FEUILLETON.
DIE UW LEVEN
I VERLOST
OFFICIEELE BERICHTEN.
tijds haar grootmoeder, en naamgenoot, eveneens
gedaan.
Vol was de stadskerk geweest. Zenuwachtig
de oude dominee, toen hij de schare zag. En had,
in zijn verbouwereerdheid, naar een verkeerd
kerkformulier gegrependat van den doop, in
plaats van dat van het huwelijk. Schrik onder
de saamgestroomde menigte. Beduusdheid hoe
dat af zou loopen De eentonige oude stem
had het formulier opgelezen. Niemand dorst in
grijpen Maar toen oude dominee gekomen
was aan die zinsnede „en alhoewel onze jonge
kinderen deze dingen niet verstaan", toen had de
algemeene zenuwachtigheid zich geuit in één snik,
die uit de gansche kerk opgestegen was. Ouwe
heer, nu glad verbijsterd, had opgekeken zijn
vergissing bemerkt en in Olympische kalmte
geëxpectoreerd„We zouden ook een ander
formulier kunnen nemen".
Vier ouderlingen gaan een dominee „hooren".
DesZondagsmorgens ontbreekt één aan 't ont
bijt in de gelagkamer van 't dorpshotel. Meester
gaat op kondschap uit, klopt aan Oolbekkinks
slaapkamerdeur. „Joa werd er, ietwat kregelig,
en kortaf, geroepen, van binnen uit de kamer.
Meester trad binnen. En zag ja wat was
dat Eerst begreep hij niets ervan stond glad
beduusd, in de open deur. Oolbekkink zat vóór
de waschtafel, waarop de leege lampetkan. De
witte handdoek had hij zich als servet voorge
bonden. Hij zat er, als wachtte hij ergens op.
Maar waarop Toen Meester hem aansprak:
„Oolbekkink, kom je haast beneden gaf Ool
bekkink ten antwoord, vrij kort aangebonden
„woar blif den pap
En toen doorschouwde Meester de heele toe
dracht onze Gelderschman had de lampetkom
aangezien voor den dubbelganger van zijn vrouws
papschotelen wachtte maar steeds op zijn ge
wone morgengerecht."
A. B. W. M. KOK.
HOOGESCHOOL EN WETENSCHAP.
De „School der Kerken", die thans den naam
Hoogeschool mag dragen heeft niet alleen voor
de Kerken onschatbare beteekenis gehad doch in
haar historie van bijna 86 jaren ook rijke vruch
ten gedragen voor de ontwikkeling en verdedi
ging van de Gereformeerde theologie.
Evenals de Afscheiding, zooals in de herden
kingssamenkomst van deze reformatie in October
1934 Prof. Grosheide op klare wijze heeft be
toogd, voor de Gereformeerde theologie reddend
en reformeerend heeft gearbeid, is ook het werk
van onze Hoogeschool, een kind der Afscheiding,
voor deze wetenschap bewarend en hervormend
geweest, en deze vrucht van haar veelvuldige
activiteit is waarlijk niet de minste.
Zeker, en dit mogen we niet vergeten, het
hoofddoel van de „School der Kerken" ligt, zoo
als ook het Opleidingsreglement duidelijk zegt,
in de opleiding tot den Dienst des Woords.
Haar eeretaak is, dat zij de Kerken mag dienen
door de vorming van aanstaande predikers van
het Evangelie van Christus, doch zij kan dit al
leen door de wetenschappelijke beoefening van
de theologie, en door het onderwijs in de ge
openbaarde kennisse Gods, die ons in de Schrift
gegeven is.
Op dit terrein heeft de Theologische Hooge
school door Gods genade lichtdraagster mogen
zijn en ligt nog haar taak en beteekenis.
Laat ik van die beteekenis iets mogen zeggen.
Ik ga dan terug tot het jaar 1854.
