FEUILLETON.
DIE UW LEVEN
j VERLOST
den vinger is aan te wijzen) hebben zoowel Ori-
gines als zijn leerling Eusebius bewust en onbe
wust verbonden met hun theologisch denken.
En we kunnen God de Heere niet dankbaar
genoeg zijn, dat Hij in dien tijd een strijd heeft
doen ontbranden, die wel vreeselijk is geweest,
maar die toch dit tot gevolg heeft gehad, dat het
Neo Platonisme zoo niet geheel, dan toch groo-
tendeels gebannen is uit de kerk.
Intusschen merkten we reeds op, dat sporen
hier en daar nog wel zijn op te merken, welke
echter ook door het gezegend optreden van de
Calvinistische wijsbegeerte als onchristelijk zijn
aangewezen.
ENKELE VOORDEELEN VAN ONZEN
TIJD.
Zijn die werkelijk in onzen tijd nog aan te
wijzen Voordeelen, dus geestelijke winst Is
het niet alles ellende wat de klok slaat
We meenen, dat bij de vele ongemakken en
ons mindere aangename dingen er werkelijk posi
tieve waarde-vermeerderingen zijn aan te wijzen.
Neen, niet materieel, maar wel geestelijk.
In de eerste plaats meen ik, dat Gods verbor
gen omgang toeneemt. Mijn zeer geachten leer
meester Prof. H. Bouwman zeide dikwijls op zulk
een joviale manier tot ons: „jongens, weet je wan
neer de kerk weer zal gaan bloeien Als het
haar tegen den wind gaat", Deze geschiedkundige
kende de historie van ons land en volk en kerk.
En hij wist uit die bron aan te wijzen, dat dan
een kerk het meest gezegend wordt, wanneer ze
moet worstelen voor den genadetroon. Wanneer
de wind blaast in de zeilen en wij niets anders
hebben te doen dan ons wat te vermaken in on
zen voorspoed, o, dan slaan we zoo spoedig ach
teruit als Jeschurun. Maar wanneer we geslagen
worden door oorlog en allerlei wederwaardighe
den, dan verdiept het gebed. Dan worden we
klein afhankelijk, dan zeggen we steeds inniger
mijn hulp is in den Naam des Heeren, die hemel
en aarde gemaakt heeft.
Voorts meen ik te kunnen constateeren, dat
over de geheele linie het kerkgaan trouwer is dan
vóór 10 Mei. Het besef, dat het een voorrecht
is te mogen opgaan naar Gods huis, is groeiende.
En met dit gebruik der genademiddelen neemt in
den middellijken weg de liefde tot de kerk en
tot des Heeren dienst toe.
Wonderlijk is het ook, dat de gaven vóór 10
Mei voor de kerk, onze armen en de Zending
niet zoo rijk vloeiden als na 10 Mei. En werke
lijk kunnen we niet beweren, dat dit komt door
dat we zooveel meer inkomen hebben. Integen
deel. De uitgaven voor het dagelijksch onderhoud
zijn grooter. De belastingen hooger. De prijzen
stijgende. Toch stuit men op veel minder weer
stand als men vraagt om een offer voor Gods
Koninkrijk na 10 Mei dan vóór dien tijd. Dat
komt hiervandaan onze harten zijn aangeraakt.
En wiens hart openstaat voor den dienst des
Heeren, diens beurs staat ook open. Heerlijke
vrucht van tegenspoed.
Voorts weet ik uit verschillende bronnen, dat
het gezinsleven niet lijdt, maar integendeel op
bloeit. Bij sommigen is dit wel noodgedwongen.
Ze kunnen niet weg. In den tijd vóór 10 Mei was
er bijna geen avond of vader of moeder of broer
of zus moesten weg. Meermalen hebben we er
op gewezen, dat we leefden in een tijd van over-
organisatie. En overal moesten we heen, en
daarvoor moest de catechisatie zelfs opzij
gaan. Zie, deze uithuizigheid is gelukkig
aan het minderen. En ik verheug me er
persoonlijk in, dat ik weet dat vele kinderen des
verbonds des avonds nu bij hun ouders thuis zijn
en zoo de band der eenheid aangekweekt wordt.
En wat een zegen kan er uit deze omstandigheid
groeien, wanneer vader en moeder er slag van
hebben het „gezellig" te maken, zoodat hun kin
deren des avonds niet gaarne weer het pad op
gaan.
