ZDUIDDH.
FAMILIE
BERICHTEN
OFFICIEELE BERICHTEN.
UIT DE PERS.
BOEKAANKONDIGING.
PLAATST UWE
IN DE
bidden Gods hulp en troost voor gewonden, ver
minkten en gevangenen. We denken met groote
waardeering aan toegewijden arbeid, door onze
legerpredikanten en reserve-veldpredikers ver
richt. Allen, die nog in militairen dienst zijn, be
velen we in de liefde, de voorbede en de pasto
rale zorg onzer Kerken aan.
Aan onze broeders en zusters in Oost- en
West-Indië en in het buitenland gevoelen we ons
met hartelijke, geestelijke gemeenschap verbon
den, al zijn we thans in meer dan één opzicht van
hen gescheiden.
Spr. wees voorts op de zware taak van de
commissie voor Drachten, niet het minst als zij
ter plaatse arbeidde. Moge in toenemende mate
de goede uitwerking van de Synodale herderlijke
zorg blijken en groeie er een nieuwe generatie,
die de oude grieven begraaft en hartelijke een
heid zoekt in liefde en samenwerking.
Spr. herinnerde voorts aan de gewichtige be
sluiten inzake de tucht over doopleden, het hulp
predikerschap, de zending en evangelisatie, de
Theologische Hoogeschool e.d.
Hij stond voorts stil bij de zware schaduwen,
die over de Synode lagen zoowel van den drei
genden en ontbranden oorlog in ons werelddeel,
in ons land, als van den dood, die rondwaarde
in de eigen gelederen.
Spr. dankte de Kerk van Sneek voor alles wat
zij voor de Synode deed, en noemde de gasthee-
ren en -vrouwen, de plaatselijke predikanten, den
heer Knol, de kosters, den organist, de hulp
vaardige dames.
Ook de Kerk van Utrecht dankte hij doordat
zij de Synode op korten termijn hielp aan ver
gaderruimte en logies en haar in September weer
wil ontvangen.
Hij dankte de praeadviseurs, de deputaten
voor de correspondentie met de Hooge Over
heid, de scribae, den assessor en Dr Ruys.
Voorts zegde hij dank voor de groote gewil
ligheid, waarmee de vergadering zich onder zijn
leiding voegde.
We sluiten aldus spr. thans de Synode
provisioneel.
Bij het tegengaan van een onzekere toekomst
in een tijd vol nood en gevaren is ons vertrou
wen op den Heere, Die Zijn Kerk vergadert,
beschermt en onderhoudt.
Hij doe ons bij Hem schuilen en op Zijn goe
dertierenheid hopen. Dicht bij Hem, blijven we
dicht bij elkander. Moeten we door nacht en
storm, we vreezen niet, daar we weten, dat Hij
voorgaat en leidt en bij ons blijft in der eeuwig
heid.
Hij geve elk onzer kracht naar roeping en,
als het moet, kracht naar kruis. Hij vervulle uit
Christus' volheid al onze nooddruft.
De vergadering der Classis Tholen zal D.V.
11 September 1940 te Bergen op Zoom plaats
hebben.
De kerken worden uitgenoodigd stukken voor
het agendum bij den Scriba in te zenden.
De volgende collectes worden geïnd
Evangelisatie Belgie, Ds Spoelstra. Postr. 159010.
Theol. Fac. V.U., Ds v. Herwijnen, Postr. 271643
Verstrooide Geref. Ned. Indië, Ds Vreugdenhil,
Postrek. 200299.
Arbeid IJsselmeergebied, Ds Ros, Postr. 236134.
Gift voor arbeid in Rijn-Pruisen, Ds Spoelstra,
Postrek. 159010.
Voor de Classis,
Ds. M. ROS, h.t. Scriba.
De datum dezer vergadering is dus verschoven
van 4 tot 11 September 1940.
Fritskwam Karei gemoedelijk, „gebruik
nu eens je verstand en staar je niet blind op het
kapitalisme, dat immers maar een begrip is. Zou
den er tegenwoordig heusch nog kapitalisten zijn?
