten Jezus om de vraag naar den Keizer zelf beantwoord. Wie op deze wijze met het Evangelie opereert, mag in schijn christelijke politiek drijven, in werkelijkheid heeft hij zijn standpunt inzake den Keizer ingenomen bij de pro- of contra-partij van Herodianen en Farizeën. Dan is er niet meer een buigen voor het woord van Jezus, maar een gebruiken van Jezus pro of contra den Keizer. Dat is nog veel erger dan het Evangelie laten rusten. Het is ook ijdel, want tevergeefsch is elke poging om Jezus in één van deze kampen te halen. Hij baant zich een weg dwars door de partijen treden uit bittere noodzakelijkheid. Heel lang geleden, vertelde dan Heeterdonk, had-ie een pracht-positie gehad. Verdienen deed hij goed, maar tengevolge van een plotselinge onvoorziene reorganisatie in 't bedrijf kreeg hij onverwacht een geduchte loonsverlaging. Daar had hij gestaan, gedupeerd door de nieu were inzichten van een vreemden compagnon, die moderne machines aanschafte, machines, die handenarbeid overbodig maakten. Heeterdonk had gepleit voor z'n belangen, ge protesteerd bij z'n patroons, hen gewezen op de onmogelijkheid van het schrale loontje te kunnen rondkomen. Niets had gebaat. Elk argument was hem geraffineerd uit de hand geslagen. Maar wat zeurde hij Hij kon blijven toch Blijven mocht-ie, er was werk voor hem. En dan werken voor een hongerloontje Dank je wel. Dat nooit Weggaan kon hij ook. De heeren patroons lieten hém de keus. In een toornachtige opwelling koos hij het laatste. Heeterdonk nam z'n ontslag in een oogenblik van twijfelachtige kordaatheid. Daar had hij gestaan op de keienzonder betrekking, en zijn vrouw, z'n familie, ze hadden hem verweten, hem krankzinnig verklaard. „Z'n eigen schuld als-ie tot armoe verviel." Ze had den hem gescholden voor een dwaaswie nam nu in vredesnaam z'n ontslag, liet z'n vrouw en kind verkommeren, straks omkomen van el lende." heen om zoo alle partijen, pro en contra den Kei zer, te waarschuwen en den eenigen juisten weg te wijzen. Jezus Christus kan ook over den modernen Keizer het verlossende woord spreken, heeft dat gedaan in Zijn spreuk over den Keizer. Wij moeten in onzen tijd voor alles nuchter en waakzaam zijn, want de duivel gaat ook in de Keizervraag rond om te verslinden. Het liefst doet hij dat met het Evangelie. De vraag aan Jezus over den Keizer moet ons diep ernstig zijn. Wij moeten diep gevoelen, dat de Keizervraag nimmer, maar thans zeker niet zonder Jezus is te beantwoorden. Hét antwoord over den Keizer in alle eeuwen, is bij Jezus, de waarheid Gods. Wie deze waarheid niet ernstig neemt, zal de waarheid over den Keizer niet vin den. Wie waarlijk groote ernst maakt met het evangeliewoord over den Keizer, die zal ook ons volk in deze donkere tijden waarlijk kunnen hel pen., Die heeft ook een boodschap te brengen in naam van Jezus. Maar wie als Herodiaan of Fa rizeër, als pro of contra den Keizer, vraagt, ont vangt geen antwoord en heeft ook niets bevrij- dends en verlossends te zeggen aan ons volk. Ook vandaag geeft Jezus noch aan Farizeër, noch aan Herodianen antwoord, omdat Hij alleen Gods Woord over den Keizer wil geven. N. J. HOMMES. GEREFORMEERD PROTESTANTISME. V. Het kenmerkende der Gereformeerde belijdenis. Wat is het kenmerkende van de Gereformeer den in onderscheiding van de Luthersche en an dere stroomingen, welke uit de Reformatie zijn voortgekomen Prof. Eekhof, die een prachtige studie over het Gereformeerd Protestantisme heeft gepubliceerd, meent, dat hij dat kenmer kende tot een drietal hoofdkenmerken kan her leiden en wel als volgt le. de erkenning van de absolute souvereiniteit Gods in „de natuurlijke en zedelijke wereld", 2e. een diepe, onuit roeibare drang naar vrijheid „op elk terrein van het leven" en 3e. de liefde voor de wetenschap. Sommige