FEUILLETON. DIE UW LEVEN I VERLOST AMEN-ZEGGEN IN DE KERK. Van de M.V. Meisjesplicht" ontving ik de volgende vraag „In 1 Kor. 14 16 staat„An derszins indien gij dankzegt met den geest, hoe zal degene, die de plaats eens ongeleerden ver vult, amen zeggen op uwe dankzegging, dewijl hij niet weet, wat gij zegt Waarom zeggen we nu geen amen meer in het algemeen gebruik, als we de geloofsbelijdenis hebben voorgelezen of na het gebed in de kerk Het gaat dus niet over de uitlegging dezer text. Tot het verstaan echter van de vraag wil ik heel kort hier eerst de uitleg geven. In Corinthe spra ken sommigen de tongentaai, de glossolalie. Ze spraken en baden in het publiek in woorden, die voor anderen onverstaanbaar waren. Stel nu zegt Paulus, dat iemand in den geest (at is hier in tongentaai) God prijst, wat gebeurt er dan Dan zijn er heel wat menschen in de kerk, die de gave der tongentaai niet bezitten, die er niets van begrijpen. Ze hooren klanken, maar het is alsof iemand een vreemde taal spreekt. Ze konden evengoed in een kerk gaan zitten, waar iemand in het Javaansch of in het Chineesch bidt. Deze menschen kunnen dus niet amen zeggen op het gebed. Ze kunnen in dat Amen-zeggen niet ver klaren, dat ze het eens zijn met het gesprokene. En Paulus betreurt dit. Hieruit blijkt, dat Amen-zeggen op profetie en dankgebed gewoonte was in Paulus' dagen. In het Oude Testament was het ook gewoonte. Als de ark naar Jeruzalem wordt overgebracht en David den Heere prijst en dan staat er (1 Kron. 16 36): Geloofd zij de Heere de God Is raels van eeuwigheid tot eeuwigheid. En al het volk zeide Amen en loofde den Heere. Meerdere plaatsen zouden kunnen worden aangehaald, om aan te toonen, dat dit gebruik in de kerk van het Oude- en Nieuwe Testament in zwang was. Dit gebruik is opgehouden toen het clericalis- me in de kerk intrede deed (de overheersching van de „geestelijken" over de „leeken"). In de liturgische handelingen werd de gemeente meer en meer teruggedrongen, tenslotte zelfs uitgescha keld. Op het priesterlijke Amen-zeggen kwam het alleen aan. En zoo is het gebruik geworden, dat alleen de priester (en in de kerken der Re formatie alleen de dienaar des Woords) Amen zeide, hetgeen naar juist inzicht de gemeente zeggen moest. Vroeger was het bij het begin der dienst nog gewoonte in de Oude kerk, om het Amen uit te spreken na den priesterlijken zegen. Weldra is dit ook verstomd. Wanneer de kerk weer den moed zal hebben, om dit gebruik van Oud- en Nieuw Testament weer in te voerenwij weten het niet. Maar zeker is, dat het door sommigen zal gezien wor den als „iets nieuws". Al is het ook nog zoo oud. Intusschen vernamen we, dat enkele kerken weer zijn teruggegaan tot dit gebruik der Oude kerk en zij ook dit stuk Roomsche liturgie verdreven hebben. A. H. OUSSOREN. GEEN KERKSTRIJD. II. Gelijk we beloofden maken wij thans de be spreking af van een artikel over „Kerkstrijd" dat in zeker blad heeft gestaan. Ge herinnert u, dat in het bewuste stuk, dat wij gedeeltelijk citeerden, werd beweerd, dat onze Gereformeerde Kerken op een „kerkstrijd" zouden aansturen. Het werd er wel niet uitdruk kelijk bij gezegd met wie wij als kerk dan „strijd" zouden zoeken, maar uit het geheele verband viel duidelijk af te leiden, dat gedoeld werd op een strijd met de hooge Overheid. Natuurlijk is de eerste opwelling bij iederen Gereformeerde dat kan niet. Wij zoeken geen strijd met een Overheid. Nu niet en in de toekomst zullen we dat ook niet doen. Wij mogen dat immers niet God zelf verbiedt het ons. We hebben de Over heden, hoogere en lagere, te eeren. „Vreest God en eert den koning." En als wij geen koning hebben, dan hebben wij te eeren wie in zijn, of haar plaats is gesteld. Alle machten over ons zijn van God over ons gesteld. En wij hebben onderdanig te zijn. Ook als het een macht is die wij zelf liever niet wensch- door I B. HENGELAAR 16) „Ik zouScholtens willen aanbevelen", kwam een barsche stem. „Scholtenswerd er gemompeld „Scholtens „Moet je Westerhuis eens zienfluisterde