Wat dacht je En zullen heel veel patroons niet
dolblij en tevreden zijn, indien ze hun zaken in
evenwicht kunnen houden, wanneer het nog
maar zoowat rolt
„Er zijn teveel patroons, die het nooit hadden
moeten worden, maar die eenmaal de kunst ver
staan zorgen wel, dat ze zoo spoedig mogelijk
binnen zijn. Juist die heeren kunnen de crisis heel
goed gebruiken, want ze weten haar prachtig te
benutten. Het ging immers veel te gek. De in
komens der arbeiders stegen veel te snel. Waar
moest dat op uitloopen. Verbeeld je, dat wij ar
beiders ook nog eens 'n goed leventje kregen."
„Hou op met je sarcasme", gebood Karei.
„Zooals je wilt", kalmeerde Frits zich, „ik
overdrijf misschien even, maar je voelt waar we
weer terecht komen als wij onze krachtige vak
organisatie niet in tact houden. Jij moest maar
eens op de keien staan, geen werk meer hebben,
dan zou je wel anders gaan denken. Dan zou je
't socialisme pas begrijpen. Dacht je nu heusch,
dat wij zoo voor de aardigheid wat protesteeren
en agiteeren tegen de huidige maatschappij-inrich
ting Men dwingt ons wij kunnen niet an
ders."
„Ik moet zeggen, dat ik jou absoluut niet meer
begrijp", zei Karei, ,,'k Heb je meermalen ge
waarschuwd, maar je bent nog niet veel veran
derd. Je hebt een wondere kijk op de patroons,
dat moet me toch van 't hart."
„Mogelijk, maar laat ik je nog één ding ver
tellen."
„En dat is
„Geloof me, wij arbeiders, wij ondergeschikten
of hoe we dan ook heetenwij zijn nog veel
te vaak overgeleverd aan de willekeur van den
patroon. Dat maakt ons bestaan zoo wankel, zoo
onzeker. Als mijn patroon mij morgen ontslaat,
dan ben ik weg, dan heb ik niets om me aan
vast te houden, dan sta ik machteloos, dan zit ik
dik in de misère en wie, wie bekommert zich dan
om me Denk daarover nu eens na, en je zult
me beter begrijpen, me billijker beoordeelen,
maar nu smeer ik 'm hallo
Frits was verdwenen
En Karei bleef alleen in de stille knusse inti
miteit van het bovenkamertje, boog zich weer
over papieren en boeken, die open en verspreid
over z'n bureau lagen.
PAARDEN VOOR DES KONINGS
ZEGEWAGEN.
Elke beeldspraak :s gebrekkig, maar toch kun
nen soms onder beeldspraak mooie dingen wor
den gezegd. Zoo hoorde ik eens spreken over
de paarden voor des Konings zegewagen, waar
toe dan gerekend werden het gebed, het persoon
lijk getuigenis, het voorbeeld en de gave.
Wat zit hier veel waars in. Immers, we belij
den dat de Heere naar Zijn vrijmachtig welbe
hagen Zijn Kerk hier op aarde heeft geplant, en
dat die Kerk mede het orgaan mag zijn waar
door de Heere werken wil. Het Koninkrijk der
Hemelen komt maar niet zonder de Kerk en ook
maar niet in de Kerk zonder meer, maar speciaal
ook door de Kerk, die door den Koning geroe
pen wordt om Zijn Evangelie op allerlei wijze
uit te dragen in de wereld, en om door dat Evan
gelie alle terreinen van het leven te doortrekken,
zoodat er tenslotte geen plaatsje op heel de we
reld wezen mag dat nog neutraal terrein genoemd
kan worden.
Nu, de Heere gaat ook in onzen tijd voort op
Zijn heirweg, en we weten door het geloof, dat
alle dingen daaraan dienstbaar zijn, en alle men-
schen en alle omstandigheden. Hij, onze Koning,
regeert Hij, onze Koning, beheerscht de wereld
en leidt haar tot Zijn doel. Daar kan niets in
de wereldhistorie worden gemistdaar is ook
niets overcompleet in maar alles moet mede
werken tot verwerkelijking van het recht van
onzen Koning. En nu moeten wij, menschen, als
levende lidmaten van Christus, daaraan mede
werken.
