Bidstond Geref. Kerken.
No* 47
Vrijdag 22 November 1940
54e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
DADERS DES WOORDS*
VAN VERRE EN NABIJ*
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE jDs.A. G HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERSD.D, W. M. LE COINTRE, F, J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
of de anderen moeten maar overkomen naar de
nieuwe beter ingerichte kerk, i.e. de Gerefor
meerde kerken. De simpele stelling kan dan na
tuurlijk in een prachtige kerkelijke theorie wor
den ingebouwd, maar ieder weet van te voren,
dat het resultaat van zulke beschouwingen nihil is.
Uitgaande van een toestand, waaraan wij en
onze vaderen allen schuldig staan, moeten we
beginnen elkaar te dragen en te verdragen. Wij
moeten ophouden elkaar te kwetsen, te prikke
len. Ook onze gemeenteleden kunnen door hun
houding tegenover leden van andere kerken ern
stig meewerken een betere sfeer te scheppen.
Zoolang de sfeer zuur en bitter is, zoolang in de
grootere en in de kleinere kerkjes de geest van
zelfvoldaanheid, bekrompenheid en zelfgenoeg
zaamheid overheerscht, is een oecumenisch be
toog gepraat in de ruimte, zinloos, vruchteloos.
Hoe wordt nu de sfeer verbeterd Ik geef het
antwoord van Ds Oussoren. Hij schrijft„De
ervaring leert, dat bij verschillen het geschrijf de
menschen niet dichter bij elkaar brengt. Wel
een in den geest van Christus samen bidden en
samen spreken. We meenen, dat het meer dan
tijd is, daartoe over te gaan".
Mij dunkt, dat tegen dit echt geestelijk begin
geen enkele geloovige bezwaar kan maken. Daar
om hou ik nu maar op met schrijven. Ik zou
wenschen, dat èn gemeenteleden èn predikanten
van de onderscheidene kerken het gemeenschap
pelijk gebed en het onderling gesprek ernstig
gingen beoefenen. Dan staan we aan 't begin
van een nog langen weg naar kerkelijke een
heid. Of lieverwij zijn al op marsch. Daar komt
het op aan. J. W. D.
A. H. OUSSOREN.
De Classis 's-Gravenhage, daartoe door de
Generale Synode gemachtigd, heeft besloten de
Geref. Kerken in Nederland uit te noodigen,
Zondagmorgen 24 November een bidstond te
houden.
Aan de kerkeraden is daarvan in het volgende
schrijven mededeeling gedaan
„De Classis 's-Gravenhage van de Geref.
Kerken in Nederland acht zich geroepen de ker
ken uit te noodigen op Zondagmorgen 24 Nov.
a.s. samen te komen in een ure van verootmoe
diging en gebed.
„Deze verootmoediging betaamt ons, als wij
de vele zonden van kerk en wereld gedenken,
waarom Gods kastijdende hand over ons geko
men is. Wij hebben als kerken met schaamte te
belijden, dat wij, in weerwil van de vele zege
ningen, die Hij ons gaf, zoo weinig beantwoord
hebben aan de roeping, waarmede de Heere
Christus ons in het midden der wereld geroepen
heeft. Instede, dat wij met kracht en in getrouw
heid voorgingen in den dienst des Heeren, heb
ben wij onszelven te beschuldigen van velerlei
ontrouw, uitkomend in toenemende wereldgelijk
vormigheid, in gebrek aan vurigen ijver voor de
uitbreiding van Gods Koninkrijk, in een te zwak
opkomen tegen de ontheiliging van den dag des
Heeren en tegen de algemeene ontwrichting van
het zedelijk leven.