Jansen den voorzitter in 't oor, „hij is ermee in z'n sas „Zou je niet even willen verdwijnen, Wester huiskwam een stem ironisch. „Ikwaarom deed Westerhuis onnoo- zel. „Nou, je zwager is toch in 't geding „Wat dachten jullie van ten Have kwam een stem, „hij is de nieuwe onderwijzer." „Is nog te kort hier", zei een ander. „Is dat een bezwaar Hij werkt veel onder in- tellectueelen, en die stemmen kunnen we toch niet missen straks bij de kamerverkiezingen „Dat geleerde tuig moeten we toch niet hebben in 't bestuur", merkte Westerhuis sarcastisch op. „Och, waarom nietkwam er iemand, „één er bij kan geen kwaad." „Je kunt er nog van leeren, Westerhuis gooide Jansen hem den bal toe. „We hebben aan jouw geleerdheid genoeg ten. Ja, ook dan. Niet uit oogendienst, maar om] Gods wil. Neen, wij zoeken geen strijd met de Overheid.; Desniettegenstaande kan er toch wel eens „strijd"! komen. Voor honderd jaar werd Ds de Cock| ook in de gevangenis gezet door de Overheid,! en werden de afgescheidenen vervolgd en be-: moeilijkt, hoewel zij zeer onderdanig waren aan; den koning. Zij werden ten onrechte vervolgd.; Hoewel de Heere het over hen bracht en Hij! hun er heel wat mee te zeggen had. Zoo zou het natuurlijk nog kunnen gebeuren,' dat een Overheid ons ten onrechte ging vervol gen. Als dat over ons zou moeten komen, moe ten wij ons daaronder schikken, zonder wraak zuchtige gedachten zelfs. De Heere heeft ons er; ook dan veel mee te zeggen en te leeren. Doch in ieder geval moeten wij handhaven,; dat wij geen strijd zoeken noch gezocht hebben met de Overheid. En als men dat toch meent en van ons zegt, moet dat berusten öf op misver stand öf op laster. Ge herinnert u, dat in het bewuste stuk werd beweerd, dat onze kerken de brandstof voor een „kerkstrijd" reeds opgehoopt hebben, namelijk iri de bekende besluiten van de Amsterdamsche Sy node betreffende enkele beginsels van de N.S.B. Door deze besluiten zoo werd letterlijk ge schreven heeft de kerk zich gesteld voor de brandkast van democratische, politieke partijen, ja heeft zij zich vereenzelvigd met een politieke overtuiging. Dit is de aanklacht tegen onze kerken. De vorige week bezigde 'k het woord „ver-' dachtmaking". Ongetwijfeld een scherp woord: Maar niet te scherp voor zulk geschrijf zoo het bewust en opzettelijk de bedoeling heeft onwaar heid omtrent onze kerken en haar besluiten te verspreiden. Er is echter ook de mogelijkheid van misver-r stand. Een mogelijkheid, welke 'k graag onder stel. Welke ik het liefst onderstel, vooral in ver band met den naam van den Heiland, die ons boven alle schepselen dierbaar is, welke naam zij in hun banier voeren aan den kop van hun blad. Het is zeer wel mogelijk, dat de heeren die het bewuste stuk publiceerden, heusch van gedachte zijn, dat onze kerken „verpolitiekt" zijn. Indien deze onderstelling juist is zullen zij in ieder geval willen luisteren. Ook naar ons willen luisteren. En zullen zij ons en onze kerken recht willen doen in het publiek. Eerst herinner 'k nog eens aan het besluit van de Synode van Leeuwarden, 1920, dat een af keuring bevatte van het lidmaatschap van orga nisaties, die zich op den grondslag van den klassestrijd stelden. Sinds 1920 konden de S.D.A.P.-ers dezelfde soort beschuldiging aan het adres onzer kerken richten, welke thans tegen ons wordt ingebracht: Natuurlijk met de noodige verandering. De S.D.A.P.-ers konden onze kerken beschul digen, dat wij voor de brandkast der anti-demo cratische partijen gingen staan. Het bewuste stuk in zeker blad beweert ni£ dat onze kerken voor de brandkast der démo* cratische partijen gaan staan. Ziet men niet, dat beide beweringen elkaar opheffen Deze eenvoudige toelichting moet toch wel voor iederen buitenstaander, die eerlijk wil oor-t deelen, voldoende zijn om hen tot het inzicht te brengen, dat het niet juist is van onze kerken te beweren, dat wij met democratische partijen ons vereenzelvigd hebben. Niet juist. Achter de bekende besluiten van de Amsterdamsche Synode inzake de N. S. B. moet