Dan geeft in het theologisch Nederland waar
lijk niet de Gereformeerde confessie den toon
aan. Dan is op onzen classieken bodem niet het
Calvinisme overheerschend. In Leiden zit het
Modernisme op den troon, en doceert Scholten
zijn monistisch determinisme. In Utrecht, waar
eerst later de orthodoxie haar verdedigers zou
vinden in mannen als Doedes en Van Oosterzee,
bekoort Opzoomer de geesten. In Groningen
wordt de leer van Hofstede de Groot en Pareau
als het Evangelie der bevrijding geleeraard, en
voor het Calvinisme is er zelfs geen plaats. De
officieele theologie rekent er niet mee. De ge
leerde wereld spot er mee, en een wetenschappe
lijke beoefening van de theologie op de basis van
de Gereformeerde belijdenisschriften acht men
een dwaasheid. En zeker, er is in Nederland nog
wel een volk, dat den Heere vreest en Zijn
Woord liefheeft. Er zijn nog tal van mannen,
die de belijdenis der vaderen met kracht verdedi
gen. Da Costa herinnert met ernst aan de waar
heid der eeuwige verkiezing, Groen van Prin-
B. HENGELAAR
22)
Ze woeldewoelde maar. Haar woelzieke
geest was voortdurend bezig met hetgeen dezen
avond was voorgevallen. Ze zag haar arme Frits
die een nederlaag had geleden. Ze zag hem wor
stelen en vechten vechten tegen een brute
overmacht, maar hijhij bleek er niet tegen
opgewassenhij dolf het onderspithij
bezweek.
Ze zagScholtensdie overwon
Ze zag grijnzende troniesóm hen een snip-
perregen.
Overmoesliep Elly eindelijk in
Frits Kooijmans, dien avond, zat in 't boven
kamertjetroostte zich aan z'n gedichten
bundeltje en las
„Zoo moeten wij door bittre jaren zwerven,
het is altijd een strijd en een ontbreken
alles in ons beweegt zich als een vloed
en somtijds zinkt het weg, alsof wij sterven
sterer komt op voor de reformatie van de Kerk,
maar men weet hoe groot in den Réveilkring
de verdeeldheid was, en dat van het Reveil, hoe
rijk ook gezegend, weinig of geen kracht is uit
gegaan voor de herleving van het Gereformeerde
beginsel. En wat buiten den kring der Afgeschei
denen aan het Evangelie van Christus vasthield
werd voor het grootste gedeelte meegetrokken
door de bekorende Vermittlungstheologie en
door den steeds winnenden invloed van Alexan
der Vinet, den geestelijken vader van de ethi
sche richting.
Zoo stond het zes en tachtig jaren geleden.
Het scheen, of de oude Gereformeerde theo
logie had uitgediend.
Men had haar, zoo meende men, in een praal
graf bijgezet, en de graven van haar profeten
wilde men met liberale welwillendheid graag
bouwen.
Maar voor haar een plaats inruimendat
was belachelijk en onmogelijk.
En ziet nu, in dien tijd van verachting en ver
guizing heeft onze trouwe God, Die altijd Zijn
verbond gedenkt, onze vaderen in het hart ge
geven om neen niet alleen de reformatie der Kerk
ter hand te nemen, en niet slechts het zuivere
Evangelie te verkondigen, maar om ook te zor
gen voor de opleiding tot den Dienst des Woords
en voor de beoefening der theologie naar Gere
formeerde belijdenis. Dat is een daad van moed,
van geloofsmoed geweest. En wel begon men
niet in bittere armoede. Onze vaderen bezaten
den rijken schat van l^et verleden. Zij konden
voortbouwen op den grootschen arbeid van de
vorige eeuwen. Men had slechts de roeping om
die oude theologie weer uit de schuilhoeken uit
te dragen en in het volle licht te plaatsen, maar
dit te doen vereischte sterke geloofskracht, en
heilige liefde voor de Gereformeerde belijdenis.
En die beide werden bij onze vaderen gevonden.
In den naam Gods hebben zij de vaandelen op
geheven, en temidden van een liberale wereld,
die minachtend uit de hoogte neerzag op een
school, die wilde arbeiden op den bodem der
oude Dordtsche leer, en die geenerlei overeen
komst vertoonde met haar verlichte en beroemde
Universiteiten, zijn zij ook op wetenschappelijk
gebied den strijd begonnen. Ik leg hierop bijzon
der den nadruk.
Neen, ik overschat den aanvang der School
niet.
Wij weten wel, dat het begin heel eenvoudig
en wetenschappelijk-sober was.