Al zou ik nog meer kunnen noemen ik wil
eindigen met te wijzen op het toenemende lezen
van goede boeken. Meer dan een bibliothecaris
verzekert mij, dat de tijd van het zoeken van
allerlei detectives bijna voorbij is. Over het al
gemeen zoekt men weer het goede boek. En
Gode zij dank men wil weer historische boeken
lezen, historische romans, en vaderlandsche wer-
I
B. HENGELAAR
24)
,,'t Werk zal je niet meevallen, kleine idealist
en wat wou je dan ook solliciteeren naar
„Eudokia"
Anneke vatte moed.
„Als 'k er liefde voor heb, dan zal me de weg
wel worden aangewezen, vadertje."
Goudoever begreep z'n dochter niet meer, ver
moedde allerminst, dat ze met zulke voornemens
rondliep.
„Wat haal je je in 't hoofd", kwam hij even
treurig. „Wou je ons dan verlatenje vader
je moeder
,,'t Is toch heel niet zeker, dat ik in „Eudokia"
aanlandwaarom zou er hier geen plaatsje
voor me zijn
„Hoor 's, An", zei Goudoever, na even te heb
ben nagedacht, „dat je er ernstig over hebt ge-
prakkizeerd, neem ik direct aan, maar zou je je
nu toch nog niet eens bezinnen, voor je stappen
onderneemt, waarover je later spijt zou hebben
Als je boek uit is, en Gretha Verleur zit daar
moederziel alleen in Rotterdam, zou je enthou
siasme dan nog zoo groot zijn
„Dacht u, dat het daarmee veranderde..
maar goed, als u het beter vindtdan wil ik
ken. Ons volk is mede door het gedwongen thuis
zijn des avonds weer aan het lezen geslagen en
wanneer dit goede boeken zijn, zal dit stellig
medewerken tot verrijking van den geest. Zoo
zien we dus positieve waarden in dezen tijd
groeiende, die er vóór 10 Mei niet waren. We
hebben dikwijls ons oog open voor het onaange
name, laten we onze oogen ook open hebben
voor het goede.
A. H. OUSSOREN.
JEZUS EN DE STAATSMACHT.
II.
God en Keizer.
De Heiland heeft geleefd in een politiek on
rustige tijd vol revolutionaire beweging. Dat
blijkt uit tal van gegevens in het Evangelie. Het
blijkt ook hier uit de vraag naar het recht den
Keizer schatting te geven.
Rondom de Romeinsche heerschappij heerschte
in die dagen partijstrijd onder de Joden. Slechts
noode bukten velen zich onder het opgelegde re
giem.
Onderling waren de Joden tegenover Rome
ook verdeeld.
In de toonaangevende kringen waren voor- en
tegenstanders van het Imperium.
Onder de tegenstanders weer gematigde en
verbitterde.
De partij der Zeloten was de meest radicale
in verzet tegen den Keizer en zijn vertegenwoor
digers. Zij wilde consequent den openlijken op
stand tegen den overweldiger. In Judas de Gali-
leër vond zij haar eersten leider en onder hem
brak de eerste revolutie uit.
De vraag aan Jezus gesteld over de schatting aan
den Keizer, was voor de Zeloten reeds lang een
brandende politieke kwestie. De Joodsche ge
schiedschrijver Flavius Josephus deelt ons mede,
dat een der motieven tot den opstand onder Ju
das den Galileër ook was het verzet tegen de
schatting.
Naast de radicale Zeloten bestond de partij
der Farizeën.
Zij waren de leiders van het religieuze leven,
van tempel en eeredienst en hadden daardoor de
breede massa onbetwistbaar in hun greep.
Ofschoon overwegend religieus georienteerd
en tamelijk indifferent inzake de Politiek, stonden
ze tegenover het Romeinsche regiem in groote
meerderheid gereserveerd. De haat en de afkeer
tegen het huis van Herodes de Groote, die zijn
heerschappij met een permanente buiging voor
Rome had gekocht, zat den Farizeën diep in het
vleesch. Josephus deelt ons mede, dat zij tot
tweemaal toe den eed van trouw weigerden, dien
Herodes eerst voor zich zelf en later voor Augus
tus vorderde.