geleerden zijn van meening, dat het voornaamste dogma der Gereformeerde belijde nisschriften het leerstuk van de uitverkiezing is en dat de belijdenis van de praedestinatie het eigenlijke kernstuk van de Gereformeerden is. Zoo Prof. Hadorn. Het komt ons echter voor, dat Prof. Eekhof het centrale en albeheerschende van het Gerefor meerde Protestantisme dieper heeft gegrepen als hij zegt, dat het de erkenning van de absolute souvereiniteit Gods is. Dr A. Kuyper en Fabius zijn het geheel met hem eens in dezen. Ook zij zien „het wezen van het Calvinisme" in het op den voorgrond stellen van de souvereiniteit Gods. Maar de erkenning van deze souvereiniteit sluit de geloovige aanvaarding van de uitverkiezing in. „Uitverkiezing toch is niet anders dan de souve reiniteit van God, die tot in ons verleden, tot achter ons verleden, ja tot in de eeuwigheid teruggaat" (Kuyper). Kuyper heeft over die souvereiniteit Gods prachtige dingen geschreven. Men zie, zoo men lust heeft en in zijn geschriften ingeleid .wil wor den, het mooie boekje van Ds Veenhof „Souve reiniteit in eigen kring". De schrijver noemt het heel bescheiden een „schets van de leer der sou vereiniteit in eigen kring, zooals die door Dr A. Kuyper werd ontwikkeld", maar het bevat alle wezenlijke bestanddeelen van Kuypers machtige gedachten omtrent de souvereiniteit Gods, welke hij in zijn velerlei geschriften heeft neergelegd. Hier is een kenner van Kuypers werken aan het woord, die in onzen tijd zijn evenknie niet ge makkelijk zal vinden. „Souvereiniteit", aldus Kuyper, „heeft God de Heere alleen als de Almachtige. Alles wat op aarde zich souverein noemt of souverein genaamd wordt, is niets anders dan een instrument, waar door God zijn souvereiniteit uitoefent. Anders te spreken is eigenlijk ongeoorloofd. Wij moesten eigenlijk zulke namen nooit bezigen. Gelijk er ook eigenlijk geen rechters of profeten op aarde zijn, maar alleen instrumenten van Gods recht en aankondiging van zijn Raad." En die souvereiniteit van God houdt in, dat elk schepsel door Hem bepaald is. En dat God voor elk schepsel bepaald heeft wat het zijn zal en worden zal en doen zal, ja voor elk schepsel Familieleden drongen aan„Hij moest toch eens probeeren nog bij z'n patroons. Hij kon toch z'n excuus weer aanbieden, erkennen, dat-ie heet hoofdig was geweest, wat onbezonnen had ge handeld." Reeds op weg naar de patroons had hij iemand ontmoet, een ouwe kennis uit vroeger tijden, had hem de historie verteld, z'n plannen meegedeeld toch maar weer te gaan vragen. Je moest toch levenEn,, je was er niet alleen. Je had een vrouw, en je had een kind. Die moesten toch ook eten. Die konden toch niet van niks leven. Jansen had gezegd: „Wou jij nou kruipen...? Wou jij gaan bedelen om een stukkie brood Kruipen voor je patroonjijHeeterdonk, kruipen als een hond, en straks genadebrood gaan vreten Zeg, ik wou je wijzer hebben." Heeterdonk was niét gegaan naar z'n patroons, had wél 'n paar uren met Jansen geslenterd, was thuisgekomen in 'n hevige ruziestemming, had daar staan razen tegen z'n vrouw, zoodat Elly, klein meisje van acht jaar, begon te huilen. Heeterdonk was twee weken later S.D.A.P.er, en daar had hij nog nooit spijt van gehad. De partij had zich over hem ontfermd. Partijgenoo- ten trokken zich z'n lot aan, vergrootten dan z'n kansen bij 'n sollicitatie. En Heeterdonk slaagde, kreeg 'n nieuwe betrekking door voorspraak van partijleden. Hij maakte carrière, was nu bedrijfs leider in een groote rijwielenzaak. Heeterdonk blééf 'n voorbeeldige socialist, 'n warm aanhan ger van 't socialisme, al was-ie nu bezadigder ge worden, al meed hij de rumoerige lawaaivergade- ringen, toonde zich wars van agitatiekabaai. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1940 | | pagina 2