Wij gaan niet roemen over hooge en grootsche
dingen, en wij doen niets af van de beteekenis,
die Kuyper gehad heeft voor de herleving der
Gereformeerde wetenschap, maar het feit, dat in
1854 onze School is gesticht tot onderwijs in de
Gereformeerde theologie is voor die theologie
van het grootste gewicht. Toen was er toch in
Nederland één plaats, waar bij het licht der open
baring en bij dat licht alleen gedoceerd en ge
studeerd werd, en waar de theologia sancta be
oefend werd in overeenstemming met de bezielde
belijdenis der Reformatie, en het is te stout ge
sproken, wanneer we in deze gebeurtenis beluis
teren een klokgeklank, dat een nieuwe periode
van herlevend Calvinisme opende
De School is sinds haar opening dit beginsel
getrouw gebleven.
Zij heeft de Kerken en ook de Gereformeerde
theologie met eere gediend.
En zeker, er zijn wat dit punt betreft in haar
historie-boek ook donkere bladzijden er waren
tijden, waarin, zooals Prof, Bouwman schrijft in
Onder veilige hoede (blz. 44), de strooming der
geesten, die waarlijk niet Gereformeerd was, niet
was tegen te houden. Doch wij willen deze blad
zijden hier overslaan en met dankbaarheid ge
denken, wat God in onze Hoogeschool gegeven
heeft voor den bloei der Gereformeerde theolo
gie. Daarbij zien wij de eerste docenten, De Haan,
De Cock, Brummelkamp en Van Velzen in hun
kloeke worsteling tegen een oppermachtigen vij
and ik denk aan mannen als Steketee en Mulder,
die ook hun verdienste voor onze School gehad
hebben ik noem met eerbied de namen van de
hoogleeraren Noordtzij, Bavinck, Wielenga,
Biesterveld, Lindeboom, die ieder op zijn terrein
de Gereformeerde wetenschap met groote liefde
hebben gediend, en wij denken met dankbaarheid
aan den arbeid van Bouwman, Hoekstra en Ho
nig, om van mijne tegenwoordige collega's maar
niet te spreken.
Nu zwijg ik nog over de leerlingen.
Ik zou dan niet weten waar te beginnen en
waar te eindigen.
Want door hun arbeid heeft het licht naar
alle zijden, zich verspreid en ook over elk terrein
van het leven. En Gode zij dank, het straalt nü
HOOFDSTUK XIV.
Een half jaar later
Weggedoken in de zachte intimiteit van crème
kleurige crapeau zat vader Goudoever op den
eersten Kerstdag in de prettige verwarmde voor
suite, keek z'n kranten eens door.
Uit de kerk waren z'n vrouw en Anneke even
aangeloopen bij mevrouw Hoogland, om het kor
date dametje te inviteeren voor de tweede Kerst-
dagavondvisite.
Zelf had hij even nog gepraat met z'n kluft-
broeder, ouderling Kloosterhuis, een dringende
zaak besproken, die geen uitstel gedoogde, dan
was hij haastig naar huis gestapt, in afwachting,
dat z'n vrouw en kinderen kwamen opdagen.
Goudoever wilde lezen, schoof zich behagelijk in
de zachtebreede crapeau.
Morgentweede Kerstdag, zou er van
kranten en boekenlezen niet veel komen. De
Goudoever's waren gastvrij, stelden hun woning
open voor een breede kring van vrienden en ken
nissen. De huisgenooten met de kameraadjes en
vriendinnen vulden reeds een halve salon.
Daar kwam bijAnneke ging na de Kerstdagen
voor een paar weken naar Breda, zou 'n poosje
logeeren bij de familie Eggink.
Ze zou dus morgen vriendinnen ontvangen, die
kwamen afscheid nemen.
Goudoevers oogen zochten gretig het hoofd
artikel van zijn antirevolutionair dagblad, maar
't lezen wilde niet vlotten.
De krant zakte plots naar beneden en Goud
oever gleed dieper weg in z'n crapeau.
