No* 29 Vrijdag 19 Juli 1940 54e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS* ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C HEIJ en DsA. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D, W. M. LE COENTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M, KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 GODS GEZANT. Toen bracht Arioch met haast Daniël in voor den Koning en hij sprak alzoo tot hem Ik heb een man van de ge vankelijk weggevoerden van Juda ge vonden, die den Koning de uitlegging zal bekend maken. Daniël 2 25. Nebukadnezar heeft gedroomd en als de mach tigen der aarde droomen droomen, dan broeit er wat in de lucht, dan is er iets onheilspellends op komst. Ge kunt het ook anders zeggen als de machtigen der aarde droomen droomen, dan heeft God daar Zijn bedoelingen mee. Nebukadnezar heeft gedroomd, maar God alleen weet wat een droom kan beteekenen. Het is in de hofkringen van Babal onrustig ge worden er heerscht een gejaagde, nerveuse sfeer. Want Nebukadnezar heeft gedroomd en alle wijzen van Babel zijn aan het hof ontbo den, om den Koning zijn droom uit te leggen èn bekend te maken. Dat laatste moet er bij ter controle. Ze moeten zelf de gegevens van den droom bijeen brengen. Anders mochten de Chal- deën den Koning eens wat wijs maken. De hei- densche Koning vertrouwt blijkbaar de heiden- sche wijsheid maar slecht. Hij heeft de wijzen noodig om uit zijn droom geholpen te worden, maar hij vindt die wereldsche wetenschap zelf niet honderd procent. Nebukadnezar heeft ge droomd, maar wie weet wat een droom kan be duiden De Chaldeën moeten hun onmacht bekennen de wijsheid der wereld schiet te kort. Daar is geen mensch op den aardbodem, die dat zou kunnen. Alleen de Joden zouden daartoe in staat zijn, maar de woning der goden is niet bij het vleesch. Zij bekennen dat het buiten hun compe tentie ligt meer te weten en te kennen dan wat tot de gegevens der zichtbare wereld behoort. Er blijkt geen wezenlijke betrekking tusschen hen en de goden, waardoor ze de verborgen dingen kunnen openbaren. Het is niet zoo vreemd dat de wereldling Nebukadnezar die wereldsche wijsheid maar matig vertrouwtDaar is alle re den toe. Nü evenzeer als in oude tijden. Hoe lang roept men reeds de Chaldeën te hulp De wijsheid der wereld Het gezond verstand der volken De logica van den mensch, die toch wijzer mocht zijn En toch als men eerlijk is, dan vertrouwt de wereld die wereldsche wijsheid maar tamelijk slecht Onder de gijzelaars, die Nebukadnezar bij de eerste verovering van Jeruzalem naar Babel had gevolgd, bevond zich Daniëlde bevelhebber van den lijfwacht heeft hem „ontdekt" ik heb een man van de gevankelijk weggevoerden van Juda gevonden, die den Koning de uitlegging zal be kend maken. Als Daniël verneemt, wat er geschied is, vraagt hij tijd van beraad en in het geloof, dat God door dien droom het licht in Babel wil doen schijnen, belooft hij den droom en de uitlegging bekend te maken. Daar is in het heidensche Ba bel een man, die waar alle wegen dichtzitten, nog één weg weet, die waar alle oplossingen falen, nog in één oplossing gelooft. Zoo is er in de wereld een kerk van Jezus Christus, die waar alle wijsheid faalt, nog één weg weet en nog in één oplossing gelooft. En over die oplossing wordt de kerk gedreven tot gebed om klaarheid in de verwarring, om het licht te mogen uitdragen over de duisternis, zoo als Daniël met zijn vrienden gedreven werd tot gebed, opdat zij van den God des hemels barm hartigheden verzochten over deze verborgenheid. Zóó komt Daniël tot den Koning een man, uit de gevankelijk weggevoerden van Juda, staat hier voor den troon van den grooten Wereld- heerscher. En hoé staat hij daar Als een balling, als een slaaf Neen, koninklijk als een gezant Gods Een man uit de weggevoerden van Juda, staat hier om den machtigen Koning uit zijn droomen te helpen. Laat de gansche Babylonische hofwereld maar getuige zijn roept de heele „groote wereld" er maar bij één uit de gevankelijk weggevoerden van Juda zal het licht ontsteken. Zóó is de ver houding Babel-Juda Natuurlijk Babel is machtig, groot, glorieus Wat is van de bevoegdheid van Babel onttrok ken Ook Jeruzalem is genomen Juda in sla vernij