een ander motief liggen dan het positie kie zen voor een bepaalde politieke overtuiging. Iedere niet-Gereformeerde moet toch zeker toe4 stemmen, dat achter die Amsterdamsche besluiten een andere drijfveer moet zitten dan de meening wij moeten de democratische staatspartijen hel pen in hun politieken strijd tegen totalitaire par tijen. Nu, er liggen ook inderdaad andere drijfvee- ren achter die besluiten. We citeeren uit het rapport inzake ingekomen verzoeken en voorstellen betreffende de N.S.B. en C.D.U., opgenomen in de Acta van de Sy node 1936. Eerst blz. 326. Daar gaat het over de ingekor men verzoeken. Als volgt staat er „Intusschen moet worden opgemerkt, dat kaatste Westerhuis 'm terug. „Houttuin werd er geroepen. „Wie is Houttuin „Een klerk bij de posterijen, 'n voorbeeldige kerel, die flink werkt onder z'n collega's en 'i) goed figuur zou slaan in 't bestuur. Kletsen wat ie kan'n geboren debater „We krijgen al een aardig lijstje", merkte dè voorzitter op. „Zijn er nog meer die in aanmerking komen keek hij het zaaltje rond „Ik zou dan ook no$ iemand willen noemen." Aller blik was plots gericht op den voorzitter. Als hij iemand voorstelde, was het in den re gel een puike. Kooijmans zou ik kunnen aanbevelen." „Kooijmans werd er gemompeld. Westerhuis trok een zuur gezicht. „Kooijmans is een pientere vent", vervolgde- de voorzitter. „Een kranige werker, die weet wat ie wil en z'n beginselen keurig weet te verdedis- gen. Hoe vonden jullie die toespraak van 'm op de vorige samenkomst „Raak en doeltreffend", beaamde de secretaf- ris, „hij zal een goeie aanwinst zijn." „Is dat die vent, die vroeger bij de fijnen hoorde kwam 'n vraag. „Juist, maar praat niet zoo beleedigend van die fijnen", bitste Jansen. „Wij halen toch overa'l onze mannetjes weg, zou 'k zeggen." De voorzitter lichtte weer toe „Kooijmans is een jonge kerel die inderdaad uit volle overtui ging tot onze partij is toegetreden. Dat blijkt uit heel z'n houding." „Bedoelen jullie dus die vent, die met de dochf- de genoemde Synode en Classes (ook) geen oordeel vragen over de bedoelde organisa ties op zichzelfEn ook dat het daarbij niet gaat om de vraag of het bloote lidmaat schap dezer organisaties als zoodanig zelf in onze kerken reden tot tuchtoefening zou kunnen zijn. Er is sprake van, soms zelfs met name genoemde „beginselen" dezer organi saties in verband met een mogelijk meegaan daarmee Even verder blz. 327 „Dit is het dus, waarom gevraagd wordt, en waaraan naar het oordeel Uwer commis sie de Synode zich ook strikt zal hebben te houden, dat de Generale Synode de be doelde organisaties op haar leerstellige en zedelijke beginselen zal toetsen." En dit dan nog met een zeer begrensd doel n.l. „ter bepaling van hetgeen waarvoor de leden onzer kerken zij het min of meer be wustmogen en moeten verantwoorde lijk gesteld worden". Blijkens dit rapport wilde de Synode dus de leerstellige en zedelijke beginselen toetsen en daarover een oordeel uitspreken. Zulks ter be stiering van de ambtelijke voorlichting in onze kerken. De Synode heeft dit rapport aanvaard. Zij heeft dus over het „bloote lidmaatschap" niet willen oordeelen en niet geoordeeld. Zij wilde zich niet met politiek inlaten, maar slechts over leerstellige of wilt ge dogmatische principes haar oordeel uitspreken. En dat ook nog niet in het algemeen. Maar alleen voor het kerkelijk, ambtelijk handelen der ambtsdragers. De Synode heeft dus een duidelijke onder scheiding willen maken tusschen dogmatisch princiep en politieke praktijk van genoemde or ganisatie. We laten natuurlijk de vraag in het midden of zij, en in hoeverre zij er in geslaagd is deze onderscheiding duidelijk en grijpbaar te maken voor iedereen. Dat is een vraag, waar over wij het niet hebben. Het gaat ons om hetgeen de Synode bedoeld en gezegd heeft en ook om wat zij niet bedoeld en niet gezegd heeft. Zij heeft niet bedoeld en niet gezegd, dat zij zich vereenzelvigde met bepaalde politieke par tijen. Om zooveel mogelijk alle misvatting van haar bedoeling in