No* 42 Vrijdag 18 October 1940 54e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS* VAN VERRE EN NABIJ* ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C, HEIJ cn Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W, M. KOK, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN cn W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 of herboren het lied van Mozes en van het Lam en wij zien in den ouden psalm het eeuwig- nieuwe en in het nieuwe gezang het oeroude van het geloof. En in al die psalmen en gezangen schittert de liefde Gods, die geopenbaard is in Christus Jezus. Maar nu moet in de Roode Zee ook veel ver drinken. Alle menschelijke hoogmoed, alle zon dige grootheid, alle onboetvaardigheid, alles wat naar de herhaalde prediking niet wilde luisteren, het moet verdrinken en het zal verdrinken, al behoorde het oorspronkelijk ook bij de kerk. Alles wat den Doop van Christus niet aanvaardt, zal met den verstokten Farao omkomen. Dit is ook één van Gods kristalzuivere bedoelingen, dat in de zee van Zijn gerichten het oude begraven wordt, óók het oude van ons, opdat een nieuw volk eeuwig de cithers bespelen mag. Wij mogen het onszelf wel afvragen Zullen wij als nieuwe menschen uit de bewogenheid van onzen tijd te voorschijn komen Wat den inhoud van het lied betreft, kan ik nu verder kort zijn. Immers, die sluit geheel aan bij wat wij al zagen. Aan de overzijde van de Roode Zee wordt eigenlijk alleen Gods werk bezongen „Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almach tige God Wij, die met de strijdende kerk nog in den tijd leven, zijn telkens zoo geneigd om op de men schelijke werken te letten. In allés, wat gebeurt, zien wij den mensch, Farao met zijn paarden en wagens, wij zien landen en volken, partijen en bewegingen, verwikkelingen en oorlogen. En omdat wij zoo sterk letten op den menschelijken kant, daarom zijn wij beurtelings bedroefd en blij, optimistisch en pessimistisch, toornig en te vreden. Wij vergeten zoo vaak, dat door al het men- schenwerk heen God Zijn arbeid voortzet en dat dit het eenig-belangrijke is. Zagen wij dat maar meer. Of lievergeloofden wij dat maar meer. Dan zou 't nu al gaan zingen in onze onrustige zielen „Groot en wonderlijk zijn Uw werken Ook vandaag Ja, vandaag niet minder dan gis teren Want dit is het wonderlijke en het groote De kerk is op marsch achter het vaandel van Jezus Christus. Er is bij alle beweging van men schen maar één beweging, die niet gesmoord wordt in het zand van de zee, de beweging, waarvoor de gemeente bidt„Uw Koninkrijk kome Dat Koninkrijk komt. Langs een wonderlijken weg een weg, die telkens ligt onder het vuur van Farao. Het komt langs een rechtvaardigen en een waarachtigen weg. Ook persoonlijk willen wij dat vasthouden voor ons en onze kinderenRechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij, Koning der hei ligen. Die Koning der heiligen nu zal er voor zorgen, dat eens alle volken op Zijn groote audiëntie tegenwoordig zullen zijn. HET GEZANG VAN MOZES EN VAN HET LAM. En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams. Openb. 153a. Het gezang van Mozes. Deze naam leidt ons in gedachten terug naar dat uiterst moeilijke mo ment in Israëls geschiedenis, toen het, mensche- lijlc gesproken, niet meer achteruit en niet meer vooruit kon. 't Scheen, alsof ze allen, opgeduwd door Farao's troepen, in de Roode Zee verdrin ken moesten. Het menschenoog zag geen weg om de zee heen. Het menschenverstand ver moedde nog minder een pad door de zee. Men schen mogelijkheden waren heelemaal uitgeput. Maar toen is God gekomen met Zijn mogelijk heid Hij leidde Zijn volk als een kudde door de hand van Mozes en Aaron, dwars door het water. En uit het golvengeklots van de zee werd het lied geboren „Ik zal den Heere zingen, want Hij is hoog verheven In die oude geschiedenis wordt geteekend de situatie van de kerk, zooals wij die telkens weer vinden. En die situatie zal wel bizonder moeilijk zijn, wanneer de zeven fiolen van Gods toorn over de wereld worden uitgegoten. Maar ook dan zal er een pad zijn door alle rampen en nooden heen, het pad, dat Christus zelf voor