Dan gaf hij aan z'n gedachten de vrije teugel.
nog. Nog mag de Hoogeschool lichtdraagster zijn
van de waarheid Gods en met de Theol. Fac.
der V. U. werkt zij samen om deze waarheid
Gods te onderzoeken en te verdedigen en de Ge
reformeerde theologie tot nog rijker ontwikkeling
te brengen. Deze taak nu is ook thans verre van
gemakkelijk. Wel zijn de tijden veranderd, en
gaf God ons op verrassende wijze ruimte en vrij
heid. De Gereformeerde wetenschap heeft een
eigen plaats ontvangen in ons vaderland, en ook
de Theologie is uit haar vernedering opgestaan.
Maar de worsteling is niet minder zwaar. Aller
lei vijanden omringen ons en voeren een feilen
strijd tegen de wetenschap, die zich grondt op de
waarheid Gods en op haar alleen. Daarom is de
taak der Hoogeschool op elk gebied van de theo
logische wetenschap zwaar en moeilijk, en ook
om deze reden vraagt zij het gebed, het meeleven,
den milden steun van al onze Kerken.
Tot dien steun verplicht haar historie.
Tot dien steun roept het heden met zijn ge
weldige conflicten.
Tot dien steun moet ons dringen de weldadig
heid van Hem, Die ons deze inrichting gaf voor
Zijn Kerk en voor de beoefening der theologische
wetenschap.
K. DIJK.
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT,
89. Ter gedachtenis.
Onze Bijbel, Gods Woord, is toch zulk een
onuitsprekelijk rijke bron van vertroosting. Dat
bemerken we eigenlijk pas goed in dagen van
druk en donkerheid, van benauwdheid en angst.
Wat een zegen, dat we dan de Heilige Schrift
hebben. Voor ons gebeuren er nieuwe dingen,
schrikwekkende dingen, waarop we niet gerekend
hadden, die ons met bange zorg vervullen. Maar
voor onzen God is er niets nieuws onder de zon:
„eer iets van ons begon te leven, was alles in
Zijn boek geschreven".
En nu is dit het mooie, het heerlijke in deze
donkerheden reeds eeuwen te voren heeft de
Heere ons laten waarschuwen niet alleen, maar
ons ook de middelen tot vertroosting aangewe
zen. Niet bij de menschen, doch bij Hem is raad
en troost, ook en vooral voor benauwde gezin
nen, voor ouders en kinderen. Alles verandert,
maar Hij blijft dezelfde. Niets kan hier zijn stand
behouden, maar bij Hem is geen verandering en
geen schaduw van omkeering. Dat geeft steun
en sterkte en vastigheid aan ons wankelbaar ge
moed en dat geeft rust aan het bevende hart van
allen, die tot Hem de toevlucht nemen tot Zijn
genade in Christus.
Wat we in deze dagen van droefheid en soms
troosteloosheid meer moeten doen Letten op de
gedenksteenen, die God in Zijn wijsheid en gunst
heeft doen oprichten. Gedenksteenen van Zijn
trouw en hulp in ons persoonlijk leven, in ons
gezinsleven, in ons kerkelijk en staatkundig leven,
in het leven van Zijn volk in oude dagen.
Daarbij zijn we op Schriftuurlijke grondslag.
God zelf laat er ons menigmaal toe opwekken in
Zijn Woord. Lees het maar o.a. in Jozua 4 vers
7 „Zoo zullen deze steenen den kinderen Is
raels ter gedachtenis zijn tot in eeuwigheid".
Ge kent de geschiedenis. Twaalf mannen moes
ten na de overtocht door de Jordaan twaalf stee
nen uit het midden der rivier opnemen en op de
oever in het nachtleger opstapelen, ter gedach
tenis aan de groote daden des Heeren, tot hulp
en tot redding van Zijn volk. Opdat het nage
slacht daardoor een blijvende herinnering zou
hebben aan Gods machtige hulp. „Midden uit
de Jordaan." Van de plaats, waar het gevaar en
de zorg wel het grootst moesten zijn, uit die
diepte moesten de steenen worden genomen. Ter
gedachtenis Zeg dat aan uw kinderen en kinds
kinderen, vele malen, telkens weer, want dat zal
noodig zijn en van pas komen, de eeuwen door
Zoo geeft God het bevel aan Jozua en aan Is
raels volk.
Och, hadden ze maar meer daarbij geleefd
Hadden ze er maar veel keeren meer op gewezen.
Het zou dat volk dichter bij den Heere gebracht
hebben meer troost hebben doen genieten min
der hebben doen wegzinken in angst en zorg
en nood.