„Daarom wekken wij, naar het voorbeeld van
onze vaderen, die in tijden van rampspoed en
nood pleitten op de verbondstrouw des Heeren,
de kerken op tot gebed, dat de Heere ons deze
zonden om Christus' wil niet toerekene en dat
het Hem behage het oordeel, dat over ons volk
en de wereld gekomen is in Zijn ontferming af
te wenden en voorziening te geven in den groo-
ten geestelijken en stoffelijken nood van dezen
tijd. Hij neige de harten van de grooten der aarde
tot een rechtvaardigen vrede. Hij brenge troost
aan de slachtoffers van den oorlog en make bo
venal het gebeuren van deze dagen dienstbaar
aan de verlevendiging van het geloof en aan de
komst van Zijn Koninkrijk, opdat Zijn volk den
doorluchtigen dag onzes Heeren met een groot
verlangen verwachte om ten volle te genieten de
belofte Gods in Christus Jezus."
JAC, VAN NES, h.t, praeses.
JOH. MEYNEN, h.t, scriba.
W. MOENE, h.t. assessor.
GODS KASTIJDENDE LIEFDE,
a
IV.
De aanvaarde kastijding draagt heerlijke vrucht.
Alle kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt
geen zaak van vreugde maar van droefheid te
zijn, doch daarna geeft zij van zich een vreed
zame vrucht der gerechtigheid, dengenen, die
daardoor geoefend zijn.
Een kastijding is op 't oogenblik, dat ze toe
gediend wordt, geen zaak van vreugde, dat schijnt
ze althans niet te zijn. Een kastijding doet pijn
en pijn te voelen is smartelijk.
Toch zal menig kind met dankbaarheid terug
denken aan een kastijding, die hij vroeger van
z'n vader of moeder ontvangen heeft. Met dank
baarheid, omdat die kastijding diende om hem te
doen verstaan wat zonde was en verkeerd. Met
dankbaarheid omdat hij nu achteraf heel duidelijk
de liefde ziet, waarin die kastijding haar oor
sprong had.
En omgekeerd moeten vaders en moeders later
weieens van hun kinderen verwijten hooren, wan
neer ze nalieten hun kinderen te kastijden en deze
door die nalatigheid, het verkeerde pad opgingen,
dat ze het niet hadden gekastijd en hun liefde
niet sterk genoeg was om dat te doen.
Wat ligt daarin een aansporing voor ouders
om hun kinderen te kastijden, terwijl het daarvoor
de tijd is.
Daarmee is niet gezegd, dat die kinderen, met
wie het misging, zich daarmee zouden kunnen
verontschuldigen. De oorzaak van het ontbreken
der kastijding zal dan vaak in hen zelf gelegen
hebben, omdat ze al aanstonds en voortdurend
zich tegen de kastijding verzetten. Ze dragen dan
ook de wrange vruchten van hun eigen zonden.
De onderwerping aan de kastijdende liefde
Gods draagt heerlijke vrucht. Die er door ge
oefend worden ontvangen daardoor een vreed
zame vrucht, die bestaat in gerechtigheid.
Die door de kastijding, die z'n roeping bedoel
de, geoefend worden, leeren zich gedragen zooals
het behoort. Ze leeren in Gods wegen wandelen
en genieten vrede met God, omdat ze in den
rechten weg wandelen.
Daarom is niet klein te achten de kastijding
des Heeren en bezwijke niet, wie van den Heere
bestraft wordt.
Het verdragen van Gods kastijding vraagt
kracht. Maar die gekastijd wordt moet niet be
zwijken, hij moet kracht vragen om die te kun
nen verdragen. En die kracht wil God geven
door hem te doen zien, dat hij die kastijding moet
aanmerken als een vrucht van Gods liefde en als
brengende een heerlijke vrucht.
Indien iemand zonder kastijding zou zijn, die
zou een bastaard wezen.
En dan meene niemand, dat er dan alleen kas
tijding is, als er in het leven komt een zoo groot
kwaad, dat ook anderen dat opmerken. Kas
tijding is ook daar, waar een kwaad is, dat door
anderen zoo niet opgemerkt wordt, maar de ge
kastijde zelf gevoelt en hem oorzaak geeft zich
voor God te verootmoedigen, en hem uitdrijft tot
het gebed, dat God hem leeren moge in Zijn
wegen te wandelen.