Zijn gemeente vrij maakt. En ook dan zal uit het golvengeklots van de indrukwekkende ge beurtenissen het lied geboren worden. Want zooals Mozes het Israël leerde zingen, zoo leert Christus het ons zingen. De stof voor dat gezang wordt dus midden in de moeiten verzameld. Ze wordt zelfs verzameld in de geschiedenis van de zeven fiolen. Christus zal ons doen zingen. En zingenstof geven al Gods gerichten zingenstof geeft de oorlog zingenstof geeft tenslotte alle verdrukking, benauwdheid, vervolging, honger, naaktheid, gevaar of zwaard, waarmee de kerk in aanraking kan komen, zelfs al komt die verdrukking van de zijde van Farao of van „het beest". Al wat er nu en straks en in het doodelijkst tijdsgewricht gebeurt, zal stof ge ven voor het lied, dat Jezus Christus Zijn dis cipelen leert. De zangers aan de glazen zee zeggen ons, wat er in dezen ontzaglijken tijd eigenlijk gebeurt Christus leidt Zijn kudde gelijk eens door de hand van Mozes en Aaron. Intusschen zal niemand ontkennen, dat er ook reden is, om een klaaglied te dichten. Als God komt met gerichten, zou er dan niets te klagen zijn Daar is de zonde, die groeit; de verscheurd- zin in kerk en wereld beide de afval, die ons verontrustde vijandschap van Farao, die toch gaat tot het einde. Maar als wij Christus volgen, dan vinden wij tegelijk ons al de stof voor het lied, dat eens zal worden gezongen, heelemaal zuiver aan het eeuwige strand. Wij zouden eenzijdig, ondankbaar, ja onge- loovig zijn, wanneer wij vandaag alleen maar spraken van den donkeren, somberen tijd. Ik weet het wel, alles is benauwend, wanneer wij zijwaarts zien. Maar ook vandaag werkt de •kracht van Christus. Zijn staf heeft het water van de Roode Zee aangeraakt. Zijn voeten gaan ons voor in alle diepten van ellenden. Hij neemt ons mee en zóó gaan wij verder. Dat is de ge schiedenis van eiken dag, ook als het geluid van den donder in het rond is en de bliksem en de wereld verlichten, als de aarde beroerd is en davert. Dan is Zijn weg in de zee en Zijn pad in groote wateren. Wanneer iemand vraagt„Wat gebeurt er tegenwoordig eigenlijk dan zouden wij kunnen antwoorden „De kerk trekt door de Roode Zee van ramp en gericht en Christus gaat haar voor". Bij dien doortocht behoort het lied. Hoeveel menschen hebben juist in den oorlogstijd de schoonheid van de psalmen gezien of zelfs voor het eerst ontdekt In tijden van moeilijken door tocht is het lied altijd nabij. Dan wordt geboren Dan zingen zij, in God verblijd, Aan Hem gewijd, Van 's Heeren wegen. Als dan uw cither, broeder en zuster, maar niet ontbreekt Vlissingen. G. SMEENK. ONZE V.U. EN ONZE ROEPING. Om in 't licht te stellen wat we met boven staande bedoelen, gaan we eenige meedeelingen doen over den financiëelen toestand en zien, welke roeping we daartegenover hebben. Nu we aan het begin van de wintercampagne staan is het noodig, dat we ons daarop bezinnen. Al zal in dezen winter allerlei werk wel niet als anders z'n gewoon verloop kunnen hebben, de arbeid mag toch niet geheel stopgezet worden en met verschillende bezwaren zal moeten worden ge worsteld om die te overwinnen. Onder dat werk verdient ook dat van de propaganda voor de V.U. onze volle aandacht. Uit het V.U. blad van Sept. blijkt, dat de actie tot dekking van het tekort tot \7 Sept. opbracht 45.364,10. Dat wil dus zeggen, dat van het geraamde tekort van 90.000,de helft is bijeengebracht, en dat de andere helft nog ontbreekt. Uit Zeeland kwam voor dat doel 1580,50. Over de contributie werd ons bericht, dat er van 1 Jan.31 Aug. '40 over het heele land een totaalwinst is van 2474,45. Zooals men kan weten zou het totaal bedrag der contributies met 20.000,omhoog moeten gaan om het steeds terugkeeren van tekorten te voorkomen. Ook de actie tot verhooging van de contributies moet dus met alle kracht worden voortgezet. En in onze provincie is dat wel dubbel noodig. Zeeland staat met Noord-Holland en Zuid-Holland- Noord, genoteerd als een ressort waar geen winst was, maar verlies. Hier was een verhooging met 120,25, -maar daarnaast een verlaging van 218,75. In 't geheel dus een verlies van 98,50. Uit een andere