Neen, die steenen konden later geen hulp
brengen. Maar het opzien van die steenen naar
Boven, naar den Machtige Jacobs, dat voerde
naar de bron van alle zegen en troost. Zelfs
wanneer ontzettend veel tot afbraak kwam en
allerlei steunsels ontvielen en alle uitzicht op
beter werd benomen, dan kon de blik naar bo-
Hij zat weer in den morgendienst en de ernstige
woorden van den predikant doken plots op in
z'n mijmerende gepeinzen, de woorden van do
minee Breedeveld herkregen voor hem in dit
oogenblik weer hun onwankelbare realiteit.
Goudoever stond op, nam een bijbeltje en las
de bekende woorden „En er waren herders in
diezelfde landstreek, zich houdende in het veld,
en hielden de nachtwacht over hunne kudde. En
ziet, een Engel des Heeren stond bij hen en de
heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij
vreesden met groote vreeze. En de Engel zeide
tot hen „Vreest niet, want ziet, ik verkondig U
groote blijdschap, die al den volke wezen zal,
namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker,
welke is Christus de Heere in de stad Davids".
De predicatie had hem diep ontroerd.
Kwam het, omdat in dezen tijd bijna alles wan
kelde en dreigde onder te gaan schier niets
meer houvast bood
Kwam het, omdat nu, in deze felle wereldcrisis,
die allerwege zich deed gelden, de wezenlijke
onmacht van den trotschen mensch aan het licht
trad
Gelukkig in die wereld die maar niet tot rust
kon komen, in die samenleving, waarin de
menschheid hunkerde naar vervulling van stoffe-
lijken en geestelijken nood, daar stond ook nu
nog in ongerepte majesteit de gestalte van den
grooten heilaanbrengerJezus Christus het
Licht der wereld, en van Zijn lippen klonk ook
thans in ongehouden zondaarsliefde Ik ben de
weg, de waarheid en het leven
Zalig hij, die heilbegeerig luisterde naar Zijn
stem, die z'n geluk van Hém verwachtte, die blij
ven, van die steenen opwaarts, onzegbaar veel
rust en vertrouwen en zegen brengen.
Zeg dat tot uzelf en tot elkander, vaders en
moeders in zorgen en zeg het tot uw kinderen
en kindskinderen. En vertroost elkander met het
oog op de vele gedenkteekens in de Schrift en
in uw leven, door van die teekens op te zien
naar Hem, Die hulp verschaft in nood. Verlaat
Hem niet, maar vertrouw u aan Hem toe, die in
Christus uw genadige Vader wil zijn.
Van W. te W.
KORTE NOTULEN van de vergadering
der Classis Middelburg, gehouden op
Woensdag 13 November 1940.
I.3. Namens de roepende kerk van West-
kapelle opent Ds J. E. Visser op de gebruikelijke
wijze. De kerk van Serooskerke ziet de creden-
tiebrieven na. Alle kerken zijn wettig vertegen
woordigd. Het Moderamen neemt zitting Ds G.
Smeenk, Praeses Ds Ds H. Scholing, 1ste Scri
ba Ds A. H. Oussoren, AssessorDs K. J.
Kraan, 2e Scriba.
4. De notulen van de vorige Classisvergade-
ring worden gelezen en na een kleine wijziging
vastgesteld.
5. Ingekomen Stukken Aan Cand. M. N. de
Wolf wordt verlenging van preek-consent ver
leend.
6. Rapporten. Ds Oussoren deelt mede, dat
er nog geen beslissing is genomen inzake de be
steding der Zendingsgelden. Deze moeten op de
gewone wijze worden afgedragen. Ds Vreugden-
hil citeert belangrijke besluiten der in de laatste
10 jaren gehouden Classisvergaderingen. Een
Commissie zal een besluiten-boek samenstellen
en tevens voorstellen concipiëren ter aanvulling
en uitbreiding der classicale regelingen.
De begrooting der Classis voor 1940 wordt
vastgesteld op een bedrag van 1000.
7. Instructie. De kerk van Middelburg ont
vangt advies inzake een tuchtgeval.
Aan de vraag van Domburg en Westkapelle
inzake hulpdiensten zal worden voldaan.