De stemming was zoo verbitterd, dat Herodes,
de Romeinsche vazalkoning, zich slechts met een
streng despotisch regiem wist te handhaven.
De revolutionaire woelingen, die ten tijde van
Jezus onder de Joden gaandeweg toenamen, wer
den indirect gevoed door den grooten invloed
der Farizeën. In samenwerking met Judas de Ga
lileër, had een Farizeër, Saddukos geheeten, de
revolutionaire partij der Zeloten gesticht. Of
schoon minder fel in hun optreden, stonden ze
principieel aan de zijde der Zeloten. Tegenover
de Farizeën stond de partij der Sadduzeën. Het
was de partij der hooge aristocratie, waartoe in
de Herodiaansch-Romeinschen tijd ook de hoo-
gepriesterlijke families behoorden. Vanaf den
Griekschen tijd hadden zij steeds de Politiek in
handen gehad. In religieus opzicht slap en ver
licht, accepteerden zij de Romeinsche heerschap
pij als een voldongen feit in welwillende houding.
Daairnaast bestond in Jezus' dagen nog de partij
der Herodianen. Van hen weten we weinig af.
Uit de naam is wel zooveel af te leiden, dat het
aanhangers, partijgangers waren van het Ro-
meinschgezinde huis van Herodes.
We hebben hier dus te doen met een uitge
sproken Romeinschgezinde partij.
In deze politieke omlijsting moeten we de
vraag naar den Keizer, die Jezus werd voorge
legd, plaatsen. Hier komen twee elkander be
strijdende partijen tot Jezus en leggen Hem een
politieke kwestie voor met de bedoeling Hem te
verstrikken en te vangen. Zoo is de concrete si
tuatie.
De eene groep bestaat uit een deputatie leer
lingen der Farizeën, de leiders van het religieuze
leven. De andere groep uit Herodianen, verte
genwoordigers van het politieke leven. In mo
derne terminologie uitgedruktvertegenwoordi
gers van Kerk en Staat. Beide partijen zijn ieder
er nog wel eens over nadenken vader."
„Ja, dat lijkt me uitstekendAn
Dan kwam hij vol liefde „Je begrijptdat
ik je 't in een gewetenszaak niet moeilijk wil
makenmaar overweeg nog eens het voor
en tegenwil je
Anneke gaf vader een stevige zoen.
En vader Goudoever slaakte een zucht van
verlichting
De Heeterdonkers zaten in prettige stemming
bijeen.
Moeder had zooeven haar breiwerk weer ter
hand genomen. Frits en Elly musiceerden.
Elly speelde van Sarie Marais, zat haar nieuwe
stuk wat in te studeeren aan de piano. Ze speelde
al heel behendig in een matig tempo een beetje
melancholiek het zacht-gevoelig refrein
O bring my trug na die ou Transvaal,
Daar waar my Sarie woon
Frits kraste met z'n viool, poogde Elly's spel
te begeleiden.
Vader Heeterdonk zat zeer verdiept in de
Volkskrant.
Die krant las hij met een voorbeeldige interesse.
Heeterdonk was een overtuigde socialist.
Heel smakelijk en onderhoudend kon hij ver
tellen aan wie luisteren wilde, hoe-ie socialist
was geworden in vroeger, jaren. Dan leefde 't ver
leden weer voor hem op, dan gloeide er een
vuur in z'n oogen, dan kwam er strijderslust in
z'n houding. En altoos kwam het hier op neer,
dat hij tot de groote arbeiderspartij was toege-
op haar wijze levendig geïnteresseerd bij de vraag
naar het recht van den Keizer. De Farizeër staat
negatief, de Herodiaan positief tegenover het
Romeinsche gezag.
Het geschil spitste zich sinds de opstand onder
Judas de Galileër toe in de practische vraag of
men aan den Keizer de census, de schatting, zou
betalen. Onder deze census hebben we te ver
staan het hoofdgeld, dat iedereen (ook slaven
en vrouwen) moest opbrengen. De regeling was
in het Rijk niet overal gelijk. In Syrië moesten
mannen van hun 14de, vrouwen vanaf het 12de
jaar tot 65 jaar dit hoofdgeld betalen. De belas
tingen uit Judea, dat een keizerlijke provincie
was en geen Senaatsprovincie, vloeide daarom
niet in de Senaatskas, maar in de keizerlijke kas.