Als we in het velerlei kwaad van dezen tijd
een kastijding mogen zien, waarmee God ons
kastijdt in Zijn liefde, dan zullen we die kastijding
kunnen verdragen, dan zullen we daardoor ge
oefend worden, en zal die ook ons brengen een
vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid.
HEIJ.
CLEMENS ROMANUS.
We eindigden het vorige artikel met de op
merking, dat de overgang van de brieven van
Paulus naar Clemens Romanus een diepe val,
een acute breuk beteekent.
We hebben dit aangetoond door te letten op
den inhoud. We willen dit nu nog nagaan door
het van dogmatische zijde te bezien.
Wanneer we ons afvragen waarom het eene
boek dat in dien tijd in omloop was, wel in de
canon is opgenomen en het andere niet, dan ra
ken we hiermede de kwestie aan van de canon
vorming.
Deze canonvorming (en dat het is eerste waar
op we de nadruk leggen) is niet buiten Gods
raadsplan omgegaan. Integendeel. Evenals een
architect, die een bouwerk construeert, eerst van
dit gebouw een teekening, een plan maakt, zoo
heeft de Hemelsche Architect een plan gemaakt
van het bouwwerk der Heilige Schrift. Met an
dere woorden, God de Heere heeft in zijn Raad
van eeuwigheid vastgesteld, welke boeken wel
en welke boeken niet in de canon zouden wor
den opgenomen. Als we dan ook voor de Schrift
buigen, dan buigen we voor onzen God. Hij is
het en Hij alleen, die van onderdeel tot onder
deel de Schrift heeft voorgedacht.
Maar (en dit is het tweede) God heeft in Zijn
Raad de middelen opgenomen. Hij heeft de canon
niet laten vormen buiten de kerk om. De Heere
heeft menschen gebruikt. Menschen met verschil
lende aanleg, met verschillend karakter, met ver
schillende geleerdheid. Zoo is er een oneindige
verscheidenheid in de canon, maar ook een god
delijke eenheid. En nu heeft God de Heere zijn
kerk zoo geleid, dat er ten opzichte van het
Oude Testament spoedig eenstemmigheid
heerschte. De Oude Test. kerk heeft gebogen
voor het gezag van de Heilige Schriften en is
gekomen tot de erkenning van den canon van
het Oude Testament.
Wat het Nieuwe Testament betreftook heeft
de kerk voor den goddelijken majesteit van deze
boeken zich gebogen. Het is niet zoo gegaan, dat
de kerken van boven af gedecreteerd hebben,
welke boeken in de canon werden opgenomen
en welke niet, neen, de synodes hebben gecon
stateerd*
Ze hebben geconstateerd, dat de Heere sprak
in de boeken, die nu in het Oude- en Nieuwe
Testament staan. De synodes hebben erkend, wat
door den Heiligen Geest reeds in het bewustzijn
van de kerk was gewerkt.
En deze erkenning is geschied te Laodicea in
360 en te Hippo Regius in 393. En duidelijk is
toen ook gebleken, welke een diep en fundamen
teel verschil er bestaat tusschen de geschriften,
die we nu kennen als goddelijke geschriften en
de geschriften .van apostolische vaders en an
deren.
Zoo verstaan we ook dogmatisch, waarom de
brief van Clemens aan de Corinthiërs niet in de
canon is opgenomen.
Hoewel hij ons veel kan leeren, zoo merkt een
ieder, die dezen brief leest, dat we niet meer staan
op den vasten bodem der Schrift, maar op
moeras-achtigen veengrond.
DE KERKELIJKE EENHEID.
Wie personen van zaken weet te onderschei
den, zal het mij niet euvel duiden, dat ik een
stuk aanhaal waarin mijn naam meer dan eens
genoemd wordt. Door deze overname wil
ik laten zien met feiten, dat er bij Her
vormde broeders een mentaliteit wordende is,
die me hoopvol stemt voor een eventueele een
heid van diegenen, die willen buigen voor Gods
Woord en de belijdenis.