8. Verschillende benoemingen worden gedaan.
9. Rondvraag naar art. 41 D.K.O. De molest-
verzekering wordt in de vrijheid der kerken ge
laten.
10. Ds Smeenk leest voor een concept-getui
genis, dat tot alle onkerkelijke inwoners van ons
eiland zal worden gericht. Met groote waardee
ring wordt het ongewijzigd vastgesteld.
IIAls roepende kerk voor de volgende
Classis-vergadering wordt aangewezen de kerk
van Domburg. Als Moderamen Ds J. W. Smitt,
Praeses Ds A. H. Oussoren, 1ste Scria Ds G.
Smeenk, Assessor Ds H. Scholing, 2e Scriba.
12. Persoonlijke rondvraag wordt gehouden.
13. Sluiting.
Ds K. J. KRAAN, 2e Scriba.
KORTE NOTULEN van de buitengewone
vergadering der Classis Axel, gehouden
te Schoondijke den 12 November 1940.
Art. 1. Namens de kerk van Terneuzen opent
Ds van Houte de vergadering op gebruikelijke
wijze en deelt mede, dat deze vergadering werd
samengeroepen op verzoek van de kerk van Axel
ter verdere behandeling van het voorstel van de
kerken van Axel en Zaamslag inzake de institu-
eering van een kerk te Zoutespui.
Art. 2. De vergadering wordt geconstitueerd.
Alle kerken zijn wettig vertegenwoordigd. Als
moderamen nemen zitting Ds Pijlman, Praeses
Ds van Houte, Scriba Ds Tiemens, Assessor.
Art. 3. De notulen der vorige vergadering
worden gelezen en vastgesteld.
Art. 4. Ingekomen zijn eenige stukken in ver
band met het voorstel van de kerken van Axel
en Zaamslag
a. van br. W. J. de H. e.a.
b. van br. P. J. van D.
c. van br. J. de V.
d. van br. A. de V.
e. van br. F. D. e.a.
van C. de H. e.a., allen te Axel.
Art. 5. Na breede bespreking wordt door de
Classis Axel aan de kerken van Axel en Zaam
slag geadviseerd tot de institueering van een kerk
te Spui over te gaan. Als Commissie van Bijstand
wordt het Moderamen der vergadering aangewe
zen.
Art. 6. Persoonlijke rondvraag.
Art. 7. Op de volgende vergadering zullen als
geloovig lette op Zijn gewisse woorden.
Goudoever sloot z'n bijbel, bleef nog voort
spinnen aan z'n traagzware gepeinzen „Zalig
hij, die in dien Heiland geborgen was voor tijd
en eeuwigheid
Anneke overmorgen naar Breda... 'n vreemde
familie, die hij niet kende, waarmee Anneke had
kennis gemaakt bij oom Piet en tante Ella in
Enschedé. De Egginks hadden een zoon, die stu
deerde aan de V.U. in de rechten die zat nou
voor z'n doctoraalNaar Breda ging z'n An
nekeO, hij hield dol veel van al z'n kin
deren, maar Anneke, daar was hij buitengewoon
trotsch op. Dat kind stond nu altoos klaar voor
iedereen, verleende gaarne hulp, waar deze ge
vraagd werd. Hij zou haar missen, want ze was
het zonnetje in huis. Anneke, z'n spontane meisje
leefde zoo onbaatzuchtig, haar leven was een en
al toewijding en zelfopoffering. En dat nu juist
dat meisje in den jongen die haar meende lief te
hebben, moest worden teleurgesteld, dat nu juist
dat kind, dat zoo echt kon liefhebben, zoo har
telijk vermocht mee te leven in anderer nood en
levensomstandigheden, dat nu zij zooiets smar
telijks moest ondervinden in haar leven, 't Was
al weer lang geleden, maar hij herinnerde 't zich
nog heel goed, hoe z'n oudste meisje uit Enschedé
was thuisgekomen, totaal ontnuchterd, hevig te
leurgesteld in Frits Kooijmans, die de verkeering
zoo onverwacht had verbroken.
Wat had eerst alles mooi geleken Frits een
flinke gereformeerde jongen met een goede po
sitie die vooruitzichten bood.
(Wordt vervolgd)