Hoe kunnen we dat Staan wij menschen niet
ten eenen male machteloos Ja, wel als we op
onszelf staan en het zelf willen doen. Maar niet,
als we aan den Heere verbonden zijn en doen
wat Hij van ons vraagt. Hij is de Werkmeester,
en wij hebben geen inzicht noodig in Zijn werk
stuk. We hebben slechts te doen wat Hij van
ons vraagtenkel te leven uit het gebod, en niet
te vragen naar de uitkomst, die de Heere alleen
in eigen hand houdt en die bij Hem ook veilig is.
Zoo zegt de Heere tot ons Houdt aan in het
gebed. We hebben een gebedsroeping, een ge-
bedstaak. En, Gode zij dank, het valt niet moei
lijk aan die taak, aan die opdracht te beantwoor
den. Immers, het gebed is de ademtocht der ziel,
het behoort bij ons geloofsleven, en ons geloof
uit zich spontaan en als vanzelf in het gebed.
Evengoed als wij vanzelf ademen, en ons dat
heelemaal geen moeite kost als we gezond zijn
en onze organen goed werken, zoo ook komt het
biddend leven als vanzelf, als we maar geestelijk
gezond zijn. Dan gaat het vanzelf. Een biddend
volk is een machtig volk. De opgeheven handen
van Mozes, in wien heel het biddend volk als
tegenwoordig was, overwonnen de talrijke Ame-
lekieten. Het gebed vermag veel. En elk kind
van God mag hier meewerken. De gaven zijn
verschillend, maar het gebed komt zoo uit de
ziel het is de geloofsuiting naar Boven, de om
gang met den Heere, die al Gods kinderen ken
nen. Welnu, het gebed is een der paarden voor
des Konings zegewagen. Zijt gij onbelangrijk in
Gods Koninkrijk Neen, God plaatst U, in Zijn
wijsheid op uw plaats, opdat ge daar door Uw
gebed zoudt meewerken aan de komst van Zijn
Rijk.
Naast het gebed is daar het persoonlijk getui
genis, de persoonlijke belijdenis. Ik gebruik het
woord getuigenis, omdat dit misschien iets ster
ker tot ons spreekt dan 't woord belijdenis. Een
getuige is iemand die iets heeft gehoord of1 ge
zien. Nu, zoo moeten wij in persoonlijk contact
met onzen Koning staan, en getuigen van Hem.
Dat kan door de belijdenis der Kerk, maar dan
moet ge van harte één zijn met die belijdenis,
moet die belijdenis ook uit Uw leven gegrepen
zijn. Onze Koning grijpt het zeer centraal, als
Hij zegtDie Mij belijden zal voor de menschen,
dien zal ook Ik belijden voor Mijn Vader die in
de hemelen is. Ziet ge, dat is iets anders dan
onze belijdenis verdoezelen voor de menschen.
Dat is iets anders dan om er angstwekkend voor
te waken, dat het toch niet aan ons te zien is
dat we christenen zijn. Dat is wat anders dan
alleen christen zijn in de huiskamer, maar niet
op de markt. Maar vraagt ge wie zal dat
kunnen Och, het gaat vanzelf. Ge kunt even
goed aan een appelboom vragen hoe het mogelijk
is, dat die boom appels voortbrengt. Het gaat
vanzelf, naar de wet van dien boom. Nu, zoo
gaat het belijden ook vanzelf. Als ge maar in
levensgemeenschap staat met Uw Koning als
ge maar een levend lidmaat zijt van Hem, en
door oprecht geloof aan Hem verbonden zijt.
Dan gaat het naar de wet des nieuwen, geeste
lijken mensch, en dan is het onmogelijk dat ge
den Naam van Uw Koning niet zoudt belijden.
Uw persoonlijke belijdenishet is een der
paarden voor des Konings zegewagen.