Knèchten zijn heteen volk van ballin gen. En toch van dat vertrapte Juda, daar zal Babel het tóch van moeten hebbenAls alle wereldwijsheid faalt, dan heeft de wereld noodig een weggevoerde van Juda, een gezant van den God des hemels. Welnu, zóó staan de zaken in Babel altijd. Immers de gezant aan het hof van Babel wijst hem naar de groote Gezant des hemels, Jezus Christus, Die in de volheid des tijds komt en het volle licht over de gansche wereld ontsteekt. Hij is het, Die in en door Daniël tot Babel spreekt. En van Hem zal de wereld het toch moeten heb ben. Zoo staat in die wereld ook Christus' kerk. Zij kan den weg wijzen, waar alle wegen dicht zitten. De wereld kan niet leven buiten het licht van de kerk. Er zijn tijden, waarin de kerk van Christus in de wereld in de hoek wordt gezet, verdrukt, in ballingschap, de kerk als een knech tenvolk van het machtige Babel nochtans, als het licht ontstoken moet worden, dan is tóch noodig een man van de weggevoerden van Juda, dan heeft de wereld toch Jezus Christus noodig en om Hem Zijn kerk. Zoo is de verhouding wereld en kerk. Is de kerk zich daarvan bewust Men roept nóg om de Chaldeën, hoewel het vertrouwen, in hun wijsheid danig geschokt is. Misschien gaat de wereld weer vragen of mo gelijk de weg van de kerk de weg is Maar hoe dat ook zijals het knechtenvolk van Juda zich maar de ware verhouding bewust blijftbewust blijft, om Christus' wil, Die ook vandaag het woord spreken kan Ik ben het Licht der wereld Souburg. TH. H. VAN ANDEL. WELGESLAAGDE V.U.-DAG. De bladen konden berichten, dat de V.U. sa menkomsten de vorige week uitnemend zijn ge slaagd. Daarin ligt reden tot blijdschap en oot- moedigen dank aan den Heere onzen God. Was er eerst vrees, dat de vergadering mis schien niet zou kunnen doorgaan, en dan, dat vanwege de moeilijkheden in de reisgelegenheden niet velen daar zouden kunnen heengaan, die tweeërlei vrees is beschaamd. Ook de laatste. Men raamt het aantal bezoekers op plm. twee duizend. De Westerkerk was stampvol en het gebouw van K. en W. waar een nevenvergade ring werd gehouden, eveneens. Ook van de wetenschappelijke samenkomst op Woensdag 10 Juli en die van Vrouwen V.U.-hulp wordt gemeld, dat die goed bezocht waren. In dezen benauwenden tijd zijn dat altemaal verschijnselen, die den moed doen herleven, om dat er uit blijkt, dat er het ernstig voornemen is nu onze Gereformeerde Universiteit te blijven instandhouden en dat de liefde voor deze stich ting werd versterkt. Er konden ook verblijdende meedeelingen ge daan worden, dat n.l. bij den president-directeur Dr H. Colijn was ingekomen een gift groot 10.000,voor het tekort, en dat door buiten gewone bijdragen het mogelijk was Dr G. C. Berkouwer te benoemen tot buitengewoon hoog leeraar in de theologie, om onderwijs te geven in de nieuwere theologie. Met deze benoeming willen we hier onze bij zondere ingenomenheid betuigen. Dr Berkouwer deed zich in verschillende publicaties kennen als een geleerde van groote bekwaamheid, vooral op dogmatisch terrein. Zijn optreden als hoog leeraar lijkt ons een groote aanwinst. De Heere bekwame hem en de andere hoogleeraren tot hun moeilijke en beteekenisvolle taak. Onze Kerkbode is te klein om het heele ver slag over te nemen, zooals andere bladen, die over meer ruimte beschikken, dat konden doen. Van wat er gezegd werd willen we dan toch iets hier vermelden. We beginnen dan met de toe spraken van Dr H. N. Ridderbos, Prof. Bavinck en Mr de Wilde, om tenslotte iets breeder te citeeren uit de openingsrede van Dr Colijn. Uit de rede van Dr Ridderbos. Achter de stichting van de V.U. school het heilig vuur van den H. Geest, die voor Jezus Christus plaats maakt, eerst in het hart, straks in het huis, eindelijk in heel de levensopenbaring van hen, die Christus als hun Koning leerden be lijden. En in die beweging des Geestes tot de gehoorzaamheid aan Gods Woord ligt en moge blijven liggen de noodzakelijkheid van onze V.U. De behoefte aan die belijdenis van Christus' Ko ningschap is er meer dan ooit èn voor ons per soonlijk èn voor onze gemeenschappelijke Chris telijke actie èn voor ons zoeken van het heil des volks. Die belijdenis zal moeten optornen tegen een overmacht, die, naar