statistiek zou af te leiden zijn, dat het nog grooter is. Volgens die statistiek was het totaal bedrag op 1 Sept. '40 in Zeeland 6040,75, en in 1939, 6201,35, dus nu 160,60 minder. Volgens diezelfde statistiek zou echter het totaal der contributie in het heele land ook achteruitgegaan zijn van 136.597,40 op 1 Sept. '39 tot 136.394,52 op 1 Sept. '40, dus met 223,terwijl daarnaast bericht werd, dat er een totale winst was van 2474,45. Wanneer we daarover nadere inlichtingen zullen ontvan gen hebben, hopen we daarvan meedeeling te doen. In elk geval moet ons verontrusten, dat we hier 98,50 achteruitgingen. Daartegenover vermelden we dan als goed bericht, dat het aan tal busjes omhoog ging van 1371 tot 1450. Moet er alzoo gewerkt worden, er werd ook een program van actie in het V.U. blad van Sept. opgenomen, waaruit we hier een en ander willen overnemen. Daarin wordt onderscheiden tusschen de actie voor de contributies en die voor dekking van het tekort. Voor de correspondenten en de plaatselijke comités blijft die voor de contributies, het win nen van nieuwe en verhooging van bestaande contributies. Terwijl van de hoofden voor Vrou wen V.U.-hulp wordt gevraagd om het aantal spaarsters op te voeren tot minstens 30.000, nu is het 26.889, dus al bijna 27.000. Voor dekking van het tekort, moet een bij zondere actie gevoerd, waarin de corresponden ten hier en daar wel mee kunnen werken, maar waarvoor toch bijzonder gevraagd wordt de medewerking van de leden der provinciale comi- té's, van de ringbesturen en van anderen, die zich willen - beschikbaar stellen om bezoeken te brengen aan hen, van wie men meent, dat ze voor een grootere of kleinere gift voor het tekort in aanmerking komen. Zal het tot deze actie komen en zal deze actie vrucht dragen, zoo zal noodig zijn een bijzondere toewijding en een verstaan van de roeping. Hier bij stuiten we toch op bijzondere bezwaren in dezen tijd. Maar deze tijd kan ons ook beter doen verstaan, hoe noodig al dit werk is. Bijzondere zorg is er in dezen tijd voor het dagelijksch levensonderhoud, nu we aan allerlei distributiemaatregelen gebonden zijn. En niemand verzuimt de bepalingen daarover nauwkeurig te bestudeeren, want het is noodig, voor het eerste levensonderhoud zoo goed mogelijk te zorgen. Zijn er dingen, die men ongaarne mist, waarvan men het gemis voelt, de zorg bepaalt zich tot het noodige levensonderhoud. Daarvoor moet men doen wat men kan. Zoo is het ook met de noodzakelijkheid om te zorgen, dat ook de V.U. ontvangt, wat ze voor haar dagelijksch levensonderhoud behoeft. Zon der dat levensonderhoud kunnen wij niet leven, maar kan ook de V.U. niet blijven bestaan en haar arbeid voortzetten. En is die arbeid nu moeilijker omdat er zijn, wier inkomens belangrijk verminderden en som migen alles verloren, des te meer moet dat prik kelen om hen, die nog voor rampen bewaard bleven, te wijzen op de voorrechten, die ze dan genieten en de roeping om daarmee den Heere te dienen voor den arbeid in Zijn Koninkrijk en dan zeker voor een arbeid, die juist nu zoo aller belangrijkst is. Behalve door de meer algemeene bezwaren wordt de propaganda nu ook gedrukt door een bijzonder bezwaar, dat gerezen is door het toe treden van Prof. van Schelven tot Nationaal front. Dat deze daad van Prof. van Schelven in de kringen van de vrienden der V.U. ontroering gewekt heeft, is uit de Pers wel gebleken. Men kan er bezwaar tegen maken, dat deze aange legenheid in de pers ter sprake kwam, anderzijds blijkt daaruit ook de warme belangstelling, die meende niet te mogen zwijgen. Voor ons zelf willen we verklaren, dat we deze daad van Prof. van Schelven onbegrijpelijk vinden, allereerst om het standpunt, dat hij zoo inneemt, en dat ons niet vereenigbaar lijkt met de Gereformeerde beginselen, maar ook, omdat hij, als hoogleeraar aan de V.U., wel moest be grijpen, dat hij daarmee de warmste vrienden van de V.U. zou krenken in een hun heilige overtuiging en een struikelblok op hun weg zou werpen in het blijven steunen van de V.U. En wat de V.U. ook kan missen niet het warme meeleven van het Gereformeerde volk. Daarvan moeten al haar