dezen af te snijden, is in het rapport ook deze zinsnede opgenomen, blz. 330 Intusschen zij hier tot recht verstand van onze bedoeling nog in herinnering gebracht, dat het naar ons oordeel voor de Synode niet gaat om de vraag, hoe men zich als leden onzer kerken zou hebben te gedragen, wanneer... ook hier een nationaal socialisti- schen staat zou zijn in het leven geroepen. Dan zou zeker voor de leden onzer kerken ook tegenover zulk een staat als gezagheb- benden regel gelden, wat Christus en zijn _-apost£len, ia overeenkomstige politieke ver houdingen gepredikt hebben, dat men „den keizer zal geven wat des keizers is" en „Gode wat Gods is" (Matth. 22:21); ook dat „alle ziel den machten over haar gesteld zal onderworpen zijn" enz. Wij wijzen de beschuldiging, dat door onze kerken brandstof voor een „kerkstrijd" zou zijn opgehoopt, dus af, neen niet wij, maar de ge drukte Handelingen van de Amsterdamsche Sy node wijzen zelf deze aanklacht af. En zonder hoogmoedige waan in diepen ootmoed en dank durven wij de verzekering neerschrijven, dat de leden onzer kerken tot de beste burgers zullen blijven behooren onder welken staatsvorm God ons ook wil doen leven. Niet omdat de leden onzer kerken zulke „edele menschen" zijn of van Germaansch ras, maar omdat door Gods genade Zijn Woord nog grooten invloed onder ons heeft en ook vruchten draagt in burgerzin en burgerlijke trouw. Brouwershaven. J. MEESTER. ter van Heeterdonk scharrelt „Juist, dat is 'm „Laat die maar scharrelen, zou 'k zeggen. Die is wel safe, want z'n meisje is een reuzenkracht in de jongerenafdeeling. Die kun je gerust accep teeren. Westerhuis keek onrustig met 'n wrevel op z'n gelaat, zei dan met 'n effen gezicht„Vinden jullie nou die Kooijmans niet véél te jong voor bestuurslid De kerel is maar nauwelijks droog achter de ooren. „Ha spotte 'n stem, „hoor hem eens. Wou hij Kooijmans hier even afmaken Neen, manne tje, dat zal je niet lukken „Hij is 'm natuurlijk te intellectueelgrapte de secretaris aan een ander, terwijl hij een nijdi- gen blik wierp naar Westerhuis, die grimmig voor zich keek. Westerhuis had het land, zei dan om maar de aandacht op 'n ander te vestigen ,,'k Heb er ook eentje, die 'k zou willen aanbevelen". „Toe eens", lachten enkele leden schamper. „Delleman „Opzichter Delleman „Jawel 'n kerel, die er zijn durft. Hij heeft zoo onder zijn kornuiten al heel wat leden ge worven. „Maar is de man wel oppassend?" vroeg er een. „Wat blief kwam Westerhuis geprikkeld. „Of hij 'n borrel lust 'k Zou denken van wel. Is hij er minder om Dat brengt het bouwvak eenmaal zoo mee, maar dat hij niet oppassend zou wezen, zijn grove lasterpraatjes, lui. Hij is 'n toffe jongen ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, October 1940. Ook in dezen tijd van gerichten en verschrik kingen brengt God Zijn Raad tot vervulling en zet Hij Zijn werk voort. Hij werkt aan de komst van Zijn hemelsch Koninkrijk. De trouwe God heeft Zijn Kerk niet verlaten, maar zegent haar door den druk van deze tijden. In vele gezinnen is in de laatste dagen het geestelijk leven verdiept en heeft men leeren in zien, dat God vooral in dezen zwaren tijd geen halve en slappe belijders kan gebruiken. Deze tijd dringt tot partijkiezen, tot bewust volgen van den Heiland, ook als de weg gaat over het kaal gebergte of door de dorre wildernis. Ook in Zeeuwsch-Vlaanderen geeft de Heere groei en zegen in het kerkelijke leven. 