luid der Schrift, steeds grooter wordt, naarmate de dag des Konings na dert. Maar ook al zouden de geloovigen geheel en al vreemdelingen zijn op de aarde, zoo zou nochtans het recht van den Koning niet slechts op onze ziel, maar op heel het aardijk moeten worden beleden en uitgedragen, totdat Zijn on bewegelijk Koninkrijk de aarde vervullen zal. Maar er is meer. Wij hebben, te volharden niet alleen om Gods wil, maar ook om ons zelfs wil. Zoolang wij een plaats op aarde hebben, zullen ook in geen ander beginsel onze heiligste rechten en dierbaarste goederen beter gewaar borgd liggen dan in het beginsel van Christus' souvereiniteit. Daarin ligt ook de wortel van onze vrijheden. De offers, die wij ons voor de instandhouding der V.U. zullen hebben te getroosten zijn niet gering. Ga van deze vergadering iets uit, een voornemen, ja een gelofte, dat wij allen onzen rug niet zullen sparen en trouw zullen zijn, ieder op zijn plaats en ieder meer dan ooit. Uit de rede van Prof. Bavinck, over Studie en Geloofsleven. Studie en geloofsleven zijn geen elkander vij andige grootheden. Integendeel, het echte warme geloof, dat zich in alle levensuitingen als een werkzame kracht bewijst, vindt ook in de weten schappelijke studie een prachtig gebied, waar het zijn energie ontplooien kan. Hier worden echter hooge eischen gesteld zoo wel aan den aard van het onderwijs als ook aan de organisatie van de studentenmaatschappij. Dan komt de verzoening van die beide, van kennis en leven, waarvan Prof. H. Bavinck ge zegd heeft, dat ze in God één zijn. Bij U, o Hee re, is de fontein des levens, in Uw licht zien wij het licht. Uit de rede van Mr J. A. de Wilde. We staan voor eeni nieuwe periode. Er zal hersteld en nieuw gebouwd moeten worden. Aan den opbouw moeten wij medewerken. Het Geref. volk staat er nu, mede dank zij den arbeid der V.U. beter voor dan in het begin der 19e eeuw, toen er een groote inzinking was. De V.U. heeft het Geref. leven en denken opgeheven en aan gepast aan de ontwikkeling van onzen tijd. Het Geref. beginsel is het vaste principe in de ver warring der tijden. Als we dit beginsel door het geloof aanvaarden, zal het een prikkel zijn tot bezieling en toewijding en zal het ons bekwamen en toerusten voor onze moeilijke aardsche le venstaak. En die taak z a 1 moeilijk zijn, omdat wij met heel het Ned. volk staan voor nog niet gepeilde problemen op elk gebied. Alles is nog verborgen. Ook wat betreft de geestelijke mentaliteit des volks. Spr. wees er vervolgens op, dat wij God moeten erkennen en dat er veel in het ver leden mislukt is omdat men dat heeft nage laten. Wie God dient ziet het belang in het licht van het Recht, wie de mensch dient ziet het recht in het licht van het belang. Bij den arbeid die wacht, is het niet voldoende alleen het goede te willen. Er moeten ook wél- toegeruste en geschoolde mannen zijn om den ar beid te leiden. En daarvoor is een der middelen de universitaire vorming. Naast ons werken vele anderen. Er moet ook coöperatie zijn om een werk van duurzame beteekenis tot stand te bren gen. Wij moeten voortvaren. En dat kunnen wij doen onder elk regiem. Wij wenschen, aldus spr. niets anders te handelen dan Jezus deed tijdens Zijn omwandeling en gedenken het woord van Paulus Alle ziel zij de machten, over haar ge steld onderworpen. De V.U. kan opereeren op de wettelijke basis van de vrijheid van onderwijs. Daarom is het onze plicht niet bij de pakken te gaan neerzitten, maar moed te grijpen. Indien wij er ook bij stoffelijken achteruit gang in konden slagen met hulpe Gods ons kerkelijk leven en onze hooge scholen in stand te houden, dan zal dit feit alleen reeds op onzen levensweg tot een verkwikking zijn. Wij moeten dienen. Laat ons dit dienen ook thans met blijdschap aanvaarden als een heerlijke plicht. Veel is ons ontnomen, maar wij hebben ook nog veel mogen behouden: Gods Woord, de heerlijke tradities van ons voorgeslacht onze kerken en scholen. De Nederlandsche natie, zal niet ondergaan. De Heere zal niet laten varen het werk Zijner handen. Tenslotte iets uit de indrukwekkende openings rede van den voorzitter Dr Colijn. Dit ontkenen we, evenals het verslag van de rede van Mr de Wilde aan „De Rotterdammer" van 