De Joden hebben dus in den meest eigenlijken
zin hun belasting betaald aan den Keizer.
De belastingen waren vrij drukkend. Zoo deelt
Tacitus ons mede, dat de provincies Syrië en
Judea in 17 n. Chr. smeekten om verlichting.
Uit deze feiten blijkt wel, hoe actueel de vraag
onder de Joden was, welke aan Jezus werd voor
gelegd. Het is de vraag, die sinds de stichting
van de Zelotenpartij telkens werd gesteld.
Nu komen de Pro- en Contra-menschen met
de oude politieke kwestie tot Jezus en vragen
van Hem een klaar en bondig antwoord.
Ze beginnen met Hem te prijzen om Zijn on
afhankelijkheid. Hij, Jezus, is bij uitstek geschikt
om deze netelige kwestie op te lossen. Hij is geen
partijman Hij ziet den Keizer niet naar de oogen,
evenmin de den Keizer vijandige massa Zonder
aanzien des persoons spreekt Hij de waarheid.
Jezus is op Zijn beurt ook radicaal. Hij is het
toch, die gezegd heeftNiemand kan twee hee
ren dienen Tot wie kunnen zij zich beter wen
den dan tot Jezus met de bondige vraag is het
geoorloofd of niet geoorloofd den Keizer schat
ting te geven
Jezus laat zich door hun vleierij niet verleiden.
Hij is er ongevoelig voor. Hij doorziet de sluw
heid van deze partijmenschen. Het is hun niet te
doen om de waarheid, maar om Jezus via een
politieke kwestie te vangen.
Zij spelen met de ernstige vraag naar den Kei
zer in deze wereld. Daarom striemt Jezus hen on
barmhartig. Hij vleit niet, maar noemt deze partij
menschen bij hun eigen, ware naam huichelaars,
geveinsden.
Dat zijn ze hier ook. De vraag naar den Keizer
is in déze wereld een bloedernstige, maar zij
nemen haar in 't geheel niet ernstig.
Ofschoon onderling in scherp conflict over den
Keizer, vinden deze menschen elkander met be
hulp van den Keizer om Jezus te vangen. Zij ge
bruiken den Keizer om zich van Jezus te ontdoen.
Het laat hun met al hun belangstelling voor de
vraag naar het recht van de schatting, in dit
geval koud, waarvoor Jezus kiest. Hij mag pro
of contra zich uitspreken, als Hij maar beslist.
Dan is Hij in hun macht. Immers spreekt Hij zich
positief uit vóór den Keizer, voor de schatting,
dan zal Hij als verrader van het volk en als een
heuler met het Romeinsche geweld worden uit
geroepen.
Spreekt Hij tegen de schatting, dan zal men
Hem als een staatsgevaarlijk individu bij Herodes
of de Romeinen kunnen aanklagen.
De vraag, die deze menschen Jezus stellen, is
niet ernstig gemeend. Zij verlangen volstrekt niet
naar het antwoord van Jezus over den Keizer en
diens rechten. Deze menschen hebben in werke
lijkheid Jezus niets te vragen, omdat ze voor zich
zelf reeds lang het antwoord over den Keizer be
zitten. Ze hadden reeds lang zonder Jezus een
beslissing genomen. Hun vraag aan Jezus is daar
om alleen een listig spel van zelfhandhaving. Dat
kwaad herhaalt zich nog telkens. Hoe vaak is en
wordt nog het Evangelie geciteerd, niet om wer
kelijk uit Jezus' mond de waarheid te hooren en
zich daaraan ootmoedig te onderwerpen, maar
enkel en alleen om eigen standpunt te handhaven.
Er wordt met name in de Politiek veel met het
Evangelie van Jezus Christus geopereerd, terwijl
men in werkelijkheid niets aan Jezus heeft te vra
gen.
Men heeft al lang buiten Jezus om de vraag
naar den Keizer zelf beantwoord. Wie op deze
wijze met het Evangelie opereert, mag in schijn
christelijke politiek drijven, in werkelijkheid heeft
hij zijn standpunt inzake den Keizer ingenomen
bij de pro- of contra-partij van Herodianen en
Farizeën. Dan is er niet meer een buigen voor
het woord van Jezus, maar een gebruiken van
Jezus pro of contra den Keizer. Dat is nog veel
erger dan het Evangelie laten rusten. Het is ook
ijdel, want tevergeefsch is elke poging om Jezus
in één van deze kampen te halen.