Daar is in de derde plaats Uw voorbeeld. Mag
ik het zóó zeggen Uw wankel. Ook deze is van
de allergrootste beteelcenis. De schoonste belij
denis is waardeloos as deze niet gedekt wordt
door een godzaligen wandel, en heel Uw levens
openbaring naar buiten moet toonen dat ge
Christen zijt. Er mag geen kloof zijn tusschen
leer en leven, tusschen belijdenis en wandel, maar
ieder moet aan onze dagelijksche levensopenba
ring kunnen zien wie we zijn. Is dit dan niet
moeilijk en plaatst ons dit dan niet eiken dag
voor conflicten Zeker, want het goede dat wij
willen, doen we vaak niet, en het kwade dat we
niet willen doen we menigmaal. Maar overigens:
het is onmogelijk, dat zij, die Christus door een
waar geloof zijn ingeplant, niet zouden voort
brengen vruchten der dankbaarheid. Het gaat
vanzelf. Het vloeit alles uit Christus, aan en met
Wien wij verbonden zijn, als lidmaten* met het
Hoofd. De wandelhet is een der paarden
voor des Konings zegewagen.
Daar is veel meer te noemen. Echter alleen
op Uw gave wil ik nog even wijzen. Ook op
Uw stoffelijke gaven. Daarvan is Gods Konink
rijk niet afhankelijk. De Heere heeft niets en nie
mand noodig, als iets behoevende. Maar het is
Zijn vrijmacht dat Hij ook Uw gaven wil ge
bruiken tot de instandhouding en verbreiding van
Zijn Rijk. Gij, die gelooft, zijt van Christus, met
alles wat ge hebt en zijt. Ge zijt ook rentmeester
over het goed Uws Heeren. En ook Uw gaven
zijn een van de paarden voor des Konings zege
wagen.
En zoo gaat onze Koning voort, op Zijn weg,
naar Zijn doel. Hij gaat overwinnend verder.
Zalig hij, die mag meewerken in dit werk des
Heeren. B. A. B.
(Geref. Kerkblad v. Drente en Overijsel.)
Leviticus. Noordtzij. Kok, Kampen.
Een werk, dat eerbied afdwingt. Wat een
studie ligt aan deze vertaling en verklaring ten
achtergrond. Wat een diepere blik ontvangen we
door dit werk in de Godsopenbaring. Als naar
gewoonte door de firma Kok keurig uitgevoerd.
Een mooie aanwinst aan het schoone geheel der
Korte Verklaring.
A. H. OUSSOREN.
VERANTWOORDING van LIEFDEGAVEN.
ZENDING.
Middelburg. Ontvangen collecte gehouden op het
bruiloftsfeest van D. Vos en L. Willeboordse 2.75
uit het busje van Jannie de Schipper 6.12 van
school Gravenstraat een partij zilverpapier. Namens
de Commissie mijn dank.
W. P. WATTEL, Penningmeester.
Middelburg. In de extra collecte werd aangetroffen
een bankbiljet van tien gulden van fam. W. uit Den
Haag, alsmede 2 postzegels van 5 cent. De indertijd
in de extra collecte gevonden vier gouden vijfjes wer
den verrekend tegen een koers van 6.07.
Voor de goede orde wordt ook nog vermeld, dat
destijds (door bemiddeling van Ds Oussoren uit han
den van br. Olthoff) voor de getroffenen werd ont
vangen van Vrouwepolder een bedrag van honderd
gulden.
Voorts werd afgedragen aan de Diaconie 10.38,
zijnde éénderde der zuivere opbrengst van de uitvoe
ring der Zangvereeniging „Soli Deo Gloria".
Brs diakenen zijn voor een en ander zeer erkentelijk
en dankbaar.
F. DAMEN, Kassier Diaconie.
Wagenaarstraat 6. Gironummer 329748.
VEREENIGINGSLEVEN.
KRING WALCHEREN-ZUID.
Vergadering D.V. op Woensdag 21 Augustus,
's avonds 8 uur in de Ho[pleinkerh te Middelburg.
Inl. „De vrouw in de eerste eeuwen der Christelijke
Kerk" door Meliskerke. B. en B. 19e jaarg. no. 12.
Bijdrage door „Meisjesroeping".
Geref. M.V. ,,'t Mosterdzaadje" te Koudekerke, Afd. B
Gel. Bel. „De Overheid", Art. 36 B. en B. 5 Juli
1940 door P. Huisman.