hoogleeraren diep doordrongen zijn. Het zou ons en zeer velen een oor zaak van groote blijdschap zijn, wanneer Prof. van Schelven van dezen weg terugkwam, aller eerst om hem zelf, opdat hij blijve arbeiden in gemeenschap met het Gereformeerde volk, maar dan ook opdat dit struikelblok uit den weg zou geruimd worden. Anderzijds moeten we opmerken, dat het al heel verkeerd zou zijn, wanneer iemand nu zijn bijdrage ging inhouden of weigeren mee te wer ken om voor de V.U. propaganda te voeren. Onderschatten we deze zaak niet, we moeten ons ook wachten voor overdrijving. Prof. van Schelven is niet de heele Vrije Universiteit. En zouden we dan om één hoogleeraar de heele V.U. loslaten Dat het Geref. volk verontrust werd verstaan we, maar dan moet het in z'n on rust niet zenuwachtig worden en daarin ondoor dachte dingen doen. In z'n onrust moet het nuch ter blijven naar het vermaan der H.S. En dan moet het bedenken, dat er collega's zijn, aan wie in de eerste plaats het waken over de V.U. is opgedragen, dat van directeuren, curatoren en den senaat (de gezamenlijke professoren). Het moet afwachten wat deze doen en wanneer het zou moeten oordeelen, dat deze colleges in ge breke bleven te doen wat gedaan moest worden, dan is er gelegenheid voor een uitspraak van de ledenvergadering. Wat voor ons moet vaststaan is dit, dat we de V.U. niet loslaten, maar ook nu,, juist nu vasthouden met al onze kracht. En dan moeten we ook bedenken, dat die kracht allereerst ligt in het biddend vasthouden van deze stichting, die uit het geloof geboren werd. Dan moet er gebed zijn voor den hoog leeraar, van wien we oordeelen, dat hij verkeerd deed, en gebed voor hen, die hier allereerst tot handelen geroepen zijn, en zoo voor de heele Universiteit, opdat ze blijve en een zegen blijve voor land en volk. Een gebed om trouw voor allen, die haar die nen en voor ons zelf, die haar steunen. Als we zoo bidden dan komt ook het werken met alle macht, want dan verstaan we, dat we alleen dan zoo bidden mogen, wanneer we voor haar ook doen wat onze hand vindt om te doen. HEIJ. BEGEERTE NAAR EENHEID. Bij al de ellende van den oorlog, die we iederen dag meer gaan gevoelen en waarvan we wellicht nu nog maar een voorproefje hebben, zijn er toch ook lichtpunten, die we niet onopgemerkt mogen voorbijgaan. We bedoelen niet in de eerste plaats, dat er een verdieping is. Die is inderdaad waar te ne men, als we alleen maar letten op het trouwere opgaan naar Gods huis. Er is bij velen gekomen een grooter besef van afhankelijkheid. Velen, die het bidden verleerd hadden of bij wie het bidden aan het verslappen was, roepen weer tot den God des Verbonds, tot Hem, Die de Onveran derlijke is, de Trouwe, Wiens beloften zijn „Ja en Amen". Het is zoo heerlijk, dat we in deze dagen, waarin we zoovele geruchten hooren en praat van menschen, mogen weten, dat er één Woord is, waar we op aan kunnen, één Woord, dat volkomen betrouwbaar is, vol beloften, die nooit gebroken worden. En zie, daarop te leu nen, daarop te steunen, wat een voorrecht is dat voor het kind des Heeren. Wat nu ook wisselen of keeren moge, Zijne beloften niet. Maar we hebben in dit artikel niet het oog op het diepere en meerdere gebedsleven bij de kinderen Gods, noch ook op den grooteren trouw, evenmin op de mildere houding van velen, die anders als criticasters voor den dag konden komen, neen, we doelen hier op de allerwegen meer en meer tot openbaring komende begeerte naar eenheid. Nu is het woord eenheid een mode woord. En daarom is het goed, dat we dit mode artikel eens wat nader bekijken. Eenheidsbegeer te was er ook in den keizertijd, vooral van on geveer 150300. De keizers wilden vóór alles een eenheid. Ik denk in dit verband speciaal aan Alexander Severus (222235), die de leuze aan hief één God, één rijk, één keizer. Om dit doel te bereiken haalde hij allerlei vreemde goden in Rome, plukte van elk dier goden de mooiste vee- ren af en deze verzameling noemde hij staats godsdienst. Met andere woorden, deze keizer meende, dat bij alle goden van alle volken wel

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1940 | | pagina 1