Hij baant zich een weg dwars door de partijen
treden uit bittere noodzakelijkheid.
Heel lang geleden, vertelde dan Heeterdonk,
had-ie een pracht-positie gehad. Verdienen deed
hij goed, maar tengevolge van een plotselinge
onvoorziene reorganisatie in 't bedrijf kreeg hij
onverwacht een geduchte loonsverlaging.
Daar had hij gestaan, gedupeerd door de nieu
were inzichten van een vreemden compagnon,
die moderne machines aanschafte, machines, die
handenarbeid overbodig maakten.
Heeterdonk had gepleit voor z'n belangen, ge
protesteerd bij z'n patroons, hen gewezen op de
onmogelijkheid van het schrale loontje te kunnen
rondkomen.
Niets had gebaat.
Elk argument was hem geraffineerd uit de hand
geslagen.
Maar wat zeurde hij Hij kon blijven toch
Blijven mocht-ie, er was werk voor hem.
En dan werken voor een hongerloontje
Dank je wel. Dat nooit
Weggaan kon hij ook.
De heeren patroons lieten hém de keus.
In een toornachtige opwelling koos hij het
laatste.
Heeterdonk nam z'n ontslag in een oogenblik
van twijfelachtige kordaatheid.
Daar had hij gestaan op de keienzonder
betrekking, en zijn vrouw, z'n familie, ze hadden
hem verweten, hem krankzinnig verklaard. „Z'n
eigen schuld als-ie tot armoe verviel." Ze had
den hem gescholden voor een dwaaswie
nam nu in vredesnaam z'n ontslag, liet z'n vrouw
en kind verkommeren, straks omkomen van el
lende."
heen om zoo alle partijen, pro en contra den Kei
zer, te waarschuwen en den eenigen juisten weg
te wijzen.
Jezus Christus kan ook over den modernen
Keizer het verlossende woord spreken, heeft dat
gedaan in Zijn spreuk over den Keizer.
Wij moeten in onzen tijd voor alles nuchter
en waakzaam zijn, want de duivel gaat ook in de
Keizervraag rond om te verslinden. Het liefst
doet hij dat met het Evangelie.
De vraag aan Jezus over den Keizer moet ons
diep ernstig zijn. Wij moeten diep gevoelen, dat
de Keizervraag nimmer, maar thans zeker niet
zonder Jezus is te beantwoorden. Hét antwoord
over den Keizer in alle eeuwen, is bij Jezus, de
waarheid Gods. Wie deze waarheid niet ernstig
neemt, zal de waarheid over den Keizer niet vin
den. Wie waarlijk groote ernst maakt met het
evangeliewoord over den Keizer, die zal ook ons
volk in deze donkere tijden waarlijk kunnen hel
pen., Die heeft ook een boodschap te brengen in
naam van Jezus. Maar wie als Herodiaan of Fa
rizeër, als pro of contra den Keizer, vraagt, ont
vangt geen antwoord en heeft ook niets bevrij-
dends en verlossends te zeggen aan ons volk.
Ook vandaag geeft Jezus noch aan Farizeër, noch
aan Herodianen antwoord, omdat Hij alleen Gods
Woord over den Keizer wil geven.
N. J. HOMMES.
GEREFORMEERD PROTESTANTISME.
V.
Het kenmerkende der Gereformeerde belijdenis.
Wat is het kenmerkende van de Gereformeer
den in onderscheiding van de Luthersche en an
dere stroomingen, welke uit de Reformatie zijn
voortgekomen Prof. Eekhof, die een prachtige
studie over het Gereformeerd Protestantisme
heeft gepubliceerd, meent, dat hij dat kenmer
kende tot een drietal hoofdkenmerken kan her
leiden en wel als volgt le. de erkenning van de
absolute souvereiniteit Gods in „de natuurlijke
en zedelijke wereld", 2e. een diepe, onuit
roeibare drang naar vrijheid „op elk terrein van
het leven" en 3e. de liefde voor de wetenschap.
Sommige geleerden zijn van meening, dat het
voornaamste dogma der Gereformeerde belijde
nisschriften het leerstuk van de uitverkiezing is
en dat de belijdenis van de praedestinatie het
eigenlijke kernstuk van de Gereformeerden is.