Zending C. Aarnoutse Hd.
Memorisatie M. de Vos.
Vrije bijdrage C. Wielemalcer.
Geref. Meisjesvereeniging „Meisjesroeping"M'burg.
Gel. Bel. Art. 17. „Van de wederoprichting des
gevallen menschen", No. 31 van den 19en jaargang
door Grietje Jobse.
Vad. Gesch. „De tijd van J. de Witt", No. 18 van
den 18en jaargang door Mien Hendrikse.
Bijdrage door Matty Verstraate.
Geref. Jongelingsver. Sola-FidcMiddelburg.
Vergadert eiken Donderdagavond van 8.3010 uur
in de bovenachterzaal van gebouw den Boer,
Lange Giststraat.
Ethiek. Schets 5. „De Christelijke vrijheid", P. Vader.
A.R. Schets 33. „Het recht op twee belangrijke ge
bieden", M. Walraven.
V. „Dr. Lützen Wagenaar", Middelburg.
Zondag 18 Augustus 1940.
Ethiek 6. „Het eerste gebod", vr. H. M. Kingmans.
Varia vr. A. A. v. d. Berge.
damesstem.
Hij hoorde 't al, 't was Catrien.
Ze kwam binnenstormen.
„Karei, of je beneden kwam. Wat doe je hier
toch de heele middag."
,,'k Heb het druk, maar ik kom, Catrien."
,,'k Heb visite gekregen, we repeteeren zeg.
Zing jij nu ook mee. Betty begeleidt."
Catrien verdween, bestudeerde snel het gelaat
van haar broer.
Natuurlijk zou hij komen.
Hij zong graag, hield van muziek.
Karei borg z'n schrijfwerk weg.
Die Catrien toch.
Fijn hoor, dat ze hem een sein gaf.
Karei luisterde.
Orgelmuziek drong tot hem door.
Er ruischten meisjesstemmen.
Godenkel licht
Voor Wiens gezicht
Niets zuiver wordt bevonden
Ziet ons bevlekt
Met schuld bedekt.
Misvormd door duizend zonden.
Der sterren pracht
Is bij Hem nacht.
Hoe hel zij schittren mogen.
En wij, belaan
Met euveldaan
Wat zijn wij in zijn oogen
Fleer Waar dan heen
Tot U alleen.
Uw eigen Zoon
Heeft tot Uw troon
Den weg ons weer ontsloten.
Karei luisterde, luisterde.
Wat was dat mooi
Wat werd dat keurig gezongen.
Wat zongen de meisjes verrukkelijk.
Hij hield van dit lied.
De mooie, krachtige sopraanstem van Truus
Overdiep klonk er bovenuit.
De stem van zijn meisje
Dan ging hij naar beneden.
Er stond een jubel in z'n oogen
(Wordt vervolgd)
Daar lag dan z'n literaire inleiding bijna ge
reedhij had er vanmiddag heerlijk aan kun
nen werken.
Hij voelde voor letterkunde, nam met ambitie
deel aan de leerzame discussies op de kleine club,
waarvan hij 'n goed jaar lid was.
Multatuli was aan de ordehij was er voor
aangewezen volgens rooster, had het onderwerp
gretig aanvaard, was er met enthousiasme aan
begonnen.
Het onderwerp lokte hem wel aan.
Multatuli, de felle rustelooze ijveraar, die den
bekrompen bevooroordeelden Hollander van zijn
slappen naargeestigen tijd had wakker geschud.