Het stuk van Ds Dippel heeft me zeer ver
blijd en ik meen, dat hier zeer zeker een uitgangs
punt ligt voor een verdere actie.
Ds Dippel schrijft in 't Hervormde Kerkblad
In aansluiting bij het artikel van collega Sickesz
te Rilland-Bath over de oecumenische beweging,
wil ik eenige opmerkingen maken over het stre
ven naar kerkelijke eenheid in Nederland. Het
is algemeen bekend dat in geen land ter wereld
de kerkelijke gedeeldheid zoo groot is als in het
land van de vrije Nederlanders, die juist in een
kerkelijke cultuursfeer hun individueels religieuse
levenshouding en levensbeschouwing tot mar
kante uitdrukking hebben gebracht. De gedeeld
heid hangt dus wel samen met cultuur-historie
en volkskarakter, terwijl niet minder het Gere
formeerd karakter van de Hervorming er toe
meewerkte, dat de religie hier werd beleefd als
een zaak van streng persoonlijke overtuiging.
Men zal met deze feitelijkheid geduct moeten
rekenen, wanneer het oecumenisch streven naar
eenheid practische wegen inslaat. Wie hier iets
zou willen forceeren of afdwingen, doet meer
schade aan de zaak der kerkelijke eenheid dan
goed.
Wel algemeen wordt tegenwoordig gevoeld en
beleden, dat de kerkelijke gedeeldheid een kruis
is, dat de Kerk draagt vanwege haar zonde. Kon
men voorheen zich gemakkelijk als ideaal stellen,
dat een afzonderlijke kerkformatie slechts had te
denken aan zich zelve, in dezen zin, dat ze in
haar inrichting, prediking, belijdenis, levensuiting
er naar moest staan een zoo zuiver mogelijke
openbaring te zijn van het lichaam van Christus
thans beseft men, dat dit kerkelijk individua
lisme allerminst in overeenstemming is te brengen
met de grootsche conceptie, die de apostel Pau
lus in zijn brief aan de Efeziërs van de Kerk des
Heeren geeft. Hier helpt het niet, dat men een
geestelijk onderscheid maakt tusschen Kerk en
kerken, erkennend, dat de laatste slechts men-
schelijk gebrekkige verschijningen zijn van de
eerste. Hier moet worden erkend, dat het zich
afsluiten en opsluiten in eigen afdeeling groote
geestelijke gevaren meebrengt voor de afdeeling
zelf en de waarachtige gemeenschap der geloovi-
gen verscheurt.
Er is al veel gewonnen, wanneer men ronduit
erkent, broeders en zusters te kennen in andere
kerken dan in de eigene. Het mag ook worden
geboekt als een voordeel van onzen zwaren tijd,
dat deze erkenning toeneemt. Ds Oussoren geeft
er op een sympathieke wijze uitdrukking aan in
de Zeeuwsche Kerkbode van 18 October. Dat
juist van deze zijde de kerkelijke verdeeldheid
van Gereformeerde belijders wordt betreurd, is
een eerste stap in de goede richting. Wel moet
mij van 't hart, dat. Calvijn stellig eerder van de
gemeente van Christus of van geloovigen zou
hebben gesproken dan van „Gereformeerden".
De Gereformeerde Calvijn was ontzaglijk ruim
als het ging om de eenheid der kerk. De oecume
nische geest leefde in de Hervormingstijd veel
sterker in de Gereformeerde dan in de Luther-
sche kerk. Calvijn heeft geworsteld om ook den
band der eenheid met de Lutherschen te behou
den.
Van groote beteekenis lijkt mij echter de prac
tische raad die collega Oussoren geeft. Hij is
evenals ik bang voor maakwerk, dat de princi-
pieele verschillen zou miskennen en de zonden
der kerken zou verbloemen. Rechte eenheid kan
er alleen komen als elke kerk eigen zonde erkent
en in Gods genade kracht uitroeit. Hier moet
ook kerkelijk het woord van Christus worden
toegepast, dat men eerst de splinter uit eigen oog
wegdoet, voor men aan de balk in 't oog van
den broeder toekomt. Mij dunkt, dat hier een
kerkelijke zonde van ons allen openbaar wordt.