Zoo Prof. Hadorn.
Het komt ons echter voor, dat Prof. Eekhof
het centrale en albeheerschende van het Gerefor
meerde Protestantisme dieper heeft gegrepen als
hij zegt, dat het de erkenning van de absolute
souvereiniteit Gods is. Dr A. Kuyper en Fabius
zijn het geheel met hem eens in dezen. Ook zij
zien „het wezen van het Calvinisme" in het op
den voorgrond stellen van de souvereiniteit Gods.
Maar de erkenning van deze souvereiniteit sluit
de geloovige aanvaarding van de uitverkiezing in.
„Uitverkiezing toch is niet anders dan de souve
reiniteit van God, die tot in ons verleden, tot
achter ons verleden, ja tot in de eeuwigheid
teruggaat" (Kuyper).
Kuyper heeft over die souvereiniteit Gods
prachtige dingen geschreven. Men zie, zoo men
lust heeft en in zijn geschriften ingeleid .wil wor
den, het mooie boekje van Ds Veenhof „Souve
reiniteit in eigen kring". De schrijver noemt het
heel bescheiden een „schets van de leer der sou
vereiniteit in eigen kring, zooals die door Dr A.
Kuyper werd ontwikkeld", maar het bevat alle
wezenlijke bestanddeelen van Kuypers machtige
gedachten omtrent de souvereiniteit Gods, welke
hij in zijn velerlei geschriften heeft neergelegd.
Hier is een kenner van Kuypers werken aan het
woord, die in onzen tijd zijn evenknie niet ge
makkelijk zal vinden.
„Souvereiniteit", aldus Kuyper, „heeft God de
Heere alleen als de Almachtige. Alles wat op
aarde zich souverein noemt of souverein genaamd
wordt, is niets anders dan een instrument, waar
door God zijn souvereiniteit uitoefent. Anders te
spreken is eigenlijk ongeoorloofd. Wij moesten
eigenlijk zulke namen nooit bezigen. Gelijk er
ook eigenlijk geen rechters of profeten op aarde
zijn, maar alleen instrumenten van Gods recht
en aankondiging van zijn Raad."
En die souvereiniteit van God houdt in, dat
elk schepsel door Hem bepaald is. En dat God
voor elk schepsel bepaald heeft wat het zijn zal
en worden zal en doen zal, ja voor elk schepsel
Familieleden drongen aan„Hij moest toch
eens probeeren nog bij z'n patroons. Hij kon toch
z'n excuus weer aanbieden, erkennen, dat-ie heet
hoofdig was geweest, wat onbezonnen had ge
handeld."
Reeds op weg naar de patroons had hij iemand
ontmoet, een ouwe kennis uit vroeger tijden, had
hem de historie verteld, z'n plannen meegedeeld
toch maar weer te gaan vragen. Je moest toch
levenEn,, je was er niet alleen. Je had een
vrouw, en je had een kind. Die moesten toch
ook eten. Die konden toch niet van niks leven.
Jansen had gezegd: „Wou jij nou kruipen...?
Wou jij gaan bedelen om een stukkie brood
Kruipen voor je patroonjijHeeterdonk,
kruipen als een hond, en straks genadebrood
gaan vreten Zeg, ik wou je wijzer hebben."
Heeterdonk was niét gegaan naar z'n patroons,
had wél 'n paar uren met Jansen geslenterd, was
thuisgekomen in 'n hevige ruziestemming, had
daar staan razen tegen z'n vrouw, zoodat Elly,
klein meisje van acht jaar, begon te huilen.
Heeterdonk was twee weken later S.D.A.P.er,
en daar had hij nog nooit spijt van gehad. De
partij had zich over hem ontfermd. Partijgenoo-
ten trokken zich z'n lot aan, vergrootten dan z'n
kansen bij 'n sollicitatie. En Heeterdonk slaagde,
kreeg 'n nieuwe betrekking door voorspraak van
partijleden. Hij maakte carrière, was nu bedrijfs
leider in een groote rijwielenzaak. Heeterdonk
blééf 'n voorbeeldige socialist, 'n warm aanhan
ger van 't socialisme, al was-ie nu bezadigder ge
worden, al meed hij de rumoerige lawaaivergade-
ringen, toonde zich wars van agitatiekabaai.
(Wordt vervolgd)