Multatuli, de taaie onverschrokken pamper,
die immer agiteerde, protesteerde en den voort-
dommelenden Nederlander van de vorige eeuw
uit z'n rustige rust had doen opschrikken. Zoo'n
figuur werkte suggestief, maar al schrijvend en
peinzend begreep Karei, dat hij zich door den
held van z'n verhaal niet mocht laten meesleepen,
want Multatuli mocht dan duizendmaal een fijne
taalvirtuoos zijn geweest, over een rijke dichter
lijke verbeelding hebben beschikt, een voorname
artistieke vorm tot z'n dienst hebben gehad
hij was en bleef de oproerige revolutionair, de
oppervlakkige, sarcastische, profane geest, die
op z'n tijdgenooten een verderfelijken invloed
had uitgeoefend, die nog, in dezen tijd gevaar
opleverde voor jonge argelooze menschen, die
met hem dweepten, hem gretig lazen, zijn woor
den begeerig indronken
En Karei herlas wat de Chr. Encyclopaedie er
van zei„Multatuli's attractie heeft gelegen in
zijn „Ik zaai ongeloof" en daarmee won hij allen
die het voor de rust van hun gemoed noodig
hebben alles wat over God en eeuwigheid wordt
gezegd, als een dwaasheid te beschouwen
Ja, Frits had wel gelijk gehad toen hij zeidat
Multatuli voor alles revolutionair was geweest.
Karei herinnerde zich ook, hoe Frits zich vroe
ger op de J. V. over dezen „revolutionair" eens
had uitgelaten ,,'n prachtkerel, wel geen chris
ten en vaak een beetje opstandig, maar toch
iemand die leed en streed, die 't opnam voor den
vertrapten mishandelden Javaan. Wat had het
christendom in dien tijd gepresteerd Wat had/
Holland gedaan
Karei realiseerde zich, hoe z'n broer geleidelijk
in het socialistische kamp was terecht gekomen,
hoe hij maar niet op één dag, door één gesprek
socialist was geworden. Daar was gezaaid in z'n
jonge ziel. Sprekers, schrijvers, kantoorcollega's
hadden ongeloof gezaaid in het ontvankelijke
hart. En de kwade booze vruchten waren niet
uitgebleven, ze ontkiemden op hun tijd, tierden
nu welig op den akker des harten. Dat was ge
noegzaam gebleken uit het gesprek van zooeven
Frits volhardde in het kwaad, weerstond nog im
mer door zijn brute houding den God zijner jeugd,
luisterde niet meer naar de lokstem Zijner lief
deen ze leden er allen zoo onder. Catrien en
hij, maar vooral moederen ook Anneke
Karei stond op, rekte zich, voelde zich stijf
worden van al dat geschrijfhij keek het
raam eens uitWie kwamen daar aangewan
deld Warempel, dat waren Truus en Betty...!
Vriendinnen van Catrien. Wat kwamen ze hier
doen
Hem spreken De bel ging over. Ze schenen
bij z'n zus te moeten zijn. Natuurlijk Ze moesten
immers repeteeren voor een aanstaand jaarfeest
van de Meisjesvereeniging.
Nee, maar dat was wat
„Truus, Truus" speelde het door z'n brein.
„Truus, Truus", begon het te neuriën in hem.
Prettig dat hij haar weer dicht bij zich wist, de
charmante Truus z'n uitverkorene, daar knap
te hij werkelijk van opz'n Truus beneden.
Al een paar maanden liep hij met Truus Over
diep, had de leuke blonde op de Oratoriumver-
eeniging leeren kennen, scharrelde nog wat met
haar in het geheim. Weinigen wisten, dat hij z'n
lieve Truus het hof maakte. Je moest zooiets niet
aanstonds aan de groote klok hangen. Daarvoor
was het een te teere zaak. Natuurlijk was Ca
trien er achter gekomen, en'n vrouw kon
over zooiets niet zwijgen
Zou hij nu naar beneden gaan
Neen, eerst stil wat in z'n kamertje blijven.
Straks kreeg hij wel een kans. Flij zou haar vast
nog ontmoeten vanavond. Nu eerst gauw even
z'n opstel afgewerkt, het slot moest er nog aan
gedraaid.
Karei boog zich over z'n paperassen, bladerde
wat in de boeken, maar neen, het werk wilde
ineens niet meer vlotten. Hij stond mijlen ver
van Multatuli af.
De man liet hem plots koud.
't Beeld van Truus Overdiep zweefde majestu
eus voor zijn starenden blik.
Enfin, hij zou het morgen maar doen.
Er werd aan de deur geklopt.
Wie kwam daar zoo geheimzinnig naar boven?
„Binnen" riep Karei nerveus, en sprong op.
„Kom je beneden theedrinken", kwam 'n fijne