Wij zijn allen te veel met de ondeugden van
anderen bezig geweest. Dit erkennen van eigen
zonde, houdt in, dat men ook niet het pro
bleem der gedeeldheid kan oplossen door de
simpele stelling de anderen moeten weer terug-
keeren tot de oude kerk, i.e. de Ned. Hervormde,
JEZUS EN DE STAATSMACHT.
I.
God en Keizer.
„Geeft dan den Keizer, dat des Keizers is en
Gode, dat Gods is" (Mare. 12:17). Er zijn
weinige woorden, die onder menschen tot zoo
veel geschil en oneenigheid aanleiding hebben
gegeven als dit schijnbaar raadselachtige woord
van Jezus. Het lijkt een schier ondoordringbare
raadselspreuk, als we kennis nemen van de vele
hopeloos verdeelde en tegenstrijdige verklarin
gen. De tegenstrijdigheid daarin is waarlijk om
te wanhopen. Zij is eenerzijds bewijs hoezeer de
menschen geworsteld hebben om dit woord te
verstaan. Anderzijds getuigt ze, hoe moeilijk het
is om in deze wereld tegelijk de eenvoud en de
diepte van een Evangeliewoord te begrijpen. Om
deze spreuk is zelfs bloed gevloeid. Men heeft
geweld gebruikt met een beroep op dit woord.
Toen Karei V Maagdenburg belegerde, zongen
de Protestantsche soldaten binnen hare muren
Dem Kaiser wollen wir geben
jetzt und zu aller Frist
was ihm gebühret eben
und nit, was Gottes ist.
Honderd jaar later beriepen Cromwell en Karei
I zich op deze spreuk van Jezus als heftige tegen
standers. Karei I voor zijn absolutisme, Crom
well voor zijn recht tot verzet. Steunend op deze
spreuk liet hij Karei I ter dood brengen. Wie
had gelijk Wie gaf de juiste exegese De
eeuwen door heeft men geworsteld om de betee
kenis van dit woord te doorgronden. Merkwaar
dig' zijn de woorden, die de Noorsche dichter
H. Ibsen in zijn drama „Keizer en Galileër" aan
Keizer Julianus in den mond geeft. Na de ineen
storting van zijn cultuurkamp tegen het Christen
dom zegt Julianus tot zijn vriend en wijsgeer
Maximos „Keizer en Galileër Hoe het tegen
strijdige te vereenigen
Ja, deze Jezus Christus is de grootste oproer
maker, die ooit geleefd heeft. Wat was Brutus
wat was Cassius bij hem vergeleken
Zij vermoordden slechts den eenen Julius Cae
sar maar Hij vermoordt Caesar en Augustus in
elk opzicht. Of kan men aan een vergelijk tus
schen Keizer en Galileër denken Is er plaats op
aarde voor beide te samen En hij leeft op aar
de, Maximos de Galileër leeft zeg ik, ook al
verbeelden de Joden en Romeinen zich nog zoo
serieus, dat ze hem gedood hebben.
Hij leeft in den weerspannigen geest der men
schen. Hij leeft in hun verzet en spot tegenover
alle zichtbare macht. Nimmer heeft een men-
schenmond een zoo arglistig woord uitgesproken
als ditGeeft den keizer... Wat zit daar achter 7
Wat en hoeveel komt den keizer toe
Dit woord is als een knots, die den keizer de
kroon van het hoofd slaat."
Hier wordt het woord van Jezus over den
Keizer ontmaskerd als een bedekte aanslag op
den Keizer, voorgesteld als een sluw diplomaten-
manoeuvre. Sommige moderne exegeten zien de
spreuk heel wat onschuldiger en geven zelfs een
heele tamme verklaring.