11 Juli. In de openingsrede wees hij op de zeer bij zondere omstandigheden, waaronder de vereeni- ging in 60e algemeene vergadering bijeenkomt. Vier malen kwam de vereeniging in jaarvergade ring bijeen, terwijl het geschut in de nabijheid donderde, maar Gods goedertierenheid deed den oorlog tot onszelf, aldus spr., niet naderen. Thans ging het oorlogsgevaar onze deur niet voorbij. Duitschland viel ons land binnen en na slechts een paar dagen van strijd werden de wapenen neergelegd en geraakte Nederland in de macht van den overwinnaar. Spr. zal niet trachten uit drukking te geven aan de gevoelens die we saam koesteren. Hij zou dat ook niet kunnen en zelfs zou het niet gelukken eigen gevoelens de rechte uitdrukking te geven en veel minder nog zou hij er in slagen een juist beeld te schetsen van die van anderen. Verdoofd voelen we ons soms, al dus spr., door den schok, dien we te ondergaan hadden. Verslagenheid tot ontmoediging toe, is ons in sommige oogenblikken evenmin vreemd. Opstandigheid tegen den Allerhoogste tikt bij wijlen aan de deur van ons hart. Waarom, o God, zoo klinkt het wel eens op uit onze ziel, waarom moet dit alles over ons komen Over een volk, dat slechts begeerde in vrede met zijne naburen te leven. Het kan soms stormen in ons hart, geweldig bruisen, maarwat een voorrecht is het dan, dat wij-onzen Bijbel hebben maar God ont houdt ons ook de zielsstemming van Ps. 23 niet, wanneer wij dreigen overmeesterd te worden door de moeiten van den tijd. Hijzelf is tenslotte de gids, die ons door dit leven leidt, die het spoor trekt dat wij te volgen hebben. En daar door worden het bewogen hart en het soms stei gerend verstand dan weer tot rust gebracht. Een rust, die niet synoniem is met niets doen. Wel een rust, die Gods voorzienig bestel geloovig aanvaardt eri daarbij niet vreemd is aan het brandend verlangen om nu met verdubbelde ener gie zich in te spannen tot instanhouding van wat Hij ons, via ons voorgeslacht, deed toekomen. Onze kerken, scholen, pers, zending, jeugdarbeid, instellingen van barmhartigheid en zooveel meer, dat zij in den Naam des Heeren begonnen zijn en voortgezet hebben. Spr. zette uiteen, dat de Vrije Universiteit daaronder niet het laatst en het minst valt. De beteekenis van de V.U. moet thans naar de stof felijke zoowel als de geestelijke zijde duidelijk onder oogen gezien. Iets verder in de rede Hoewel we ons daarvan nog geen rechte voor stelling kunnen maken, moeten we toch verstaan, dat de veranderingen na den oorlog zeer aanzien lijk zullen zijn op elk gebied al ligt de eind- ontwikkeling van wat in onze dagen plaats grijpt nog volkomen in het duister. Veel van het oude en vertrouwde zal niet terugkeeren, wat echter niet zeggen wil, dat wij onder het verleden nu een streep moeten zetten in dien zin, dat wij nu een nieuwe wereld binnentreden waarin wij niets van het oude zouden wenschen over te brengen. Dat zou kortweg ontrouw zijn aan de glorieuze historie van ons land en schuldig op offeren van een rijk Patrimonium, dat wij het onze mogen noemen. Spr. zal niet in bijzonderheden afdalen, wil er alleen op wijzen, dat er nationale waarden zijn die nimmer mogen geofferd op het altaar van gemakzucht. Aan de gaven der kleine luiden kleeft wel zweet, maar ze zijn niet besmet met de aan het gouden staatskoord verbonden gevaren. De V.U. is geboren uit den drang om de gevaren die het Christenvolk in Nederland bedreigden te helpen weren. Aan die roeping en taak blijft zij gebon den. Nu zoowel als in het verleden. Maar ze bestaat niét uitsluitend voor dat Christenvolk van Nederland, want ze wil ook een diepvoelende nationale instelling zijn, die de waarachtige belangen van het geheele Ned. volk op het hart draagt. Niet alles bewaren, maar de kern grijpen èn vasthouden. Want het Ned. volk, hoever soms ook afgedwaald van der vaderen leer, verstaat in zeer breede kringen nog de taal dier vaderen. En een frissche, stoere Geref. taal vindt in dagen, waarin zoovelen uit het lood schijnen te zijn geslagen, ongetwijfeld ingang. Bij dit alles hebben we te rekenen met de nuchtere werkelijk heid. Wij zijn een land, waar de bezettende

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1940 | | pagina 1