't Is al weer enkele jaren geleden, dat in het Westen de kerk van Aardenburg geïnstitueerd werd. Het begin was klein, maar geleidelijk breidde de kring van geloovigen zich uit. Elk jaar kunnen de deputaten voor den Evangelisatie- arbeid in Zeeland met groote dankbaarheid rap porteeren, dat het werk gezegend wordt en de kerk groeit. En nu werd kort geleden ook te Breskens tot instelling der ambten overgegaan, nadat de Clas sis op 7 Mei j.l. haar goedkeuring daartoe had gegeven. Wel is de kring van geloovigen nog zeer klein, maar de Classis meende toch, dat ze geen be lemmeringen in den weg mocht leggen. De broe ders spraken met overtuiging en overredings kracht en we moeten ons verblijden, wanneer in dezen tijd een nieuw centrum gevormd wordt. De arbeid kan dan intenser geschieden. Lang zamerhand waren Schoondijke en Breskens los ser van elkander komen te staan, vooral ook door de afzonderlijke kerkdiensten, die te Bres kens werden gehouden. Maar nu is Breskens dan zelfstandig geworden en zijn er twee ouderlingen en één diaken ge kozen. De broeders zijn moedig in het geloof begonnen. Geve God Zijn zegen, opdat ook deze kleine Gereformeerde Kerk mee moge arbeiden aan de komst van Zijn Koninkrijk. De samenkomsten worden voorloopig gehou den in een van de zalen van de fabriek van de firma Van Melle. De directie stelde welwillend deze zaal ter beschikking voor de kerkdiensten, waardoor de broeders en zusters dus geholpen zijn. Kort na de institueering had ik het voorrecht op twee achtereenvolgende Zondagen in den dienst des Woords vóór te gaan. Er heerschte dankbaarheid in dezen kring van geloovigen en met blijdschap heb ik daar gesproken van den eenigen troost in leven en in sterven. Terstond is men immers begonnen met de behandeling van den Catechismus in één der samenkomsten. Zon dag 1 en Zondag 2 werden door mij behandeld, terwijl ook in één der diensten voor 't eerst na de institueering de Heilige Doop werd bediend aan een tweetal kinderen der gemeente. Rijke zegeningen geeft Qod ook in dezen tijd Wij kunnen met moed voorwaats gaan, omdat de Heere ons Zijn belofte gegeven heeft en de overwinning is toegezegd aan het geheiligd volk, dat eenmaal de eerekroon zal dragen. In het Westen van Zeeuwsch-Vlaanderen is de prediking van het zuivere Evangelie zoo broodnoodig. Het modernisme heeft in deze omgeving zoo veel verwoest en zooveel geestelijk leven gedood. Vele hervormde predikanten zijn vrijzinnig en preeken voor stoelen en banken. Veler levens overtuiging is wanneer men maar „braaf" ge leefd heeft, zal alles wel in orde komen. Menschen, die in Zeeuwsch-Vlaanderen vreemdelingen zijn, vergeten menigmaal, dat er in het godsdienstige een groot onderscheid is tusschen het Oosten en het Westen. Bij ons in het Oosten neemt althans uiterlijk de religie een plaats in het leven in. Men gaat trouw naar de kerk. Het kerkgaan is zóó alge meen, dat men zich min of meer isoleert, wan neer dit wordt nagelaten. In onze omgeving moet voortdurend ernstig tegen vormendienst gewaarschuwd worden. Er is zooveel sleur. Meermalen vallen menschen, die hier trouwe kerkgangers waren en uiterlijk met de kerk meeleefden, bitter tegen, wanneer ze naar de groote stad trekken of naar een streek, waar het naar de kerk gaan geen regel is. Zij behoefden nu niet meer om de menschen Het bestuur discussieerde heftig over de nieu we candidaten. Soms heerschte er eenstemmigheid. Vaak ook dacht men over de personen niet gelijk. 't Was reeds laat geworden toen het bestuur met de candidatenlijst was klaar gekomen. De voorzitter las dan duidelijk nog eens de gestelde candidaten voor. Hij noemde ookFrits Kooijmans. Dienzelfden avond wandelden knus keuvelend de beide vriendinnen naar huis. 't Was meisjesvereeniging geweest. „Truuswat was je stil vanavond", kwam Anneke Goudoever onderzoekend. „Wat had je toch Truus Overdiep weifelde, bleef nog zwijgen. „Toe, Truus, vertel me 't maar, waar pieker je over Dan kwam Truus aarzelend ,,'k Heb het nog aan niemand verteld, maarKarei loopt kans dat ie zonder werk raakt, als 't niet gauw wat drukker gaat worden in de zaak." „Och wat zeg je schrok Anneke. ,,'t Is vreeselijk slap bij de Grampel tegenwoor dig, en dan is zijn afdeeling nog altoos vrij goed geweest „Maar 'k heb er z'n moeder heelemaal niet over gehoord, en 'k was juist even bij haar de vorige week. Ze knapt prachtig op, hé." „Toen wist hij het nog niet." „We beleven toch nare tijden", kwam Anneke medelijdend, „wat hoor je veel, dat deze en gene weer ontslagen is of een flinke salarisverminde-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1940 | | pagina 2